Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan Vakantiecentrum De Fruithof in Klijndijk van de gemeente Borger-Odoorn;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1681.12BP0001-VG01 met de bijbehorende regels;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bestaande:
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
-
bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
o. chalet:
een demonteerbaar en/of verplaatsbaar recreatieonderkomen dat wordt gelijkgesteld met een recreatiewoning;
p. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
q. dienst-/bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
r. gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
s. horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, hieronder niet begrepen discotheken en dancings;
t. horeca, categorie II:
horeca die wat betreft de exploitatievorm behoort bij en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van een bestemming, zoals een kantine;
u. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
v. peil:
1. peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
2. peil ander bouwwerk: de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
w. permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
x. recreatiewoning:
een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
y. seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
z. stacaravan:
een kampeermiddel, op het terrein als aanhanger te verplaatsen. Over de weg moet de stacaravan als één geheel te verplaatsen zijn;
aa. woning:
een complex van ruimten in een gebouw, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één persoon of meerdere personen of een gezin.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en toegangsportalen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de buitenzijde van de gevel niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden wolfseinden niet meegerekend.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de afstand gemeten als kortste afstand tussen de buitengevels van de hoofdgebouwen en/of (bedrijfs)woningen.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen en openbare nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
a. Voor deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 2 m bedraagt.
Artikel 4 Recreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. centrale recreatieve voorzieningen in de vorm van een receptie, kantoor, detailhandel, bedrijfswoning, wasserette, recreatieruimte, slechtweeraccommodatie, horeca, categorie II, zwembad en gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud;
b. sport- en speelvoorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
e. openbare nutsvoorzieningen;
f. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
g. zwem- en speelwater, ter plaatse van de aanduiding ‘water’;
h. sanitaire voorzieningen.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
2. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 6,5 m, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte van de slechtweeraccommodatie en het zwembad ten hoogste respectievelijk 4,5 m en 10 m mogen bedragen.
Voor ten hoogste 25% van de bebouwde oppervlakte van het zwembad mogen de goot- en bouwhoogte ten hoogste 6 m en 12 m bedragen;
3. op of in de gronden zijn ten hoogste twee bedrijfswoningen toegestaan.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 8 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van de perceel- en erfafscheiding ten hoogste 2 m bedraagt en de hoogte van een glijbaan bij het zwembad ten hoogste 9 m met een bebouwd oppervlak van ten hoogste 25 m2.
Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘recreatie – verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’, alsmede voor recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’, met dien verstande dat deze gronden tevens zijn bestemd voor kampeermiddelen;
b. groenvoorzieningen en water;
c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
d. parkeren, uitsluitend ten behoeve van de uitbreiding van het parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
e. openbare nutsvoorzieningen;
f. gebouwen voor sanitaire voorzieningen;
g. spel– en speelvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen en plaatsen van verblijfsrecreatieve voorzieningen gelden de volgende regels:
1. het aantal recreatiewoningen en/of chalets bedraagt ten hoogste 100, waarbij het bebouwde oppervlakte ten hoogste 100 m2 bedraagt, inclusief een aanbouw, uitbouw of bijgebouw;
2. de recreatiewoningen en/of chalets worden vrijstaand gebouwd, met dien verstande dat ten hoogste tien recreatiewoningen in geschakelde bouwvorm mogen worden gebouwd;
3. de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen en/of chalets bedraagt ten minste 10 m;
4. de bouwhoogte van de recreatiewoningen en/of chalets bedraagt maximaal 8 m en de goothoogte maximaal 3,5 m;
5. de bebouwde oppervlakte van een stacaravan bedraagt ten hoogste 50 m², met een bouwhoogte van ten hoogste 3,8 m, gemeten vanaf de onderkant van de wielen;
6. bij een stacaravan is een vrijstaande berging toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een maximum bebouwde oppervlakte van 8 m2.
b. Voor het bouwen van sanitaire voorzieningen geldt dat de gezamenlijke bebouwde oppervlakte ten hoogste 1.000 m² bedraagt en de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van de bouwwerken ten hoogste 8 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Als strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt aangemerkt een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving.
Als strijdig gebruik wordt in elk geval aangemerkt het gebruik van een recreatiewoning, kampeermiddel (daaronder begrepen een stacaravan) of chalet voor permanente bewoning.
Artikel 6 Leiding - Gas
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘leiding - gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aardgastransportleiding.
6.2 Bouwregels
a. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
c. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
6.3 Afwijking van de bouwregels
Bij de omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. het bepaalde in lid 6.2, sub a en lid 6.2, sub b en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat;
b. het bepaalde in lid 6.2, sub a en lid 6.2, sub c en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:
- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het permanent opslaan van goederen;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- het aanbrengen van hoogopgaande en/of diep wortelende beplanting.
b. De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de werkzaamheden geen belemmering vormen voor een veilig en bedrijfszeker gastransport. De vergunning kan alleen worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 7 Leiding – Hoogspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'leiding - hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsleiding.
7.2 Bouwregels
a. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
c. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
7.3 Afwijking van de bouwregels
Bij de omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 7.2, sub a en lid 7.2, sub b:
en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is geleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat;
b. lid 7.2, sub a en lid 7.2, sub c:
en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
Artikel 8 Waarde – Archeologie 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘waarde – archeologie 3’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van archeologische waarden, voorzover:
a. de gronden een 'hoge trefkans' of een 'middelhoge trefkans' hebben (zogenaamde IKAW-terreinen); deze gronden zijn in het plan bestemd als Waarde - Archeologie 3.
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 8.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 100 m², zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos of boomgaard, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, aanbrengen en verwijderen van funderingen.
b. Voorzover de in lid 8.2, sub a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
c. De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een (onderzoeks)rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, met dien verstande dat geen archeologisch onderzoek is vereist wanneer door de deskundige, genoemd in lid 8.2, sub d, is aangegeven dat onderzoek niet noodzakelijk is.
d. Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog.
e. Het in lid 8.2, sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' gelden de volgende aanvullende regels.
10.1 Bouwregels
De voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bedoeld voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.
a. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt.
10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren:
1. het aanbrengen van opgaande beplanting;
2. het aanbrengen van bovengrondse leidingen;
3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 2 m.
b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op:
1. werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
2. werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemmingen gerichte beheer of gebruik van de grond.
c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
1. een afweging van de voor deze bestemming in het geding zijnde belangen heeft plaatsgevonden, waaruit blijk dat geen onevenredige schade wordt toegebracht aan die belangen;
2. de verkeersveiligheid niet in gevaar worden gebracht.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. de gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, met uitzondering van de bebouwde oppervlakte van stacaravans en recreatiewoningen;
b. het bepaalde in het plan en toestaan dat:
- een geringe verschuiving van de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en indelingslijnen met ten hoogste 5 m wordt aangebracht;
- openbare nutsvoorzieningen en openbare nutsgebouwtjes worden aangelegd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 10 m³ bedraagt;
- (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten en bergbezinkbassins worden aangelegd.
11.2 De omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- de verkeersveiligheid;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- natuur en landschap.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Uitsluiting seksinrichting
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.
12.2 Afstemming Flora- en faunawet
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet. Indien uit gegevens, dan wel uit onderzoek blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betreffende (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat ontheffing, dan wel ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is verkregen.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten vervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Vakantiecentrum De Fruithof in Klijndijk’.
