hoofdstuk 1 inleidende bepalingen 1
Artikel 2 Wijze van meten c.q. berekenen
Artikel 6 Bedrijf-Algemeen Nut (B-AN)
Artikel 7 Bedrijventerrein (BT)
Artikel 14 Maatschappelijk (M)
Artikel 21 Leiding-Riool
(dubbelbestemming)
hoofdstuk iii ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 23 Uitsluiting aanvullende
werking Bouwverordening
Artikel 24 Algemene
gebruiksbepalingen
Artikel 25 Algemene vrijstellingsbevoegdheid
Artikel 26 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 27 Procedurebepalingen
Artikel 29 Overgangsbepalingen
Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten
HOOFDSTUK I
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
plan:
het Bestemmingsplan ‘Kom Reusel’ van de gemeente Reusel-De Mierden;
plankaart:
de plankaart van het Bestemmingsplan ‘Kom Reusel’ bestaande uit de kaart TEK04-RES00006-01A, bestaande uit 5 deelplankaarten;
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk
gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend;
achtergevelrooilijn:
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien
vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
- indien er niet sprake is van een achterste
grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de plankaart is aangegeven: de
denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw
-zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde
daarvan;
afhankelijke woonruimte:
een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:
-
het telen of veredelen van gewassen, waaronder
begrepen houtteelt en fruitteelt;
-
het houden of fokken van vee, pluimvee of
pelsdieren;
nader te onderscheiden in:
- grondgebonden bedrijf;
-
kassenbedrijf;
-
niet-grondgebonden bedrijf;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of één of meer
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage:
een in de voorschriften dan wel op de plankaart opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
begane
grond:
de
bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het
straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal
beroeps-
c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de
totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden
beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling,
inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bestaand(e
situatie):
a t.a.v.
bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het
ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip
aangevraagde vergunning;
b t.a.v.
gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het
plan rechtskracht heeft verkregen;
bestemmingsvlak:
een op de kaart aangegeven vlak met een
zelfde bestemming;
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet
vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
bouwmarkt:
detailhandel
met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlakte van minimaal
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop
krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten;
bouwvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee
de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond
verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden
danwel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen,
die niet wordt aangemerkt als gebouw;
dagrecreatie:
recreatieve
activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot
een uur na zonsondergang;
detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit;
detailhandel
in volumineuze goederen
detailhandel
die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlakte van
minimaal
dienstverlening:
het
verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen
of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte
wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van
gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
geluidzoneringsplichtige
inrichting:
een
inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van
vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
geschakelde woningen:
woningen waarvan de hoofdgebouwen d.m.v.
bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het
hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
gesloten
bebouwing:
bebouwing welke wordt
gekenmerkt door overwegend aaneengebouwde hoofdgebouwen;
gestapelde
bebouwing:
bebouwing bestaande uit zich in één
hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of
bijzondere woonruimten;
halfopen
bebouwing:
bebouwing in overwegend halfvrijstaande
en/of geschakelde hoofdgebouwen en incidenteel vrijstaande en aaneengebouwde
(maximaal 3 aaneen) hoofdgebouwen;
hoekperceel:
een
perceel dat is gelegen op de hoek van twee wegen die toegankelijk zijn voor
verkeer of op de hoek van een weg die toegankelijk is voor verkeer en openbaar
groen;
hoekwoning:
een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee
wegen;
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn
constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet
op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
horecabedrijf:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:
a horecabedrijf
categorie A
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
b horecabedrijf
categorie B
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
c horecabedrijf
categorie C
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
d horecabedrijf
categorie D
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, als dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;
e horecabedrijf
categorie E
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek;
inrichtingen
zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder:
bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet Milieubeheer (Staatsblad 1993, 50);
kampeermiddel:
a een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
kantoor:
kantoor met baliefunctie:
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau;
kantoor zonder baliefunctie:
een kantoor zonder publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een kantoor in assurantiën en verzekeringen;
maatschappelijke
voorzieningen:
educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
ondergeschikte
functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de
vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
open
bebouwing:
bebouwing bestaande uit overwegend
vrijstaande (en/of incidenteel halfvrijstaande)
hoofdgebouwen;
productiegebonden
detailhandel:
detailhandel in
goederen die ter plaatse wordt vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het
productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het
productieproces;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het
verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in
gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek
toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling
verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie);
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele
handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard
plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder
geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub,
een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in
combinatie met elkaar;
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar
of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel
aanlokken;
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een
bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de
voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse
perceelsgrenzen;
voorgevelrooilijn:
de als zodanig op de plankaart blijkens de
daarop voorkomende verklaring als zodanig aangegeven lijn, welke niet door
gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachten deze voorschriften
uitdrukkelijk toelaten afwijkingen;
vrije bebouwing:
bebouwing bestaande uit aaneengebouwde,
halfvrijstaande, geschakelde en/of vrijstaande hoofdgebouwen en/of
patiogebouwen;
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk
zijnde;
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd
voor de huisvesting van één of meer personen;
zorgvoorziening/zorgcomplex:
bebouwing bestaande uit woningen in
combinatie met maatschappelijke en algemene voorzieningen in hoofdzaak ten behoeve
van de bewoners van deze woningen zoals voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg,
kleinschalige detailhandel, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening.
Bij de toepassing van deze voorschriften
wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
afstand
tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van een bouwwerk tot de
zijdelingse grens van het bouwperceel;
bebouwd
oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel
aanwezige bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd,
uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat
is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de voorschriften nader aan te
duiden gedeelte van die bestemming;
breedte,
diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken
en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de
goot, c.q. de druiplijn (snijvlak, wandvlak, dakvlak), het boeiboord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
(bouw)hoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste
punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane-grondvloer
dan wel -indien aanwezig- van de kelder- of souterrainvloer, de buitenzijde van
de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of
het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde
niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
peil:
voor
gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van
die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van
het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- indien
in het water wordt gebouwd:
het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander
plaatselijk aan te houden waterpeil).
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien
van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding niet meer dan
De op de plankaart voor agrarisch aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
de
uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden
agrarische bedrijfsvoering;
b
een
bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ op
de plankaart;
c
openbare
nutsvoorzieningen;
d
infrastructurele
voorzieningen;
e
waterhuishoudkundige
voorzieningen;
f
sloten,
beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
g
behoud
en herstel van de op de plankaart aangeduide ‘ecologische verbindingszone’.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het
bouwvlak gebouwd worden.
b
Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van
één agrarisch bedrijf worden gebouwd.
c
De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen
dan op de plankaart is aangegeven.
d
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer
bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
e
De bouw van kassen is niet toegestaan.
3.2.2
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a
Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden
gebouwd, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de
aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de plankaart.
b
Het aantal bedrijfswoning mag niet meer dan
één per bedrijf bedragen.
c
Een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het
bouwvlak gebouwd worden.
d
De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
e
De bouwhoogte van den bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
3.2.3
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag
niet meer dan
b
De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan
c
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De
hoogte van silo’s mag niet meer dan
b
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
c
De
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
3.2.5
Lpg-cirkel
Op de gronden gelegen binnen de op de
plankaart aangegeven lpg-cirkel is geen nieuwbouw van (beperkt)kwetsbare
objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen
toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a
de
verkeersveiligheid;
b
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze
bestemming.
3.4.2 Strijdig
gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze
bestemming, zoals bedoeld in lid 3.5.1, wordt in ieder geval gerekend:
a
het
gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
3.5 Aanlegvergunningenstelsel
Ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische zone’ op de plankaart is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
b het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
c het verharden van wegen en paden;
d het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
e het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
f het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden.
Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
a het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
De in 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling, het behoud en bescherming van de ecologische waarden van de gronden.
De op de plankaart voor bedrijf-1 aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de
categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en
risicovolle inrichtingen;
b
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de
categorie 3.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf categorie
c
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van
detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
d
de opslag en uitstalling ten behoeve van de onder a
genoemde bedrijvigheid;
e
bedrijfswoningen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ of ‘twee
bedrijfswoningen’ op de plankaart;
f
een verkooppunt van brandstoffen (met lpg) uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen’ op de plankaart;
g
een paardenpension, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘paardenpension’ op de plankaart;
h
tuinen, erven
en terreinen;
i
parkeervoorzieningen;
j
groenvoorzieningen;
k
wegen,
straten en paden.
4.2 Bouwvoorschriften
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Een
gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
b
Het bouwvlak
mag volledig bebouwd worden tenzij anders is aangegeven op de plankaart.
c
De
goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan de op de plankaart
aangegeven goothoogte bedragen.
d
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende bepalingen:
a
Een
bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden
op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
b
Het aantal
bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen, behalve ter
plaatse van de aanduiding ‘twee bedrijfswoningen’, waar twee bedrijfswoningen
per bedrijf zijn toegestaan.
c
Voor
niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
1
De
goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is
aangegeven.
2
De
bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is
aangeven.
4.2.3 Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
4.3 Lpg-cirkel
4.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
b
de
verkeersveiligheid;
c
de
sociale veiligheid;
d
de
milieusituatie; en
e
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen
vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a en toestaan dat een
bedrijfswoning wordt gebouwd op de gronden die niet zijn voorzien van de
aanduiding 'bedrijfswoning', mits:
1 het
straat- en bebouwingsbeeld;
2 de
verkeersveiligheid;
3. de
sociale veiligheid;
4 de
milieusituatie; en
5 de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden.
De op de plankaart voor bedrijf-2 aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën
1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle
inrichtingen;
b
de opslag en uitstalling ten behoeve van de onder 1
genoemde bedrijvigheid;
c
bedrijfswoningen;
d
tuinen, erven
en terreinen;
e
parkeervoorzieningen;
f
groenvoorzieningen;
g
wegen,
straten en paden.
5.2 Bouwvoorschriften
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Een
gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
b
Het bouwvlak
mag volledig bebouwd worden tenzij anders is aangegeven op de plankaart,
waarbij geldt dat het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage het
maximale bebouwingspercentage per bouwperceel is.
c
De
goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan de op de plankaart
aangegeven goothoogte bedragen.
d
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
5.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende bepalingen:
a
Het
aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.
b
Voor
niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
1
De
goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is
aangegeven.
2
De
bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is
aangeven.
5.2.3 Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
b
de
verkeersveiligheid;
c
de
sociale veiligheid;
d
de
milieusituatie; en
e
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Burgemeester en wethouders
kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a en toestaan
dat een bedrijfswoning wordt gebouwd op de gronden die niet zijn voorzien van
de aanduiding 'bedrijfswoning', mits:
1
het
straat- en bebouwingsbeeld;
2
de
verkeersveiligheid;
3
de
sociale veiligheid;
4
de
milieusituatie; en
5
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De op de plankaart voor bedrijf-algemeen nut
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
gebouwen
ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten
behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen
gebouwen;
b
ontsluitingswegen;
c
terreinen;
d bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Een
gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
b
De
goothoogte van een gebouw mag niet meer dan
c
De
(bouw)hoogte van een gebouw mag niet meer dan
6.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.
b
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c
De
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a
de
verkeersveiligheid;
b de sociale veiligheid; en
c een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor bedrijventerrein
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 2 en categorieën 3.1 en 3.2 met uitzondering van:
1 geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
2 zelfstandige kantoren;
3 risicovolle inrichtingen;
b
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de
categorie 4.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf categorie
c productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
d aan de onder a, b en c genoemde doeleinden ondergeschikte kantoren;
e bestaande bedrijfswoningen, zoals genoemd in bijlage 2 ‘Bestaande bedrijfswoningen (Bedrijventerrein)’;
f voorzieningen voor verkeer en verblijf;
g groenvoorzieningen;
h parkeervoorzieningen;
i terreinen;
j bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwvoorschriften
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende bepalingen:
a
Aanvullende nieuwbouw van bedrijfswoningen is
uitsluitend toegestaan ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding
‘nieuwbouw bedrijfswoning toegestaan’ (bw + cijfer), waarbij het op de plankaart
vermelde cijfer duidt op het maximaal aantal bedrijfswoningen dat in de vorm
van aanvullende nieuwbouw ten opzichte van de bestaande situatie is toegestaan.
d
Voor
niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
1 De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
2 De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangeven.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
7.2.5 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.
b
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
niet meer dan
c
De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen
dan
d
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan
7.3
Archeologische waarden
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels ter plaatse van de aanduiding ‘nieuwbouw
bedrijfswoning toegestaan’ dient de
aanvrager van een reguliere bouwvergunning voor bouwwerken een rapport te
overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de
aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders
in voldoende mate zijn vastgesteld.
b
Indien
uit het in lid 7.3 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische
waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen
worden verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de
volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
1
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De
verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De verplichting
de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg
die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
c
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a
indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie afdoende is vastgesteld.
7.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b een goede milieusituatie;
c de verkeersveiligheid;
d de sociale veiligheid; en
e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Vrijstelling van de
gebruiksvoorschriften
a
Burgemeester
en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling
verlenen van:
a
het
bepaalde in lid 7.1 onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die
naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven
genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, mits:
- het
geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
- het
geen risicovolle inrichtingen betreft;
b
het bepaalde
in lid 7.1 onder a en toestaan dat ten oosten van de Denestraat bedrijven
worden gevestigd genoemd in bijlage 1 onder de categorie 4.1, mits:
- het
geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
- het
geen risicovolle inrichtingen betreft.
b
De in
lid 7.5.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1
het
straat- en bebouwingsbeeld;
2
de
milieusituatie;
3
de
verkeersveiligheid;
4
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor bos aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
bos en
bebossing;
b
behoud, het herstel en de ontwikkeling van de
landschappelijke waarden van de gronden;
c
groenvoorzieningen;
d
paden
en wegen;
e
waterlopen
en waterpartijen.
8.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen
worden gebouwd.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
De
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a
het
behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of
natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
b
de
verkeersveiligheid; en
c
de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden.
8.4 Aanlegvoorschriften
8.4.1 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
8.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
De op de plankaart voor centrum aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
detailhandel,
uitsluitend op de begane grond;
c
dienstverlening,
uitsluitend op de begane grond;
d
horeca in
de categorie A, B en C, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de
aanduiding ‘horeca’ op de plankaart;
e
maatschappelijke
voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
f
één
supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’ op de plankaart;
g
parkeervoorzieningen;
h
wegen
en paden;
i
groenvoorzieningen;
j
parkeervoorzieningen.
9.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
De op
de plankaart aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden.
b
Hoofdgebouwen
mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
c
De
goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
goothoogte bedragen.
d
De
(bouw)hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte bedragen.
9.2.2 Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.
b
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste
c Bij hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
d
De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn
van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden
bebouwd.
e
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet
meer dan
f
Per
woningen mogen niet meer dan 3 bijgebouwen gebouwd worden.
g
Bij
vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen
en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van
h
De
goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan
i
De
bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a
een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b
een
goede woonsituatie;
c
de
verkeersveiligheid;
d
de
sociale veiligheid; en
e
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De op de plankaart voor detailhandel
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
detailhandel;
b
bedrijfswoning
op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ op
de plankaart;
c
groenvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
e
tuinen,
erven en terreinen.
10.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
De
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
b
Het
bouwvlak mag volledig bebouwd worden tenzij anders is aangegeven op de
plankaart.
c
De
goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte
bedragen.
d
De
(bouw)hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte bedragen.
10.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende bepalingen:
a
Een bedrijfswoning
mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden op de plankaart
zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
b
Het
aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.
c
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
d
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
10.2.3 Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
10.2.4 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a
het
straat- en bebouwingsbeeld;
b
de
verkeersveiligheid;
c
de
sociale veiligheid; en
d
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De op de plankaart voor gemengd aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
kantoren;
b
maatschappelijke
voorzieningen;
c
dienstverlening;
d
bedrijven
die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van
geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, uitsluitend op de begane
grond;
e
bestaand
wonen;
f
detailhandel,
uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ op
de plankaart;
g
horeca
in de categorieën A, B en C, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de
aanduiding ‘horeca’ op de plankaart;
h
wegen
en paden;
i
groenvoorzieningen;
j
parkeervoorzieningen;
k
tuinen,
erven en terreinen.
11.2 Bouwvoorschriften
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
De op de
plankaart aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden.
b
Een
gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
c
De
goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
goothoogte bedragen.
d
De
(bouw)hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte bedragen.
11.2.2 Aan-
uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.
b
Aan- uitbouwen en bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste
c Bij hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
d
De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn
van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden
bebouwd.
e
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet
meer dan
f
Per
woningen mogen niet meer dan 3 bijgebouwen gebouwd worden.
g
Bij
vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen
en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van
h
De
goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan
i
De
bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan
11.2.3 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De
hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan
c
De
hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
b
de
verkeersveiligheid;
c
de
sociale veiligheid;
d
de
milieusituatie; en
e
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
gebruik van de gronden binnen deze bestemming te wijziging in die zin dat er
nieuwe woningen binnen de bestemming mogen worden opgericht, mits:
a
de
woningen worden opgericht binnen de bestaande bebouwing;
b
de diepte
van de woningen, gemeten vanaf de voorgevel van de bebouwing, niet dieper is
dan
De op de plankaart voor groen aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
groenvoorzieningen;
b
bermen
en beplanting;
c
paden;
d
in- en
uitritten ten behoeve van aangrenzende woondoeleinden;
e
speelvoorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
een
bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bergbezinkbassin’
op de plankaart;
h
waterlopen
en waterpartijen;
i
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten
algemene nutte worden gebouwd, met dien verstande dat:
a de
oppervlakte niet meer dan
b de (nok)hoogte niet meer dan
12.2.2
Bergbezinkbassin
a
Een
bergbezinkbassin is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding
‘bergbezinkbassin’ op de plankaart.
b
Een
bergbezinkbassin mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.
c
De hoogte
van een bergbezinkbassin mag niet meer bedragen dan op de plankaart is
aangegeven.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a De
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a
de
verkeersveiligheid;
b
de
sociale veiligheid; en
c
een samenhangend
straat- en bebouwingsbeeld.
12.4 Vrijstelling
van de bouwvoorschriften
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 12.2.2 ten behoeve van het
bouwen van een bergbezinkbassin, met dien verstande dat:
a
de
oppervlakte niet meer mag bedragen dan
b
de
hoogte niet meer mag bedragen dan
De op de plankaart voor horeca aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
horecabedrijven
in categorieën A, B en C;
b
horecabedrijven
in de categorie E, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding
‘horeca categorie E’ op de plankaart;
c
wonen
op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen, verdieping’
op de plankaart;
d
bestaande
bedrijfswoningen op de verdieping, zoals aangegeven in Bijlage 3 ‘Bestaande
bedrijfswoningen (Horeca)’;
e
terras;
f
wegen
en paden;
g
groenvoorzieningen;
h
parkeervoorzieningen;
i
tuinen,
erven en terreinen.
13.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Een
gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd.
b
Het
bouwvlak mag volledig bebouwd worden tenzij anders is aangegeven op de
plankaart.
c
De
goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
goothoogte bedragen.
d
De
bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte bedragen.
13.2.2
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende bepalingen:
a
Bedrijfswoningen
zijn uitsluitend toegestaan in overeenstemming met Bijlage 3 ‘Bestaande
bedrijfswoningen (Horeca)’
b
Voor
niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
1 De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
2 De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangeven.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
13.3
Lpg-cirkel
Op de gronden gelegen binnen de op de plankaart
aangegeven lpg-cirkel is geen nieuwbouw van (beperkt)kwetsbare objecten, zoals
bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a
een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b
de
sociale veiligheid;
c
de
verkeersveiligheid;
d
de
milieusituatie; en
e
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.5 Specifieke
gebruiksvoorschriften
Ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ op de
plankaart mag het aantal woningen niet meer bedragen dan 3.
13.6 Vrijstelling
van de gebruiksvoorschriften
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in de doeleindenomschrijving onder b
en c en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding ‘Horeca categorie E’ de
bedrijven tevens mogen worden uitgeoefend op de verdieping, mits:
a
de
uitbreiding plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;
b
de
uitbreiding niet leidt tot een groter bezoekersaantal;
c
er geen
sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.
De op de plankaart voor maatschappelijk
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
maatschappelijke
en culturele voorzieningen;
b
een
begraafplaats uitsluitende ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats ’ op de
plankaart;
c
wonen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ op de plankaart;
d
wonen op
de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen, verdieping’ op
de plankaart;
e
een
bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ op
de plankaart;
f
wegen
en paden;
g
parkeervoorzieningen;
h
groenvoorzieningen;
i
speelvoorzieningen;
j
water;
k
tuinen,
erven en terreinen.
14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Een
gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
b
Het bouwvlak
mag volledig bebouwd worden tenzij anders is aangegeven op de plankaart.
c
De
goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
goothoogte bedragen.
d
De
hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte
bedragen.
e
In
afwijking van het bepaalde onder a mag buiten het bouwvlak een fietsenstalling
worden gebouw, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan
14.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende bepalingen:
a
Een
bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden
op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
b
Het
aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één bedragen.
c
Voor
niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
1
De
goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is
aangegeven.
2
De
bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is
aangeven.
14.2.3 Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
b
de
verkeersveiligheid;
c
de
sociale veiligheid;
d
de
milieusituatie; en
e
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.1 Bestemmingsomschrijving
De op
de plankaart voor recreatie doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a verblijfsrecreatieve
voorzieningen in de zin van recreatiewoningen;
b parkeervoorzieningen;
c speelvoorzieningen;
d wegen en paden;
e water;
f
groenvoorzieningen.
15.2 Bouwvoorschriften
15.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen
van recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:
bepalingen:
a Recreatiewoningen mogen uitsluitend binnen
het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan op
de plankaart is aangegeven.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op
de plankaart is aangegeven.
15.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.
b Carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
1
De carports
mogen uitsluitend op een afstand van
2
De hoogte mag
niet meer dan
3
De
oppervlakte mag niet meer dan
c
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
d
De
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a
een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b
de
sociale veiligheid;
c
de
verkeersveiligheid;
d
de
milieusituatie; en
e
de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden.
16.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a sportvoorzieningen;
b aan sportvoorzieningen ondergeschikte horeca;
met de daarbijbehorende:
c wegen en paden;
d parkeervoorzieningen;
e water;
f groenvoorzieningen.
16.2 Bouwvoorschriften
16.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a De gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.
c De (bouw)hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
niet meer dan
b
De hoogte van de overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
De op de plankaart voor verkeer aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
wegen,
straten en paden;
b
voet-
en rijwielpaden;
c
een
busstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘busstation’ op de
plankaart;
d
groenvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
f
waterhuishoudkundige
voorzieningen;
g
speelvoorzieningen;
h
nutsvoorzieningen;
i
garageboxen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garageboxen’ op de plankaart;
j
een
religieus bouwwerk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘religieus
bouwwerk’ op de plankaart.
17.2.1 Gebouwen
ten algemene nutte
Voor het bouwen van gebouwen ten algemene
nutte gelden de volgende bepalingen:
a
De
oppervlakte niet meer dan
b
De
(nok)hoogte niet meer dan
17.2.2 Busstation
Voor het bouwen van een busstation gelden de volgende bepalingen:
a
Een
busstation mag uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding
‘busstation’ op de plankaart.
b
De goot-
en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a De hoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van
de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan
17.2.4 Garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de
volgende bepalingen:
a
Garageboxen
mogen uitsluitende gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘garageboxen’
op de plankaart.
b
Garageboxen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.
c
De
oppervlakte van een garagebox mag niet meer bedragen dan
d
De
goothoogte en bouwhoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a
de
verkeersveiligheid;
b
de sociale
veiligheid; en
c
een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
18.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor water aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
waterberging;
b
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c
waterlopen
en waterpartijen;
d groenvoorzieningen.
18.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen
worden gebouwd.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, geldt de volgende bepaling:
a De
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
19.1 Bestemmingsomschrijving
De op
de plankaart voor wonen-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
aan-huis-verbonden
beroepen;
c
dienstverlening,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’ op de plankaart;
d
detailhandel,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ op de plankaart;
e
zorgvoorzieningen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zorgvoorzieningen’ op de plankaart;
f
maatschappelijke
voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’ op
de plankaart;
g
een
onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ op de
plankaart;
h
woonwagens,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagens’ op de plankaart;
i
tuinen
en erven.
19.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Aanvullende nieuwbouw van woningen is
uitsluitend toegestaan ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding
‘nieuwbouw woningen toegestaan’ (w + cijfer), waarbij het op de plankaart
vermelde cijfer duidt op het maximaal aantal woningen dat in de vorm van
aanvullende nieuwbouw ten opzichte van de bestaande situatie is toegestaan.
b
De op
de plankaart aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden.
c
Een
hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon
of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De
overschrijding mag niet meer bedragen dan
2
De
afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan
3
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
bijbehorende hoofdgebouw.
4
De
breedte mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel.
d
De
voorgevel moet gesitueerd worden in de voorgevelrooilijn danwel in een afstand
van niet meer dan
e De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij:
1
vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet
minder bedragen dan
2
halfvrijstaande en geschakelde woningen mag aan
één zijde niet minder bedragen dan
3
aaneengebouwde
woningen mag alleen bij de eindwoningen niet minder bedragen dan
f
De
goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
goothoogte bedragen.
g
De
bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte bedragen.
19.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, danwel binnen de aanduiding ‘te bebouwen erven’ op de plankaart.
b
Aan- uitbouwen en bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste
c Bij hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
d De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘te bebouwen erven’ mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.
e De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding ‘te bebouwen erven’ mag:
1
bij een
maximaal perceelsoppervlakte tot
2
bij een
perceelsoppervlakte van 300 tot
3
bij een
oppervlakte van 500 tot
4
bij een
oppervlakte van
5
bij een
oppervlakte vanaf
f
De
oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan
g
Per
woningen mogen niet meer dan 3 bijgebouwen gebouwd worden.
h
Bij
vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen
en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van
i
De
goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan
j
De
bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan
19.2.3 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.
b Carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
1
Carports
mogen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.
2
De hoogte mag
niet meer dan
3
De oppervlakte
mag niet meer dan
c
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
d
De
afstand van zwembaden tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen
dan
e
De
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
19. 3 Woonwagens
Ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagens’
mogen woonwagens worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen van toepassing
zijn:
a
Het
aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan 3.
b
De
oppervlakte van een woonwagen mag per standplaats niet meer bedragen dan
c
De
hoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan
d
De
afstand tussen twee woonwagens mag niet minder bedragen dan
e
Bijgebouwen
zoals sanitaire units en bergingsruimten mogen worden gebouwd tot een totale
oppervlakte per standplaats van niet meer dan 352.
19.4 Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
b
de
verkeersveiligheid;
c
de
sociale veiligheid;
d
de
milieusituatie; en
e
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 19.2.1 en artikel 19.2.2 en toestaan dat een aan- of uitbouw bij een woning wordt gebouwd, mits:
a een dergelijke aan- of uitbouw gebouwd wordt ten behoeve van minder validen en/of senioren;
b de hoogte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het aangrenzende hoofdgebouw;
c
de
oppervlakte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan
d er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e
de afstand van de aan- of uitbouw tot de
voorgevellijn niet minder dan
19.6 Specifieke gebruiksvoorschriften
Binnen de bestemming ‘Wonen-
a De omvang van de activiteit mag
niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de
bebouwing tot een maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige
invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen
onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c De activiteit dient milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
d Detailhandel is niet
toegestaan.
e De activiteit wordt uitgeoefend
door de bewoner.
20.1 Bestemmingsomschrijving
De op
de plankaart voor wonen-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
aan-huis-verbonden
beroepen en bedrijven;
c
detailhandel,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ op de plankaart;
d
dienstverlening,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’ op de plankaart;
e
tuinen
en erven;
alsmede voor:
f
de
instandhouding van de op de plankaart aangegeven ‘cultuurhistorisch waardevolle
gracht’.
20.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de op de plankaart aangeduide ‘cultuurhistorisch waardevolle gracht’ mogen geen bouwwerken worden opgericht.
20.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Nieuwbouw
van woningen is, met uitzondering van vervangende woningbouw, niet toegestaan.
b
De op
de plankaart aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden.
c
Een
hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden
overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan
de volgende voorwaarden:
1
De
overschrijding mag niet meer bedragen dan
2
De
afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan
3
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
bijbehorende hoofdgebouw.
4
De
breedte mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel.
d
De
voorgevel moet gesitueerd worden in de voorgevelrooilijn danwel in een afstand
van niet meer dan
e De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij:
1
vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet
minder bedragen dan
2
halfvrijstaande en geschakelde woningen mag aan
één zijde niet minder bedragen dan
3
aaneengebouwde
woningen mag alleen bij de eindwoningen niet minder bedragen dan
f
De
goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
goothoogte bedragen.
g
De
bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte bedragen.
20.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, danwel binnen de aanduiding ‘te bebouwen erven‘ op de plankaart.
b
Aan- uitbouwen en bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste
c Bij hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
d De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘te bebouwen erven’ mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.
e De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding ‘te bebouwen erven’ mag:
1
bij een maximaal perceelsoppervlakte tot
2
bij een perceelsoppervlakte van 300 tot
3
bij een oppervlakte van 500 tot
4
bij een oppervlakte van
5
bij een oppervlakte vanaf
f
De
oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan
g
Per
woningen mogen niet meer dan 3 bijgebouwen gebouwd worden.
h
Bij
vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen
en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van
i
De
goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan
j
De
bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan
20.2.4 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden;
b Carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
1
Carports
mogen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.
2
De hoogte mag
niet meer dan
3
De
oppervlakte mag niet meer dan
c
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
d
De
afstand van zwembaden tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen
dan
e
De
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
20.3 Lpg-cirkel
Op de gronden gelegen binnen de op de
plankaart aangegeven lpg-cirkel is geen nieuwbouw van (beperkt)kwetsbare
objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen
toegestaan.
20.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
b
de
verkeersveiligheid;
c
de
sociale veiligheid;
d
de
milieusituatie; en
e
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 20.2.2 en artikel 20.2.3 en toestaan dat een aan- of uitbouw bij een woning wordt gebouwd, mits:
a een dergelijke aan- of uitbouw gebouwd wordt ten behoeve van minder validen en/of senioren;
b de hoogte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het aangrenzende hoofdgebouw;
c
de
oppervlakte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan
d er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e
de afstand van de aan- of uitbouw tot de
voorgevellijn niet minder dan
f
de afstand van de aan- of uitbouw tot de
zijdelingse perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan
20.6 Specifieke gebruiksvoorschriften
Binnen de bestemming ‘Wonen-
a De omvang van de activiteit mag
niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de
bebouwing tot een maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige
invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen
onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c De activiteit dient
milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
d Aan huis verbonden bedrijven
zijn uitsluitend in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, onder
de milieucategorie 1.
d Detailhandel is niet
toegestaan.
e De activiteit wordt uitgeoefend
door de bewoner.
20.7 Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 20.6 voor aan huis verbonden bedrijven zoals genoemd in bijlage 1 onder de milieucategorie 2, met dien verstande, dat deze bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën 1.
20.8.1 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) ter plaatse van de op de plankaart aangegeven ‘cultuurhistorisch waardevolle gracht’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a het ophogen, egaliseren, bodemverlagen en/of afgraven van gronden;
b het
uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan
c het planten van diepwortelende bomen en andere beplanting;
d het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
e het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of waterbassins.
20.8.2 Uitzonderingen
Het in lid 20.8.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.8.3 Toelaatbaarheid
De in lid 20.8.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
21.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor leiding-riool (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:
a de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:
1 de ondergrondse rioolleidingen;
b groenvoorzieningen;
waarbij de volgende bestemmingsbreedten en toetsings- en/of veiligheidzones gelden:
21.2 Bouwvoorschriften
In afwijking van hetgeen elders in deze voorschriften is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
a bouwwerken
tot een maximale (nok)hoogte van
1 de aanleg en instandhouding van de ondergrondse rioolleidingen.
21.3 Vrijstelling van de
bouwvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen:
a van het bepaalde in 21.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
1 het
behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de
rioolleiding dient te zijn gewaarborgd;
2 burgemeester
en wethouders schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij de
betreffende leidingbeheerder;
3 van
gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar dient te zijn ontvangen,
uitsluitend voor het geval, dat burgemeester en wethouders voornemens zijn om
vrijstelling te verlenen in afwijking van het onder b bedoelde advies.
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding-Riool (dubbelbestemming)’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
Het in lid 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
a De in lid 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de ondergrondse rioolleiding zijn gewaarborgd.
b Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit lid sub 21.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
HOOFDSTUK III
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen
bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De voorschriften van de Bouwverordening ten
aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het
gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behouden ten
aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het
verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b de bereikbaarheid van gebouwen
voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen
voor gehandicapten;
d het bouwen bij
hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e de parkeergelegenheid en laad-
en losmogelijkheden, en
f de ruimte tussen bouwwerken.
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig
met de gegeven bestemming(en).
24.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in lid 24.1,
wordt in ieder geval verstaan:
a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het gebruik voor wonen van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.
24.3 Vrijstelling gebruiksverbod
a Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 24.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
b Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 24.2 sub b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt mantelzorg;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling
inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van
-
het
bijgebouw is gelegen op maximale afstand van
c Bij het toepassen van de
vrijstelling als bedoeld in sub c dient het bepaalde in artikel 27.1 van het
plan in acht te worden genomen.
d Burgemeester en wethouders
trekken de vrijstelling, verleend op grond van sub c in, indien de bij het
verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van
mantelzorg niet meer aanwezig is.
Burgemeester en wethouders kunnen
vrijstelling verlenen van:
a
de bij recht in de voorschriften gegeven maten,
afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en
percentages;
b
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het
beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in
geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit
daartoe aanleiding geven;
c
de
bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden,
indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d
de
bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten
behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de
bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te
stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1
de
oppervlakte per gebouwtje niet meer dan
2
de
(nok)hoogte niet meer dan
e
de
bestemmingsbepalingen ten aanzien van de (nok)hoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, en toestaan dat de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, wordt vergroot:
1
ten
behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal
2 ten behoeve van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, tot maximaal
f
het
bepaalde ten aanzien van de maximale (nok)hoogte van gebouwen en toestaan dat
de (nok)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals
schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
1
de
maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende
bouwvlak zal bedragen;
2 de
(nok)hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (nok)hoogte van het betreffende
gebouw zal bedragen.
g
de voorschriften
ten behoeve van de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening, met dien
verstande, dat:
1
de bebouwde
oppervlakte niet meer mag bedragen dan
2
de
(nok)hoogte niet meer mag bedragen 2,5 m.
h de bouwvoorschriften voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van seizoensarbeiders onder de volgende voorwaarden:
1 Voorzieningen voor seizoensarbeiders zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestemmingen Bedrijf-1, Bedrijf-2 en Bedrijventerrein.
2 Voorzieningen voor seizoensarbeiders zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bedrijfsbebouwing.
3 Stacaravans en woonunits zijn toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per kalenderjaar.
4 De stacaravans en woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
5 Per bestemmingsvlak zijn maximaal 5 stacaravans en woonunits toegestaan.
6
De oppervlakte van een stacaravan of woonunit
mag maximaal
7
De (nok)hoogte van een stacaravan of woonunit
mag maximaal
8 Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
9 Er dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
i de onder
a tot en met g genoemde vrijstellingen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van:
2
de
verkeersveiligheid;
3
de
sociale veiligheid;
4
de milieusituatie;
en
5
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
a
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart
aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3
de goothoogte niet meer bedraagt dan
4
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
5 rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
6 voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
b
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven
‘gebied met wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3
de goothoogte niet meer bedraagt dan
4
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
5 rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
6 voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
c
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart
aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3
de goothoogte niet meer bedraagt dan
4
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
5 rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
6 voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
d
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart
aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3
de goothoogte niet meer bedraagt dan
4
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
5 rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
6 voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
e
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart
aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3
de goothoogte niet meer bedraagt dan
4
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
5 rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
6 voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
f
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart
aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3
de goothoogte niet meer bedraagt dan
4
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
5 rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
6 voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
g
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart
aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3
de hoogte niet meer bedraagt dan
4 het aantal woningen niet meer bedraagt dan 36;
5
de oppervlakte aan maatschappelijke
voorzieningen niet meer bedraagt dan
6 rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
7 voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
h
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart
aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid
1 het aantal woningen niet meer bedraagt dan 15;
2 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
3 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
4
de goothoogte niet meer bedraagt dan
5
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
6 rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
7 voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
i
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan
te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied
met wijzigingsbevoegdheid
1 het aantal woningen niet meer bedraagt dan 4;
2 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
3 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
4
de goothoogte niet meer bedraagt dan
5
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
6 rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
7 voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
j
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart
aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid
1 het aantal woningen niet meer bedraagt dan 6;
2 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
3 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
4
de goothoogte niet meer bedraagt dan
5
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
6 rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding(waterkwaliteit en -kwantiteit);
7 voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
k
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart
aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid
1 het aantal woningen niet meer bedraagt dan 11;
2 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
3 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
4
de goothoogte niet meer bedraagt dan
5
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
6 rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
7 voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
Met
betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan
ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en van vrijstelling
ingevolge artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door Burgemeester en
wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de
Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
27.1 Procedure bij vrijstelling
Indien Burgemeester en Wethouders een vrijstelling als bedoeld in deze voorschriften willen verlenen, dienen in ieder geval de volgende procedureregels in acht te worden genomen:
a Het ontwerpbesluit tot het verlenen van vrijstelling ligt gedurende ten minste vier weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.
b Burgemeester en Wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
c De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a genoemde termijn.
d Burgemeester en Wethouders delen aan hen, die bedenkingen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.
27.2 Procedure
bij wijziging
Indien Burgemeester en Wethouders gebruik maken van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in deze voorschriften dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen:
a Het ontwerpbesluit ligt gedurende ten minste vier weken ter gemeentesecretarie voor belanghebbenden ter inzage.
b Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, de Staatscourant en voorts op gebruikelijke wijze bekend.
c De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijke indienen van bedenkingen bij Burgemeester en Wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a genoemde termijn.
d Bij het ter goedkeuring aanbieden van het besluit aan Gedeputeerde Staten worden gelijktijdig de ingediende zienswijzen meegezonden onder mededeling tot welke uitkomsten het overleg geleid heeft.
e Tegen een besluit van Gedeputeerde Staten inzake goedkeuring kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Overtreding van het bepaalde in:
-
artikel
3.4.1;
-
artikel
8.4.1;
-
artikel
20.8.1;
-
artikel
21.4.1;
-
artikel
24.1
wordt aangemerkt als een strafbaar feit,
zoals bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
29.1 Overgangsbepalingen
ten aanzien van bouwwerken
Bouwwerken,
welke ten tijde van de eerste ter-inzage-legging van dit plan bestaan dan wel
worden gebouwd of kunnen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip
aangevraagde bouwvergunning en in enigerlei opzicht van het plan afwijken,
mogen, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot:
a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning
geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan.
Burgemeester
en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 29.1 van dit
artikel dat de bestaande afwijkingen naar omvang niet mogen worden vergroot, en
toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid
29.1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.
29.3 Overgangsbepalingen ten aanzien van het
gebruik
Het
gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht
worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover
de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de
bestemmingen in dit plan naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
29.4 Uitzonderingen
op het overgangsrecht
29.4.1 Uitzonderingen
ten aanzien van bebouwing
29.4.2 Uitzonderingen ten aanzien van gebruik
Lid
29.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald
onder de titel:
‘Voorschriften van het bestemmingsplan Kom
Reusel’.
Rosmalen, september 2008 Vastgesteld: 23 september 2008
Croonen Adviseurs b.v.