Regels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Datum: 16 juni 2014

IDN: NL.IMRO.1684.08BPzilveresdoor44-VA01

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels 5

Artikel 1 Begrippen 5

Artikel 2 Wijze van meten 12

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels 14

Artikel 3 Woongebied - Wonen in het Groen 14

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels 17

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel 17

Artikel 5 Algemene bouwregels 17

Artikel 6 Algemene gebruiksregels 17

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels 20

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels 20

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels 20

Artikel 10 Algemene procedureregels 21

Artikel 11 Overige regels 21

 

HOOFDSTUK 4 Slot- en overgangsregels 23

Artikel 12 Overgangsrecht 23

Artikel 13 Slotregel 23

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

plan

het bestemmingsplan 'Cuijk, Heeswijkse Kampen, Zilveresdoorn 44' met identificatienummer NL.IMRO.1684.08BPzilveresdoor44-VA01 van de gemeente Cuijk.

 

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aangebouwd

minimaal twee bouwwerken die aan elkaar zijn gebouwd en al dan niet een interne verbinding hebben.

 

afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

 

bedrijf, ambachtelijk-

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van ter plaatse vervaardigde goederen verband houdend met het ambacht.

 

beroep

het uitoefenenen van een bedrijfsmatige activiteit waarmee in het levensonderhoud wordt voorzien.

 

beroep-aan-huis

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner(s) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat en een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals juridische, administratieve, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen.

 

bedrijf-aan-huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunen worden uitgeoefend.

 

bestaand

  1. de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

  2. het gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 
bestemming / bestemmen

het hoofdgebruik van gronden en bouwwerken dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking

van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel.

Bijvoorbeeld bij een woning is het hoofdgebruik herkenbaar aan een woonkamer,

slaapkamer, keuken, serre, studeerkamer, ruimte voor een beroep/bedrijf-aan-huis et cetera.

 

bestemming, mede- / medebestemmen

het medegebruik van gronden ten behoeve van het hoofdgebruik en/of de openbare ruimte.

 

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

 

bouwen / bebouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwen, ondergronds-

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil.

 

bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

bouwgrens, voorste-

de naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte grens van een bouwvlak of, indien meerdere bouwgrenzen naar een openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen bouwgrens.

 

bouwlaag of verdieping(slaag)

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op gelijk of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds, met inbegrip van de begane grond, en met uitsluiting van kruipruimte, zolder en vliering.

 

bouwmassa

een complex van aaneengebouwde bouwwerken.

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

 

bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond.

 
bouwwerk geen gebouw zijnde (ander bouwwerk)

elk bouwwerk, dat of ontoegankelijk is, of onoverdekt is, of geen wanden heeft.

 

bouwwerk, bijbehorend-

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of bouwwerk geen gebouw zijnde, met een dak en toegankelijk voor mensen.

 

dak

elke bovenbeëindiging van een bouwwerk.

 

dakgoot

ondergeschikt bouwdeel bedoeld voor het opvangen en wegvoeren van regenwater komend vanaf het dakvlak.

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

 

dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

 

erf

al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw, voor zover de regels van dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbieden.

 

erf, achter-

het erf dat 1 meter achter de voorgevelrooilijn ligt.

 

erf, voor-

het erf dat geen achtererf is.

 

funnel

obstakelvrije zone rond een start- en landingsbaan voor de vliegveiligheid.

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met

wanden omsloten ruimte vormt.

 

geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.

 

gevel of gevelvlak

bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

 

grond(en)

de onder- en bovengrond op verschillende niveaus, alsmede water, de territoriale zee en de exclusieve economische zone daaronder begrepen.

 

hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

 

hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.

 

hoofdgebouw, functionele uitbreiding

een uitbreiding van het hoofdgebouw met een functie die gelet op de bestemming tot het

hoofdgebruik kan worden gerekend.

 

hoofdverblijf

de woning waar:

 

huishouden, huisgenoten

personen (of persoon) die ieder het hoofdverblijf in een woning hebben en blijk geven duurzaam zorg te dragen voor elkaar door middel van een bijdrage in de kosten te leveren van de huishouding dan wel anderszins, en waarbij geen sprake is van intensieve therapeutische of medische verzorging/behandeling anders dan voor mantelzorg.

 

kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

maaiveld

het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht.

 

mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

 

milieusituatie

ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieuaspecten c.q. belasting van het milieu, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking, niet gewenst is, dient rekening te worden gehouden met:

 

NAP

Normaal Amsterdams Peil.

 

nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

 

nevenactiviteit / nevenfunctie, ondergeschikte-

activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit.

 

(gewoon) onderhoud, gebruik en beheer

het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt en de detaillering, profilering en vormgeving gelijk blijft.

 

omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

onderbouw

een geheel of grotendeels onder peil gelegen deel van een gebouw.

 

ondergeschikt bouwdeel

bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt en niet gericht is op vergroting van het oppervlakte, zoals dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren, schoorstenen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons.

 

onderkomen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

 

onevenredige aantasting

de situatie dat een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een afbreuk van bestaande ruimtelijke belangen en waarden, die redelijkerwijs niet in verhouding staat tot de ruimtelijke belangen en waarden van de ontwikkeling.

 

openbaar toegankelijk gebied

weg, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van bouwpercelen door langzaam verkeer;

 

overkapping

een bijbehorend bouwwerk dat toegankelijk is voor mensen, een dak heeft en waaraan minimaal één zijde geen wand heeft.

 

paardenbak / rijbak

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

 

peil

een denkbeeldig horizontaal vlak dat gebruikt wordt om de verticale maatvoering mee te bepalen.

 

persoonsgebonden overgangsrecht

een aan de (rechts)persoon gerichte beschikking waarin voor deze (rechts)persoon om redenen van billijkheid van overwegende aard van de gebruiksregels van dit bestemmingsplan wordt afgeweken.

 

plangebied

alle gronden gelegen binnen de aanduiding 'plangebied' op de plankaart.

 

radarverstoringsgebied

gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen ten behoeve van een goede werking van de radar op een radarstation.

 

recreatie, verblijfs-

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij of door familie en kennissen, in de vorm van:

 
ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving (Verordening ruimte/Cuijk).

 

sociale veiligheid

het instandhouden c.q. tot stand brengen van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is.

 

stedenbouwkundig beeld

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa’s, de gevelindeling en de dakvormen.

 

straat- en bebouwingsbeeld

het instandhouden c.q. tot standbrengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, waarbij gelet wordt op de volgende aspecten:

 

tuinmeubilair

de op een erf en/of in een tuin opgerichte sierobjecten zoals tuinkabouters, gazonverlichting, tuinbeeld, kunstwerk, pergola, zonnewijzer en stenen tuinmeubelen.

 

verkeersveiligheid

het instandhouden c.q. tot stand brengen van een goede verkeersveilige situatie, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen.

 

voorgevel

de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien meerdere gevels naar het openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

 

voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn waarin de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan voor zover gelegen binnen het bouwperceel.

 

voorziening, bijbehorende-

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).

 

voorziening, nuts-

voorziening voor de distributie en ontsluiting van producten en diensten van openbaar nut, zoals bushokjes, kleine pompgemalen, verkeersregelinstallaties, verdeelstations voor stroom, water en gas, telefooncellen en dergelijke.

 

voorziening, speel-

voorziening ter stimulering van het klim-, klauter- en balanceergedrag van kinderen, al dan niet functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens, zoals hangnetten, schommels, glijbanen, speelforten en dergelijke.

 
voorzieningen, waterhuishoudkundige-

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke.

 

vrijstaand

bouwwerk dat geheel los staat van andere bouwwerken.

 

vrijwaringszone

gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen en/of gebruik ten behoeve van een goed functioneren van bijvoorbeeld een weg of molen.

 

werk

een constructie geen bouwwerk zijnde, zoals bestrating, drainage, kabels en leidingen en dergelijke.

 

werkzaamheid

op zich staande activiteiten al dan niet ter uitvoering van een werk, zoals bestraten, beplanten, dempen van sloten, ploegen, heien en dergelijke.

 

wonen

het verblijven van een huishouden in een hoofdverblijf.

 

woning

een voor het wonen bestemd (gedeelte van een) gebouw.

 

woonsituatie

het instandhouden c.q. garanderen van een goede woonomgeving, in het bijzonder met het oog op:

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Meten

  1. Bij de toepassing van deze regels wordt loodrecht gemeten tot of vanuit het hart van de lijn, tenzij anders aangegeven.

  2. De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

 

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  1. voor lengten in meters (m);

  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);

  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);

  4. voor verhoudingen in procenten (%);

  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).

 

2.3 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  1. indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal, respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;

  2. In het geval van bewuste aanpassing van de ruimtelijke situatie komt het gestelde in lid a te vervallen.

 

2.4 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van de bouwregels, worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, onder voorwaarde dat:

  1. de overschrijding van de bouwregels aan de gevels maximaal 1,6 meter is;

  2. de overschrijding van de bouwregels op het dak maximaal 3 m is;

  3. de oppervlakte mag maximaal 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak zijn.

 

2.5 Bouwwerken

 

de bepaling van het peil

 

de hoogte van de weg

de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld.

 

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee te vergelijken constructiedeel.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het laagste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals rioleringen, kabels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de lengte, breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

 

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de afstand tot de bouwperceelgrens

vanaf de bouwperceelgrens tot aan het gevelvlak van een bouwwerk.

 

het bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwvlak, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Woongebied - Wonen in het Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Wonen in het Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de huisvesting van een huishouden in één halfvrijstaande of halfvrijstaande geschakelde woning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – 2' ;

 

en medebestemd voor:

  1. bijgebouwen en overkappingen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen en erven;

  4. verhardingen;

  5. parkeervoorzieningen, waarvoor de volgende parkeernorm geldt voor het woningtype grondgebonden woningen: 2,0 parkeerplaatsen per woning;

  6. speelvoorzieningen;

  7. oppervlakkige afvoer en infiltratie van hemelwater;

  8. voorzieningen van algemeen nut;

  9. voorzieningen ten behoeve van opvang en berging van water.

 

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. Bouwwerken mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

  2. Het is niet toegestaan het bestaande aantal woningen per bouwvlak te vermeerderen, met als peildatum de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

3.2.2 Specifieke vorm van woongebied - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - 2' geldt voor het bouwen van een hoofdgebouw dat:

  1. de (voor)gevel moet worden gesitueerd op minimaal 3 m vanaf de bouwperceelsgrens aan de zijde van de openbare weg;

  2. de goothoogte maximaal 6 m mag zijn;

  3. de bouwhoogte maximaal 10 m mag zijn;

  4. de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens, voorzover het de niet-aangebouwde gevel van het hoofdgebouw betreft, minimaal 2,5 m moet zijn.

 

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Het bouwen van bijbehorende bouwwerken is toegestaan, onder de algemene voorwaarden dat:

  1. de afstand tot de voorste bouwgrens minimaal 3 m moet zijn;

  2. de bouwhoogte van overkappingen maximaal 3 m mag zijn;

  3. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² mag zijn, onder voorwaarde dat:

  4. de gezamenlijke oppervlakte van het achtererf en het zijerf voor maximaal 50% mag zijn bebouwd;

  5. indien de gezamenlijke oppervlakte van het achtererf en de zijerven groter is dan 120 m², de norm van 60 m² verhoogd mag worden met 10% van het meerdere tot een maximum van 90 m², onverlet het bepaalde onder c.1.;

 

In aanvulling op de algemene voorwaarden geldt voor:

  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken dat:

  2. de goothoogte maximaal 3,25 m mag zijn;

  3. de bouwhoogte maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag zijn, met een maximum van 6 m;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken dat:

  5. de onderlinge afstand tussen vrijstaande bijbehorende bouwwerken minimaal 3 m moet zijn;

  6. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk maximaal 45 m² mag zijn. Indien de gezamenlijke oppervlakte van het achtererf en de zijerven groter is dan 120 m², dan mag de norm van 45 m² worden verhoogd met 10% van het meerdere tot een maximum van 75 m², onverlet het bepaalde onder c.1.;

  7. de goothoogte maximaal 3,25 m mag zijn;

  8. de bouwhoogte maximaal 3,25 m mag zijn.

 

3.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag zijn;

  2. de bouwhoogte achter de voorgevellijn maximaal 3 m mag zijn, met uitzondering van:

  3. erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m mag zijn.

  4. verlichtingsarmaturen, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 m mag zijn;

  5. geluidwerende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 m mag zijn.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en met inachtneming van het bepaalde in lid 11.1, nadere eisen te stellen aan:

  1. de afmetingen van bouwwerken;

  2. de situering van bouwwerken.

 

3.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor hoofdgebouwen in lid 3.2 voor:

  1. het (gedeeltelijk) aanpassen van de situering van het hoofdgebouw, onder voorwaarde dat:

  2. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;

  3. het hoofdgebouw geheel binnen het bestemmingsvlak wordt gebouwd;

  4. het hoofdgebouw niet meer dan 3 meter verschuift ten opzichte van de voorgeschreven situeringseis;

  5. de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;

  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot maximaal 75 m², onder voorwaarde dat een onbebouwde en onoverdekte aaneengesloten ruimte van minimaal 25 m² overblijft.

  2. het bouwen van een bijbehorend bouwwerk of overkapping voor de voorgevellijn, onder voorwaarde dat:

  3. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;

  4. het gebouw geheel binnen de bestemmingsgrens wordt gebouwd;

  5. het bijbehorende bouwwerk of de overkapping door de indeling van het hoofdgebouw niet op het zijerf kan worden gebouwd;

  6. de afstand tussen het bijbehorend bouwwerk of overkapping en de voorste bestemmingsgrens met het openbaar gebied minimaal 3 m moet zijn;

  7. het bouwen van een bijbehorend bouwwerk of overkapping op een afstand van minimaal 2 meter achter de voorgevellijn van de woning, onder voorwaarde dat er geen sprake is van een hoeksituatie.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  3. het gebruik van de grond voor opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  4. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  5. het gebruik van de op de grond gerealiseerde bijgebouwen voor detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 5 Algemene bouwregels

 

5.1 Ondergronds bouwen

  1. Ondergonds bouwen in combinatie met een bovengronds gebouw is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  2. de onderbouw is alleen toegestaan daar waar bovengrondse gebouwen zijn toegestaan op basis van de bouwregels van dit bestemmingsplan;

  3. de onderbouw niet groter is dan de maatvoering van de buitenzijde van de gevels op de begane grond;

  4. de bovenzijde van de begane grondvloer maximaal 0,5 m boven peil mag liggen;

  5. de bouwdiepte maximaal 4 m onder peil mag zijn, met uitzondering van ondergrondse parkeergarages waarvan de bouwdiepte maximaal 7 mag zijn;

  6. inritten en andere toegangspartijen naar de ondergrondse bouwlaag zijn vrijgesteld van de punten 1 t/m 4.

  7. Ondergronds bouwen van een zwembad of vergelijkbare constructie bij een woning is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  8. het achter de achtergevel of het verlengde daarvan moet worden gebouwd;

  9. de afstand tot de perceelgrenzen minimaal 3 meter moet zijn;

  10. de bouwdiepte maximaal 2,5 meter mag zijn en de bouwhoogte maximaal 1 meter mag zijn;

  11. de oppervlakte maximaal 100 m² mag zijn;

  12. het bouwwerk niet overdekt is, tenzij de overdekking voldoet wordt aan de regeling voor bijbehorende bouwwerken bij een woning;

  13. per bouwperceel maximaal één zwembad mag worden gebouwd.

  14. Ondergronds bouwen van bergbezinkbassins, infiltratiebakken en vergelijkbare waterhuishoudkundige voorzieningen in alle bestemmingen is toegestaan, tenzij in een (dubbel)bestemming specifieke regels zijn opgenomen.

 

5.2 Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag niet worden voorzien van een dakterras, balkon of een andere niet op de grond gelegen buitenruimte.

  2. Een bijbehorend bouwwerk of bouwwerk geen gebouw zijnde mag gelijktijdig, maar niet eerder dan het hoofdgebouw worden gebouwd, met uitzondering van een perceelsafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 1 m.

 

 

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

 

6.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk of een bedrijfsgebouw als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  3. het uitbaten van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  4. het uitbaten van een smartshop, een growshop en een headshop, alsmede het gebruik van opstallen voor het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs;

  5. het uitbaten van een speelautomatenhal, een discotheek/dancing of bingohal;

  6. de opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  7. het recreatief nachtverblijf;

  8. het met een verblijfsrecreatief doel plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;

  9. paardenbakken;

 

tenzij dit gebruik in de regels uitdrukkelijk is toegestaan.

 

6.2 Parkeren

 

6.2.1 Gebruiksregels

Het parkeren, laden en lossen van voertuigen in relatie met de bestemming, dient volledig te worden gerealiseerd binnen de bouwpercelen behorende bij de bestemming. Als dit niet mogelijk blijkt, dan mogen andere gronden gebruikt worden, in het geval dat:

  1. aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid "Parkeernota Cuijk 2007-2015";

  2. aan de parkeernormen wordt voldaan die specifiek zijn benoemd in een bestemming.

 

6.2.2 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 en toestaan dat wordt afgeweken van de parkeernormen, onder voorwaarde dat:

  1. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, omdat er een bijzonder gemeentelijk belang met de verwezenlijking is gemoeid;

  2. aantoonbaar is dat op acceptabele afstand parkeercapaciteit aanwezig is. Als dit parkeerplaatsen zijn die behoren tot het openbaar aanbod, dient via een parkeerdrukmeting te worden aangetoond dat er op momenten dat er gebruik van de parkeerplaatsen wordt gemaakt, voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn;

  3. aan de omgevingsvergunning een afdracht in het mobiliteitsfonds wordt verbonden, zoals deze in het, op het moment van aanvragen, gemeentelijk parkeerbeleid is beschreven.

 

6.3 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, onder voorwaarde dat:

  1. door de aanvrager aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;

  2. bewoning van een bijbehorend bouwwerk noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van de onafhankelijke deskundige instantie;

  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

  4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 80 m²;

  5. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijbehorend bouwwerk dat op maximaal 20 m afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw;

  6. nieuwbouw of plaatsing van een verplaatsbaar bouwwerk is alleen toegestaan als op het erf van het hoofdgebouw geen sprake is van reeds aanwezige bijbehorende bouwwerken die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg;

  7. bij nieuwbouw of plaatsing van een verplaatsbaar bouwwerk mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw maximaal 10 m zijn;

  8. de omgevingsvergunning met afwijking wordt ingetrokken, indien de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het gebruik van het bijbehorende bouwwerk moet vervolgens worden teruggebracht naar de gebruiksituatie van voor verlening van de afwijking en tijdelijke bouwwerken moeten worden verwijderd van het bouwperceel.

 

6.4 Beroep- of bedrijf-aan-huis

 

6.4.1 Gebruiks- en bouwregels

In de bestemmingen waarin een woning is toegestaan of na een omgevingsvergunning mogelijk kan worden gemaakt, is ondergeschikt aan deze bestemmingen de uitoefening van een beroep-aan-huis of een bedrijf-aan-huis toegestaan als medegebruik, onder voorwaarde dat:

  1. het een dienstverlenend of ambachtelijk beroep of bedrijf is met een ruimtelijke uitwerking en uitstraling in overeenstemming met de functie wonen, zoals administratieve, juridische, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen en bedrijven;

  2. het medegebruik van ondergeschikte betekenis blijft en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;

  3. het medegebruik niet is toegestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;

  4. het geen beroep of bedrijf betreft met een milieucomponent waarvoor een omgevingsvergunning vereist is;

  5. er geen sprake is van detailhandel, waaronder in ieder geval begrepen de verkoop over de toonbank en het ophalen van goederen na elektornische betaling;

  6. het beroep of bedrijf alleen incidentele en geen structurele verkeersbewegingen tot gevolg heeft, veroorzaakt door bezoekers en het laden en lossen;

  7. de benodigde parkeervoorzieningen voor de woning en het beroep of bedrijf op eigen terrein worden gerealiseerd;

  8. het medegebruik beperkt blijft tot de bewoners van de woning;

  9. het medegebruik beperkt blijft tot maximaal 35% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;

  10. de reclame-uitingen onverlicht zijn, een maximale oppervlakte van 0,2 m² en een maximale bouwhoogte hebben van 1,2 m.

 

6.4.2 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 en toestaan dat:

  1. een beroep of bedrijf wordt uitgeoefend met een milieucomponent waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, onder voorwaarde dat de milieucomponent van de omgevingsvergunning verleend kan worden;

  2. detailhandel mogelijk is, onder voorwaarde dat:

  3. het om producten gaat die specifiek ten dienste staan of voortkomen uit het beroep of bedrijf en daarmee direct vernand houden;

  4. de detailhandel in economische en ruimtelijke zin ondergeschikt is aan het beroep of bedrijf;

  5. op de openbare weg wordt geparkeerd ten behoeve van het beroep of bedrijf, onder voorwaarde dat:

  6. het fysiek niet mogelijk is te parkeren op eigen terrein;

  7. het stedenbouwkundig niet verantwoord is te parkeren op eigen terrein;

  8. uit de verkeerssituatie ter plaatse is af te leiden dat de verkeersaantrekkende werking en het parkeren niet tot structurele problemen in de verkeersafwikkeling zal leiden;

  9. maximaal één personeelslid niet als bewoner staat ingeschreven.

 

 

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

 

7.1 vrijwaringszone - radar

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt, in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2, een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 65 m boven NAP, in verband met het obstakelvrij kunnen functioneren van een radarinstallatie voor vliegbewegingen.

 

 

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.1 bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de verbeelding en toestaan dat:

  1. maximaal 10% wordt afgeweken van de gegeven maatvoering en percentages;

  2. gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, onder voorwaarde dat:

  3. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer bij geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;

  4. het gebouw geheel binnen het bestemmingsvlak moet worden gebouwd;

  5. het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen maximaal gelijk is aan het oppervlak van het bouwvlak vermeerderd met 10%;

  6. het gebouw maximaal 3 m buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;

  7. de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;

  8. de bestemmingsgrenzen of het bestemmingsvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast;

  9. gebouwen van openbaar nut worden gebouwd, zoals openbare nutsgebouwen, wachthuizen voor het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen voor de bediening van waterhuishoudkundige voorzieningen, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, onder voorwaarde dat:

  10. de inhoud per gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;

  11. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m.

  12. het verhogen van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde:

  13. ten behoeve van kunstwerken (zoals beelden, etc.), geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;

  14. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;

  15. een paardenbak wordt gebouwd en gebruikt, onder voorwaarden dat:

  16. de paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak waarbij de paardenbak wordt gerealiseerd;

  17. de oppervlakte maximaal 800 m² mag zijn;

  18. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 2 m mag zijn, met uitzondering van lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag zijn;

  19. bedrijfsmatig gebruik is niet toegestaan;

  20. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

  21. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

 

9.1 Wettelijke regeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de planregels met verwijzingen naar wettelijke regelingen te wijzigen, in het geval dat deze wettelijke regelingen na het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

 

9.2 Aanpassen bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen situering van bestemmingen en/of aanduidingen te wijzigen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, onder voorwaarde dat:

  1. de wijziging ten opzichte van de oorspronkelijke bestemmings- en/of aanduidingsgrens maximaal 5 m mag zijn, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'woongebied' waar de wijziging maximaal 10 m mag zijn;

  2. de oppervlakte van het bestemmings- en/of aanduidingsvlak met maximaal 10% wordt gewijzigd, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'woongebied' waar de wijziging maximaal 20% mag zijn;

  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  4. de sociale veiligheid;

  5. het stedenbouwkundige beeld;

  6. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de milieusituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

  10. burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de waterbeheerder, als het wijzigingsplan naar verwachting gevolgen heeft voor de waterhuishouding.

 

 

Artikel 10 Algemene procedureregels

 

10.1 Procedure bij nadere eisen

Burgemeester en wethouders stellen belanghebbenden in de gelegenheid om hun zienswijzen omtrent een voorgenomen nadere eis naar voren te brengen. De wijze van in gelegenheid stellen is vormvrij, onder voorwaarde dat in het besluit wordt vastgelegd:

  1. de wijze van in gelegenheid stellen;

  2. de samengevatte zienswijze(n) van de belanghebbende(n);

  3. de afweging van deze zienswijze(n).

 

Burgemeester en wethouders leggen alleen een nadere eis op, onder voorwaarde dat:

  1. de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;

  2. de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van:

  3. een goede woonsituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. het stedenbouwkundige beeld;

  6. het straat- en bebouwingsbeeld;

  7. de karakteristieke hoofdvorm en kenmerken;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de milieusituatie;

  10. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 11 Overige regels

 

11.1 Afweging bij afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag weegt in aanvulling op overig bepaalde voorwaarden in ieder geval af, of bij een omgevingsvergunning met afwijking, of bij het gebruik van een wijzigingsbevoegdheid, het verlenen van medewerking niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  1. een goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld;

  4. het straat- en bebouwingsbeeld;

  5. de karakteristieke hoofdvorm en kenmerken;

  6. de verkeersveiligheid;

  7. de milieusituatie;

  8. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

11.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

  6. de ruimte tussen gebouwen.

 

11.3 Wettelijke en gemeentelijke regelingen

Voor zover in deze regels verwezen wordt naar andere wettelijke en gemeentelijke regelingen, worden deze regelingen bedoeld zoals deze luidden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan.

 

 

HOOFDSTUK 4 Slot- en overgangsregels

 

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  4. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  5. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan 'Cuijk Heeswijkse Kampen, Zilveresdoorn 44'