Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. het plan:
het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente De Marne;
b. de plankaart:
de kaart, bestaande uit meerdere bladen, met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
c. aan het buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijven (B1):
een bedrijf dat naar de aard van zijn activiteiten is gebonden aan het buitengebied of waarvan de activiteiten zijn gericht op het buitengebied;
d. aan huis verbonden bedrijf:
een dienstverlenend bedrijf, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
e. aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw, alsmede een opzichzelfstaand gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
f. agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
g. grondgebonden agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en waarbij hoofdzakelijk wordt gebruikgemaakt van open grond;
h. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
i. bed and breakfastaccommodatie:
het tegen betaling aanbieden van logies en ontbijt in een bewoond pand;
j. bedrijfsplan:
een plan waarin de gewenste ontwikkeling van het betreffende bedrijf wordt uiteengezet en waarin tevens wordt ingegaan op de gewenste uitbreidingsrichting en de landschappelijke inpassing;
k. bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
l. bestaand
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing (de maatvoering van een bouwwerk, de afstand tot een bouwwerk of een te bebouwen percentage) die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
2. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht, of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening;
m. bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
n. bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
o. bijgebouw:
een opzichzelfstaand gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat niet voldoet aan de definitie van aan- of uitbouw;
p. bosbouw/houtteelt:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
q. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
r. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
s. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
t. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
u. dagrecreatie:
recreatie van meer dan twee uren, zonder overnachting elders;
v. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
w. gastenverblijf:
een kamer of ruimte in of bij een gebouw waar bedrijfsmatig gasten kunnen worden ondergebracht.
x. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
y. geluidgevoelige objecten
geluidgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
z. groepsaccommodatie:
vrijstaand bijgebouw (of deel daarvan) voor verblijfsrecreatief gebruik waar meerdere personen in een en dezelfde ruimte verblijven;
aa. habitattoets:
toets als bedoeld in artikel 19 van de Natuurbeschermingswet 1998, welke, voorzover noodzakelijk, bestaat uit de volgende stappen:
- nagegaan moet worden of de activiteit negatieve of significante effecten kan hebben op soorten of habitattypen waarvoor het gebied is aangewezen als speciale beschermingszone (voortoets);
- in geval van mogelijke negatieve effecten op soorten of habitattypen wordt een verslechterings- en verstoringstoets doorlopen, waarbij wordt nagegaan of er alternatieven zijn en of sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, alsdan dienen compenserende maatregelen te worden getroffen;
bb. hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
cc. horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
dd. horecabedrijf, categorie I:
een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden en/of logies worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en de openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
ee. horecabedrijf, categorie II:
een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's;
ff. horecabedrijf, categorie III:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen, zoals discotheken, dancings en nachtclubs;
gg. hotel:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
hh. intensieve veehouderij:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond;
ii. kampeerboerderij:
hoofdgebouw (of een deel daarvan) voor verblijfsrecreatief gebruik waar meerdere personen in dezelfde ruimte verblijven;
jj. kampeermiddelen:
tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover niet als bouwwerk aan te merken, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor een recreatief nachtverblijf dan wel voor een nachtverblijf van het personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
kk. karakteristiek pand:
bebouwing die een bepaalde architectonische of monumentale waarde vertegenwoordigt en om die reden is opgenomen op de MIP-lijst (Monumenten Inventarisatie Project);
ll. kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
mm. kleinschalige verblijfsrecreatie:
1. het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 15 kampeermiddelen;
2. het houden van een kampeerterrein door een organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard voor ten hoogste 15 kampeermiddelen;
nn. landschapselement:
elementen in het landschap in de vorm van bomen, bosschages en weg- en laanbeplanting;
oo. manege:
bedrijf met een publieksgericht karakter dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony’s (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
pp. mestopslagplaats:
een ruimte in de grond of in de bebouwing waarin mest wordt of kan worden opgeslagen;
qq. niet aan het buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijven (B2):
een bedrijf dat naar de aard van zijn activiteiten niet is gebonden aan het buitengebied of waarvan de activiteiten niet zijn gericht op het buitengebied;
rr. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij in hoofdzaak geen gebruik wordt gemaakt van open grond;
ss. niet-opgaande gewassen:
bomen, struiken en andere gewassen die vanaf het maaiveld normaal gesproken geen grotere hoogte dan 1,5 m bereiken;
tt. peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
uu. permanente bewoning:
de bewoning van een recreatiewoning of een ander recreatief verblijf als hoofdverblijf;
vv. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
ww. verblijfsrecreatie
alle ontspanningsactiviteiten waarbij wordt gebruikgemaakt van verblijfsaccommodatie buiten de eigen woonplaats, anders dan in enige vorm van hotel of pension, op een passagiersschip, of bij familie/kennissen;
xx. voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
yy. waardevol erf:
erf dat een bepaalde waarde vertegenwoordigd vanwege het voorkomen van landschappelijke waarden, in de vorm van het voorkomen van een (deels intacte) gracht, erfbeplanting en/of een verhoging in het landschap;
zz. waardevol pand:
bebouwing die een bepaalde waarde vertegenwoordigt, bijvoorbeeld: architectonische waarde, cultuurhistorische waarde of streekeigen karakter;
aaa. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf de snijlijn van een dakvlak en een evenwijdig aan de noklijn gelegen gevelvlak van een gebouw tot het peil;
c. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
d. de inhoud van een bouwwerk:
boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
e. de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden (A-LN)
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘agrarisch - landschappelijke en natuurlijke waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;
b. behoud en herstel van de natuurlijke waarden;
c. het behoud van de uitwendige hoofdvorm van de hoofdgebouwen, zoals mede bepaald door het gevelbeeld, de kapvorm, de nokrichting en de dakhelling van kappen, voorzover de gebouwen op de plankaart zijn aangeduid met ‘karakteristiek’;
alsmede voor:
d. uitoefening van een agrarisch bedrijf;
e. dagrecreatie;
f. wonen, eventueel in combinatie met een aan huis verbonden bedrijf, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘wonen’;
g. bedrijf, niet-agrarisch, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘bedrijf, niet-agrarisch B1’ en ‘bedrijf, niet-agrarisch B2’ en voorzover opgenomen in bijlage 2 van de regels;
h. dobben, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘dobbe’;
i. begraafplaats, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘begraafplaats’;
j. horeca, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘horeca’;
k. verkeer, uitsluitend voorzover het de bestaande wegen betreft;
l. windturbines;
met dien verstande dat:
onder het behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden en het behoud en/of herstel van de volgende essentiële ruimtelijke kenmerken wordt begrepen:
- bebouwing veelal geplaatst op verhogingen in het landschap;
- aanwezigheid van niet-broedvogels;
- verspreid in het landschap liggende bebouwde en onbebouwde wierden;
- reliëf in de vorm van kwelderwallen en de voormalige Hunzeboezem;
- beplanting langs wegen;
- landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle erven, die op de plankaart als zodanig zijn aangeduid;
- open ruimten, specifiek ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding ‘open ruimte’;
- grootschalige openheid van het landschap, met name in gebieden die zijn aangeduid met ‘grootschalige openheid’;
- reliëf langs de Reitdiepzone;
- van betekenis van gronden voor broedvogels en niet-broedvogels;
- verkavelingspatronen;
- solitair liggende boerderijen;
- natuurwaarde in het Reitdiepdal;
- het gebied rond Groot Maarslag;
- het gebied rond Ewer.
in het doel ‘behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden’ het aanbrengen van landschapselementen groter dan 1 ha niet is begrepen;
in het doel ‘uitoefening van een agrarisch bedrijf’ opgaande vormen van boom- en fruitteelt niet zijn begrepen, met uitzondering van de gronden op de plankaart aangegeven met ‘boomgaard’;
mestopslagplaatsen en sleufsilo's, buiten het in artikel 3, lid 2, sub a, onder 1 genoemde aaneengesloten oppervlak, niet in het doel ‘uitoefening van een agrarisch bedrijf’ zijn begrepen;
het doel ‘dagrecreatie’ is beperkt tot de inrichting en het gebruik van de bestaande dagrecreatieve terreinen en van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
het doel ‘bedrijf, niet-agrarisch’ is beperkt tot het bestaande bedrijf en voor bedrijven, overeenkomend met de categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;
aan de uitoefening van de bedrijven gelegen aan de:
- Dijkstilsterweg 6 te Leens;
- Elensterweg 27 te Ulrum;
- Westerweg 1 te Eenrum;
- Breekweg 14 te Leens,
de volgende nadere voorwaarden zijn verbonden:
- dat de bestaande uitstraling en inrichting van het (voormalige) agrarische perceel met grond en opstallen (verschijningsvorm) gehandhaafd dient te blijven;
- dat de uitstraling en inrichting van het (voormalige) agrarische perceel met grond en opstallen dient te worden verbeterd door het uitvoeren van het beplantingsplan;
- de agrarische opstallen mogen worden gebruikt voor het inpandig uitoefenen van het bedrijf;
- opslag van materialen en goederen zal inpandig geschieden;
- het parkeren van bedrijfsauto’s en van auto’s van personeel inpandig dan wel uit het zicht van de openbare weg zal geschieden;
- dat geen reclame-uitingen zoals banieren, vlaggenmasten, (al dan niet verlichte) reclameborden of anderszins worden geplaatst op of in de omgeving van het perceel tenzij een reclame-uiting voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de nota “Algemeen beleid voor reclame- en verwijzingsborden in de gemeente De Marne” of dat voor een reclame-uiting vergunning dient te worden aangevraagd en wordt afgegeven door het college van burgemeester en wethouders.
voorzover de gronden zijn aangeduid met ‘waardevol erf’ de bestemming mede is gericht op het herstel en het onderhoud van erfbeplanting en van grachten met een landschappelijke betekenis;
van de in de bestemming begrepen wegen het aantal rijstroken ten hoogste twee mag bedragen;
in de bestemming het opwekken van elektriciteit door middel van (co-) vergisting niet is begrepen;
het doel ‘horeca’ is beperkt tot ‘horeca-categorie I’, ‘horeca-categorie II’ en ‘horeca categorie III’ zoals genoemd en omschreven in artikel 1, lid dd, lid ee en lid ff;
in de doelen ‘wonen’ en ‘uitoefening van het agrarisch bedrijf’ zijn bed and breakfastaccommodaties tot een omvang van twee kamers begrepen.
3.2 Bouwregels
a. Bebouwing ten dienste van de uitoefening van een agrarisch bedrijf:
1. Ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf zijn uitsluitend gebouwen toegestaan op de gronden die op de plankaart zijn aangegeven met ‘intensieve veehouderij’, ‘grondgebonden agrarisch bedrijf met bestaande intensieve tak’ en ‘grondgebonden agrarisch bedrijf’, mits deze gebouwen worden gegroepeerd binnen een oppervlak van 1,5 ha, dan wel:
- binnen een oppervlakte van 1 ha, voorzover op de plankaart aangeduid als ‘bouwperceel 1 ha’;
- binnen een oppervlak van 2 ha, voorzover op de plankaart aangeduid als ‘bouwperceel 2 ha’.
Onder gebouwen worden kassen met een bouwhoogte van 1,2 m begrepen. Deze zijn tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m² toegestaan, met dien verstande dat de kassen zodanig worden afgeschermd dat lichtemissie wordt voorkomen.
2. De bebouwing dient per bedrijf te worden geconcentreerd binnen een vierhoek. Er dient aan één zijde van de weg te worden gebouwd, met uitzondering van de gronden op de plankaart aangegeven met ‘bijeenbehorend bouwperceel’. De uitbreidingsrichting dient aan te sluiten bij het aanwezige bebouwingspatroon, waarbij tevens rekening dient te worden gehouden met het uitzicht van (dienst)woningen.
3. De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee mag per bedrijf aangegeven met ‘grondgebonden agrarisch bedrijf met ‘bestaande intensieve tak’ of ‘intensieve veehouderij’ de oppervlakte bedragen die is aangegeven in onderstaande tabel.
Adres |
Oppervlakte |
Vliedorpsterweg 2, Houwerzijl |
3.100 m² |
Westerweg 1a, Eenrum |
1.160 m² |
Dijksweg 22, Houwerzijl |
1.556 m² |
Nijenklooster 3, Molenrij |
2.100 m² |
4. De bestaande uitwendige hoofdvorm van de boerderijen, op de plankaart aangeduid met ‘karakteristiek’ dient te worden gehandhaafd.
5. de goot- en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde dienstwoningen, mag ten hoogste 5,5 m respectievelijk 14 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte bedragen.
6. Per op de plankaart aangegeven bedrijf is ten hoogste één dienstwoning toegestaan, dan wel het bestaande aantal indien dit meer bedraagt, met dien verstande dat geen dienstwoning is toegestaan voorzover de gronden op de plankaart zijn aangegeven met ‘geen dienstwoning toegestaan’. Wat betreft de bouwregels van dienstwoningen, gelden de regels, zoals opgenomen in artikel 3, lid 2, sub b.
7. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het in artikel 3, lid 2, sub a, onder 1 genoemd oppervlak van 1, 1,5 of 2 ha ten hoogste 12 m en daarbuiten ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte voor reclamedoeleinden ten behoeve van het op de gronden gevestigde bedrijf ten hoogste 2 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van mestsilo's binnen het in artikel 3, lid 2, sub a, onder 1 genoemd oppervlak van 1, 1,5 of 2 ha ten hoogste 8 m inclusief afdekking mag bedragen.
b. Bebouwing ten dienste van wonen:
1. Ten behoeve van wonen is per met ‘wonen’ op de plankaart aangeduid gebied ten hoogste één woning toegestaan, dan wel het bestaande aantal, met dien verstande dat voorzover het betreft het perceel De Vaart OZ 13 te Warfhuizen drie woningen in het bestaande hoofdgebouw zijn toegestaan.
2. De goot- en bouwhoogte van een woning bedragen respectievelijk maximaal 3,5 m en 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
3. Het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling minimaal 40° en maximaal 60° dient te bedragen.
4. De oppervlakte van het hoofdgebouw inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste 200 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is.
5. De bestaande uitwendige hoofdvorm van de woning, op de plankaart aangeduid met ‘karakteristiek’ dient te worden gehandhaafd.
6. De goot- en bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is.
7. De aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen binnen de aanduiding ‘wonen’ en binnen 30 m uit de gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd met uitzondering van bestaande bijgebouwen die op een grotere afstand zijn geplaatst, met dien verstande dat het oprichten van bijgebouwen tussen het hoofdgebouw en de openbare weg niet is toegestaan;
8. De aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen 3 m achter de denkbeeldige voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden geplaatst. 9. De bouwhoogte van erf- of perceelscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m en van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van erf- en perceelscheidingen ten hoogste 2 m mag bedragen indien wordt gebouwd op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat en indien meer dan 1 m achter de achtergevelrooilijn en 1 m van de weg of openbaar groen wordt gebouwd.
c. Bebouwing ten dienste van bedrijf, niet-agrarisch:
1. Ten behoeve van de betreffende bedrijven op de plankaart aangegeven met ‘bedrijf, niet-agrarisch B1’, ‘bedrijf, niet-agrarisch B2’ en met ‘horeca’ mag de oppervlakte van de bestaande gebouwen, uitsluitend voorzover het betreft de bedrijven opgenomen in onderstaande tabel, met maximaal 10% worden vergroot.
Adres |
Oppervlakte gebouwen (in m²) |
Dijksterweg 51, Kloosterburen |
2.355 |
Schaapweg 51, Westernieland |
2.230 |
Schouwerwzijlsterweg 11, Mensingeweer |
344 |
Warfhuisterweg 17a, Wehe Den Hoorn |
450 |
Warfhuisterweg 17b, Wehe Den Hoorn |
936 |
Zoutkamperweg 4, Niekerk |
2.600 |
2. De goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen maximaal 3,5 m respectievelijk 8 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
3. Per op de plankaart met ‘bedrijf, niet-agrarisch B1’ en ‘bedrijf, niet-agrarisch B2’ aangegeven bedrijf is de bouw van maximaal één dienstwoning toegestaan, met uitzondering van de gronden op de plankaart aangeduid met ‘geen bedrijfswoning toegestaan’.
4. Wat betreft de bouwregels van dienstwoningen, gelden de regels, zoals opgenomen in artikel 3, lid 2, sub b, met dien verstande dat voorzover de gronden zijn aangeduid met ‘horeca’ uitsluitend één inpandige dienstwoning is toegestaan.
5. De bouwhoogte van erf- of perceelscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m en van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van erf- en perceelscheidingen ten hoogste 2 m mag bedragen indien wordt gebouwd op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat en indien meer dan 1 m achter de achtergevelrooilijn en 1 m van de weg of openbaar groen wordt gebouwd.
d. Bebouwing ten behoeve van windturbines:
1. Windturbines mogen uitsluitend worden gebouwd:
- binnen het in artikel 3, lid 2, sub a, onder 1 genoemd oppervlak, met dien verstande dat het aantal windturbines niet meer bedraagt dan één per bouwperceel;
- ter plaatse van het bestaande adres zoals aangegeven op de plankaart en zoals opgenomen in onderstaande tabel,
met dien verstande dat binnen het gebied van 2 km gerekend vanuit de buitenteen van de zeezijde van de vaste landdijk met de Waddenzee geen windturbines mogen worden gebouwd;
2. De hoogte van windturbines mag niet meer bedragen dan 15 m dan wel, voorzover het betreft de als zodanig op de plankaart aangegeven windturbines, de hoogte van de bestaande windturbine, zoals opgenomen in onderstaande tabel, en met dien verstande dat ingeval de bestaande hoogte meer bedraagt dan 40 m de hoogte ingeval van vervanging niet meer dan 40 m mag bedragen.
3. De wieklengte van een windturbine bedraagt niet meer dan twee/derde van de askophoogte van een windturbine, tenzij in navolgende tabel anders is aangegeven.
Adres |
Askophoogte |
Wieklengte |
Ommelanderweg 12, Hornhuizen |
40 m |
|
Ommelanderweg 22, Hornhuizen |
40 m |
|
Ommelanderweg 28, Hornhuizen |
40 m |
|
Noordpolderweg 3, Westernieland |
40 m |
|
Noordpolderweg 6, Westernieland |
40,3 m |
|
Noordpolderweg 5, Westernieland |
40 m |
|
Raylandseweg 1, Wehe den Hoorn (twee turbines) |
31,4 m |
9 m |
Bokum 3, Kloosterburen |
40 m |
|
De Meerenweg 2, Mensingeweer |
40 m |
31 m |
Roodehaansterweg 2, Warfhuizen |
40 m |
16,5 m |
e. Bebouwing ten dienste van begraafplaats:
1. Per gebied dat is aangeduid met ‘begraafplaats’ mag maximaal één gebouw worden gebouwd met een oppervlak van ten hoogste 30 m² en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 m en 6 m.
2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
f. Bebouwing ten dienste van overige doeleinden:
1. Met uitzondering van de bestaande luchtwachttoren ter plaatse van de op de plankaart aangegeven ‘luchtwachttoren’ zijn geen gebouwen toegestaan.
2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten behoeve van openbare verkeersvoorzieningen niet meer dan 10 m en overige doeleinden niet meer dan 3 m.
g. Afstemming open ruimte:
In afwijking van het voorgaande, is het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte hoger dan 1 m niet toegestaan op de gronden die op de plankaart zijn aangeduid met ‘open ruimte’.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld en de landschappelijke waarden;
- de verkeersveiligheid;
- stedenbouwkundige karakteristieke hoofdgebouwen;
- het uitzicht vanuit al dan niet met ‘karakteristiek’ op de plankaart aangegeven woningen;
nadere eisen stellen aan:
a. de goothoogte, bouwhoogte en plaatsing van de met ‘karakteristiek’ aangegeven hoofdgebouwen en de plaatsing van overige bebouwing op het bijbehorende bouwperceel met het oog op het streven naar handhaving van de karakteristiek;
b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m;
c. de plaats van bouwwerken, indien de afstand tot de weg minder dan 20 m bedraagt;
d. de plaats van de bebouwing ten behoeve van agrarische bedrijven, in die zin dat gebouwd dient te worden binnen een denkbeeldige rechthoek;
e. de maximale breedte (gemeten langs de weg) van het bouwperceel;
f. de afstand tussen de gebouwen;
g. de afscherming van serrestallen met het oog op het voorkomen van lichtemissie
h. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:
1. de bouw van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
- wordt gebouwd binnen het in artikel 3, lid 2, sub a, onder 1 genoemde aaneengesloten oppervlak;
- de noodzaak van de tweede bedrijfswoning vanuit het aspect toezicht wordt gemotiveerd;
- de omvang van het bedrijf zodanig is dat sprake is van een duurzaam volwaardig tweepersoonsbedrijf;
- de tweede bedrijfswoning wordt gesitueerd binnen het bouwvlak;
- door middel van een ondernemersplan (en financiering) dient te worden aangetoond dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan;
- de haalbaarheid dient te worden aangetoond; Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
2. een vergroting van het oppervlak ten behoeve van fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee, per met ‘intensieve veehouderij’ en ‘grondgebonden agrarisch bedrijf met bestaande intensieve tak’ aangeduid bedrijf, uitsluitend indien dit noodzakelijk is in verband met eisen op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en mits wordt gebouwd binnen het in artikel 3, lid 2, sub a, onder 1 genoemde aaneengesloten oppervlak; Niet-agrarische bedrijven
3. uitbreiding van bebouwing ten dienste van niet-agrarische bedrijven, uitsluitend voorzover deze op de plankaart zijn aangegeven met ‘bedrijven, categorie B1’, mits de bestaande oppervlakte van de gebouwen, zoals genoemd in de tabel in artikel 3, lid 2, sub c onder 1 met niet meer dan 20% wordt vergroot en onder voorwaarde dat:
- verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is en dat uitbreiding noodzakelijk is met het oog op het voortbestaan van het bedrijf;
- zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing waarbij ook wordt nagegaan of landschappelijk storende bebouwing kan worden verwijderd;
- de uitbreiding geen ontoelaatbare toename van de mobiliteit veroorzaakt; Gebouwen van openbaar nut
4. het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut, zoals gemalen, transformatorstations, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes en dergelijke, met dien verstande dat:
- de inhoud ten hoogste 100 m³ bedraagt;
- de hoogte maximaal 3 m bedraagt; 5. het vergroten van het oppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen of bijgebouwen ten behoeve van het wonen indien dit gebeurt als compensatie voor te slopen gebouwen op het bouwperceel en met dien verstande dat:
- ten hoogste 50% van het te slopen oppervlak aan gebouwen mag worden herbouwd;
- de vergroting niet meer dan 100 m² bedraagt; 6. het vergroten van het oppervlak van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwperceel 1 ha’ binnen het in lid 2 sub a onder 1 genoemd oppervlak bij agrarische bedrijven tot een maximale oppervlakte van 1,5 ha, met dien verstande dat:
- middels een bedrijfsplan wordt aangetoond dat vergroting uit oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering nodig is;
- geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de nabijgelegen (agrarische) bedrijven;
- er een plan wordt gemaakt waarbij in ieder geval aandacht wordt gegeven aan de volgende randvoorwaarden:
a. het respecteren van de historische gegroeide landschapsstructuur;
b. het afstand houden tot ruimtelijke elementen;
c. een goede infrastructurele ontsluiting;
d. een zorgvuldige en evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
e. een erfinrichting die zorgvuldig is ingepast in het landschapstype, zoals ook verwoord in de Nota agrarische schaalvergroting en landschap; 7. het vergroten van het oppervlak van kassen binnen het in artikel 3, lid 2 sub a onder 1 genoemde oppervlak bij agrarische bedrijven tot een maximale oppervlakte van 2.000 m², met dien verstande dat de kassen zodanig worden afgeschermd dat lichtemissie wordt voorkomen; 8. de bouw van ten hoogste één sanitairgebouw met een bouwhoogte van 4 m en een oppervlak van maximaal 25 m² ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie bij bestaande kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat ontheffing is verleend voor het gebruik ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie als bedoeld in artikel 3, lid 6; 9. de bouw van windturbines binnen het gebied van 2 km gerekend vanuit de buitenteen van de zeezijde van de vaste landdijk met de Waddenzee, mits de hoogte niet meer dan 15 m bedraagt en er wordt gebouwd binnen het in artikel 3, lid 2 sub a onder 1 bedoelde bouwvlak en met dien verstande dat het aantal windturbines per bouwperceel is beperkt tot één.
b. De onder a bedoelde ontheffingen mogen daarnaast:
- geen onevenredige afbreuk doen aan de in artikel 3, lid 1 omschreven waarden;
- geen negatieve invloed hebben op het milieu, de kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewater;
- geen negatieve invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van andere gronden en gebouwen.
c. Indien de ontheffing gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de ontheffingsaanvraag voorgelegd aan het waterschap, met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundig advies.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gronden voor:
1. een paardenbak, met uitzondering van alle soorten agrarische bedrijven;
2. reclamedoeleinden anders dan voor het op de gronden gevestigde bedrijf;
3. het dempen van de gronden op de plankaart aangeduid met ‘dobbe’;
4. de teelt van opgaande gewassen, met uitzondering van de gebieden op de plankaart aangeven met ‘boomgaard’;
5. het dempen van grachten voorzover op de plankaart aangeduid als ‘waardevol erf’;
6. verblijfsrecreatie.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het aanbrengen van mestopslagplaatsen, welke niet als bouwwerk worden aangemerkt, tot een inhoud van 750 m³, buiten het in artikel 3, lid 3, sub a genoemde aaneengesloten oppervlak, mits wordt aangetoond dat:
- binnen het in artikel 3, lid 2, sub a bedoelde oppervlak te weinig ruimte is en/of milieuhygiënische knelpunten aanwezig zijn, dan wel planologische redenen een belemmering vormen voor het aanbrengen ervan binnen het in lid 2, sub a, onder 1 bedoeld oppervlak;
- de bouwhoogte van mestopslagplaatsen (inclusief afdekking) niet meer bedraagt dan 1,5 m;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in artikel 3, lid 1 omschreven waarden.
b. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het gebruik van gronden voor een paardenbak ontheffing verlenen van de regels, met dien verstande dat:
1. de ontheffing alleen betrekking heeft op de doeleinden ‘wonen’ en ‘bedrijf, niet-agrarisch B1’;
2. de paardenbak dient te worden gesitueerd binnen een afstand van 30 m ten opzichte van het als zodanig aangeduide woon- of bedrijfsperceel waarop de aanvraag van toepassing is;
3. de afstand tussen de paardenbak en een bestaande woning van derden ten minste 50 m bedraagt;
4. de oppervlakte van de paardenbak niet meer dan 800 m² bedraagt;
5. een open omheining wordt toegepast met een maximale hoogte van 2 m;
6. de paardenbak niet is voorzien van bestrating of andere verharding; 7. de hoogte van lichtmasten niet meer bedraagt dan 3,5 m, waarbij de lampen zijn voorzien van een afschermende kap waardoor de lichtbundel uitsluitend is gericht op de bak;
8. een goede landschappelijke inpassing is gewaarborgd.
c. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van ‘bed and breakfast’ waarbij het aantal kamers meer dan twee bedraagt ontheffing verlenen van de regels, met dien verstande dat:
1. de ontheffing alleen betrekking heeft op de doeleinden ‘wonen’ en ‘grondgebonden agrarisch bedrijf’;
2. parkeren op eigen terrein plaats dient te vinden.
d. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 voor nevenactiviteiten in de vorm van het opwekken van elektriciteit door middel van (co-)vergisting van mest, indien:
- het bedrijf eigen geproduceerde mest verwerkt en daar eigen co-substraten aan toevoegt en het digestaat op de eigen gronden gebruikt;
en onder de voorwaarden dat:
- de (co-)vergisting plaatsvindt binnen het in artikel 3, lid 2, onder a genoemde aaneengesloten oppervlak;
- de verkeersaantrekkende werking door vervoer van co-substraten en verwerking van het digestaat beperkt blijft.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen met betrekking tot de omvang en capaciteit van de
(co-)vergistingsinstallatie in verband met milieuhygiënische en infrastructurele aspecten, alsmede met betrekking tot de landschappelijke inpassing van de (co-)vergistingsinstallatie.
Leidraad is hierbij de Nota Mestvergisting van de provincie Groningen, die is vastgesteld in mei 2006.
e. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels voor het houden van een kampeerterrein als bedoeld in artikel 1, sub kk op erven bij woningen en agrarische bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
- het realiseren van een kleinschalig kampeerterrein uitsluitend is toegestaan op het erf van een als zodanig aangeduid agrarisch bedrijf of woning;
- de grootte van het erf minimaal 2.500 m² bedraagt;
- het aantal kampeermiddelen niet meer bedraagt dan 15;
- de afstand tot de dichtstbijzijnde als zodanig op de plankaart aangeduide woning minimaal 50 m dient te bedragen;
- het kleinschalige kampeerterrein door opgaande beplanting, bestaande uit inheemse soorten, dient te worden omzoomd;
- de bebouwde oppervlakte aan sanitaire voorzieningen niet meer bedraagt dan 25 m²;
- deze ontheffing niet van toepassing is voorzover de gronden op de plankaart zijn aangeduid met ‘grootschalige openheid’ en/of ‘open ruimte’;
- uitsluitend in de periode van 15 maart tot 31 oktober kampeermiddelen zijn toegestaan.
f. De onder b tot en met e genoemde ontheffing mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in artikel 3, lid 1 omschreven waarden.
3.7 Aanlegvergunning
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het ophogen, afgraven, afschuiven of egaliseren van gronden;
2. het rooien en/of kappen van beplantingen voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘waardevol erf’;
3. het aanbrengen van lijnvormige beplantingen;
4. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
5. het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten en/of het verkleinen van het doorstromingsprofiel en het aanbrengen en verwijderen van dammen en stuwen.
b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.
c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
d. De onder a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in artikel 3, lid 1 omschreven waarden.
e. Indien de aanlegvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de aanlegvergunning voorgelegd aan het waterschap, met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
f. De onder artikel 3, lid 7, sub a onder 4 bedoelde vergunning is niet vereist indien sprake is van erfbeplanting.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Toevoegen niet-agrarische bedrijfstak
a. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het toevoegen van een bedrijfstak aan een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
1. de toegevoegde tak niet de primaire productie betreft en ondergeschikt blijft aan de agrarische hoofdactiviteit;
2. de toegevoegde tak uitsluitend betrekking heeft op:
- de sociale, culturele, maatschappelijke, recreatieve en educatieve functie, waaronder begrepen expositieruimten, kinderboerderij en kampeerboerderij;
- de zorgfuncties, met dien verstande dat de zorgfunctie plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, sprake is van een levensvatbaar agrarisch bedrijf en sprake is van een verwevenheid tussen de zorgfunctie en het (grondgebonden) agrarisch bedrijf;
- de detailhandel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m² en plaatsvindt binnen bestaande bebouwing;
- het bedrijf genoemd in de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijven, categorieën 1 en 2 van de publicatie Bedrijven en milieuzonering van de VNG ofwel hiermee wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
3. de verschijning van het gehele bedrijf landschappelijk wordt ingepast;
4. de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de bestaande gebouwen, met dien verstande dat met uitzondering van buitenopslag bedrijfsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend op het bijbehorende erf.
Functiewijziging vrijkomende agrarische bedrijven
b. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan, voorzover het agrarische bedrijfsgebouwen betreft, wijzigen ten behoeve van:
1. wonen;
2. de aan het landelijke gebied gebonden niet-agrarische bedrijven;
3. de sociale, culturele, medische en educatieve voorzieningen;
4. de bedrijven genoemd in de bij de regels opgenomen Staat van bedrijven;
5. de recreatieve functies in de vorm van groepsaccommodaties, hotels en/of pensions;
6. maneges;
7. zorgboerderijen.
Aan deze functiewijzigingen, zijn de volgende voorwaarden verbonden.
- De wijziging kan uitsluitend worden toegepast indien sprake is van een waardevol pand.
- De activiteiten genoemd onder 2 tot en met 7 zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie, waarbij het aantal wooneenheden per voormalig agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan één.
- In afwijking van het vorenstaande mag het aantal wooneenheden per voormalig agrarisch bedrijf in geval van splitsing niet meer dan twee bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw minimaal 180 m² bedraagt en een en ander past binnen het toegekende woningcontingent.
- De functiewijziging dient binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden, met dien verstande dat, met uitzondering van de buitenopslag, de bedrijfsactiviteiten kunnen worden uitgevoerd op het bijbehorende erf.
- Bij de maatvoering dient zoveel mogelijk te worden aangesloten bij de bestaande hoofdvorm.
- Er dient zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing. Een wijzigingsverzoek dient gepaard te gaan met een voorstel tot landschappelijke inpassing van de bebouwing waarbij tevens wordt bezien of de landschappelijk verstorende bebouwing kan worden afgebroken of verplaatst of aangepast.
- Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de nabijgelegen (agrarische) bedrijven.
- Er mag geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking ontstaan.
- Indien sprake is van detailhandel, dient de bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel beperkt te blijven tot maximaal 60 m²;
- nieuwvestiging van maneges is uitsluitend mogelijk in de nabijheid van kernen.
Nieuwvestiging grondgebonden bedrijven
c. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven, met dien verstande dat:
- de nieuwvestiging uitsluitend betrekking heeft op de uitplaatsing van een bestaand grondgebonden agrarisch bedrijf uit de Ecologische Hoofdstructuur en/of het gebied van de Blauwe Stad, dan wel voortkomt uit het oplossen van de ruimtelijke en milieuhygiënische knelpunten binnen de provincie Groningen;
- de bruikbaarheid van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in de afweging dient te worden betrokken;
- het geheel landschappelijk dient te worden ingepast, met dien verstande dat een verzoek tot nieuwvestiging gepaard dient te gaan met een voorstel tot landschappelijke inpassing van het erf;
- de gebruiksmogelijkheden van in de directe nabijheid gelegen gronden en bebouwing niet onevenredig worden aangetast;
- de wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is voorzover de gronden op de plankaart zijn aangeven met ‘open ruimte’ en/of ‘grootschalige openheid’;
- er geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking ontstaat.
Uitbreiding oppervlak bouwperceel
d. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van het in artikel 3, lid 2, sub a, onder 1 genoemde aaneengesloten oppervlak dan wel, in afwijking van artikel 3, lid 2, sub a, onder 2, ten behoeve van het bouwen aan de overzijde van de weg, tot ten hoogste 2 ha, met dien verstande dat:
- deze wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘bouwperceel 1 ha’;
- middels een bedrijfsplan wordt aangetoond dat vergroting uit het oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering nodig is;
- geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de nabijgelegen (agrarische) bedrijven;
- er een plan wordt gemaakt waarbij in ieder geval aandacht wordt gegeven aan de volgende randvoorwaarden:
a. het respecteren van de historische gegroeide landschapsstructuur;
b. het afstand houden tot ruimtelijke elementen;
c. een goede infrastructurele ontsluiting;
d. een zorgvuldige en evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
e. een erfinrichting die zorgvuldig is ingepast in het landschapstype,
zoals ook verwoord in de Nota agrarische schaalvergroting en landschap.
Mestsilo buiten het bouwperceel
e. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de bouw van een mestsilo buiten het in artikel 3, lid 2, sub a, onder 1 genoemde aaneengesloten oppervlak, met dien verstande dat:
- binnen het bouwperceel onvoldoende ruimte aanwezig is en verandering van de omvang en/of de vorm van het bouwperceel niet tot de mogelijkheden behoort;
- bedrijfseconomische overwegingen voor plaatsing buiten het bouwperceel aanwezig zijn;
- milieuhygiënische knelpunten, dan wel planologische redenen een belemmering opleveren voor de bouw van de mestsilo op het bouwperceel;
- de bouwhoogte ten hoogste 6 m (inclusief afdekking) bedraagt;
- de oppervlakte ten hoogste 750 m² bedraagt;
- zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing.
f. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de bouw van sleufsilo's buiten het in artikel 3, lid 2, sub a, onder 1 genoemde aaneengesloten oppervlak, met dien verstande dat:
- binnen het bouwperceel onvoldoende ruimte aanwezig is en verandering van de omvang en/of de vorm van het bouwperceel niet tot de mogelijkheden behoort;
- bedrijfseconomische overwegingen voor plaatsing buiten het bouwperceel aanwezig zijn;
- de milieuhygiënische knelpunten, dan wel planologische redenen een belemmering opleveren voor de bouw van de sleufsilo op het bouwperceel;
- de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
- zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing.
g. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van activiteiten in de vorm van het opwekken van elektriciteit door middel van (co-) vergisting van mest, indien:
- het bedrijf eigen geproduceerde mest verwerkt en daar eigen en/of van derden afkomstige co-substraten aan toevoegt en het digestaat op de tot het bedrijf behorende gronden wordt gebruikt, dan wel naar derden afgevoerd,
dan wel;
- met bedrijf aangevoerde mest geproduceerd door derden verwerkt en daar eigen en/of van derden afkomstige co-substraten aan toe voegt en het digestaat op de tot het bedrijf behorende gronden wordt gebruikt.
en onder de voorwaarden dat:
- de (co-)vergisting plaatsvindt binnen het in artikel 3, lid 2, onder a genoemde aaneengesloten oppervlak;
- de verkeersaantrekkende werking door vervoer van co-substraten en verwerking van het digestaat beperkt blijft.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen met betrekking tot de omvang en capaciteit van de
(co-)vergistingsinstallatie in verband met milieuhygiënische en infrastructurele aspecten, alsmede met betrekking tot de landschappelijke inpassing van de (co-)vergistingsinstallatie.
Leidraad is hierbij de Nota Mestvergisting van de provincie Groningen, die is vastgesteld in mei 2006.
h. Indien de wijziging gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de wijzigingsaanvraag voorgelegd aan het waterschap, met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundig advies.
Artikel 4 Bedrijf-Openbaar nut (B-N)
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘bedrijf-openbaar nut’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. nutsvoorzieningen;
b. groenvoorzieningen;
c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
d. water;
e. gaslocaties;
f. wonen, eventueel in combinatie met een aan huis verbonden bedrijf, uitsluitend voorzover de gronden op de plankaart zijn aangegeven met ‘wonen’.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van wonen gelden de volgende regels:
1. ten behoeve van wonen is per met ‘wonen’ op de plankaart aangeduid gebied ten hoogste één woning toegestaan, dan wel het bestaande aantal;
2. de goot- en bouwhoogte van een woning bedragen respectievelijk maximaal 3,5 m en 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
3. het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling minimaal 40° en maximaal 60° dient te bedragen;
4. de oppervlakte van het hoofdgebouw inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste 200 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
5. de goot- en bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is;
6. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen binnen de aanduiding ‘wonen’ en binnen 30 m uit de gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd met uitzondering van bestaande bijgebouwen die op een grotere afstand zijn geplaatst, met dien verstande dat het oprichten van bijgebouwen tussen het hoofdgebouw en de openbare weg niet is toegestaan;
7. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen 3 m achter de denkbeeldige voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden geplaatst;
8. de bouwhoogte van erf- of perceelscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m en van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van erf- en perceelscheidingen ten hoogste 2 m mag bedragen indien wordt gebouwd op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat en indien meer dan 1 m achter de achtergevelrooilijn en 1 m van de weg of openbaar groen wordt gebouwd.
b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van overige doeleinden gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
2. er mogen geen dienstwoningen worden gebouwd.
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 2,2 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld en de landschappelijke waarden;
- de verkeersveiligheid;
- het uitzicht vanuit (al dan niet op de plankaart met ‘karakteristiek’ aangegeven) woningen;
nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m;
b. de plaats van bouwwerken, indien de afstand tot de weg minder dan 20 m bedraagt;
c. de afstand tussen de gebouwen.
Artikel 5 Natuur (N)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
alsmede voor:
b. dagrecreatief medegebruik;
c. verblijfsrecreatief medegebruik tot ten hoogste 15 kampeermiddelen, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘verblijfsrecreatief medegebruik’;
d. begraafplaats, uitsluitend voorzover de gronden op de plankaart zijn aangegeven met ‘begraafplaats’;
e. verkeer, uitsluitend voorzover het de bestaande wegen betreft;
met dien verstande dat:
onder het behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden het behoud en/of herstel van de volgende essentiële ruimtelijke kenmerken wordt begrepen:
- betekenisvolle bosgebieden en besloten gebieden voor broedvogels en vegetatie;
- het vrijwel ontbreken van bebouwing;
- deels bestaand uit cultuurhistorische waardevolle dobben en eendenkooien;
- van de in de bestemming begrepen wegen het aantal rijstroken ten hoogste twee mag bedragen.
5.2 Bouwregels
a. Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat een toiletgebouw overeenkomstig de bestaande situatie is toegestaan voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘verblijfsrecreatief medegebruik’.
b. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
c In afwijking van het gestelde onder a mag per gebied dat is aangeduid met ‘begraafplaats’ maximaal één gebouw worden gebouwd met een oppervlak van ten hoogste 30 m² en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 m en 6 m.
d. In afwijking van het gestelde onder b mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover de gronden op de plankaart zijn aangegeven met ‘begraafplaats’, ten hoogste 3 m bedragen.
5.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de bouw van een uitkijktoren, schuilhutten en natuurobservatiegebouwen, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van een uitkijktoren niet meer mag bedragen dan 10 m;
- de bouwhoogte van schuilhutten en natuurobservatiegebouwen niet meer bedraagt dan 3,5 m;
- de oppervlakte van schuilhutten en natuurobservatiegebouwen niet meer bedraagt dan 25 m².
5.4 Aanlegvergunning
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;
2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
3. het aanbrengen van lijnvormige beplantingen;
4. het graven en dempen van sloten en andere watergangen en/of het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel en het aanbrengen van of verwijderen van dammen en stuwen.
c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
d. De onder a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in artikel 5, lid 1 omschreven waarden.
e. Indien de aanlegvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de aanlegvergunning voorgelegd aan het waterschap, met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
Artikel 6 Recreatie-Verblijfsrecreatie (R-V)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘recreatie-verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. staanplaatsen voor kampeermiddelen;
b. gastenverblijven en trekkershutten; c. voorzieningen gericht op dienstverlening en beheer, waaronder ten hoogste één dienstwoning, ten behoeve van het beheer van het complex;
d. sport-, speel- en recreatievoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen, wegen en voet- en fietspaden.
6.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. Per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan dan wel het bestaande aantal indien dit meer bedraagt.
2. De oppervlakte van het hoofdgebouw inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste 250 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is.
3. De goot- en bouwhoogte van gebouwen bedragen respectievelijk maximaal 3,5 m en 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
4. De goot- en bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is.
5. Het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling minimaal 40° en maximaal 60° dient te bedragen.
6. De aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op het erf binnen 30 m uit de gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd met uitzondering van bestaande bijgebouwen die op een grotere afstand zijn geplaatst, met dien verstande dat het oprichten van bijgebouwen tussen het hoofdgebouw en de openbare weg niet is toegestaan.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. De bouwhoogte van sport- en speeltoestellen bedraagt ten hoogste 10 m.
2. De bouwhoogte van erf- en perceelsscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m.
3. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats van sport- en speeltoestellen indien deze een grotere hoogte dan 3 m hebben.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
- het gebruik van gastenverblijven voor permanente bewoning;
- reclame-uitingen met een grotere bouwhoogte dan 2 m.
Artikel 7 Verkeer (V)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met een functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als voor de ontsluiting van aanliggende gronden;
b. wegen met een cultuurhistorische en/of landschappelijke waarde;
c. parkeren;
d. verblijfsvoorzieningen;
e. nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat:
- het aantal rijstroken niet meer dan twee bedraagt;
- in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes en dergelijke zijn begrepen;
- de bestemming, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet.
7.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de inhoud bedraagt ten hoogste 45 m³;
2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken, met dien verstande dat de bouwhoogte van gebouwen ten minste 2,5 m mag bedragen.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor reclamedoeleinden.
Artikel 8 Water (WA)
8.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water met daaraan ondergeschikt oeverstroken, groenvoorzieningen en paden;
b. bruggen;
c. waterstaatkundige werken in de vorm van steigers, dammen, stuwen en duikers;
d. waterlopen met een cultuurhistorische en/of landschappelijke waarde.
8.2 Bouwregels
a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.
Artikel 9 Water-Waterkering (WA-W)
9.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘water-waterkering’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. waterkering in de vorm van dijken;
b. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden van de voormalige zeedijken;
c. schotbalkhuisjes en dijkcoupures, overeenkomstig de bestaande situatie;
d. water, oeverstroken en paden, met dien verstande dat het profiel van de als Water-Waterkering bestemde dijken dient te worden gehandhaafd overeenkomstig de dijkeninventarisatie en inmetingen van 11 mei 1999 (rapport Metingen oude Groninger zeedijken, provincie Groningen).
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
9.3 Aanlegvergunning
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het omzetten van grasland in akkerland.
b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.
c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
d. Indien de aanlegvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de aanlegvergunning voorgelegd aan het waterschap, met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
e. De onder a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in artikel 9, lid 1 omschreven waarden.
Artikel 10 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)
10.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden die op de plankaart archeologisch waardevol gebied zijn aangeduid als ‘archeologische waardevol gebied’ zijn mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mag in of op deze gronden niet worden gebouwd, met uitzondering van het bouwen van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bouwwerken niet worden uitgebreid en waarbij de bestaande fundering wordt benut.
10.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 10, lid 2, mits:
a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de ontheffing voorwaarden te verbinden, kan een ter zake kundige instantie om advies worden gevraagd.
10.4 Aanlegvergunning
a. Het is verboden op of in de als archeologisch waardevol gebied bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen van de bodem;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies dieper dan 40 cm;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van bos of boomgaard;
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, kilveren, het aanbrengen van drainage, ontginnen en het aanleggen c.q. bouwen van funderingen;
- alle overige bodemverstorende werkzaamheden die niet tot het normale gebruik van het terrein kunnen worden gerekend.
b. Alvorens over bedoelde vergunning te beslissen, wordt aan de provinciaal archeoloog of aan een andere ter zake deskundige advies aangevraagd.
c. Een vergunning als bedoeld in artikel 10, lid 4, sub a kan slechts worden verleend indien:
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
d. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden, kan een ter zake deskundige instantie om advies worden gevraagd.
e. Het verbod als bedoeld in artikel 10, lid 4, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.
Artikel 11 Geluidzone (dubbelbestemming)
11.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘geluidzone’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege een kartbaan van geluidgevoelige gebouwen.
11.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd.
11.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 11, lid 2 en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege de kartbaan van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van niet-geluidgevoelige gebouwen als geluidgevoelige gebouwen.
Artikel 12 Leiding-Gas (dubbelbestemming)
12.1 Bestemmingsomschrijving
De op de kaart voor ‘leiding-gas’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor een aardgastransportleiding.
12.2 Bouwregels
Op of in de gronden die op de plankaart zijn aangegeven met ‘Leiding-Gas’ mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
12.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 12, lid 2 en toestaan dat mag worden gebouwd binnen de in artikel 12, lid 2 genoemde zones, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
12.4 Aanlegvergunning
a. Het is verboden op of in de als Leiding-Gas (dubbelbestemming) bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van grondroeractiviteiten, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- diepploegen;
- het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem.
b. Alvorens over de bedoelde vergunning te beslissen, wordt bij de leidingbeheerder advies aangevraagd.
Artikel 13 Molenbeschermingszone (dubbelbestemming)
13.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘molenbeschermingszone’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van openheid met het oog op een vrije windvang en het zicht op de molen.
13.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en hoogte van de bebouwing teneinde aantasting van de vrije windvang en het zicht op de molen te voorkomen.
13.3 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van opgaande beplanting met een groeihoogte van meer dan de stellinghoogte van de molen.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Afstemmingregel welstandstoets
Voorzover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
a. de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte;
b. de dakhelling;
c. de plaatsing op het bouwperceel;
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:
- de goot- en bouwhoogte van gebouwen met niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte;
- de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
Artikel 16 Afstemmingsregel Natuurbeschermingswet 98 (Habitattoets)
Alvorens een ontheffing of aanlegvergunning te verlenen dan wel toepassing te geven aan een wijzigingsbevoegdheid, dient een habitattoets te worden uitgevoerd.
Artikel 17 Afstemmingsregel op de Flora- en faunawet
Alvorens een ontheffing/een aanlegvergunning te verlenen, dan wel toepassing te geven aan een wijzigingsbevoegdheid, dient een flora- en faunaonderzoek te worden uitgevoerd.
Artikel 18 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen als inrichting ten behoeve van de bedrijfsmatige exploitatie van een seksinrichting.
Artikel 19 Algemene ontheffingregels
1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. de op de plankaart of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze ontheffing niet van toepassing is op:
- artikel 3, lid 2, sub a onder 5;
- artikel 3, lid 2, sub d onder 2;
voorzover het genoemde artikel betrekking heeft op de (goot)hoogte;
b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kiosken, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, lichtmasten, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6 m en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.
2 De onder artikel 19, lid 1 bedoelde ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld en de landschappelijke waarden;
- de verkeersveiligheid.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
‘Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan Buitengebied, gemeente De Marne’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
, voorzitter
, griffier
11 november 2008
Overzicht karakteristieke panden
Adres |
Plaats |
Aagtsweg 6 |
Eenrum |
Aagtsweg 4 |
Eenrum |
Aagtsweg 1;3 |
Eenrum |
Eenrumerstreek 8 |
Eenrum |
Eenrumerstreek 3 |
Eenrum |
Eenrumerstreek 5 |
Eenrum |
Handerweg 10 |
Eenrum |
Handerweg 12 |
Eenrum |
Hornsterweg 1 |
Eenrum |
Hornsterweg 3 |
Eenrum |
Oosterweg 11 |
Eenrum |
Oosterweg 7 |
Eenrum |
Oosterweg 1 |
Eenrum |
Westerweg 2 |
Eenrum |
Westerweg 3 |
Eenrum |
Wierhuisterweg 67 |
Eenrum |
Dijksterweg 11 |
Hornhuizen |
Breweelsterweg 3 |
Hornhuizen |
Breweelsterweg 10 |
Hornhuizen |
Dijksterweg 9 |
Hornhuizen |
Ommelanderweg 6 |
Hornhuizen |
Ommelanderweg 10 |
Hornhuizen |
Ommelanderweg 18 |
Hornhuizen |
Ommelanderweg 22 |
Hornhuizen |
Ommelanderweg 38 |
Hornhuizen |
Ommelanderweg 9;11 |
Hornhuizen |
Ommelanderweg 28 |
Hornhuizen |
Westpolder 6 |
Hornhuizen |
Westpolder 8 |
Hornhuizen |
Westpolder 4 |
Hornhuizen |
Dijksterweg 44 |
Hornhuizen |
Dijksterweg 26 |
Hornhuizen |
Dijksterweg 29 |
Hornhuizen |
Vliedorpsterweg 13 |
Houwerzijl |
Vliedorpsterweg 10 |
Houwerzijl |
Vliedorpsterweg 8 |
Houwerzijl |
Vliedorpsterweg 6 |
Houwerzijl |
Vliedorpsterweg 2 |
Houwerzijl |
Dijksterweg 12 |
Kruisweg |
Dijksterweg 22 |
Kruisweg |
Dijksterweg 21 |
Kruisweg |
Dijksterweg 19 |
Kruisweg |
Dijksterweg 15 |
Kruisweg |
Leensterweg 56 |
Kruisweg |
Leenstertillen 2 |
Leens |
Trekweg 2 |
Leens |
Grijssloot 15 |
Leens |
Grijssloot 13 |
Leens |
Grijssloot 5 |
Leens |
Grijssloot 1 |
Leens |
Grijssloot 7 |
Leens |
Rietemastraat 20 |
Leens |
Stort 2 |
Leens |
Groot Maarslag 2 |
Mensinge-weer |
Groot Maarslag 1 |
Mensinge-weer |
Matthenesserweg 1 |
Mensinge-weer |
Meerenweg, de 2 |
Mensinge-weer |
Klein Maarslag 1 |
Mensinge-weer |
Schouwerzijlsterweg 1 |
Mensinge-weer |
Wildeveldsweg 4 |
Mensinge-weer |
Wildeveldsweg 2 |
Mensinge-weer |
Cappenbergweg, H.v.39 |
Molenrij |
Cappenbergweg, H.v.35 |
Molenrij |
Cappenbergweg, H. v. 1 |
Molenrij |
Nijenklooster 7 |
Molenrij |
Nijenklooster 1 |
Molenrij |
Hoofdstraat 23 |
Niekerk |
Hoofdstraat 26 |
Niekerk |
Zoutkamperweg 5 |
Niekerk |
Zoutkamperweg 1 |
Niekerk |
Zoutkamperweg 2 |
Niekerk |
Oudedijk 19 |
Pieterburen |
Oudedijk 15 |
Pieterburen |
Oudedijk 13 |
Pieterburen |
Oudedijk 2 |
Pieterburen |
Oudedijk 1 |
Pieterburen |
Oudedijksterweg 5 |
Pieterburen |
Oudedijksterweg 3 |
Pieterburen |
Wiebenerweg 7 |
Pieterburen |
Wierhuisterweg 37 |
Pieterburen |
Brielweg, ir. A.J. v. 2 |
Ulrum |
Brielweg, ir. A.J. v. 1 |
Ulrum |
Elensterweg 19 |
Ulrum |
Leensterweg 57 |
Ulrum |
Leensterweg 55 |
Ulrum |
Leensterweg 53 |
Ulrum |
Leensterweg 54 |
Ulrum |
Menneweersterweg 6 |
Vierhuizen |
Menneweersterweg 4 |
Vierhuizen |
Menneweersterweg 2 |
Vierhuizen |
Midhalmerweg 3 |
Vierhuizen |
Noorderweg 3 |
Vierhuizen |
Noorderweg 1 |
Vierhuizen |
Panserweg 3 |
Vierhuizen |
Panserweg 2 |
Vierhuizen |
Westpolder 12 |
Vierhuizen |
Westpolder 3 |
Vierhuizen |
Roodehaansterweg 3 |
Warfhuizen |
Roodehaansterweg 2 |
Warfhuizen |
Schouwen 3 |
Warfhuizen |
Klaarkampenweg 4 |
Wehe-den Hoorn |
Klaarkampenweg 1 |
Wehe-den Hoorn |
Klaarkampenweg 8 |
Wehe-den Hoorn |
Ewer 17 |
Zuurdijk |
Ewer 23 |
Zuurdijk |
Ewer 13 |
Zuurdijk |
Vlakkeriet 4 |
Zuurdijk |
Vlakkerriet 2 |
Zuurdijk |
Ewer 15 |
Zuurdijk |
Staat van bedrijven
SBI-CODE |
|
OMSCHRIJVING |
AFSTANDEN IN METERS |
- |
nummer |
|
geur |
stof |
geluid |
gevaar |
grootste
afstand |
categorie |
15 |
- |
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN |
|
|
|
|
|
|
1581 |
0 |
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: |
|
|
|
|
|
|
1581 |
1 |
- v.c. < 2500 kg meel/week |
30 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
1592 |
0 |
Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: |
|
|
|
|
|
|
1593 t/m 1595 |
|
Vervaardiging van wijn, cider e.d. |
10 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
18 |
- |
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT |
|
|
|
|
|
|
182 |
|
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
20 |
- |
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. |
|
|
|
|
|
|
2010.2 |
0 |
Houtconserveringsbedrijven: |
|
|
|
|
|
|
205 |
|
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken |
10 |
10 |
30 |
0 |
30 |
2 |
22 |
- |
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA |
|
|
|
|
|
|
221 |
|
Uitgeverijen (kantoren) |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
2222.6 |
|
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen |
10 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
2223 |
A |
Grafische afwerking |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
2223 |
B |
Binderijen |
30 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
2224 |
|
Grafische reproduktie en zetten |
30 |
0 |
10 |
10 |
30 |
2 |
2225 |
|
Overige grafische aktiviteiten |
30 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
223 |
|
Reproduktiebedrijven opgenomen media |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
24 |
- |
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN |
|
|
|
|
|
|
2442 |
0 |
Farmaceutische produktenfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
2442 |
2 |
- verbandmiddelenfabrieken |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
26 |
- |
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN |
|
|
|
|
|
|
262, 263 |
0 |
Aardewerkfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
262, 263 |
1 |
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
30 |
- |
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS |
|
|
|
|
|
|
30 |
A |
Kantoormachines- en computerfabrieken |
30 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
31 |
- |
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. |
|
|
|
|
|
|
316 |
|
Elektrotechnische industrie n.e.g. |
30 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
33 |
- |
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN |
|
|
|
|
|
|
33 |
A |
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. |
30 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
36 |
- |
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. |
|
|
|
|
|
|
361 |
2 |
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 |
0 |
10 |
10 |
0 |
10 |
1 |
362 |
|
Fabricage van munten, sieraden e.d. |
30 |
10 |
10 |
10 |
30 |
2 |
363 |
|
Muziekinstrumentenfabrieken |
30 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
45 |
- |
BOUWNIJVERHEID |
|
|
|
|
|
|
45 |
3 |
- aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m2 |
0 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
50 |
- |
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS |
|
|
|
|
|
|
501, 502, 504 |
|
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven |
10 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
5020.4 |
B |
Autobeklederijen |
0 |
0 |
10 |
10 |
10 |
1 |
5020.5 |
|
Autowasserijen |
10 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
503, 504 |
|
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires |
0 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
505 |
0 |
Benzineservisestations: |
|
|
|
|
|
|
505 |
3 |
- zonder LPG |
30 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
51 |
- |
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING |
|
|
|
|
|
|
511 |
|
Handelsbemiddeling (kantoren) |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
5122 |
|
Grth in bloemen en planten |
10 |
10 |
30 |
0 |
30 |
2 |
5134 |
|
Grth in dranken |
0 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
5135 |
|
Grth in tabaksprodukten |
10 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
5136 |
|
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk |
10 |
10 |
30 |
0 |
30 |
2 |
5137 |
|
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen |
30 |
10 |
30 |
0 |
30 |
2 |
5138, 5139 |
|
Grth in overige voedings- en genotmiddelen |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
514 |
|
Grth in overige consumentenartikelen |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
5156 |
|
Grth in overige intermediaire goederen |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
5162 |
0 |
Grth in machines en apparaten: |
|
|
|
|
|
|
517 |
|
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. |
0 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
52 |
- |
REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN |
|
|
|
|
|
|
527 |
|
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) |
0 |
0 |
10 |
10 |
10 |
1 |
60 |
- |
VERVOER OVER LAND |
|
|
|
|
|
|
6022 |
|
Taxibedrijven |
0 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
64 |
- |
POST EN TELECOMMUNICATIE |
|
|
|
|
|
|
641 |
|
Post- en koeriersdiensten |
0 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
642 |
A |
Telecommunicatiebedrijven |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
71 |
- |
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN |
|
|
|
|
|
|
711 |
|
Personenautoverhuurbedrijven |
10 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
714 |
|
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
72 |
- |
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE |
|
|
|
|
|
|
72 |
A |
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
73 |
- |
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK |
|
|
|
|
|
|
731 |
|
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk |
30 |
10 |
30 |
30 |
30 |
2 |
732 |
|
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
74 |
- |
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING |
|
|
|
|
|
|
74 |
A |
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
7481.3 |
|
Foto- en filmontwikkelcentrales |
10 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
7484.4 |
|
Veilingen voor huisraad, kunst e.d. |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
90 |
- |
MILIEUDIENSTVERLENING |
|
|
|
|
|
|
9002.2 |
A0 |
Afvalverwerkingsbedrijven: |
|
|
|
|
|
|
9002.2 |
A7 |
- verwerking fotochemisch en galvano-afval |
10 |
10 |
30 |
30 |
30 |
2 |
93 |
- |
OVERIGE DIENSTVERLENING |
|
|
|
|
|
|
9301.2 |
|
Chemische wasserijen en ververijen |
30 |
0 |
30 |
30 |
30 |
2 |
9301.3 |
A |
Wasverzendinrichtingen |
0 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
|