Artikel 6

Detailhandel

6.1         Bestemmingsomschrijving

6.1.1     De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      detailhandelsbedrijven;

 

b.      ondersteunende horeca, waarbij de oppervlakte van ondersteunende horeca-activiteiten niet meer mag bedragen dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak met een maximum van 50 ;

 

c.      wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

                            

6.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2         Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:

 

a.      de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de breedte van een gebouw zal minimaal 5,00 meter bedragen;

 

c.      de goothoogte mag maximaal de op de kaart aangegeven maat bedragen;

 

d.      de bouwhoogte mag maximaal 10,00 meter bedragen, tenzij op de kaart anders staat aangeduid;

 

e.      bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen;

f.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen;

g.      in afwijking van het onder lid 6.2, sub f bepaalde mag de bouwhoogte van overkappingen maximaal 3,00 meter bedragen;

h.      in afwijking van het onder lid 6.2, sub f bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn maximaal 1,00 meter bedragen.

6.3         Nadere eisen

6.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.3.2     Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

6.4         Ontheffing van de bouwregels

6.4.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 6.2, sub c en sub d tot een overschrijding met maximaal 1,00 meter;

 

b.      lid 6.2, sub e tot een steilere dakhelling;

 

c.      lid 6.2, sub f tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen;

 

d.      lid 6.2, sub h tot een totale hoogte van maximaal 2,00 meter.

 

6.4.2     De in lid 6.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

a.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

6.4.3     Procedureregels

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.4.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

6.5         Wijzigingsbevoegdheid

6.5.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro, de op de kaart aangegeven bouwvlakken te vergroten, met dien verstande dat:

1.      het bouwvlak maximaal met 20% mag worden vergroot;

2.      de vergroting van het aanduidingsvlak niet mag plaatsvinden vóór de op de kaart aangegeven gevellijn;

3.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

4.      er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving en op de locatie aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden.

 

6.5.2     Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 6.5.1 gelden de algemene procedure regels zoals opgenomen in artikel 24, lid 1 van deze regels.