Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Langdonk.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 20 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 21 Algemene bouwregels

 

21.1 Bestaande afstanden en andere maten

 

21.1.1 Maximaal toelaatbaar

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wetgeving, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

21.1.2 Minimaal toelaatbaar

In die gevallen dat afstand tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wetgeving, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

21.1.3 Heroprichting

In het geval van heroprichting van gebouwen is het bepaalde in 21.1.1 en 21.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

21.2 Overschrijding bouwgrenzen

De aangegeven bouwgrenzen/voorgevels mogen/mag uitsluitend worden overschreden door:

 

  1. tot gebouwen behorende stoepen, trappen- c.q. lifthuizen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's mits de overschrijding niet meer dan 2.50 m bedraagt.

 

 

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

 

22.1 Gebruik van gronden en bouwwerken

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de artikelen 3 tot en met 19 aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels.

 

23.1 Vrijwaringszone - beschermingszone

 

23.1.1 Omschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - beschermingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterschapsdoeleinden ten behoeve van de aan deze zone grenzende waterloop en als zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen.

 

23.1.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

 

23.1.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.1.2 ten behoeve van bebouwing, die is toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemming, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt toegebracht aan het belang van de waterhuishouding.

  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

 

23.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

    1. een gesloten wegdek aan te brengen;

    2. beplantingen en/of bomen aan te brengen c.q. te vellen en/of te rooien;

    3. waterlopen wijzigen en afgravings- en ontgrondingwerkzaamheden uit te voeren anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 m;

    4. heiwerken uit te voeren en/of scherpe voorwerpen in de bodem te drijven dieper dan 0,30 m;

    5. parallelriolen, nutsvoorzieningen en transportleidingen aan te leggen;

    6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van gezamenlijk meer dan 100 m2;

    7. het ophogen van gronden;

    8. het realiseren van stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing, voor zover dit nodig is om te voorkomen dat dit gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;

  2. Het verbod bedoeld als in a. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

    1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

    3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  3. De werken en / of werkzaamheden als bedoeld in lid a. zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de beschermingsfunctie ten behoeve van de waterloop;

  4. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

23.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

 

23.2.1 Omschrijving

De voor 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening.

 

23.2.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen inrichtingen worden opgericht of in werking worden gehouden die behoren tot één of meer van de categoriën die zijn aangewezen in bijlage 3 behorende bij artikel 5.1.3.1 van de Provinciale milieuverordening.

 

23.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

    1. het oprichten, in exploitatie nemen of hebben, of buiten gebruik stellen van boorputten;

    2. het uitvoeren of hebben van grond- of funderingswerken op een diepte van 3 m of meer onder het maaiveld;

  2. Het verbod bedoeld als in a. onder 1 is niet van toepassing op:

    1. boorputten voor de controle van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening;

    2. het onderzoeken of saneren van de bodem in het kader van de Wet bodembescherming;

    3. boorputten bestemd voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van industriële toepassing en de openbare drinwatervoorziening als bedoeld in artikel 6.4, en onttrekkingen als bedoeld in artikel 6.5, onder b van de Waterwet;

  3. Het verbod als bedoeld in a. onder 2 is niet van toepassing:

    1. indien grond wordt verwijderd en het bodemprofiel wordt aangevuld tot tenminste 3 m onder het maaiveld zoals dat aanwezig was voorafgaand aan de werkzaamheden, en aansluitend op eventueel aangelegde kunstwerken;

    2. voor het inbrengen van palen: indien uitsluitend gebruik gemaakt wordt van:

      • grondverdringende gladde geprefabriceerde palen zonder verbrede voet;

      • in de grond gevormde palen waarbij een hulpbuis wordt gebruikt die niet plaatselijk verbreed is, grondverdringend wordt ingebracht en niet wordt getrokken; of

      • schroefpalen;

  4. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden die:

    1. het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer betreffen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

    3. het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aanlsuiting van percelen op het openbare voorzieningennet betreffen

    4. noodzakelijk zijn in verband met het beheer van de gronden ten behoeve van de drinkwatervoorziening;

  5. De werken en / of werkzaamheden als bedoeld in lid a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen gevaar of nadeel ontstaat voor het belang van de bescherming van de drinkwatervoorziening en vooraf advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de drinkwatervoorziening;

 

 

23.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

23.3.1 Omschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de belevingswaarde en het functioneren van molen 'De Hoop'.

23.3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet hoger worden gebouwd dan:

  1. binnen een afstand van 100 m vanaf het hart van de molen: een bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de as van de wieken;

  2. binnen een afstand vanaf 100 m tot 400 m vanaf het hart van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen;

 

met dien verstande dat:

 

  1. deze regels niet van toepassing zijn op bestaande bouwwerken.

 

23.3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.3.2 ten behoeve van bebouwing, die is toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemming, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt toegebracht aan de belevingswaarde en functioneren van de molen;

  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheerder van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde molen; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

 

23.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

    1. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;

  2. Het verbod bedoeld als in a. is niet van toepassing op:

    1. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die als zij volgroeid is, niet hoger is dan de hoogte van de gebouwen zoals in het plan toegestaan;

  3. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde molen; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

 

 

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

 

25.1 Afwijking bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en tenzij daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het in dit plan bepaalde:

 

  1. ten aanzien van de plaats van de bebouwingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;

  2. van de in de artikelen 4 tot en met 19 genoemde maten resp. percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;

  3. van enige bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3 m zal bedragen.

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

 

26.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

 

26.2 Belangenprocedure bij de algemene wijzigingsregels

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 27 in acht te worden genomen.

 

 

Artikel 27 Algemene procedureregels

 

27.1 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid voor zover naar dit artikel wordt verwezen.

 

 

27.2 Procedureregels

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn gebruik te maken van een wijziging als bedoeld in 27.1 gelden hiervoor de volgende procedureregels.

 

27.2.1 Termijn en terinzagelegging

Het ontwerpbesluit, houdende een wijziging als bedoeld in bovenstaande artikelen, ligt gedurende zes weken bij de gebruikelijke gemeentelijke informatiepunten voor belanghebbenden ter inzage.

 

27.2.2 Wijze bekendmaking

Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren op de gebruikelijke wijze bekend.

 

27.2.3 Zienswijzen

De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit.