De
voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a behoud, herstel en/of ontwikkeling
van het bos en van bosgroeiplaatsen;
b behoud, herstel en ontwikkeling van
de landschappelijke waarden, natuurwaarden en waarden van hydrologische
betekenis, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan
tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden;
c aanleg en behoud van paden en
(onverharde) wegen;
d water en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
e extensief recreatief medegebruik;
f begraafplaats ter plaatse van de
aanduiding ‘begraafplaats’;
g een overkluisde watergang ter plaatse
van de aanduiding ‘water’.
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a Uitsluitend
ten behoeve van de opslag van materialen voor het plegen van onderhoud in het
kader van bosbeheer, mogen in totaal ten hoogste twee gebouwen worden gebouwd,
mits:
1 de goothoogte niet meer bedraagt
dan
2 het oppervlak per gebouw niet meer
bedraagt dan
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a hekwerken met een maximale hoogte van
b masten met een maximale hoogte van
c eenvoudige
voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals banken en afvalbakken, mits
geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden;
d graven
en monumenten met een maximale hoogte van
3.3.1 Verbod
Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester
en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te
voeren of te laten uitvoeren:
a het uitvoeren van heiwerken of het
anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
b het graven, dempen, dan wel
verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en
greppels;
c het vellen of rooien van bos en/of
het verwijderen van houtopstanden;
d het verwijderen van
landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan
aanwezig waren;
e het beplanten van gronden met bos,
hoger dan
f het aanleggen van
landschapselementen;
g het aanleggen en/of verharden van
wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet onomkeerbare
oppervlakteverhardingen groter dan
h het verzetten van grond (verlagen,
vergraven, ophogen of egaliseren) uit of op de bodem tot een omvang van meer
dan
i de aanleg van drainage ongeacht de
diepte tenzij het gaat om het vervangen van reeds bestaande drainage;
j het verlagen van de waterstand
anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van
drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
k het leggen van leidingen resp. het
diepploegen of diepwoelen van de bodem op een diepte
van meer dan
Het
in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik
betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
b reeds in uitvoering zijn, dan wel
krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.3.3. Toelaatbaarheid
De
in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en/of de
ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, de landschappelijke waarden, de
natuurwaarden en/of de hydrologische waarden van de gronden.
Alvorens
te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en
wethouders advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking
heeft op hydrologische waarden.