Artikel 8 Wonen - 3
8.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Wonen - 3" aangewezen gronden zijn bestemd voor vrijstaande woningen. 8.2 Bouwregels 8.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: hoofdgebouwen; bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 8.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bebouwingsoppervlak toegestaan; binnen het bestemmingsvlak zijn maximaal twee woningen toegestaan; de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 1.500 m3.; de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte: 6 m.; bouwhoogte: 10 m. 8.2.3 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van erkers die tot ten hoogste 1.50 m. uit de zijgevel springen, dienen op een afstand van ten minste 3 m. achter de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan) te worden gebouwd; indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de bouwperceelgrens ten minste 1 m. te bedragen; de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken per woning mag niet meer bedragen dan 100 m2.; de goot- en / of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte: 3 m.; bouwhoogte: 6 m. 8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen: 2 m.; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m. 8.3 Specifieke gebruiksregels 8.3.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; 8.3.2 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan de gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen. 8.3.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 8.3.4 Woning / wooneenheid Het is niet toegestaan de woning te gebruiken in strijd met het begrip woning / wooneenheid. 8.4 Afwijken van de gebruiksregels 8.4.1 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie, een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 8.3.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm, die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 8.4.2 Mantelzorg Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 8.3.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. 8.4.3 Woning / wooneenheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 8.3.4 voor het gebruik van een woning in strijd met het begrip woning / wooneenheid ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal 10 personen, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2.; er kunnen voor het in het kader van de ontheffing extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan: het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving; het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk.