Gemeente:
De Marne
Plannaam:
Buitengebied
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
16-12-2008

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

a. het plan:

het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente De Marne;

 

b. de plankaart:

de kaart, bestaande uit meerdere bladen, met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

 

c. aan het buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijven (B1):

een bedrijf dat naar de aard van zijn activiteiten is gebonden aan het buitengebied of waarvan de activiteiten zijn gericht op het buitengebied;

 

d. aan huis verbonden bedrijf:

een dienstverlenend bedrijf, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

e. aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw, alsmede een opzichzelfstaand gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

f. agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

 

g. grondgebonden agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en waarbij hoofdzakelijk wordt gebruikgemaakt van open grond;

 

h. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

i. bed and breakfastaccommodatie:

het tegen betaling aanbieden van logies en ontbijt in een bewoond pand;

 

j. bedrijfsplan:

een plan waarin de gewenste ontwikkeling van het betreffende bedrijf wordt uiteengezet en waarin tevens wordt ingegaan op de gewenste uitbreidingsrichting en de landschappelijke inpassing;

 

k. bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

 

l. bestaand

1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing (de maatvoering van een bouwwerk, de afstand tot een bouwwerk of een te bebouwen percentage) die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;

2. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht, of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening;

 

m. bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

 

n. bestemmingsvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

 

o. bijgebouw:

een opzichzelfstaand gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat niet voldoet aan de definitie van aan- of uitbouw;

 

p. bosbouw/houtteelt:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

 

q. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

r. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

s. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

t. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

u. dagrecreatie:

recreatie van meer dan twee uren, zonder overnachting elders;

 

v. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

w. gastenverblijf:

een kamer of ruimte in of bij een gebouw waar bedrijfsmatig gasten kunnen worden ondergebracht.

 

x. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

y. geluidgevoelige objecten

geluidgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder;

 

z. groepsaccommodatie:

vrijstaand bijgebouw (of deel daarvan) voor verblijfsrecreatief gebruik waar meerdere personen in een en dezelfde ruimte verblijven;

 

aa. habitattoets:

toets als bedoeld in artikel 19 van de Natuurbeschermingswet 1998, welke, voorzover noodzakelijk, bestaat uit de volgende stappen:

- nagegaan moet worden of de activiteit negatieve of significante effecten kan hebben op soorten of habitattypen waarvoor het gebied is aangewezen als speciale beschermingszone (voortoets);

- in geval van mogelijke negatieve effecten op soorten of habitattypen wordt een verslechterings- en verstoringstoets doorlopen, waarbij wordt nagegaan of er alternatieven zijn en of sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, alsdan dienen compenserende maatregelen te worden getroffen;

 

bb. hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

cc. horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

 

dd. horecabedrijf, categorie I:

een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden en/of logies worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en de openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

 

ee. horecabedrijf, categorie II:

een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's;

 

ff. horecabedrijf, categorie III:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen, zoals discotheken, dancings en nachtclubs;

 

gg. hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

 

hh. intensieve veehouderij:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond;

 

ii. kampeerboerderij:

hoofdgebouw (of een deel daarvan) voor verblijfsrecreatief gebruik waar meerdere personen in dezelfde ruimte verblijven;

 

jj. kampeermiddelen:

tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover niet als bouwwerk aan te merken, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor een recreatief nachtverblijf dan wel voor een nachtverblijf van het personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

 

kk. karakteristiek pand:

bebouwing die een bepaalde architectonische of monumentale waarde vertegenwoordigt en om die reden is opgenomen op de MIP-lijst (Monumenten Inventarisatie Project);

 

ll. kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

 

mm. kleinschalige verblijfsrecreatie:

1. het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 15 kampeermiddelen;

2. het houden van een kampeerterrein door een organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard voor ten hoogste 15 kampeermiddelen;

 

nn. landschapselement:

elementen in het landschap in de vorm van bomen, bosschages en weg- en laanbeplanting;

 

oo. manege:

bedrijf met een publieksgericht karakter dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony’s (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

 

pp. mestopslagplaats:

een ruimte in de grond of in de bebouwing waarin mest wordt of kan worden opgeslagen;

 

qq. niet aan het buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijven (B2):

een bedrijf dat naar de aard van zijn activiteiten niet is gebonden aan het buitengebied of waarvan de activiteiten niet zijn gericht op het buitengebied;

 

rr. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarbij in hoofdzaak geen gebruik wordt gemaakt van open grond;

 

ss. niet-opgaande gewassen:

bomen, struiken en andere gewassen die vanaf het maaiveld normaal gesproken geen grotere hoogte dan 1,5 m bereiken;

 

tt. peil:

1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

 

uu. permanente bewoning:

de bewoning van een recreatiewoning of een ander recreatief verblijf als hoofdverblijf;

 

vv. seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

ww. verblijfsrecreatie

alle ontspanningsactiviteiten waarbij wordt gebruikgemaakt van verblijfsaccommodatie buiten de eigen woonplaats, anders dan in enige vorm van hotel of pension, op een passagiersschip, of bij familie/kennissen;

 

xx. voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

 

yy. waardevol erf:

erf dat een bepaalde waarde vertegenwoordigd vanwege het voorkomen van landschappelijke waarden, in de vorm van het voorkomen van een (deels intacte) gracht, erfbeplanting en/of een verhoging in het landschap;

 

zz. waardevol pand:

bebouwing die een bepaalde waarde vertegenwoordigt, bijvoorbeeld: architectonische waarde, cultuurhistorische waarde of streekeigen karakter;

 

aaa. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.