INHOUDSOPGAVE

hoofdstuk 1     inleidende bepalingen                                           1

Artikel 1                Begripsbepalingen  1

Artikel 2                Wijze van meten c.q. berekenen  7

HOOFDSTUK II bestemmingsregeling 9

Artikel 3                Agrarisch (A) 9

Artikel 4                Bedrijf-1 (B-1) 12

Artikel 5                Bedrijf-2 (B-2) 15

Artikel 6                Bedrijf-Algemeen Nut (B-AN) 17

Artikel 7                Bedrijventerrein (BT) 18

Artikel 8                Bos (BO) 21

Artikel 9                Centrum (C) 23

Artikel 10               Detailhandel (DH) 25

Artikel 11               Gemengd (GD) 27

Artikel 12               Groen (G) 29

Artikel 13               Horeca (H) 30

Artikel 14               Maatschappelijk (M) 32

Artikel 15               Recreatie (R) 34

Artikel 16               Sport (S) 35

Artikel 17               Verkeer (V) 36

Artikel 18               Water (WA) 38

Artikel 19               Wonen-1 (W-1) 39

Artikel 20               Wonen-2 (W-2) 42

Artikel 21               Leiding-Riool (dubbelbestemming) 46

hoofdstuk iii    ALGEMENE BEPALINGEN  49

Artikel 22               Anti-dubbeltelbepaling  49

Artikel 23               Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening  49

Artikel 24               Algemene gebruiksbepalingen  50

Artikel 25               Algemene vrijstellingsbevoegdheid  51

Artikel 26               Wijzigingsbevoegdheden  53

Artikel 27               Procedurebepalingen  56

HOOFDSTUK IV  overgangs- en slotbepalingen  57

Artikel 28               Strafbepaling  57

Artikel 29               Overgangsbepalingen  57

Artikel 30               Slotbepaling  58

 

 

Bijlagen

Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2: Bestaande bedrijfswoningen (Bedrijventerrein)

Bijlage 3: Bestaande bedrijfswoningen (Horeca)


HOOFDSTUK I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1         Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

plan:

het Bestemmingsplan ‘Kom Reusel’ van de gemeente Reusel-De Mierden;

 

plankaart:

de plankaart van het Bestemmingsplan ‘Kom Reusel’ bestaande uit de kaart TEK04-RES00006-01A, bestaande uit 5 deelplankaarten;

 

aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

achtergevelrooilijn:

-    de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;

-    indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de plankaart is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan;

 

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

 

agrarisch bedrijf:

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:

-        het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;

-        het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;

nader te onderscheiden in:

-        grondgebonden bedrijf;

-        kassenbedrijf;

-        niet-grondgebonden bedrijf;

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;


bebouwingspercentage:

een in de voorschriften dan wel op de plankaart opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen;

 

beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

bestaand(e situatie):

a   t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b   t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

 

bestemmingsvlak:

een op de kaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming;

 

bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

bouwmarkt:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlakte van minimaal 1.000 m², waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf-producten aan zowel vakman als particulier grotendeels op basis van zelfbediening ten verkoop wordt aangeboden;

 


bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden danwel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als gebouw;

 

dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlakte van minimaal 1.400 m² vvo per detailhandelsvestiging nodig heeft voor uitstalling, zoals detailhandel in woninginrichting, keukens en sanitair;

 

dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

 

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

 


geschakelde woningen:

woningen waarvan de hoofdgebouwen d.m.v. bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;

 

gesloten bebouwing:

bebouwing welke wordt gekenmerkt door overwegend aaneengebouwde hoofdgebouwen;

 

gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;

 

halfopen bebouwing:

bebouwing in overwegend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen en incidenteel vrijstaande en aaneengebouwde (maximaal 3 aaneen) hoofdgebouwen;

 

hoekperceel:

een perceel dat is gelegen op de hoek van twee wegen die toegankelijk zijn voor verkeer of op de hoek van een weg die toegankelijk is voor verkeer en openbaar groen;

 

hoekwoning:

een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen;

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

 

horecabedrijf:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:

a   horecabedrijf categorie A

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;

b   horecabedrijf categorie B

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;

c   horecabedrijf categorie C

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;

d   horecabedrijf categorie D

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, als dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;

e   horecabedrijf categorie E

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek;

 

inrichtingen zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder:

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet Milieubeheer (Staatsblad 1993, 50);

 

kampeermiddel:

a      een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b      enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

kantoor:

kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau;

kantoor zonder baliefunctie:

een kantoor zonder publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een kantoor in assurantiën en verzekeringen;

 

maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

 

mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

 

ondergeschikte activiteit:

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

 

ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 

open bebouwing:

bebouwing bestaande uit overwegend vrijstaande (en/of  incidenteel halfvrijstaande) hoofdgebouwen;

 

productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse wordt vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

 


prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

 

raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie);

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

 

uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

 

voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;

 

voorgevelrooilijn:

de als zodanig op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangegeven lijn, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachten deze voorschriften uitdrukkelijk toelaten afwijkingen;

 

vrije bebouwing:

bebouwing bestaande uit aaneengebouwde, halfvrijstaande, geschakelde en/of vrijstaande hoofdgebouwen en/of patiogebouwen;

 

werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

 

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen;

 

zorgvoorziening/zorgcomplex:

bebouwing bestaande uit woningen in combinatie met maatschappelijke en algemene voorzieningen in hoofdzaak ten behoeve van de bewoners van deze woningen zoals voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg, kleinschalige detailhandel, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening.


Artikel 2         Wijze van meten c.q. berekenen

 

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de voorschriften nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn (snijvlak, wandvlak, dakvlak), het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

(bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer dan wel -indien aanwezig- van de kelder- of souterrainvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

peil:

voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

-    in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

-    indien in het water wordt gebouwd:

het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

 


Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.


HOOFDSTUK II

BESTEMMINGSREGELING

Artikel 3         Agrarisch (A)

3.1       Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

b      een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de plankaart;

c      openbare nutsvoorzieningen;

d      infrastructurele voorzieningen;

e      waterhuishoudkundige voorzieningen;

f        sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

g      behoud en herstel van de op de plankaart aangeduide ‘ecologische verbindingszone’.

 

3.2          Bouwvoorschriften

3.2.1  Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.

b      Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd.

c      De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

d      De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

e      De bouw van kassen is niet toegestaan.

 

3.2.2     Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de plankaart.

b      Het aantal bedrijfswoning mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.

c      Een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.

d      De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

e      De bouwhoogte van den bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

 

3.2.3     Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 75 m² bedragen.

b      De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.


c      De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

3.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De hoogte van silo’s mag niet meer dan 12 m bedragen.

b      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

c      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

3.2.5     Lpg-cirkel

Op de gronden gelegen binnen de op de plankaart aangegeven lpg-cirkel is geen nieuwbouw van (beperkt)kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen toegestaan.

 

3.3          Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      de verkeersveiligheid;

b      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.4          Specifieke gebruiksvoorschriften

 

3.4.1  Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

 

3.4.2  Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.5.1, wordt in ieder geval gerekend:

a      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

 

3.5          Aanlegvergunningenstelsel

3.5.1  Aanlegvergunning

Ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische zone’ op de plankaart is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

b      het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;

c      het verharden van wegen en paden;

d      het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

e      het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

f        het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden.

3.5.2  Uitzonderingen

Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

a      het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

3.5.3  Toelaatbaarheid

De in 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling, het behoud en bescherming van de ecologische waarden van de gronden.

 

 

 


Artikel 4         Bedrijf-1 (B-1)

 

4.1          Bestemmingsomschrijving 

 

De op de plankaart voor bedrijf-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;

b      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 3.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf categorie 3.1’ op de plankaart;

c      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

d      de opslag en uitstalling ten behoeve van de onder a genoemde bedrijvigheid;

e      bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ of ‘twee bedrijfswoningen’ op de plankaart;

f        een verkooppunt van brandstoffen (met lpg) uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen’ op de plankaart;

g      een paardenpension, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘paardenpension’ op de plankaart;

h      tuinen, erven en terreinen;

i        parkeervoorzieningen;

j        groenvoorzieningen;

k      wegen, straten en paden.

 

 

4.2          Bouwvoorschriften

 

4.2.1  Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden tenzij anders is aangegeven op de plankaart.

c      De goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte bedragen.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

 

4.2.2  Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

b      Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen, behalve ter plaatse van de aanduiding ‘twee bedrijfswoningen’, waar twee bedrijfswoningen per bedrijf zijn toegestaan.

c      Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:

1      De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

2      De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangeven.

 


4.2.3  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen.

b      De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 60 m² bedragen.

c      De goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

d      De bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

4.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

b      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

c      De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

d      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

 

4.3      Lpg-cirkel

 

Op de gronden gelegen binnen de op de plankaart aangegeven lpg-cirkel is geen nieuwbouw van (beperkt)kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen toegestaan.

 

4.4          Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      de verkeersveiligheid;

c      de sociale veiligheid;

d      de milieusituatie; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

4.5          Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebouwd op de gronden die niet zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning', mits:

a   de noodzaak van de bedrijfswoning wordt aangetoond;

b   geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1   het straat- en bebouwingsbeeld;

2   de verkeersveiligheid;

3.  de sociale veiligheid;

4   de milieusituatie; en

5   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


4.6          Vrijstelling gebruiksvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van:

a      het bepaalde in lid 4.1 sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, mits:

-        het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;

-        het geen risicovolle inrichtingen betreft.

 

 

 

 


Artikel 5         Bedrijf-2 (B-2)

 

5.1       Bestemmingsomschrijving 

 

De op de plankaart voor bedrijf-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;

b      de opslag en uitstalling ten behoeve van de onder 1 genoemde bedrijvigheid;

c      bedrijfswoningen;

d      tuinen, erven en terreinen;

e      parkeervoorzieningen;

f        groenvoorzieningen;

g      wegen, straten en paden.

 

 

5.2          Bouwvoorschriften

 

5.2.1  Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden tenzij anders is aangegeven op de plankaart, waarbij geldt dat het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel is.

c      De goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte bedragen.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

 

5.2.2  Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.

b      Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:

1      De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

2      De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangeven.

 

5.2.3  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen.

b      De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan p.m. m² bedragen.

c      De goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

d      De bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.


5.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

b      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

c      De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

d      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

 

5.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      de verkeersveiligheid;

c      de sociale veiligheid;

d      de milieusituatie; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

5.4          Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebouwd op de gronden die niet zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning', mits:

a      de noodzaak van de bedrijfswoning wordt aangetoond;

b      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de verkeersveiligheid;

3      de sociale veiligheid;

4      de milieusituatie; en

5      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

5.5          Vrijstelling gebruiksvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van:

a      het bepaalde in lid 5.1 sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 mits:

1      het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;

2      het een risicovolle inrichtingen betreft.

 


Artikel 6         Bedrijf-Algemeen Nut (B-AN)

6.1       Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor bedrijf-algemeen nut aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

b      ontsluitingswegen;

c      terreinen;

d      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.2       Bouwvoorschriften

 

6.2.1  Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen.

c      De (bouw)hoogte van een gebouw mag niet meer dan 5 m bedragen

 

6.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

b      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

c      De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

6.3       Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      de verkeersveiligheid;

b      de sociale veiligheid; en

c      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.


Artikel 7         Bedrijventerrein (BT)

 

7.1          Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 2 en categorieën 3.1 en 3.2 met uitzondering van:

1   geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

2   zelfstandige kantoren;

3   risicovolle inrichtingen;

b      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 4.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf categorie 4.1’ op de plankaart;

c      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

d      aan de onder a, b en c genoemde doeleinden ondergeschikte kantoren;

e      bestaande bedrijfswoningen, zoals genoemd in bijlage 2 ‘Bestaande bedrijfswoningen (Bedrijventerrein)’;

f        voorzieningen voor verkeer en verblijf;

g      groenvoorzieningen;

h      parkeervoorzieningen;

i        terreinen;

j        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

7.2          Bouwvoorschriften

 

7.2.1  Algemeen

a      Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan 50%.

c      Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden tenzij anders is aangegeven op de plankaart, waarbij geldt dat het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel is.

d      Per bedrijf mag het bouwperceel niet minder bedragen dan 800 m² en niet meer dan 5.000 m².

 

7.2.2     Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen

a      De afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.

b      De afstand van een bedrijfsgebouw tot een weg mag niet minder dan 3 m bedragen.

c      De goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte bedragen.

d      De bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 4 m.

e      De bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte bedragen.


7.2.3     Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      Aanvullende nieuwbouw van bedrijfswoningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding ‘nieuwbouw bedrijfswoning toegestaan’ (bw + cijfer), waarbij het op de plankaart vermelde cijfer duidt op het maximaal aantal bedrijfswoningen dat in de vorm van aanvullende nieuwbouw ten opzichte van de bestaande situatie is toegestaan.

b      De goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘nieuwbouw bedrijfswoning toegestaan’ mag niet meer bedragen dan 6 m.

c      De bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘nieuwbouw bedrijfswoning toegestaan’ mag niet meer bedragen dan 10 m.

d      Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:

1      De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

2      De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangeven.

 

7.2.4     Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen.

b      De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan p.m. m² bedragen.

c      De goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

d      De bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

7.2.5  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

b      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

c      De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

d      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

 

7.3          Archeologische waarden

 

a      Voor het bouwen overeenkomstig de regels ter plaatse van de aanduiding ‘nieuwbouw bedrijfswoning toegestaan’ dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b      Indien uit het in lid 7.3 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

1      De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

2      De verplichting tot het doen van opgravingen.

3      De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

 

7.4          Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      een goede milieusituatie;

c      de verkeersveiligheid;

d      de sociale veiligheid; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

7.5          Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

 

a      Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van:

a      het bepaalde in lid 7.1 onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, mits:

-    het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;

-    het geen risicovolle inrichtingen betreft;

b      het bepaalde in lid 7.1 onder a en toestaan dat ten oosten van de Denestraat bedrijven worden gevestigd genoemd in bijlage 1 onder de categorie 4.1, mits:

-    het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;

-    het geen risicovolle inrichtingen betreft.

 

b      De in lid 7.5.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de milieusituatie;

3      de verkeersveiligheid;

4      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 8         Bos (BO)

 

8.1          Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bos en bebossing;

b      behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;

c      groenvoorzieningen;

d      paden en wegen;

e      waterlopen en waterpartijen.

 

8.2          Bouwvoorschriften

 

8.2.1  Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

8.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a      De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

8.3          Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;

b      de verkeersveiligheid; en

c      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

8.4       Aanlegvoorschriften

 

8.4.1  Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a   het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;

b   het aanleggen van verharde en halfverharde paden;

c   het graven of dempen van waterpartijen en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

 

8.4.2  Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud betreffen;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 


8.4.3  Toelaatbaarheid

De in lid 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.

 


Artikel 9    Centrum (C)

9.1          Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen;

b      detailhandel, uitsluitend op de begane grond;

c      dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

d      horeca in de categorie A, B en C, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ op de plankaart;

e      maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;

f        één supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’ op de plankaart;

g      parkeervoorzieningen;

h      wegen en paden;

i        groenvoorzieningen;

j        parkeervoorzieningen.

 

9.2          Bouwvoorschriften

 

9.2.1  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De op de plankaart aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden.

b      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

c      De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte bedragen.

d      De (bouw)hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte bedragen.

 

9.2.2  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

b      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn gebouwd te worden.

c      Bij hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.

d      De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.

e      De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet meer dan 60 m² bedragen.

f        Per woningen mogen niet meer dan 3 bijgebouwen gebouwd worden.

g      Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de naar de weg gekeerde begrenzing van het bouwvlak.

h      De goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

i        De bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.


9.2.3  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

b      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

9.3          Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      een goede woonsituatie;

c      de verkeersveiligheid;

d      de sociale veiligheid; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


Artikel 10      Detailhandel (DH)

10.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      detailhandel;

b      bedrijfswoning op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de plankaart;

c      groenvoorzieningen;

d      parkeervoorzieningen;

e      tuinen, erven en terreinen.

 

10.2      Bouwvoorschriften

 

10.2.1   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden tenzij anders is aangegeven op de plankaart.

c      De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte bedragen.

d      De (bouw)hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte bedragen.

 

10.2.2   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

b      Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.

c      De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

 

10.2.3   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen.

b      De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 60 m² bedragen.

c      De goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

d      De bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

 


10.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

b      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

10.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      het straat- en bebouwingsbeeld;

b      de verkeersveiligheid;

c      de sociale veiligheid; en

d      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 11      Gemengd (GD)

 

11.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      kantoren;

b      maatschappelijke voorzieningen;

c      dienstverlening;

d      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, uitsluitend op de begane grond;

e      bestaand wonen;

f        detailhandel, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ op de plankaart;

g      horeca in de categorieën A, B en C, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ op de plankaart;

h      wegen en paden;

i        groenvoorzieningen;

j        parkeervoorzieningen;

k      tuinen, erven en terreinen.

 

 

11.2      Bouwvoorschriften

 

11.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De op de plankaart aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden.

b      Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

c      De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte bedragen.

d      De (bouw)hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte bedragen.

 

11.2.2   Aan- uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

b      Aan- uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn gebouwd te worden.

c      Bij hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.

d      De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.

e      De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet meer dan 60 m² bedragen.

f        Per woningen mogen niet meer dan 3 bijgebouwen gebouwd worden.


g      Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de naar de weg gekeerde begrenzing van het bouwvlak.

h      De goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

i        De bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;

 

11.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m zal bedragen.

b      De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

c      De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

11.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      de verkeersveiligheid;

c      de sociale veiligheid;

d      de milieusituatie; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

11.4      Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het gebruik van de gronden binnen deze bestemming te wijziging in die zin dat er nieuwe woningen binnen de bestemming mogen worden opgericht, mits:

a      de woningen worden opgericht binnen de bestaande bebouwing;

b      de diepte van de woningen, gemeten vanaf de voorgevel van de bebouwing, niet dieper is dan 15 m.

 

 

 

 


Artikel 12      Groen (G)

12.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen;

b      bermen en beplanting;

c      paden;

d      in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende woondoeleinden;

e      speelvoorzieningen;

f        nutsvoorzieningen;

g      een bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bergbezinkbassin’ op de plankaart;

h      waterlopen en waterpartijen;

i        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

12.2      Bouwvoorschriften

 

12.2.1   Gebouwen

Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten algemene nutte worden gebouwd, met dien verstande dat:  

a   de oppervlakte niet meer dan 20 m² mag bedragen;

b   de (nok)hoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

 

12.2.2      Bergbezinkbassin

a      Een bergbezinkbassin is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bergbezinkbassin’ op de plankaart.

b      Een bergbezinkbassin mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.

c      De hoogte van een bergbezinkbassin mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

 

12.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a   De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

12.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      de verkeersveiligheid;

b      de sociale veiligheid; en

c      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

 

 

12.4      Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 12.2.2 ten behoeve van het bouwen van een bergbezinkbassin, met dien verstande dat:

a      de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

b      de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.


Artikel 13      Horeca (H)

13.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      horecabedrijven in categorieën A, B en C;

b      horecabedrijven in de categorie E, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding ‘horeca categorie E’ op de plankaart;

c      wonen op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen, verdieping’ op de plankaart;

d      bestaande bedrijfswoningen op de verdieping, zoals aangegeven in Bijlage 3 ‘Bestaande bedrijfswoningen (Horeca)’;

e      terras;

f        wegen en paden;

g      groenvoorzieningen;

h      parkeervoorzieningen;

i        tuinen, erven en terreinen.

 

13.2      Bouwvoorschriften

 

13.2.1   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden tenzij anders is aangegeven op de plankaart.

c      De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte bedragen.

d      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte bedragen.

 

13.2.2      Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan in overeenstemming met Bijlage 3 ‘Bestaande bedrijfswoningen (Horeca)’

b      Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:

1      De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

2      De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangeven.

 

13.2.3      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen.

b      De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 60  m² bedragen.

c      De goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

d      De bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 


13.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

b      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

 

13.3         Lpg-cirkel

 

Op de gronden gelegen binnen de op de plankaart aangegeven lpg-cirkel is geen nieuwbouw van (beperkt)kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen toegestaan.

 

13.4      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      de sociale veiligheid;

c      de verkeersveiligheid;

d      de milieusituatie; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

13.5      Specifieke gebruiksvoorschriften

 

Ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ op de plankaart mag het aantal woningen niet meer bedragen dan 3.

 

 

13.6      Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in de doeleindenomschrijving onder b en c en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding ‘Horeca categorie E’ de bedrijven tevens mogen worden uitgeoefend op de verdieping, mits:

a      de uitbreiding plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;

b      de uitbreiding niet leidt tot een groter bezoekersaantal;

c      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.


Artikel 14      Maatschappelijk (M)

14.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      maatschappelijke en culturele voorzieningen;

b      een begraafplaats uitsluitende ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats ’ op de plankaart;

c      wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ op de plankaart;

d      wonen op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen, verdieping’ op de plankaart;

e      een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de plankaart;

f        wegen en paden;

g      parkeervoorzieningen;

h      groenvoorzieningen;

i        speelvoorzieningen;

j        water;

k      tuinen, erven en terreinen.

 

14.2      Bouwvoorschriften

 

14.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden tenzij anders is aangegeven op de plankaart.

c      De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte bedragen.

d      De hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.

e      In afwijking van het bepaalde onder a mag buiten het bouwvlak een fietsenstalling worden gebouw, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 60 m².

 

14.2.2   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

b      Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één bedragen.

c      Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:

1      De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

2      De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangeven.

 


14.2.3   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen.

b      De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 60 m² bedragen.

c      De goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

d      De bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

14.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

b      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen. 

 

 

14.3   Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      de verkeersveiligheid;

c      de sociale veiligheid;

d      de milieusituatie; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 15      Recreatie (R)

 

15.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor recreatie doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      verblijfsrecreatieve voorzieningen in de zin van recreatiewoningen;

b      parkeervoorzieningen;

c      speelvoorzieningen;

d      wegen en paden;

e      water;

f        groenvoorzieningen.

 

 

15.2      Bouwvoorschriften

 

15.2.1   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:

bepalingen:

a      Recreatiewoningen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b      De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

c      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

 

15.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

b      Carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

1      De carports mogen uitsluitend op een afstand van 1 m achter (het verlengde) van de voorgevel van de woning worden gebouwd.

2      De hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

3      De oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen.

c      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

d      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

15.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      de sociale veiligheid;

c      de verkeersveiligheid;

d      de milieusituatie; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 16      Sport (S)

 

16.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      sportvoorzieningen;

b      aan sportvoorzieningen ondergeschikte horeca;

 

met de daarbijbehorende:

c      wegen en paden;

d      parkeervoorzieningen;

e      water;

f        groenvoorzieningen.

 

 

16.2      Bouwvoorschriften

 

16.2.1   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.

c      De (bouw)hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.

 

16.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

b      De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

 

16.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

 


Artikel 17      Verkeer (V)

17.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wegen, straten en paden;

b      voet- en rijwielpaden;

c      een busstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘busstation’ op de plankaart;

d      groenvoorzieningen;

e      parkeervoorzieningen;

f        waterhuishoudkundige voorzieningen;

g      speelvoorzieningen;

h      nutsvoorzieningen;

i        garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garageboxen’ op de plankaart;

j        een religieus bouwwerk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘religieus bouwwerk’ op de plankaart.

 

17.2      Bouwvoorschriften

 

17.2.1   Gebouwen ten algemene nutte

Voor het bouwen van gebouwen ten algemene nutte gelden de volgende bepalingen:        

a      De oppervlakte niet meer dan 20 m² mag bedragen.

b      De (nok)hoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

 

17.2.2      Busstation

Voor het bouwen van een busstation gelden de volgende bepalingen:

a      Een busstation mag uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘busstation’ op de plankaart.

b      De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

 

17.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a   De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

17.2.4   Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende bepalingen:

a      Garageboxen mogen uitsluitende gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘garageboxen’ op de plankaart.

b      Garageboxen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.

c      De oppervlakte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 20 m².

d      De goothoogte en bouwhoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 3 m.

 


17.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      de verkeersveiligheid;

b      de sociale veiligheid; en

c      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.


Artikel 18      Water (WA)

 

18.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      waterberging;

b      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

c      waterlopen en waterpartijen;

d      groenvoorzieningen.

 

18.2      Bouwvoorschriften

 

18.2.1   Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

18.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a   De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

 


Artikel 19      Wonen-1 (W-1)

 

19.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor wonen-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen;

b      aan-huis-verbonden beroepen;

c      dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’ op de plankaart;

d      detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ op de plankaart;

e      zorgvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zorgvoorzieningen’ op de plankaart;

f        maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’ op de plankaart;

g      een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ op de plankaart;

h      woonwagens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagens’ op de plankaart;

i        tuinen en erven.

 

19.2      Bouwvoorschriften

 

19.2.1   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aanvullende nieuwbouw van woningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding ‘nieuwbouw woningen toegestaan’ (w + cijfer), waarbij het op de plankaart vermelde cijfer duidt op het maximaal aantal woningen dat in de vorm van aanvullende nieuwbouw ten opzichte van de bestaande situatie is toegestaan.

b      De op de plankaart aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden.

c      Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

2      De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

3      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw.

4      De breedte mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel.

d      De voorgevel moet gesitueerd worden in de voorgevelrooilijn danwel in een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.

e      De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij:

1      vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;

2      halfvrijstaande en geschakelde woningen mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m;


3      aaneengebouwde woningen mag alleen bij de eindwoningen niet minder bedragen dan 3 m.

f        De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte bedragen.

g      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte bedragen.

 

19.2.2   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, danwel binnen de aanduiding ‘te bebouwen erven’ op de plankaart.

b      Aan- uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden.

c      Bij hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.

d      De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘te bebouwen erven’ mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.

e      De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding ‘te bebouwen erven’ mag:

1      bij een maximaal perceelsoppervlakte tot 300 m² 60 m² bedragen;

2      bij een perceelsoppervlakte van 300 tot 500 m² 70 m² bedragen;

3      bij een oppervlakte van 500 tot 750 m² 80 m² bedragen;

4      bij een oppervlakte van 750 m² tot 1.000 m² 90 m² bedragen;

5      bij een oppervlakte vanaf 1.000 m² 100 m² bedragen.

f        De oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60 m².

g      Per woningen mogen niet meer dan 3 bijgebouwen gebouwd worden.

h      Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de naar de weg gekeerde begrenzing van het bouwvlak.

i        De goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

j        De bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

19.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

b      Carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

1      Carports mogen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.

2      De hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

3      De oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen.

c      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

d      De afstand van zwembaden tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.

e      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 


19.       3 Woonwagens

 

Ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagens’ mogen woonwagens worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a      Het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan 3.

b      De oppervlakte van een woonwagen mag per standplaats niet meer bedragen dan 75 m².

c      De hoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

d      De afstand tussen twee woonwagens mag niet minder bedragen dan 6 m.

e      Bijgebouwen zoals sanitaire units en bergingsruimten mogen worden gebouwd tot een totale oppervlakte per standplaats van niet meer dan 352.

 

 

19.4      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      de verkeersveiligheid;

c      de sociale veiligheid;

d      de milieusituatie; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

19.5      Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 19.2.1 en artikel 19.2.2 en toestaan dat een aan- of uitbouw bij een woning wordt gebouwd, mits:

a      een dergelijke aan- of uitbouw gebouwd wordt ten behoeve van minder validen en/of senioren;

b      de hoogte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het aangrenzende hoofdgebouw;

c      de oppervlakte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan 60 m²;

d      er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

e      de afstand van de aan- of uitbouw tot de voorgevellijn niet minder dan 3 m mag bedragen.

 

 

19.6      Specifieke gebruiksvoorschriften

 

Binnen de bestemming ‘Wonen-1’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan op de begane grond als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a   De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m².

b   Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c   De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

d   Detailhandel is niet toegestaan.

e   De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.


Artikel 20      Wonen-2 (W-2)

 

20.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor wonen-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen;

b      aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;

c      detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ op de plankaart;

d      dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’ op de plankaart;

e      tuinen en erven;

 

alsmede voor:

f        de instandhouding van de op de plankaart aangegeven ‘cultuurhistorisch waardevolle gracht’.

 

20.2      Bouwvoorschriften

 

20.2.1   Algemeen

Ter plaatse van de op de plankaart aangeduide ‘cultuurhistorisch waardevolle gracht’ mogen geen bouwwerken worden opgericht.

 

20.2.2   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Nieuwbouw van woningen is, met uitzondering van vervangende woningbouw, niet toegestaan.

b      De op de plankaart aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden.

c      Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

2      De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

3      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw.

4      De breedte mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel.

d      De voorgevel moet gesitueerd worden in de voorgevelrooilijn danwel in een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.

e      De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij:

1      vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;

2                                   halfvrijstaande en geschakelde woningen mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m;

3                                   aaneengebouwde woningen mag alleen bij de eindwoningen niet minder bedragen dan 3 m.

f        De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte bedragen.


g      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte bedragen.

 

20.2.3   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, danwel binnen de aanduiding ‘te bebouwen erven‘ op de plankaart.

b      Aan- uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden.

c      Bij hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.

d      De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘te bebouwen erven’ mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.

e      De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding ‘te bebouwen erven’ mag:

1       bij een maximaal perceelsoppervlakte tot 300 m² 60 m² bedragen;

2       bij een perceelsoppervlakte van 300 tot 500 m² 70 m² bedragen;

3       bij een oppervlakte van 500 tot 750 m² 80 m² bedragen;

4       bij een oppervlakte van 750 m² tot 1.000 m² 90 m² bedragen;

5       bij een oppervlakte vanaf 1.000 m² 100 m² bedragen.

f        De oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60 m².

g      Per woningen mogen niet meer dan 3 bijgebouwen gebouwd worden.

h      Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de naar de weg gekeerde begrenzing van het bouwvlak.

i        De goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

j        De bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

20.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden;

b      Carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

1      Carports mogen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.

2      De hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

3      De oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen.

c      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

d      De afstand van zwembaden tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.

e      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

 


20.3      Lpg-cirkel

 

Op de gronden gelegen binnen de op de plankaart aangegeven lpg-cirkel is geen nieuwbouw van (beperkt)kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen toegestaan.

 

 

20.4      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      de verkeersveiligheid;

c      de sociale veiligheid;

d      de milieusituatie; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

20.5      Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 20.2.2 en artikel 20.2.3 en toestaan dat een aan- of uitbouw bij een woning wordt gebouwd, mits:

a      een dergelijke aan- of uitbouw gebouwd wordt ten behoeve van minder validen en/of senioren;

b      de hoogte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het aangrenzende hoofdgebouw;

c      de oppervlakte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan 60 m²;

d      er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

e      de afstand van de aan- of uitbouw tot de voorgevellijn niet minder dan 3 m mag bedragen;

f        de afstand van de aan- of uitbouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.

 

 

20.6      Specifieke gebruiksvoorschriften

 

Binnen de bestemming ‘Wonen-2’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en bedrijven toegestaan op de begane grond als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a   De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m².

b   Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c   De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

d   Aan huis verbonden bedrijven zijn uitsluitend in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, onder de milieucategorie 1.

d   Detailhandel is niet toegestaan.

e   De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 


20.7      Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 20.6 voor aan huis verbonden bedrijven zoals genoemd in bijlage 1 onder de milieucategorie 2, met dien verstande, dat deze bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën 1.

 

 

20.8      Aanlegvoorschriften

 

20.8.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) ter plaatse van de op de plankaart aangegeven ‘cultuurhistorisch waardevolle gracht’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a      het ophogen, egaliseren, bodemverlagen en/of afgraven van gronden;

b      het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt het woelen en draineren;

c      het planten van diepwortelende bomen en andere beplanting;

d      het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

e      het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

f        het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of waterbassins.

 

 

20.8.2   Uitzonderingen

Het in lid 20.8.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud betreffen;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

20.8.3   Toelaatbaarheid

De in lid 20.8.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.


Artikel 21      Leiding-Riool (dubbelbestemming)

 

21.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor leiding-riool (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:

a      de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:

1      de ondergrondse rioolleidingen;

b      groenvoorzieningen;

 

waarbij de volgende bestemmingsbreedten en toetsings- en/of veiligheidzones gelden:

 

 

21.2      Bouwvoorschriften

 

In afwijking van hetgeen elders in deze voorschriften is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

a      bouwwerken tot een maximale (nok)hoogte van 3 m voor:

1      de aanleg en instandhouding van de ondergrondse rioolleidingen.

 

 

21.3      Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen:

a      van het bepaalde in 21.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:

1      het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding dient te zijn gewaarborgd;

2      burgemeester en wethouders schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;

3      van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar dient te zijn ontvangen, uitsluitend voor het geval, dat burgemeester en wethouders voornemens zijn om vrijstelling te verlenen in afwijking van het onder b bedoelde advies.

 

 

21.4      Aanlegvoorschriften

21.4.1   Aanlegvergunning

Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding-Riool (dubbelbestemming)’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

b      het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

c      het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

d      het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

e      het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.


21.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

21.4.3   Toelaatbaarheid

a   De in lid 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de ondergrondse rioolleiding zijn gewaarborgd.

b   Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit lid sub 21.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 



HOOFDSTUK III

ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 22      Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 23      Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behouden ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a   de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b   de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c   de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d   het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e   de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

f    de ruimte tussen bouwwerken.

 


Artikel 24      Algemene gebruiksbepalingen

 

24.1      Gebruiksverbod

 

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

 

24.2      Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in lid 24.1, wordt in ieder geval verstaan:

a      gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

b      het gebruik voor wonen van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.

 

 

24.3      Vrijstelling gebruiksverbod

 

a      Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 24.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

b      Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 24.2 sub b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

-        een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt mantelzorg;

-        er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

-        de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m²;

-        het bijgebouw is gelegen op maximale afstand van 15 meter van het hoofdgebouw.

c   Bij het toepassen van de vrijstelling als bedoeld in sub c dient het bepaalde in artikel 27.1 van het plan in acht te worden genomen.

d   Burgemeester en wethouders trekken de vrijstelling, verleend op grond van sub c in, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 


Artikel 25      Algemene vrijstellingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a      de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b      de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;

c      de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d      de bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1      de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;

2      de (nok)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;

e      de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1      ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;

2   ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;

f        het bepaalde ten aanzien van de maximale (nok)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (nok)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:

1      de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2   de (nok)hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (nok)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

g      de voorschriften ten behoeve van de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening, met dien verstande, dat:

1      de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m²;

2      de (nok)hoogte niet meer mag bedragen 2,5 m.

h   de bouwvoorschriften voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van seizoensarbeiders onder de volgende voorwaarden:

1      Voorzieningen voor seizoensarbeiders zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestemmingen Bedrijf-1, Bedrijf-2 en Bedrijventerrein.

2      Voorzieningen voor seizoensarbeiders zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bedrijfsbebouwing.

3      Stacaravans en woonunits zijn toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per kalenderjaar.

4      De stacaravans en woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

5      Per bestemmingsvlak zijn maximaal 5 stacaravans en woonunits toegestaan.

6      De oppervlakte van een stacaravan of woonunit mag maximaal 30 m² bedragen.

7      De (nok)hoogte van een stacaravan of woonunit mag maximaal 3 m bedragen.

 


8      Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

9      Er dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing.

i    de onder a tot en met g genoemde vrijstellingen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

2      de verkeersveiligheid;

3      de sociale veiligheid;

4      de milieusituatie; en

5      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 26      Wijzigingsbevoegdheden

 

a      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid 1’, in die zin dat de bestemming ‘Wonen-1’ wordt gewijzigd en er een bouwmogelijkheden ontstaat voor de bouw van één woning in open vorm, mits:

1      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

2      dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

3      de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

4      de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan 10 m;

5      rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);

6      voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.

b      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid 2’, in die zin dat de bestemming ‘Verkeer’ wordt gewijzigd en er bouwmogelijkheden ontstaan voor de bouw van 2 woningen in open vorm, mits:

1      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

2      dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

3      de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

4      de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan 10 m;

5      rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);

6      voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.

c      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid 3’, in die zin dat de bestemming ‘Wonen-2’ wordt gewijzigd en er een bouwmogelijkheden ontstaat voor de bouw van één woning in open vorm, mits:

1      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

2      dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

3      de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

4      de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan 10 m;

5      rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);

6      voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.

d      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid 4’, in die zin dat de bestemming ‘Wonen-1’ wordt gewijzigd en er een bouwmogelijkheden ontstaat voor de bouw van één woning in open vorm, mits:

1      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

2      dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

3      de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

4      de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan 10 m;

5      rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);

 


6      voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.

e      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid 5’, in die zin dat de bestemming ‘Wonen-2’ wordt gewijzigd en er een bouwmogelijkheden ontstaat voor de bouw van één woning in open vorm, mits:

1      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

2      dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

3      de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

4      de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan 10 m;

5      rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);

6      voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.

f        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid 6’, in die zin dat de bestemming ‘Wonen-1’ wordt gewijzigd en er een bouwmogelijkheden ontstaat voor de bouw van één woning in open vorm, mits:

1      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

2      dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

3      de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

4      de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan 10 m;

5      rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);

6      voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.

g      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid 7’, in die zin dat de bestemming ‘Wonen-1 en ‘Groen’ worden gewijzigd ten behoeve van woningen, maatschappelijke voorzieningen en een parkeergarage mits:

1      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

2      dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

3      de hoogte niet meer bedraagt dan 14 m;

4      het aantal woningen niet meer bedraagt dan 36;

5      de oppervlakte aan maatschappelijke voorzieningen niet meer bedraagt dan 200 m².

6      rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);

7      voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.

h      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid 8’, in die zin dat de bestemming ‘Wonen-1’ en ‘Horeca’ wordt gewijzigd en er bouwmogelijkheden ontstaan voor de bouw van woningen in gestapelde vorm, mits:

1      het aantal woningen niet meer bedraagt dan 15;

2      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

3      dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

4      de goothoogte niet meer bedraagt dan 7 m;

5      de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan 12 m;

6      rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);

7      voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.

i        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid 9’, in die zin dat de bestemming ‘Wonen-1’ wordt gewijzigd en er bouwmogelijkheden ontstaan voor de bouw van woningen in open/halfopen vorm, mits:

1      het aantal woningen niet meer bedraagt dan 4;

2      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

3      dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

4      de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

5      de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan 10 m;

6      rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);

7      voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.

j        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid 10’, in die zin dat er bouwmogelijkheden ontstaan voor de bouw van woningen in halfopen of gesloten vorm, mits:

1      het aantal woningen niet meer bedraagt dan 6;

2      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

3      dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

4      de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

5      de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan 10 m;

6      rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding(waterkwaliteit en -kwantiteit);

7      voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.

k      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangegeven ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid 11’, in die zin dat de bestemmingen ‘Wonen-1’ en ‘Groen’ worden gewijzigd en er bouwmogelijkheden ontstaan voor de bouw van woningen in aaneengebouwde vorm, mits:

1      het aantal woningen niet meer bedraagt dan 11;

2      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

3      dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

4      de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

5      de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

6      rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);

7      voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven.


Artikel 27      Procedurebepalingen

 

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en van vrijstelling ingevolge artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

 

27.1      Procedure bij vrijstelling

 

Indien Burgemeester en Wethouders een vrijstelling als bedoeld in deze voorschriften willen verlenen, dienen in ieder geval de volgende procedureregels in acht te worden genomen:

a   Het ontwerpbesluit tot het verlenen van vrijstelling ligt gedurende ten minste vier weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

b   Burgemeester en Wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.

c   De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a genoemde termijn.

d   Burgemeester en Wethouders delen aan hen, die bedenkingen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

 

 

27.2      Procedure bij wijziging

 

Indien Burgemeester en Wethouders gebruik maken van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in deze voorschriften dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen:

a   Het ontwerpbesluit ligt gedurende ten minste vier weken ter gemeentesecretarie voor belanghebbenden ter inzage.

b   Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, de Staatscourant en voorts op gebruikelijke wijze bekend.

c   De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijke indienen van bedenkingen bij Burgemeester en Wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a genoemde termijn.

d   Bij het ter goedkeuring aanbieden van het besluit aan Gedeputeerde Staten worden gelijktijdig de ingediende zienswijzen meegezonden onder mededeling tot welke uitkomsten het overleg geleid heeft.

e   Tegen een besluit van Gedeputeerde Staten inzake goedkeuring kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


HOOFDSTUK IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 28      Strafbepaling

 

Overtreding van het bepaalde in:

-        artikel 3.4.1;

-        artikel 8.4.1;

-        artikel 20.8.1;

-        artikel 21.4.1;

-        artikel 24.1

 

wordt aangemerkt als een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Artikel 29      Overgangsbepalingen

 

29.1      Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

 

Bouwwerken, welke ten tijde van de eerste ter-inzage-legging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot:

a   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b   na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan.

 

 

29.2      Vrijstellingsbepaling

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 29.1 van dit artikel dat de bestaande afwijkingen naar omvang niet mogen worden vergroot, en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 29.1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.

 

 

29.3      Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik

 

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan naar de aard en omvang niet wordt vergroot.

 

 


29.4      Uitzonderingen op het overgangsrecht

 

29.4.1   Uitzonderingen ten aanzien van bebouwing

Lid 29.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

29.4.2   Uitzonderingen ten aanzien van gebruik

Lid 29.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 30      Slotbepaling

 

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

‘Voorschriften van het bestemmingsplan Kom Reusel’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, september 2008                           Vastgesteld: 23 september 2008

Croonen Adviseurs b.v.