Artikel 1 Begrippen
1.1 In deze regels wordt verstaan onder:
het plan
het bestemmingsplan ‘Populierenstraat 7, Vinkel’ van de gemeente Maasdonk;
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1671.BPKM2009DV000009-01VA, met bijbehorende regels en bijlage;
aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aanlegvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
achtererf
het gedeelte van het erf, dat is gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw;
achtergevelrooilijn
de lijn langs de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
afhankelijke woonruimte
een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
Algemene Plaatselijke Verordening
de Algemene Plaatselijke Verordening, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Maasdonk op 6 mei 2008, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en carports op een nader in deze regels omschreven deel van het bestemmingsvlak, in procenten van de oppervlakte van dat deel van het bestemmingsvlak;
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
bedrijfsvloeroppervlak
de oppervlakte van de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut voor de uitoefening van een bedrijf;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, zonder directe verbinding met het hoofdgebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
carport
een overkapping, al dan niet een gebouw zijnde, die dient voor de stalling van een motorvoertuig;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
hoofdgebouw
een gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken;
horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, nader te onderscheiden in lichte horeca, middelzware horeca, zware horeca, hotels en seksinrichtingen;
mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
ondergronds
beneden het peil;
ontheffing
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
peil
voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer;
voor andere bouwwerken: de (gemiddelde) hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw; bij hoekwoningen en gebouwen op hoeksituaties is de voorgevel uitsluitend de naar de weg gekeerde gevel, welke door de gevelindeling en/of de situering van de oprit en/of de voortuin als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;
voorgevelrooilijn
de lijn langs de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
vrijstaande woning
een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is aangebouwd;
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566), houdende de vaststelling van nieuwe voorschriften omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
zijerf
het gedeelte van het erf, dat is gelegen tussen de zijgevel van het hoofdgebouw of de lijn in het verlengde daarvan en de zijdelingse (bouw)perceelsgrens;
1.2 In deze regels wordt mede verstaan onder:
gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) (bouw)perceelsgrens
tussen de (zijdelingse) grens van het (bouw)perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is.
de goothoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de horizontale diepte van een bouwwerk
tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten ten opzichte van de voorgevel en tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil.
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk. |