Hoofdstuk 4 Ruimtelijke gevolgen

 

4.1 Algemeen

 

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke gevolgen van het bestemmingsplan afgewogen. Over het algemeen zijn de gevolgen beperkt vanwege het beheersmatige karakter; het uitgangspunt is de bestaande situatie. In de volgende paragraven wordt gekeken naar naar meer globale ruimtelijke aspecten, zoals erfgoed of milieu, en specifieke functies, zoals wonen of groen. Bij elk onderwerp is gekeken naar de ruimtelijke gevolgen, het beleidskader, onderzoeksresultaten en de juridische vertaling naar regels en plankaart.

4.2 Ruimtelijke ordening

 

Alle overheden hebben de mogelijkheid om ruimtelijke belangen vast te leggen in beleidsdocumenten. De Rijksoverheid richt zich vooral op nationale belangen, de provincie Noord-Brabant op provinciale en regionale belangen en de gemeente op lokale belangen.

 

4.2.1 Nota Ruimte

De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006 ingestemd met de Nota Ruimte. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden.

 

Het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 is vastgelegd in de Nota Ruimte. De Nota Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het Rijk schept ruimte voor ontwikkeling, uitgaande van het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. De rijksverantwoordelijkheden en die van anderen zijn helder onderscheiden. De Nota Ruimte is door het Rijk op dit moment vastgesteld als structuurvisie met een uitvoeringsparagraaf.

 

Aangaande steden, dorpen en bereikbaarheid staat borging van de basiskwaliteit centraal. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten alsmede borging van milieukwaliteit en externe veiligheid moeten hieraan bijdragen.

 

Bundeling betekent in deze dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd wordt gelokaliseerd, dat wil zeggen in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. Milieu en externe veiligheid worden verbeterd door normen en randvoorwaarden, corresponderend met de tenminste gewenste basiskwaliteit, vast te leggen en deze in een vroegtijdig stadium bij de (ruimtelijke) planvorming te betrekken.

 

Afweging

Voor voorliggend plan zijn geen bijzondere doelstellingen van de Nota Ruimte van toepassing. Eventuele toekomstige ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij het beleid zoals gesteld in de Nota Ruimte. Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

 

4.2.2 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en Verordening Ruimte

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

 

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: ‘samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

 

 
In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

 

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de 'uitwerking gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen.

 

[image][image]Figuur 3: uitsnede Structurenkaart

 

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. Per onderwerp zijn in de verordening gebieden tot op perceelniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden.

 

Afweging

Haps is op de Structurenkaart opgenomen als 'kern in het landelijk gebied', omringd door 'gemengd landelijk gebied'. In het zuiden ligt een 'accentgebied agrarische ontwikkeling'.

 

Het provinciebestuur hecht waarde aan het behoud van het dorpse karakter en de relatie met het omliggende landschap. Het verweven van wonen, werken en voorzieningen met behoud van de eigen identiteit is belangrijk. Over Haps zelf zijn geen beleidsuitspraken gedaan. De potentiële woningbouwlocaties 'Gemeentewerf' en 'Sportcentre Vivelli' zijn beide inbreidingslocaties en zijn kleinschalig van aard en omvang.

 

Het 'accentgebied agrarische ontwikkeling' is gericht op een versterking van de aanwezige landbouwsectoren. In de Verordening Ruimte zijn deze gronden nader benoemd als 'teeltondersteunende kassen toegestaan'. In de regels is de mogelijkheid voor teeltondersteunende voorzieningen opgenomen.

 

Voor voorliggend plan zijn geen bijzondere doelstellingen van toepassing. Eventuele toekomstige ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij het beleid zoals gesteld in de Structuurvisie of Verordening.

 

4.2.3 Reconstructieplan Peel en Maas

Het Reconstructieplan Peel en Maas is een plan voor revitalisering van de regio Peel en Maas op het gebied van land- en tuinbouw, water, natuur, milieu, economie, recreatie en toerisme en cultuurhistorie.

Omdat de geldende bestemmingsplannen in de meeste gevallen nog niet in overeenstemming zijn met het reconstructieplan en de aanpassing veelal nog enige tijd op zich zullen laten wachten, verklaart de provincie dat artikel 27 van de Reconstructiewet van toepassing is op de volgende onderdelen:

  1. de begrenzing en werking van de landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden (ofwel: de integrale zonering voor de intensieve veehouderij);

  2. de begrenzing en doorwerking van de natte natuurparels en de 500 meter zones daarom heen.

 

Het Reconstructieplan heeft de juridische status van een beleidsnota. Dit betekent dat het Reconstructieplan leidend is voor de concrete invulling van het bestemmingsplan. Er mag in het bestemmingsplan alleen beargumenteerd afgeweken worden van het reconstructieplan indien er niet duidelijk sprake is van een provinciaal belang. Lokale belangen kunnen dan prevaleren.

 

 [image]

Figuur 4: Uitsnede plankaart Reconstructieplan

 

Afweging

De agrarische gronden die in het plangebied van het bestemmingsplan Haps vallen, zijn in het Reconstructieplan aangewezen als ‘extensiveringsgebied-overig’. In de extensiveringsgebieden met nadere aanduiding overig ligt de nadruk op wonen. Intensieve veehouderijen hebben hier geen duurzaam perspectief. Uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderijen is in deze gebieden niet toegestaan. Net buiten de kern zijn de gronden aangegeven als ‘verwevingsgebied’. In verwevingsgebieden is het reconstructiebeleid gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderijen is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

 

De twee intensieve veehouderijen aan de Beerseweg, gelegen net buiten het plangebied, worden gestimuleerd om zich elders te hervestigen. Hierdoor ontstaat aan de westzijde van Haps een situatie die overeenstemt met het Reconstructieplan. De verwachting is dat beide bedrijven zich op korte termijn hervestigen.

 

4.2.4 Uitwerkingsplan Land van Cuijk

Het beleid uit het voormalige Streekplan, ten aanzien van wonen en werken, is uitgewerkt in het Uitwerkingsplan Land van Cuijk. Het Uitwerkingsplan is een ruimtelijk plan op het regionale schaalniveau. In het plan wordt vastgelegd hoe het programma voor wonen en werken verdeeld wordt, welke locaties worden ontwikkeld en in welke volgorde en tempo dat programma gerealiseerd wordt.

Bij het opstellen van het Uitwerkingsplan was het in het voormalige Streekplan neergelegde beleid leidend. Tevens zijn andere plannen betrokken bij het opstellen van het uitwerkingsplan. Een van de belangrijkste is de StructuurvisiePlus Land van Cuijk (2001).

 

Voor de landelijke regio’s blijft het uitgangspunt ‘bouwen voor migratiesaldo-nul’. Binnen dit beleidskader mag elke gemeente zoveel woningen bouwen als ten minste nodig zijn voor de opvang van de natuurlijke bevolkingsgroei. Het Uitwerkingsplan geeft op basis van de ruimtebehoefte voor de periode tot 2015 locaties aan die voor wonen of werken afweegbaar zijn. Voor de ruimtebehoefte na 2015 geeft het Uitwerkingsplan een indicatie van potentiële woon- en werklocaties.

 

Gemeente Cuijk

Voor elke gemeente zijn specifieke richtlijnen opgenomen ten aanzien van deze ontwikkelingen. Zo wordt voor Cuijk gesteld dat voor het behouden van de regionale functie op het gebied van wonen, detailhandel, verzorging en bedrijventerreinen het van belang is om in ontwikkelingsmogelijkheden rond de hoofdkern Cuijk te voorzien. Het is bij verstedelijking van belang aan te sluiten op bestaande infrastructuur. Ook het station van Cuijk en de knooppunten rond de A73 zijn belangrijke locatiefactoren. Zwaartepunt voor verstedelijking in de gemeente komt daarom te liggen bij de kern Cuijk.

 

Het zwaartepunt voor werken komt, gezien het ontbreken van ruimte bij de hoofdkern Cuijk, in de vorm van een regionaal bedrijventerrein (RBT) ten oosten van Haps te liggen. Hierdoor wordt aangesloten op de A73, de bestaande afvalverwerkingslocatie en de regionale wegverbinding van Haps naar de A73. Op termijn wordt aansluitend op dit RBT een terrein ontwikkeld dat gericht is op categorie-3-bedrijven, zonder bedrijfswoningen. Bij verstedelijking ten oosten van Haps is het van belang dat de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden zoveel mogelijk worden ontzien en dat eventuele aantasting van deze waarden wordt gecompenseerd.

 

 [image]

Figuur 5: uitsnede Uitwerkingsplan Land van Cuijk

 

Afweging

Het gebied tussen Haps en de rijksweg A73 als 'transformatie afweegbaar' en 'te ontwikkelen/te reserveren bedrijventerrein'. Inmiddels maakt het bestemmingsplan 'regionaal Bedrijvenpark Laarakker' de ontwikkeling van een bedrijventerrein mogelijk.

Voor het plangebied van Haps zelf wordt ingezet op 'beheer en intensivering'. De potentiële woningbouwlocaties zijn inbreidingslocaties, oftewel locaties waar al eerder stedelijke functies zijn gehuisvest. Op deze locaties zal alleen gebouwd worden voor de lokale behoefte. Eventuele toekomstige ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij het beleid zoals gesteld in het Uitwerkingsplan Land van Cuijk.

De twee potentiële woningbouwlocaties zijn als wijzigingsgebieden opgenomen in de regels en op de plankaart.

 

4.2.5 StructuurvisiePlus Land van Cuijk

De StructuurvisiePlus Land van Cuijk (december 2000) is de gezamenlijke visie van de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Grave, Mill en St. Hubert en Sint Anthonis alsmede de provincie Noord-Brabant op de ruimtelijke ordening in het Land van Cuijk. De visie heeft tot doel te functioneren als een duurzaam en kwalitatief georiënteerd kader, waarmee de ruimtelijke ontwikkelingen in het Land van Cuijk zowel op korte, middellange als lange termijn kunnen worden gestuurd. Aandacht wordt geschonken aan de ruimtelijke vraagstukken met betrekking tot wonen, werken, recreatie, landschap en ecologie, landbouw en hydrologie.

 

Met betrekking tot het ruimtegebruik in de kernen geldt dat intensivering van het ruimtegebruik in het actieprogramma voor de ontwikkelingsstrategie 2000-2010 is opgenomen. In het geval van verdichting mogen de kenmerkende eigenschappen en kwaliteiten van de dorpsstructuur niet worden aangetast. Tevens kunnen de mogelijkheden van revitalisering, herstructurering en efficiënt ruimtegebruik worden onderzocht.

 

Bij de ontwikkeling van nieuwe locaties (dit geldt voor zowel de locaties die reeds in het bestemmingsplan zijn voorzien, als nieuw aan te wijzen gebieden) dient rekening te worden gehouden met de geomorfologische en cultuurhistorische waarden, zoals die op de geomorfologische en cultuurhistorische interpretatiekaart zijn aangeduid.

 

 [image]

 [image]

 

Figuur 6: uitsnede StructuurvisiePlus Land van Cuijk

 

Woningbouw

De kleinen kernen kunnen in principe alleen op zeer kleinschalige manier bouwen voor de lokale behoefte. Slechts op basis van goede stedenbouwkundige en landschappelijke argumenten kan uitbreiding in overweging worden genomen. In sommige gevallen zal er voor kunnen worden gekozen om in principe geen uitbreidingsmogelijkheden meer beschikbaar te stellen.

In bepaalde kernen zal ter bescherming van het huidige waardevolle karakter van de kern niet of nauwelijks nieuwbouw moeten plaatsvinden, terwijl in andere kernen nieuwbouw juist een versterking kan betekenen van de bestaande ruimtelijke structuur. Ook kan het huidige karakter van een kern aanleiding geven tot het bouwen van bepaalde woningtypen en/of het hanteren van specifieke

woningdichtheden. Voorts dient de leefbaarheid van de kleine kernen op een integrale manier te worden benaderd.

 

Kleine kernen, zoals Haps, krijgen beperkte mogelijkheden om uit te breiden. Woningbouw is in ieder geval mogelijk via intensivering van de bestaande bebouwingsstructuur. Daarnaast geldt voor Haps dat eventuele uitbreidingsmogelijkheden moeten passen in de typerende visueel-ruimtelijke en functioneelruimtelijke patronen of dienen bij te dragen aan het versterken van het patroon.

 

Bedrijvigheid

In de kleinste kernen, zoals Haps, zonder bedrijventerrein zijn slechts incidentele kleinschalige bedrijfsvestigingen mogelijk met inachtneming van de patroonspecifieke kenmerken van de betreffende kernen. In dergelijke kernen bestaan veelal mogelijkheden voor de incidentele vestiging van een beperkt aantal kleinschalige bedrijfjes binnen de bestaande structuur, zonder dat hierdoor

de woonkwaliteit aangetast wordt. Dit stelt wel eisen aan de maximale toelaatbare milieucategorie (maximaal milieucategorie 1 en 2) en beperkingen ten aanzien van de doorgroeimogelijkheden

van deze bedrijven.

 

Nabij Haps ligt het lokale bedrijventerrein De Horn en wordt het Regionaal Bedrijvenpark Laarakker (hiern: RBL) ontwikkeld. Het te ontwikkelen terrein beslaat een oppervlakte van circa 72 hectare bruto, waarvan ongeveer 53 hectare (530.000 ) is bestemd voor uitgifte aan bedrijven. Het RBL wordt

ontwikkeld ten oosten van de Cuijkseweg en ten noorden van de Oeffeltseweg. Het terrein wordt dus niet direct tegen de kern van Haps ontwikkeld. Het punt waar het terrein aan de kern grenst, is in het zuidoosten (nabij het punt Cuijkseweg-Kalhofseweg-Oeffeltseweg). Op dat punt zullen echter geen bedrijven gevestigd worden. Hier blijft het zogenaamde evenemententerrein met een nader te bepalen oppervlakte gehandhaafd.

 

Het RBL wordt bestemd voor bedrijven in milieucategorie 3 (met kavels groter dan 5.000 ) en bedrijven in de (hoogste) milieucategorie 4 en 5. De bedrijven vallen binnen de sectoren afvalverwerking, industrie, handel en logistiek. Aan de randen van het gebied - langs de Oeffeltseweg en de Cuijkseweg - wordt alleen de lichtere milieucategorie toegestaan.

 

Afweging

Op het structuurbeeld voor de regio is Haps weergeven als ‘beheer bestaand woongebied’. De oost- en westrand van de kern zijn aangeduid als ‘begrenzing stads- en dorpsranden’. Het beheer van bestaand woongebied richt zich op de instandhouding van de patroonspecifieke kernmerken binnen de verschillende kernen. Hierbij kunnen de ontwikkelingsmogelijkheden die binnen de patronen bestaan om, met inachtneming van de kwaliteiten, woningen toe te voegen aan de bestaande voorraad, worden benut. De potentiële woningbouwlocaties binnen Haps zijn inbreidingslocaties, oftewel locaties waar al eerder stedelijke functies zijn gehuisvest. Op deze locaties zal alleen gebouwd worden voor de lokale behoefte.

 

Eventuele toekomstige ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij het beleid zoals gesteld in de StructuurvisiePlus Land van Cuijk. De twee potentiële woningbouwlocaties zijn als wijzigingsgebieden opgenomen in de regels en op de plankaart.

4.3 Milieu

 

Een belangrijk doel in de ruimtelijke ordening is het realiseren van een goed leefmilieu. Dat houdt onder meer in dat de omgeving zo min mogelijk gevolgen mag hebben op de gezondheid van mensen. In de loop der jaren zijn voor een aantal milieuaspecten waarden wettelijk vastgelegd en gekoppeld aan een onderzoeksverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen.

 

4.3.1 Bodem

De Wet bodembescherming (Wbb) bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. Daarnaast verbiedt de Woningwet bouwen op verontreinigde grond.

 

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient in het geval van incidentele bouwlocaties en bestaande bouwtitels beoordeeld te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen. Uitgangspunt is dat minimaal een historisch bodemonderzoek plaats dient te vinden, conform NEN 5725. Indien er sprake is van een verdachte locatie moet het historisch onderzoek worden aangevuld met een verkennend bodemonderzoek conform de geldende norm. Ook bij bestemmingswijziging naar een gevoeligere bestemming is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.

 

Afweging

Voor de wijzigingsgebieden 'Gemeentewerf' en 'Sportcentre Vivelli' zijn historische bodemonderzoeken uitgevoerd, om na te gaan of een gevoelige bestemming haalbaar is.

 

Gemeentewerf

Op de locatie 'Gemeentewerf' is van 1930 tot 1993 een transportbedrijf met bijbehorende bebouwing gevestigd. Daarna wordtde locatie in gebruik genomen door de gemeente Cuijk als gemeentewerf. Omstreeks 2001 is de bebouwing gesloopt. De gronden liggen nu braak met een aantal opgeslagen hopen grind en grond. In 1992 is een sanering uitgevoerd van de locatie. In 1993 worden er geen verontreinigingen meer aangetroffen in een peilbuis. In 2004 wordt na de sloop van de werkplaats in een indicatief bodemonderzoek minerale olie in het grondwater aangetroffen. Bij een sanering bij de naastgelegen locatie Beerseweg 15 in 2004 wordt een sterke verontreining aangetroffen ter plaatse van de voormalige ondergrondse tank. Deze verontreiniging is gesaneerd.

 

Gezien de aangetroffen verontreinigingen op en nabij locaties die in 1992 reeds gesaneerd zijn, wordt voor de zekerheid een verkennend bodemonderzoek voorgesteld voor het wijzigingsgebied. Het uitvoeren van dit verkennend bodemonderzoek wordt benadrukt in de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Het historisch bodemonderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

 

Sportcentre Vivelli

De locatie 'Sportcentre Vivelli' lis gevestigd an de Margrietstraat 7. Het gebouw en de gronden zijn in het verleden in gebruik geweest als basisschool met (kleine) sporthal. Er zijn geen gegevens bekend die duiden op bodembedreigende activiteiten of calamiteiten in het verleden. Op de locatie zijn 15 monsters genomen, waarbij een aantal verhoogde waarden zijn aangetroffen. De verhoogde waarden duiden echter niet op een relevante verontreinigingssituatie. Op basis van het bodemonderzoek vormt de kwaliteit van de bodem en het grondwater geen belemmering voor de functie wonen. Het verkennend bodemonderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

 

4.3.2 Lucht

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit uit 2005 en is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld. Nederland kan in 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden

voor fijn stof en stikstofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk worden weggenomen.

De kern van de Wet is het ‘Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit’ (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit ‘in betekenende mate verslechteren èn maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

 

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), genaamd: “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

 

Projecten die de concentratie meer dan 3% van de grenswaarde van een stof verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 1,2 μg/m3. Deze 3%-grens is in een gelijknamige ministeriële regeling voor een aantal veel voorkomende ruimtelijke functies gekwantificeerd als:

  1. woningen: 1.500 woningen met één ontsluitingsweg;

  2. kantoren: 10 hectare bruto vloeroppervlak (bvo) met één ontsluitingsweg;

  3. landbouwinrichtingen: akkerbouw of tuinbouw met open teelt, teelt van eetbare gewassen in een gebouw of onverwarmde glastuinbouw ongeacht de omvang en verwarmde opstanden van glas of kunststof van maximaal 2 hectare;

  4. kinderboerderijen.

 

Dit laat onverlet dat burgers voldoende beschermd moeten worden tegen (tijdelijke) te hoge concentraties. Hiervoor is het noodzakelijk dat de luchtkwaliteit wordt betrokken in de afweging of er sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Dit betekent dat de luchtkwaliteit ‘schoon’ genoeg moet zijn voor de functie die daar wordt toegelaten.

 

Afweging

Momenteel wordt een mer-procedure voorbereid voor een randweg om Haps. Afhankelijk van de gekozen variant zal de luchtkwaliteit verbeteren na de aanleg van de randweg, omdat er dan een

afname ontstaat van doorgaand (vracht-)verkeer door de kern. Nieuwe ontwikkelingen zullen moeten voldoen aan de eisen uit de Wet luchtkwaliteit en het beleid zoals gesteld in de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

 

Bij de uitvoering van wijzigingsbevoegdheden naar 'Wonen' of een andere gevoelige bestemming wordt een nadere afweging van de luchtkwaliteitseisen opgesteld. Gezien de beperkte omvang van de twee wijzigingsgebieden, is de verwachting dat deze (blijven) vallen onder de categorie 'niet in betekenende mate bijdragen'.

 

4.3.3 Geluid

Geluidhinder is de mogelijke overlast die de mens ondervindt van geluid afkomstig van kunstmatige objecten gedurende een groot deel van de dag of tijdens piekmomenten. Het gaat om geluid veroorzaakt door verkeer en bedrijven.

 

Wegverkeerslawaai

Ingevolge artikel 74 en 82 van de Wet geluidhinder bevindt zich aan weerszijden van wegen, niet zijnde woonerven of 30 km/uur wegen, een zone waarbinnen de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van woningen niet meer mag bedragen dan 48 dB (de voorkeursgrenswaarde). Voor nieuwe woningen kan onder voorwaarden een hogere

grenswaarde worden vastgesteld, indien uit onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De hogere grenswaarde moet op grond van artikel 76 van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld vóór de vaststelling van het bestemmingsplan waarin de nieuwe woningen worden geprojecteerd of mogelijk worden gemaakt.

 

Afweging

Het voorliggende bestemmingsplan is een beheersplan en biedt geen nieuwe directe ontwikkelingsmogelijkheden. Een akoestisch onderzoek is in het kader van voorliggend bestemmingsplan niet noodzakelijk.

 

Bij de uitvoering van wijzigingsbevoegdheden naar 'Wonen' of een andere gevoelige bestemming wordt een afweging van de akoestische situatie opgesteld. De afstanden van de provinciale weg tot de twee wijzigingsgebieden is 300 meter voor 'Sportcentre Vivelli" en 400 meter voor 'Gemeentewerf'. Overlast door wegverkeerslawaai wordt niet verwacht. Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

 

Industrielawaai

Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Wet geluidhinder dient voor elke binnen een gemeente gelegen terrein, waarop de vestiging mogelijk is van in artikel 16 van deze wet bedoelde inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, een rond dat terrein gelegen zone vast te worden gesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

 

Afweging

De geluidzone van het bedrijvenpark Laarakker ligt niet over het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

 

Stiltegebied

Een stiltegebied is een milieubeschermingsgebied waarin de geluiden van flora en fauna overheersen. Het woord ‘stilte’ betekent hierbij niet dat er geen geluid in het gebied waarneembaar is, maar staat voor de afwezigheid van storende, voor de omgeving vreemde geluiden. Stiltegebieden zijn van belang voor de rustzoekende recreant en de flora en fauna in de natuur. Activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden, zijn niet meer mogelijk in het gebied dat als stiltegebied is aangewezen. Gebiedseigen geluiden, zoals die van de landbouw, zijn hiervan uitgesloten.

 

Onder 'stil' worden geluiden verstaan die tussen de 35 en 40 decibel liggen. Ook kan

worden gesteld dat een gebied 'stil' is als de lange perioden met natuurlijke geluiden overheersen tot de perioden met niet-natuurlijke geluiden.

 

De Provinciale milieuverordening wijst bijzondere en kwetsbare gebieden aan vanuit milieuoptiek op basis van de Wet Milieubeheer. De PMV richt zich onder andere op het aanduiden van bodembeschermingsgebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en stiltegebieden. Hierbinnen gelden gebruiksbeperkingen welke door deze verordening geregeld worden. Deze gebruiksbepalingen hebben onder andere betrekking op waterwinning en de omgang met afvalstoffen.

 

Afweging

Rondom het gebied Ossenbroek en Barendonk ligt een deel van het stiltegebied De Tongelaar. Het plangebied ligt op 2 kilometer van het stiltegebied. Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

 

4.3.4 Licht

Lichthinder is de mogelijke overlast die de mens ondervindt van kunstlicht, hetzij in de vorm van regelrechte verblinding, hetzij als verstorende factor bij het verrichten van avondlijke en nachtelijke activiteiten, hetzij als bron van onbehagen. In de gemeente Cuijk is geen overkoepelend beleid opgesteld om lichthinder te voorkomen. Wel is in de Algemene Plaatselijke Verordening een vergunningplicht opgenomen om lichtapparaten en lichtreclame in gebruik te hebben. In het Welstandsbeleid 2004 is specifiek reclamebeleid opgenomen. Voor verschillende typen gebieden is bepaald of reclame-uitingen verlicht mogen zijn, en zo ja, of dat een verlichtingsbak of aangestraald mag zijn.

 

Afweging

In het plangebied zijn geen voorbeelden te vinden van functies die meer dan gemiddeld gebruik maken van verlichting. Het gaat in alle gevallen om situaties die vallen binnen de geldende wet- en regelgeving, zoals het aanstralen van de kerk. Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

 

4.3.5 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt sinds 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning).

 

Afweging

Twee intensieve veehouderijen aan de Beerseweg zullen op korte termijn verhuizen uit de dorpsrand. Het bedrijf aan de St. Hubertseweg 3 is overgestapt van intensief naar extensief. Hierdoor is de mogelijkheid ontstaan voor de afronding van de wijk Aalsvoorten. Inmiddels zijn ook twee woningen aan de St. Hubertseweg en de Stationsstraat vergund binnen de oude hindercirkel.

Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

4.4 Externe veiligheid

 

De externe veiligheid wordt bepaald door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen (productie, gebruik, opslag en vervoer) in en rond het plangebied. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten, zoals woningen, moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele

calamiteit het aantal dodelijke slachtoffers beperkt blijft. Het Vuurwerkbesluit (2002, herziening 2004) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, 2004) stellen afstandseisen aan risicovolle bedrijfsactiviteiten. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS, 2004) adviseert bij transportroutes en buisleidingen met gevaarlijke stoffen veiligheidsafstanden aan te houden.

 

Er wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (oftewel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag

niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

 

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp.

 

In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen.

 

4.4.1 Inrichtingen

In het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen. In de directe omgeving ligt een LPG-station aan de kalkhofseweg 41a, maar de plaatsgebonden risicocontour

hiervan ligt niet binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.

 

Afweging

Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

 

4.4.2 Transport van gevaarlijke stoffen

De Oeffeltseweg-Kerkstraat (N264) en de Kalkhofseweg zijn transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Als de randweg wordt aangelegd, kan de transportroute Oeffeltseweg-Kerkstraat komen te vervallen.

 

Afweging

Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

4.5 Erfgoed

 

In 1992 is het Verdrag van Valletta (Malta) door de landen van de EU, waaronder Nederland, ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.

 

4.5.1 Bewoningsgeschiedenis Cuijk

Het karakter van de bewoningsgeschiedenis van Cuijk vanaf de Romeinse tijd laat zich onderscheiden in de bewoning van het gebied buiten het centrum van Cuijk of 'Het Land van Cuijk' en de bewoning in en rond het centrum van Cuijk of 'Het Hart van Cuijk'. Beide gebieden hebben hun eigen kenmerken waar het gaat om de menselijke bewoning en de zichtbaarheid van en het soort sporen dat de bewoners hebben achtergelaten. Beiden kunnen niet los van elkaar gezien worden. De aanwezigheid van deze landelijke en stedelijke component en de aanwezigheid van de Romeinen in Cuijk maken Cuijk volgens Rijk en Provincie van nationaal en zelfs internationaal belang. Het internationaal belang is vooral gelegen in het feit dat het Castellum Ceuclum tot het einde van de Romeinse Tijd in

functie bleef en dus aansluit op het regiem van de Frankische koningen die de start zijn voor de Middeleeuwen. De plaatsen in Noordwest Europa waar deze aansluiting van perioden bestudeerd kan worden zijn zeer zeldzaam. Op grond van onderzoeken in het Land van Cuijk blijkt dat het Maasdal bij Cuijk een zichtbare, continue bewoningsgeschiedenis kent die al een aanvang nam in het Paleolithicum en sindsdien vrijwel onafgebroken bewoond is gebleven. De aantrekkelijkheid van het Cuijkse landschap door de eeuwen heen hangt samen met de vele gebruiksmogelijkheden die een constant veranderend en vruchtbaar rivierlandschap biedt. De Maas transformeert van een breed vertakt riviersysteem naar een ingesneden rivierdal. De nederzetting Cuijk komt tot ontwikkeling op de plaats waar de landen waterwegen elkaar kruisen.

 

4.5.2 Archeologisch Beleidsplan Cuijk (2009)

De gemeente Cuijk heeft een bijzonder rijk bodemarchief. Op veel plaatsen zijn archeologische sporen aanwezig of te verwachten vanwege de bewoningsgeschiedenis gedurende de Romeinse tijd, maar ook vanwege nog aanwezige sporen uit de Prehistorie en de vroege en late Middeleeuwen. Het beleidsplan is opgesteld om aan te geven hoe de gemeente hiermee om gaat. Bij het beleidsplan hoort een archeologische beleidskaart. In het beleidsplan is aangegeven hoe in bestemmingsplannen omgegaan dient te worden met archeologie en in de bijlage van het plan zijn voorbeeldregels opgenomen. De voorbeeldregels zijn gekoppeld aan de gebieden van de archeologische beleidskaart.

 

 [image]

Figuur 7: uitsnede archeologische verwachtingskaart

 

Afweging

Uit de beleidskaart blijkt dat voor Haps de dubbelbestemmingen Waarde - archeologie 1, 2 en 3 gelden. De voor 'Waarde - Archeologie 1‘ aangewezen gronden zijn op basis van de Monumentenwet 1988 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen en beschermd als (archeologisch) rijksmonument. De gronden met de Waarde - archeologie 3 en 5 houden in dat voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 resp. 2.500 m² en dieper dan 0,50 meter bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een rapport dient te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van B&W voldoende zijn vastgesteld. Tevens geldt voor bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunningsplicht.

 

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 5' zijn opgenomen in de regels en op de plankaart.

 

Voor de wijzigingsgebieden 'Gemeentewerf' en 'Sportcentre Vivelli' zijn archeologische bureauonderzoeken uitgevoerd, om na te gaan of de gebieden archeologische waardevol kunnen zijn.

 

Gemeentewerf

Het grondgebied van Haps is een interessant archeologisch gebied. De archeologische waarden die bekend zijn in de directe omgeving kennen een grote tijdsdiepte. Rondom het plangebied zijn diverse waarnemingen gedaan en archeologische onderzoeken uitgevoerd. De mogelijkheid bestaat dat delen van het plangebied reeds verstoord zijn door sloop van gebouwen en saneringen in het recente verleden. Geadviseerd wordt om de omvang van de verstoringen nader te bepalen en proefsleuven te graven als de boemopbouw nog (gedeeltelijk) intact is. Bij het opstellen van het wijzigingsplan moet rekening worden gehouden met de mogelijke archeologische vondsten. Het archeologische bureauonderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

 

Sportcentre Vivelli

De verwachting is dat er archeologische resten aanwezig zijn in de (gedeeltelijk) intacte bodemopbouw. De kans op verstoringen is op het onbebouwde terrein het kleinst. Geadviseerd wordt om de omvang van de verstoringen nader te bepalen en proefsleuven te graven als de boemopbouw nog (gedeeltelijk) intact is. Bij het opstellen van het wijzigingsplan moet rekening worden gehouden met de mogelijke archeologische vondsten. Het archeologische bureauonderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

 

4.5.3 Actualisatielijst karakteristieke panden

Eind jaren tachtig van de vorige eeuw is op initiatief van de provincie Noord-Brabant een reeks cultuurhistorische inventarisaties uitgevoerd, waarbij per Brabantse gemeente een overzicht werd gegeven van de waardevolle nederzettingen, gebouwen en groenelementen die destijds aanwezig waren. Het onderzoek concentreerde zich op objecten uit de periode 1850-1940. Voor de gemeente Cuijk zijn de resultaten van dit onderzoek verwerkt in de volgende rapportages:

 

Deze zogenaamde MIP-rapportages zijn inmiddels ruim 20 jaar oud. Voor een gedeelte van de beschreven objecten geldt dat nadien de status van rijksmonument is toegekend. Andere objecten zijn inmiddels verwijderd of dusdanig gewijzigd, dat de beschreven karakteristiek (gedeeltelijk) verloren is gegaan.

 

Een actualisering van de lijst was noodzakelijk. Actualisatie betekent dat naast het plaatsen van nieuwe objecten op de lijst, het ook mogelijk is dat objecten uit de bestaande lijst worden afgevoerd omdat zij naar de huidige inzichten niet langer een status als karakteristiek object behoeven. De geactualiseerde lijst wordt gebruikt bij de opstelling van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Cuijk (aanduiding karakteristieke bebouwing). Objecten (of complexen) die aangewezen zijn als rijksmonument, zullen in het kader van dit onderzoek niet nader onderzocht worden. Voor deze elementen is reeds een redengevende beschrijving aanwezig, is van rijkswege een cultuurhistorische waardering gemaakt en worden deze bij wet beschermd.

 

Binnen het plangebied Haps zijn 3 Rijksmonumenten aanwezig.

  1. Kerkstraat 17: R.K. Kerkgebouw

  2. Kijkuitspad 6: woonhuis met bedrijfsgebouw

  3. Burg. Moorenstraat: overblijfselen kasteel De Gravenhof (archeologisch monument)

 

De kerk en het woonhuis zijn op de plankaart aangeduid. Voor deze systematiek is gekozen zodat direct duidelijk is dat een bepaald pand een bjizondere bescherming kent, in dit geval vanuit de Monumentenwet. Om te voorkomen dat bij iedere mutatie in het monumentenregister een bestemmingsplanherziening in gang moet worden gezet, is een wijzigingsmogelijkheid opgenomen om rijksmonumenten op- of af te voeren.

 

Naast rijksmonumenten zijn in het plangebied volgens de Actualisatie Lijst Karakteristieke Panden (vastgesteld voorjaar 2011) een groot aantal karakteristieke objecten aanwezig. Dergelijk objecten zijn niet wettelijk beschermd, maar hebben wel cultuurhistorische waarde waar zorgvuldig mee omgesprongen moet worden.

 

Het betreft de volgende panden:

 

Afweging

Deze panden en objecten dienen, vanwege hun cultuurhistorische en beeldbepalende waarde voor de omgeving (in zowel historisch als stedenbouwkundig opzicht) in het bestemmingsplan aanvullende bescherming te krijgen, met name voor wat betreft bouwmassa, kapvorm en dergelijke. De panden hebben de aanduiding 'karakteristiek' op de plankaart gekregen. Door middel van een systeem van nadere eisen en een verplichte aanlegvergunning voor het slopen van gebouwen en bouwwerken zijn de cultuurhistorisch waardevolle panden beschermd. Daarnaast zal bij een eventuele welstandstoets van (ver)bouwplannen, nadrukkelijk met de betreffende waarden rekening worden gehouden.

 

4.5.4 Monumentale Bomennota gemeente Cuijk 2009-2019

Deze nota stelt de uitgangspunten vast voor het opstellen van een monumentale bo-menlijst, dient ter voorkoming van het verstoren van de groeimogelijkheden van de boom en dient om ontwikkelingen tegen te gaan die de standplaatsen van de boom nadelig beïnvloeden. Daarnaast wil de gemeente de ontwikkeling van een duurzame, vitale en herkenbare boombeplanting in de gemeente stimuleren. Ter bescherming van de monumentale bomen, is een lijst opgesteld. De bomen van deze lijst worden vervolgens positief bestemd in de bestemmingsplannen. Hiermee krijgen deze bomen een feitelijke, fysieke en juridische bescherming.

 

In het bestemmingsplan wordt naast de standplaats van de boom, ook de kwaliteit van de groeiplaats beschermd. De omvang van de groeiplaats betreft de maximaal te bereiken kruindiameter met inbegrip van een extra afstand van 2,00 meter. In de regels van het bestemmingsplan worden deze beschermende bepalingen opgenomen, onder andere door aan te geven dat het verboden is te bouwen binnen deze groeiplaats. Bovendien mogen monumentale bomen niet gekapt worden zonder omgevingsvergunning.

 

Afweging

In het plangebied komen diverse monumentale bomen voor. Op de plankaart zijn deze monumentale bomen opgenomen en voorzien van een gebiedsaanduiding ‘monumentale boom’, waardoor de bomen beschermd worden. In de praktijk is gebleken dat het bepalen van de maximale kruindiameter per boom erg moeilijk is. Daarom is gekozen om uit te gaan van een maximaal te bereiken kruindiameter van 20,00 meter, oftewel een straal van 10,00 meter. In de regels wordt de mogelijkheid opgenomen om de groeiplaats te ‘verkleinen’ als aangetoond wordt dat de kruindiameter niet de volle 20,00 meter kan bereiken.

 

4.5.5 Duits Lijntje

Het Duits Lijntje is een in 1873 door de Noord-Brabantsch-Duitse Spoorweg Maatschappij (NBDS) geopende spoorlijn die tot doel had een rechtstreekse korte verbinding tot stand te brengen tussen de zeehavens Vlissingen, Antwerpen en Rotterdam en het Duitse achterland. De gebiedsvisie richt zich

op het realiseren van een ecologische verbindingszone (EVZ) op of langs het traject van het Duits Lijntje tussen (vooralsnog) Boxtel en de provinciegrens met Limburg. Het projectgebied behelst dus het tracé tussen Boxtel en Gennep met het omliggende landschap. Behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie en recreatieve ontwikkeling worden ook nagestreefd op en rond het Lijntje.

 

Afweging

Het tracé van het Duits lijntje loopt door Haps. Het beleid is dat het Duits Lijntje bewaard wordt in het groen en dat ook de zichtlijnen ter plaatse bewaard zullen worden. Voor zover open plekken nog aanwezig zijn in de openbare ruimte, wordt hieraan de bestemming ‘Groen’ gegeven.

4.6 Infrastructuur

 

Kabels en buisleidingen maken onderdeel uit van de infrastructuur in Nederland. Het gaat om het vervoer en de verspreiding van vloeistoffen, gassen en elektriciteit. Vanwege het belang en de mogelijke gevaarzetting van de stoffen en de elektriciteit, moet de aanwezigheid van de kabels en leidingen bekend zijn in ruimtelijke plannen.

 

Afweging

Kabels, leidingen en straalpaden dienen te worden beschermd tegen ingrepen die de werking ervan kunnen bedreigen. Aan de andere kant dient de omgeving te worden beschermd tegen het gevaar dat van bestaande en toekomstige leidingen, kabels en hoogspanningslijnen kan uitgaan. In het plangebied ligt een doorgaande riooltransportleiding in het oude spoortracé van het Duits Lijntje. Vanaf het midden van de riooltransportleiding wordt een beschermingszone van 3,50 meter in acht genomen.

4.7 Flora en fauna

 

Een ontwikkeling kan gevolgen hebben voor natuurgebieden en individuele dier- en plantsoorten. Deze gebieden en soorten hoeven overigens niet in het plangebied zelf te liggen. Activiteiten in een plangebied kunnen namelijk negatieve gevolgen hebben op een gebied (ver) daarbuiten. Het opgrond van het bestemmingsplan toegelaten gebuik mag er niet toe leiden dat hierdoor de te beschermen waaren van een bepaald gebied of bepaalde planten- en diersoorten worden aangetast.

 

4.7.1 Vogel- en Habitatrichtlijn

In de Flora- en faunawet ziet de wetgever toe op de bescherming van zeldzame planten, diersoorten en insecten en hun leefomgeving. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Om tegemoet te komen aan de ruimtelijke dynamiek en vernieuwingsprocessen moet geruime tijd van te voren geïnvesteerd worden in een vervangende leefomgeving, zodat die reeds aanwezig is op het moment dat plannen voor een nieuw ruimtebeslag worden gemaakt.

 

Afweging

Haps bevindt zich niet in of in de buurt van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Voor de wijzigingsgebieden 'Gemeentewerf' en 'Sportcentre Vivelli' zijn quickscans uitgevoerd, om na te gaan of er beschermde planten- en diersoorten voorkomen.

 

Gemeentewerf

Op de locatie zijn geen (strikt) beschermde soorten uit de Flora- en faunawet en van de rode lijst aangetroffen. Biotopen/leefgebieden voor deze soorten zijn binnen de locatie niet aanwezig. Mogelijk maken de algemene soorten uit de Flora- en faunawet gebruik van de locatie. Van deze soorten zijn geen sporen of holen aangetroffen. Voor de algemene soorten geldt een vrijstelling bij verstorende activiteiten zoals woningbouw. Bij de uitvoering van wijzigingsbevoegdheden wordt een afweging van de aanwezige flora en fauna opgesteld. De quiscan is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

 

Sportcentre Vivelli

Van de bij de quickscan vastgestelde planten en diersoorten geldt dat alle vogelsoorten als beschermde soort kunnen worden aangemerkt, maar voor werkzaamheden buiten het broedseizoen is geen ontheffing noodzakelijk. Bij de uitvoering van wijzigingsbevoegdheden wordt een afweging van de aanwezige flora en fauna opgesteld. De quikscan is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

 

4.7.2 Ecologische Hoofdstructuur

De ecologische hoofdstructuur is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Het netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook beheersgebieden behoren ertoe. De ecologische hoofdstructuur (EHS) in Noord-Brabant sluit aan op die in de rest van Nederland. Samen is dit weer een onderdeel van het Europese net van natuurgebieden, ook wel aangeduid als Natura 2000.

 

 [image][image]

Figuur 9: uitsnede Verordening Ruimte

 

Afweging

De Sint-Jansberg bij Plasmolen (L) is als Natura 2000 gebied in ontwerp. Gezien de afstand van bijna 6,5 kilometer en de fysieke barrière van de Maas wordt aantasting niet verwacht. De begraafplaats en het Duits Lijntje zijndeels aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Aantasting of verstoring van de EHS door de twee wijzigingslocaties wordt echter niet verwacht, gezien de ligging binnen de dorpsbebouwing en/of de afstand tot de EHS. In het algemeen geldt dat er geen sprake kan zijn van negatieve effecten op leefgebieden en daarmee op eventueel voorkomende soorten. Er bestaat dan ook geen noodzaak tot een nader ecologisch onderzoek voor het plangebied. Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

4.8 Bedrijf en bedrijventerrein

 

Zonering geldt vooral bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. In bestaande wijken ligt de situatie en daarmee de afstand tussen de bedrijvigheid en de gevoelige bestemmingen vast. De milieuzonering is vastgelegd in de juridische regeling van voorliggend bestemmingsplan.

 

Afweging

De bestaande bedrijven binnen het plangebied krijgen in voorliggend bestemmingsplan een regeling op maat, om problemen in de toekomst te voorkomen. Hiervoor wordt in de regels verwezen naar de milieucategorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten (VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering, 2009).

 

In de omgeving van het plangebied ligt het Regionaal Bedrijventerrein Laarakker. Dit bedrijventerrein heeft de laagste milieucategorieën aan de zijde van Haps, waardoor dit bedrijventerrein geen invloed heeft op onderhavig plangebied.

 

In het bestemmingsplan zijn enkele wijzigingsbevoegdheden naar woningbouw opgenomen.

Deze wijzigingsbevoegdheden leggen geen beperkingen op voor de aanwezige bedrijven.

4.9 Gemengd

 

De gemeente Cuijk heeft geen overkoepelend ruimtelijk beleid voor de omgang met gronden met meerdere, ofwel gemengde functies. Het gaat in deze gevallen om unieke situaties, waarin bij uitzondering de bestemming 'Gemengd' wordt toegekend.

 

Afweging

De bestemming 'Gemengd' doet het meest recht aan het huidige gebruik van het pand aan de Kerkstraat 3 als schoonheidssalon, winkel, restaurant en therapeutische praktijkruimte met woning.

 

4.9.1 Prostitutiebeleid Cuijk 2001

Op 1 oktober 2000 is door een wijziging van het wetboek van Strafrecht het algemeen bordeelverbod opgeheven. Door de opheffing van het bordeelverbod is de weg vrijgemaakt voor een integraal gemeentelijk prostitutiebeleid door middel van een facetbestemmingsplan.

Op 9 juli 2001 is door de gemeenteraad van Cuijk het bestemmingsplan “Prostitutiebeleid Cuijk 2001” vastgesteld. Het prostitutiebeleid van de gemeente Cuijk komt voort uit het vastgelegde regionale beleid.

 

Afweging

In Haps is momenteel geen prostitutiebedrijf, seksinrichting, raamprostitutiebedrijf, escortbedrijf of sekswinkel gevestigd. Er wordt in voorliggend bestemmingsplan geen prostitutiebedrijf toegestaan. Elders in de gemeente (buitengebied Haps) is reeds een dergelijk bedrijf gevestigd. Hiermee wordt voorzien in de vraag. Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

 

4.9.2 Speelautomatenhal - evenemententerrein

De gemeenteraad heeft besloten om geen nieuwe speelautomatenhallen toe te laten binnen de gemeente Cuijk. De reeds aanwezige speelautomatenhal/casino aan de Grotestraat 14 te Cuijk krijgt als enige een positieve bestemming.

 

Afweging

In de Algemene Regels is een verbod opgenomen voor speelautomatenhallen en dergelijke.

4.10 Detailhandel

 

De gemeente Cuijk heeft geen overkoepelend ruimtelijk beleid voor de omgang met en de

ontwikkeling van 'detailhandel'. Voorliggend bestemmingsplan is in deze gericht op de voorzetting van het ruimtelijke beleid uit het bestemmingsplan "Kom Haps".

 

Dit bestemmingsplan bevat een algemene wijzigingsbevoegdheid om de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Bedrijf' en 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel'. Als voorwaarde geldt dat uit een deskundigenrapport met betrekking tot distributie-planologische aspecten moet blijken dat geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen zal optreden.

4.11 Dienstverlening

 

De gemeente Cuijk heeft geen overkoepelend ruimtelijk beleid voor de omgang met en de ontwikkeling van 'dienstverlening'. Voorliggend bestemmingsplan is in deze gericht op de voorzetting van het ruimtelijke beleid uit het bestemmingsplan "Kom Haps".

4.12 Groen

 

Het openbaar groen in kernen wordt geregeld ingericht als (in)formele speelruimte. In het Speelruimtebeleid en Speelplekkenplan wordt meer sturing en diepte gegeven aan de inrichting en spreiding van speelplekken. De betrokken werkgroep stelt in het eindrapport voor om de tot nu toe gebruikte (summiere) richtlijnen voor plaatsing van speeltoestellen, te vervangen door een breder ‘Integraal speelruimtebeleid’ met de volgende doelen:

  1. ontmoetingsplaatsen creëren in de wijken, waar ouders en kinderen elkaar kunnen ontmoeten;

  2. ontwikkelingsmogelijkheden creëren voor kinderen;

  3. een leefomgeving bieden waarin kinderen fysiek en sociaal gezond kunnen opgroeien.

 

Afweging

In Haps is voldoende informele speelruimte beschikbaar. Er wonen in Haps circa 125 kinderen en 205 jeugdigen. De kinderen hebben tien speelplekken tot hun beschikking en de jeugd zeven. Het aantal speelplekken ligt ruim boven de norm, maar de spreiding is niet optimaal. Met het aanmerken van centrale duurzame speelplekken is de spreiding en de kwantiteit van de speelplekken in Haps op peil. De kwaliteit van de speelplekken verdient her en der nog wat aandacht. Binnen de bebouwde kom van Haps wonen circa 225 jongeren. Er zijn in de kern verschillende mogelijkheden voor informeel ontmoeten. Zo zijn op diverse plekken in de kern bankjes geplaatst, hier kunnen de jongeren de laatste nieuwtjes uitwisselen. Naast de informele ontmoetingsmogelijkheden zijn er drie sportveldjes. Met deze drie plekken wordt er ruimschoots voorzien in de behoefte van de jongeren om te sporten. Jongeren missen een ontmoetingsplek in hun dorp. Geadviseerd wordt dan ook om op de bestaande sportplekken ook het ontmoeten te faciliteren.

 

Binnen de bestemming 'Groen' worden speelplekken mogelijk gemaakt. Voor de aangewezen speelplekken geldt dat ter plaatse geen parkeren is toegestaan, zodat de speelplekken gewaarborgd zijn. Het gaat concreet om het speelveld aan de Graaf Hermanstraat.

4.13 Horeca

 

In dit bestemmingsplan zijn verschillende gebieden aangewezen met elk een eigen horecacategorisering, waarmee gestuurd kan worden op de toelaatbaarheid van verschillende soorten horeca.

 

Afweging

Het plangebied valt in de categorie 'Kerkdorpen'. In de kerkdorpen levert horeca een essentiële bijdrage aan de leefbaarheid en lokale economie. Horeca uit categorie I (lunchroom, koffiehuis, ijssalon e.d.) en II (restaurant, grillroom e.d.) zijn binnen de bestemming 'Horeca' bij rechte toegestaan. Andere horeca is mogelijk, maar alleen met een (binnenplanse) afwijking van het bestemmingsplan. Een uitzondering wordt gevormd door categorie IV: discotheken, partycentra e.d. Deze vormen van horeca kunnen een grote invloed hebben op de leefomgeving en verdienen een zwaardere planprocedure. Bestaande horeca die niet in categorie I of II vallen, worden positief bestemd. Het gaat concreet om een aantal cafe's met zaalverhuur.

 

Dit bestemmingsplan bevat een algemene wijzigingsbevoegdheid om de bestemmingen 'Detailhandel', 'Maatschappelijk', 'Bedrijf' en 'Kantoor' te wijzigen in de bestemming 'Horeca' (categorie I). Als voorwaarde geldt onder andere dat een dergelijke wijziging moet passen binnen het horecabeleid van de gemeente Cuijk.

4.14 Maatschappelijk

 

De gemeente Cuijk heeft geen overkoepelend ruimtelijk beleid voor de omgang met en de ontwikkeling van 'maatschappelijk'. Voorliggend bestemmingsplan is in deze gericht op de voorzetting van het ruimtelijke beleid uit het bestemmingsplan "Kom Haps".

 

Dit bestemmingsplan bevat een algemene wijzigingsbevoegdheid om de bestemmingen 'Detailhandel', 'Horeca' en 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk'.

4.15 Verkeer

 

In de afgelopen decennia is het aantal verkeersbewegingen in Nederland sterk toegenomen. Er zijn steeds meer mensen die vaker van A naar B willen. Om iedereen zo veilig mogelijk deel te laten nemen aan het verkeer, moet er ruimte vrij gemaakt worden voor verkeersbewegingen.

 

4.15.1 Fietsnota

De gemeente Cuijk wil het fietsen in haar gemeente stimuleren. Het doel van de gemeente is om het totale fietsgebruik te laten toenemen, maar ook de fiets door een bredere groep te laten gebruiken. De maatregelen die getroffen worden op het gebied van fietsbeleid moeten de oorzaken van de knelpunten zien weg te nemen en bijdragen aan de volgende doelstelling voor het fietsbeleid: het fietsbeleid moet erop gericht zijn het fietsgebruik in de gemeente te stimuleren. Aan deze hoofddoelstelling zijn de volgende inhoudelijke doelstellingen voor het gemeentelijke fietsbeleid gekoppeld:

 

Afweging

In het plangebied zijn geen nieuwe fietsverbindingen gepland. Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

 

4.15.2 Vliegbasis Volkel

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer in de omgeving van een luchtvaartterrein gelden in een bepaald gebied rond het luchtvaartterrein maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten, zoals woon- en kantoorgebouwen, antennemasten, windmolens en bomen. De maximaal toelaatbare hoogtes en de ligging en omvang van het gebied worden bepaald door de ligging van de start- en landingsbanen en berusten op internationale vastgelegde afspraken.

 

Afweging

Het plangebied valt binnen het obstakelgebied/ aanvlieggebied van vliegbasis Volkel. Bouwwerken hoger dan 170 meter + NAP vormen een belemmering voor het obstakelgebied/aanvlieggebied.

 

Het peil in het plangebied is 12 meter + NAP. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen bouwwerken mogelijk die een belemmering kunnen vormen voor vliegbasis Volkel.

In de regels en op de plankaart wordt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' opgenomen voor het radarverstoringsgebied.

4.16 Water

 

De 'watertoets' is de wettelijke verankering van de relatie tussen waterhuishouding en een bestemmingsplan. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informaeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. In deze 'waterparagraaf' worden alle relevante aspecten nader beoordeeld.

 

4.16.1 Waterplan Cuijk

De gemeente Cuijk en haar waterpartners (waterschap Aa en Maas, provincie Noord-Brabant en waterleidingmaatschappij Brabant Water, gemeenten Land van Cuijk) hebben een integraal waterplan opgesteld. De aanleiding hiervoor was de omslag in het denken en beleid rond water gedurende de afgelopen jaren: “In plaats van voort te borduren op het vertrouwde denken in waterbeheersing door technische ingrepen, is de nadruk komen te liggen op het aansluiten op de natuurlijke potenties van het landschap en het watersysteem (duurzaamheidprincipe).”

 

Deze beleidsomslag is vastgelegd op Europees niveau in de Kaderrichtlijn Water en op Rijksniveau in de 4e Nota Waterhuishouding, de nota Waterbeheer 21e Eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Op gemeentelijk niveau is deze beleidsomslag doorvertaald in de “Wet gemeentelijke watertaken”. Hierin zijn voor de gemeente een drietal zorgplichten opgenomen: hemelwater, grondwater en afvalwater.

 

Het waterplan heeft de status van kaderstellend beleidsplan. Het plan is hierdoor een “parapluplan” voor andere gemeentelijke plannen waarin water een rol speelt. Het plan kent echter geen directe planologische doorwerking. De zeven waterdoelen en streefbeelden dienen wel door te werken in ruimtelijke afwegingen. Deze waterdoelen zijn echter nog te weinig concreet om gebiedsspecifieke maatregelen uit te werken. De doelstellingen zijn daarom uitgewerkt als gebiedsspecifieke streefbeelden voor stedelijk-, landelijk-, en natuurlijk gebied.

 

4.16.2 Uitgangspunten watertoets Aa en Maas

In de beleidsnota 'Uitgangspunten watertoets Aa en Maas' zijn in het kort de principes beschreven die richtinggevend zijn bij de waterschapsadvisering over ruimtelijke plannen. De acht uitgangspunten zijn als volgt afgewogen.

 

Wateroverlastvrij bestemmen

In het plangebied zijn geen gebieden opgenomen die een andere bestemming krijgen dan voorheen. In het geval van de twee potentiële locaties voor woningbouw wordt bij het opstellen van het wijzigingsplan aandacht besteed aan mogelijke wateroverlast. De omvang van beide locaties is dusdanig klein, dat geen problemen verwacht worden.

 

Hydrologisch neutraal ontwikkelen

Waterschap De Dommel en Waterschap Aa en Maas hebben in de notitie “Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk” (11 juli 2006) een definitie en randvoorwaarden gegeven voor het Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen. Daarbij is een vertaalslag gemaakt naar vijf toetsaspecten waaraan een plan of ontwikkeling getoetst kan worden. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Er mogen geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in de projectlocatie en het beïnvloedingsgebied.

 

Een hulpmiddel bij het bepalen en oplossen van hydrologische knelpunten is de HNO-tool van het Waterschap. Daarmee kan berekend worden of er een waterbergingsopgave is en hoe groot deze dan is. De HNO-tool kan gebruikt worden bij de ontwikkeling van de twee potentiële woningbouwlocaties.

 

Voorkomen van vervuiling

Bij de inrichting, het bouwen en het beheer dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd te worden aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij wordt aandacht gevraagd voor het materiaalgebruik. Om watervervuiling te voorkomen, wordt het gebruik van uitloogbare of uitspoelbare bouwmaterialen tot een minum beperkt.

 

Gescheiden houden van schoon en vuil water

Bij alle nieuwe bouwplannen dient vermenging van vuil afvalwater en schoon hemelwater te worden voorkomen. Indien mogelijk, wordt alleen het vuile water aan de riolering aangeboden. Het schone hemelwater moet worden geïnfiltreerd in de bodem. In Aalsvoorten en De Schans zijn gescheiden rioolstelsels aanwezig. Ter plaatse van het Kerkplein is een infiltratiegebied voor hemelwater aanwezig.

 

Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering – afvoer”.

In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden, hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij dient de genoemde voorkeursvolgorde doorlopen te worden. Van toepassing bij nieuwe bouwplannen.

 

Meervoudig ruimtegebruik

In voorliggend bestemmingsplan is weinig tot geen ruimte voor het combineren van water met andere functies. In het plangebied is weinig oppervlaktewater aanwezig en van overlast is geen sprake. Een vorm van meervoudig ruimtegebruik is de rioolwatertransportleiding in combinatie met openbaar groen en natuurontwikkeling.

 

Water als kans

Water wordt in voorliggend bestemmingsplan positief bestemd.

 

Waterschapsbelangen

Het Waterschap Aa en Maas benoemd vijf waterschapsbelangen met een ruimtelijk component. In het plangebied zijn twee componenten van toepassing:

  1. aanwezigheid en ligging watersysteem;

  2. aanwezigheid en ligging van infrastructuur en ruimteclaims voor de afvalwaterketen in beheer van het waterschap.

 

In het noorden van het plangebied ligt een A-watergang langs de Oeffeltseweg. Deze vervolgt zijn gang ten oosten van het plangebied. Vanaf het rioolgemaal aan de Oeffeltseweg ligt een riooltransportleiding langs de A-watergang. De riooltransportleiding takt aan op de doorgaande leiding gelegen in het voormalige spoortracé van het Duits Lijntje. Vanwege het maatschappelijk belang van deze leiding, is een belemmeringenzone van 3,50 meter opgenomen aan weerzijden van de hartlijn. Het gaat hier om een zakelijk rechtstrook van het Waterschap Aa en Maas.

 

4.16.3 Keur Waterschap

Het Waterschap Aa & Maas heeft op 18 december 2009 een nieuwe Keur vastgesteld. De keur is een set regels met betrekking tot oppervlaktewater of waterkering in beheer van het waterschap, waarbij onderscheid gemaakt wordt in gedoogplichten, gebodsbepalingen en verbodsbepalingen. Het grondgebied ter plaatse van een watergang of waterkeringen of direct grenzend daaraan kent een

aantal beperkingen. Daarnaast zijn eigenaren en/of gebruikers verplicht een aantal activiteiten en werkzaamheden op hun terrein toe te staan die samen hangen met het beheer en onderhoud van het waterstaatswerk. De waterschapskeuren (Keur oppervlaktewateren en Keur waterkeringen) vormen een aanvulling op hogere regelgeving op landelijk en provinciaal niveau.

 

Afweging

Om tegenstrijdigheden te voorkomen worden zoveel mogelijk de begrippen en definities uit de Keur gebruikt in het bestemmingsplan.

4.17 Wonen

 

De woonfunctie is de meest voorkomende in bestemmingsplannen. Een woning is een primaire levensbehoefte en de plek waar de mens het grootste deel van zijn tijd doorbrengt. Vanwege het belang van de woonfunctie voor iedereen en het daarbij behorende ruimtebeslag, zijn er relatief veel beleidstukken over dit onderwerp.

 

4.17.1 Volkshuisvestingsrapportage gemeente Cuijk

In 2002 heeft Adviesbureau Companen in samenwerking met de gemeente een volkshuisvestingsonderzoek gehouden. Op basis van dat onderzoek is op 10 juli 2002 de "Volkshuisvestingsrapportage gemeente Cuijk (Wonen in Cuijk)" gepresenteerd. Na een brede

discussie daarover heeft de gemeenteraad in de vergadering van 10 maart 2003 besloten dat het gemeentebestuur zich in de komende (10/15) jaren ter zake volkshuisvesting en woningbouw zal laten leiden door wat in het rapport van Companen naar voren is gebracht. In het bijzonder gaat het om de aantallen woningen die zouden moeten worden gebouwd (de kwantitatieve behoefte) en de soorten woningen.

 

Kwantitatieve woningbehoefte

Ter zake de kwantitatieve woningbehoefte waren (zijn) de belangrijkste conclusies van het volkshuisvestingsonderzoek, c.q. de rapportage van Companen:

 

Kwalitatieve woningbehoefte; differentiatie

Belangrijk is om te weten voor welke doelgroepen de gemeente dient te bouwen. Companen concludeert als volgt:

 

Ook voor de gemeente Cuijk geldt (dus) in het algemeen dat in de woningbouw het accent verlegd moet gaan worden van traditionele ééngezinswoningen naar woningen voor kleine huishoudens, waaronder voor ouderen. In de huursector moet in het bijzonder voor ouderen gebouwd worden. In de koopsector is toevoeging gevraagd in alle woningtypen en prijsklassen, vooral ook weer voor kleinere huishoudens; overigens niet alleen voor personen van oudere leeftijd, maar ook van middelbare leeftijd. En levensloopbestendige woningen bouwen, anders genoemd: nultredenwoningen, is een nieuw aspect binnen de woningbouwopgave voor de toekomst.

 

4.17.2 Woningbouwprogramma 2005-2015

In vervolg op het volkshuisvestingsonderzoek en het raadsbesluit van 10 maart 2003 is een (nieuw) meerjarenwoningbouwprogramma opgesteld. Op 4 juli 2005 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma gemeente Cuijk 2005-2015 vastgesteld. Het woningbouwprogramma is qua aantallen te bouwen woningen primair afgestemd op de door de provincie vastgestelde prognosegegevens over de woningvoorraadontwikkeling op gemeenteniveau, c.q. "indicaties" van de gemeentelijke woningbouwprogramma's. Bij de aantallen van de provincie is vervolgens woningbouw opgeteld:

 

Er is rekening gehouden met een wenselijke ruime strategische overmaat aan bouwplannen (respectievelijk bestemmingsplancapaciteit). Tegenvallers op de ene locatie kunnen dan opgevangen worden op een andere locatie.

 

De laatste jaren hebben zich meerdere kansen voorgedaan om te bevorderen dat op inbreidingslocaties woningen worden gebouwd. Mede om vorm te geven aan de doelstelling in het Uitwerkingsplan Land van Cuijk om meer woningbouw binnenstedelijk te realiseren,

zijn die kansen aangegrepen. Bij de vaststelling van het (nieuwe) meerjaren woningbouwprogramma is dan ook rekening gehouden met (nieuwe) mogelijkheden om te bouwen op inbreidingslocaties.

 

Afweging

Per 1 januari van dit jaar (2010) is de voorraad woningen in Haps 1.129. Voor wat betreft de woningbehoefte, c.q. de gewenste woningvoorraad, en daarmee het aantal te bouwen woningen is het uitgangspunt, het rapport van Companen uit 2002, waarop voor een belangrijk deel ook het huidige meerjarenwoningbouwprogramma (2005-2015) is gebaseerd. Volgens het Companenrapport

zou de woningvoorraad in Haps op 1 januari 2022 1.223 moeten zijn. Dat betekent dat tussen nu en 2022 de woningvoorraad in Haps met ruim 90 woningen zou -moeten- toenemen.

 

Naast de restcapaciteit die er (nog) is in De Schans en de capaciteit van drie potentiële woningbouwlocaties (Gemeentewerf, Sportcentre Vivelli en Aalsvoorten 2), kennen we op dit moment in Haps ook nog de ruimte-voor-ruimte kavels aan de Beerseweg. Alles bij elkaar gaat het volgens de huidige inzichten om een capaciteit van ruim 80 woningen. Dat zou passen binnen het (nu nog fictieve) woningbouwprogramma tot 2022, immers voor ruim 80 woningen zijn er (aspirant-) plannen en voor ruim 90 woningen mogelijkheden.

 

Het vorenstaande zou betekenen dat in het nieuwe bestemmingsplan voor de kom van Haps de drie potentiële woningbouwlocaties "geregeld" zou kunnen worden met een wijzigingsbevoegdheid. Vóór dat dit kan, moet volgens de wet (Wro) de haalbaarheid van woningbouw zijn aangetoond. Voor de drie locaties zullen minimaal de (bureau)onderzoeken voor geluid, bodem, archeologie, flora en fauna en een planschaderisicoanalyse tijdig aangeleverd moeten worden. De drie locaties behouden tot die tijd de huidige bestemming of krijgen een bestemming die het dichtst bij het feitelijke gebruik ligt.

 

Van de locaties 'Gemeentewerf' en 'Sportcentre Vivelli' zijn de benodigde onderzoeken ontvangen. De onderzoeken sluiten woningbouw niet uit, zodat een wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen. Van de derde potentiële woningbouwlocatie 'Aalsvoorten 2' zijn geen onderzoeken ontvangen. Deze locatie krijgt geen wijzigingsbevoegdheid en wordt met de huidige bestemmingen opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

 

4.17.3 Mantelzorgbeleid

De maatschappelijke vraag naar zorg-/woonmogelijkheden is aanleiding geweest tot het opstellen van een uniforme regeling voor het Land van Cuijk voor huisvesting ten behoeve van mantelzorg. De uniforme regeling dient te voorzien in het realiseren van een gevarieerd aanbod van wonen en zorg op

maat, waaronder ook huisvesting dichtbij kinderen, ouders of anderen kan vallen. Door huisvesting ten behoeve van mantelzorg te faciliteren kunnen tal van wederzijdse voordelen worden geboden, zoals de mogelijkheid langer zelfstandig te wonen, het voorkomen van vereenzaming en isolement, hulp in de huishouding van werkende ouders, etc. Het komt dus ook tegemoet aan een sociale (woon)wens.

 

Onder “mantelzorg” wordt verstaan “het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband”. Om medewerking te kunnen verlenen aan het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, dient sprake te zijn van mantelzorg als hierboven omschreven. Om te kunnen

bepalen of sprake is van mantelzorg zal advies worden ingewonnen bij een onafhankelijke deskundige instantie. Uit de omschrijving blijkt dat de doelgroep ruim is gesteld en deze verder gaat dan de tot nu toe bekende ouder-kindrelatie. Om te voorkomen dat een woonperceel verwordt tot een (commerciële) opvanggelegenheid, mag per woonperceel maximaal één afhankelijke woonsituatie aanwezig zijn.

 

Afweging

Het mantelzorgbeleid is algemeen geldend en wordt in elk nieuw bestemmingsplan

juridisch verankerd, zo ook in het voorliggend bestemmingsplan. Voor het beleid zijn standaardregels geschreven die in voorliggend bestemmingsplan in de "Algemene Regels" zijn opgenomen.

 

4.17.4 Herziening bijgebouwen stedelijk gebied (2002)

Op 8 juli 2002 is door de gemeenteraad van Cuijk de partiële herziening “Bijgebouwen stedelijk gebied” vastgesteld. Het doel van de partiële herziening is één bebouwingsregeling op te stellen voor bijgebouwen bij (burger)woningen in het stedelijk gebied van Cuijk.

Aanleiding voor de herziening is dat het grondgebied van de gemeente Cuijk wordt beheerst door circa honderd vigerende bestemmingsplannen. Veel van deze plannen dateren van vóór de gemeentelijke herindeling (1994) en zijn onder regie van verschillende gemeentebesturen, in samenwerking met diverse adviesbureaus, tot stand gekomen. Dit heeft er toe geleid dat uniformiteit tussen de plannen ontbreekt, zowel qua systematiek als inhoud. Deze verschillen worden als tekortkomingen ervaren.

Het streven is de regeling voor bijgebouwen, met de herziening “Bijgebouwen stedelijk gebied” te laten voldoen aan de volgende kwaliteitseisen: uniform, voor één uitleg vatbaar, eenvoudig, gericht op beoogd ruimtelijk beeld, juridisch houdbaar, maatschappelijk actueel.

 

Afweging

De partiële herziening “Bijgebouwen stedelijk gebied” is van toepassing op het stedelijk gebied van de gemeente Cuijk. Het stedelijk gebied bestaat uit alle bestaande deelgebieden waar planmatige woonbebouwing het ruimtelijk beeld bepaalt. Het gebied bestaat globaal uit de kernen Cuijk, Beers, Haps, Katwijk, Linden, Vianen en St. Agatha. Op het voorliggende plangebied is de “Bijgebouwen stedelijk gebied” regeling van toepassing.

 

De regeling, is globaal bekeken, van toepassing op zijerven en achtererven bij burgerwoningen. De (woon)bestemming van het hoofdgebouw en van het voorerf op de desbetreffende percelen blijft onveranderd. In de regeling wordt benadrukt dat de zijerven en achtererven voor het wonen bestemd blijven. In combinatie met, en ondergeschikt aan het wonen, mag beperkt een aan huis gebonden beroep worden uitgeoefend. Met beperkt wordt gedoeld op de bepaling dat deze beroepsactiviteiten alleen in niet-vrijstaande bijgebouwen mogen plaatsvinden.

 

4.17.5 Beroep en bedrijf aan huis

In de gemeente Cuijk is in het bestemmingsplan "Bijgebouwenregeling stedelijke gebieden" een regeling opgenomen om beroepen en bedrijven in de woning mogelijk te maken. Het beroep of bedrijf wordt als functie gezien die ondergschikt is aan het wonen. Het gaat om kleinschalige activiteiten die probleemloos in een woning en een woonomgeving kunnen worden uitgeoefend. Hiervoor wordt een aangepaste lijst van bedrijfsactiviteiten gebruikt, die is opgenomen in de bijlage bij de regels.

 

Aan het ondergeschikte gebruik zijn voorwaarden verbonden, waaronder een maximale oppervlakte van 50 . In een aantal gevallen is de oppervlakte in de praktijk groter gebleken. Hiervoor is als uitzondering een aparte aanduiding opgenomen om de grotere oppervlakte vast te leggen.

 

Afweging

De regeling is opgenomen in de "Algemene regels".

4.18 Financieel

 

Een bestemmingsplan moet financieel uitvoerbaar zijn tijdens de planperiode. Hierbij dient naast de financiële uitvoerbaarheid vanuit de gemeentebegroting bezien, ook aandacht besteed te worden aan de ecolonomische uitvoerbaarheid van bestemmingen die gerealiseerd worden door particulieren en bedrijven.

 

4.18.1 Exploitatieplan

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het sinds 1 juli 2008 verplicht om bij een bestemmingsplan ook een exploitatieplan vast te stellen. Een exploitatieplan is echter niet verplicht als er:

 

Afweging

Voor voorliggend bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld, omdat in voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen. Indien niet tot een overeenkomst kan worden gekomen, wordt bij het opstellen van een wijzigingsplan een exploitatieplan voor de wijziging opgesteld. Kosten verbonden aan een wijziging van een bestemmingsplan zijn voor de ontwikkelaar van dat plan.

 

4.18.2 Planschade

De regeling omtrent de tegemoetkoming in de planschade is geregeld in afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In artikel 6.1 Wro is bepaald dat burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van onder anderen:

op aanvraag een tegemoetkoming toekennen, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins verzekerd is.

 

Artikel 6.4a Wro regelt dat gemeenten een overeenkomst kunnen sluiten met de verzoeker van de planologische aanpassing dat de planschade die voor tegemoetkoming in aanmerking voor zijn rekening komt.

 

Afweging

Voor de twee potentiële woningbouwlocaties 'Gemeentewerf' en 'Sportcentre Vivelli' zijn planschaderisicoanalyses (bureaustudie) uitgevoerd. Voor beide locaties is geconcludeerd dat de kans op planschadeclaims, welke voor vergoeding in aanmerking komen, onaannemelijk is.

4.19 Handhaafbaarheid

 

De gemeente Cuijk heeft haar beleid ten aanzien van toezicht en controle op regelgeving vastgelegd in het ‘Integraal Handhavingsbeleidsplan 2011-2014’. Het handhavingsbeleid moet leiden tot gemeentebrede, gestructureerde en integrale handhaving. Het betreft een beleidscyclus, waarbij de monitoring van de uitvoering van de handhaving kan leiden tot bijstelling van het beleid. Het beleidsplan initieert een lerende organisatie, waarbij de kwaliteit van de handhaving toeneemt en de uitvoering van de handhaving steeds efficiënter wordt.

 

Bij handhaving wordt onderscheid gemaakt tussen preventieve en repressieve handhaving. Onder preventieve handhaving wordt in eerste instantie verstaan: het houden van toezicht. Daarnaast is ook goede informatievoorziening en gerichte voorlichting aan de burger van belang. De kwaliteit van verleende vergunningen staat voorop. Daarnaast dient ook aandacht besteed te worden aan de actualiteit en de handhaafbaarheid van verordeningen, vergunningen en bestemmingsplannen. Indien wordt afgeweken van geldende regelgeving en er dus sprake is van illegale activiteit(en) zal repressieve handhaving worden toegepast. Dit kan bestuursrechtelijk, strafrechtelijk of privaatrechtelijk van aard zijn.

 

In het geldende handhavingsbeleidsplan zijn, op basis van een uitgevoerde risicoanalyse, voor alle gemeentelijke handhavingstaken met betrekking tot de fysieke leefomgeving prioriteiten gesteld.

In het handhavingsbeleidsplan wordt nader ingegaan op de verschillende vormen van handhaving (nalevingsstrategie, preventiestrategie). De handhavingsstrategie ‘Hoe handhaven we in Brabant’ komt uitgebreid aan de orde. Er zijn ook beleidsregels ten aanzien van gedogen opgenomen in het plan. Dit bestemmingsplan biedt juridisch-planologische kaders waaraan kan worden getoetst.