Artikel 10 Horeca

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca-activiteiten uit categorie I en II, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie III' zijn ook horeca-activiteiten toegestaan die vallen in categorie III, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing nagestreefd;

 

en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. extensief recreatief medegebruik;

 

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

  1. het bebouwingspercentage is maximaal 65% van een bouwperceel;

 

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw geldt:

  1. het moet ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;

  2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens moet minimaal 3,00 m zijn;

  3. de goothoogte mag maximaal 6,00 m zijn;

  4. de bouwhoogte mag maximaal 10,00 m zijn.

 

10.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het voorerf geldt:

  1. de bouwhoogte mag maximaal 1,00 m zijn, met uitzondering van:

    1. vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.

 

Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het achtererf geldt:

  1. de bouwhoogte mag maximaal 3,00 m zijn, met uitzondering van:

    1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag maximaal 2,00 m zijn;

    2. vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.

 

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met in achtneming van de bouwregels, nadere eisen te stellen aan:

  1. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;

  2. de afmetingen van bouwwerken;

  3. de situering van bouwwerken;

  4. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;

 

onder voorwaarde dat:

  1. de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;

  2. de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van één of meerdere van de onderstaande gronden:

    1. een goede woonsituatie;

    2. de sociale veiligheid;

    3. het stedenbouwkundige beeld;

    4. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

    5. de verkeersveiligheid;

    6. de milieusituatie;

    7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

10.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 10.2.1 onder a en toestaan dat het bebouwingspercentage van een bouwvlak behorende bij een bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 80%, onder voorwaarde dat:

    1. het parkeren en laden en lossen op eigen terrein mogelijk blijft;

  2. lid 10.2.2 onder b en toestaan dat gebouwen tot in de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd, onder voorwaarde dat:

    1. het gebouw voldoet aan de brandveiligheidseisen;

    2. een advies van de brandweer is ontvangen.

 

Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. een goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. het stedenbouwkundige beeld;

  4. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de milieusituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

10.5 Specifieke gebruiksregels

 

10.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  2. een smartshop, een growshop en een headshop, alsmede het gebruik van opstallen voor het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs;

  3. een speelautomatenhal, een discotheek/dancing of bingohal.

 

10.5.2 Parkeren

Het parkeren, laden en lossen van voertuigen in relatie met een bedrijf, dient volledig te worden gerealiseerd binnen het bouwperceel behorende bij dat bedrijf. Als dit niet mogelijk blijkt, dan mogen andere gronden gebruikt worden, onder voorwaarde dat:

  1. aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid;

 

10.6 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 10.1 onder a en toestaan dat horeca-activiteiten uit de categorieën III en V, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels, worden toegelaten, onder voorwaarde dat:

    1. de nieuwe categorie past in het gemeentelijke horecabeleid;

    2. aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid;

 

Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. een goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. het stedenbouwkundige beeld;

  4. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de milieusituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

10.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen of te laten slopen.

 

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;

  2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

  3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;

  4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;

  5. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie als er onduidelijkheid bestaat over de karakteristieke hoofdvorm.

 

10.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming 'Horeca' geheel of gedeeltelijk gewijzigd wordt naar de bestemming 'Detailhandel', 'Dienstverlening' of 'Maatschappelijk' onder voorwaarde dat:

    1. de regels van artikel 6 'Detailhandel' en/of 7 'Dienstverlening' en/of 11 'Maatschappelijk' onverkort van toepassing worden verklaard.

  2. de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, onder voorwaarde dat:

    1. de bescherming van de betreffende karakteristieke bebouwing niet langer noodzakelijk is, omdat de bebouwing bij een calamiteit verloren is gegaan;

    2. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen;

  3. de aanduiding ‘karakteristiek’ en/of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument aan gronden wordt toegevoegd, onder voorwaarde dat:

    1. door een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie is vastgesteld dat een object karakteristiek is vanwege cultuurhistorische-, architectuurhistorische- en ensemblewaarden, herkenbaarheid/gaafheid en zeldzaamheid.

 

Aan een wijziging wordt alleen meegewerkt als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. een goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. het stedenbouwkundige beeld;

  4. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de milieusituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.