INHOUDSOPGAVE

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1                       Begrippen

Artikel 2                       Wijze van meten

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3                       Bos

Artikel 4                       Gemengd

Artikel 5                       Groen

Artikel 6                       Natuur

Artikel 7                       Verkeer

Artikel 8                       Water

Artikel 9                       Waarde-ecologie

Artikel 10                     Uit te werken woongebied, Uit te werken woongebied-1, Uit te werken woongebied-2

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 11                     Anti-dubbeltelregel

Artikel 12                     Algemene bouwregels

Artikel 13                     Algemene gebruiksregels

Artikel 14                     Algemene ontheffingsregels

Artikel 15                     Algemene wijzigingsregels overschrijding bestemmingsgrenzen

Artikel 16                     Overige regels

Artikel 17                     Algemene procedureregels

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 18                     Overgangsregels

Artikel 19                     Slotregel

 

 

 

 

 

 



HOOFDSTUK 1              INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

aaneengebouwde woning:

woning die aan beide zijgevels aangebouwd is aan/niet vrij staat van andere hoofdgebouwen, alsmede een hoekwoning aan een dergelijke woning;

 

aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

 

aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

bebouwd oppervlak:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden gebouwd;

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

 

beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

bestaande situatie:

a    bij bebouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

b    bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1658.bpprovidentia-0002;

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt mede begrepen een (publieks)verzorgend ambacht;


 

dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;

 

heemtuin

tuin waar de inheemse flora en fauna ter instructie te bezichtigen zijn;

 

halfvrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw aan slechts een zijgevel vrij staat van/niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen;

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

horeca:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, logies, ter plaatse of elders te nuttigen etenswaren en dranken en/of zaalverhuur in verband daarmee, uitgezonderd een discotheek, bar, nachtclub of dancing;

 

maatschappelijke en culturele voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, kunstzinnige, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de dagopvang en buitenschoolse opvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen;

 

ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;

 

overkapping:

een constructie met niet meer dan drie wanden waarvan niet meer dan twee wanden tot de constructie behoren, onder meer te gebruiken voor het stallen van een auto;


 

peil:

a    voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b    voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Providentia‘ van de gemeente Heeze-Leende;

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

 

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

 

seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

 

verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

 

vervangende nieuwbouw:

de bouw van een gebouw in de plaats van een gesloopt of anderszins tenietgegaan gebouw;

 

vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van/niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen;

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterkering en waterkwaliteit, zoals wadi’s, watergangen, waterlopen, waterpartijen, duikers, stuwen, gemalen en inlaten.

 

woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

zijdelingse/achterperceelsgrens

de niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel


zijerf:

een deel van het perceel dat is gelegen naast de doorgetrokken zijgevellijn van het hoofdgebouw van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens.

 

zorgvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig bieden van zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak aan hulpbehoevenden die niet zelfstandig kunnen wonen, zoals zorgwoningen, activiteitencentra, sportvoorzieningen, dagbehandeling en kantoor,- en verblijfsruimte voor zorgverleners.

 


Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 


HOOFDSTUK 2              BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3  Bos

 

3.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a    behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en van bosgroeiplaatsen;

b    behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, natuurwaarden en waarden van hydrologische betekenis, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden;

c    aanleg en behoud van paden en (onverharde) wegen;

d    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

e    extensief recreatief medegebruik;

f     begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;

g    een overkluisde watergang ter plaatse van de aanduiding ‘water’.

 

3.2          Bouwregels

 

3.2.1  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a   Uitsluitend ten behoeve van de opslag van materialen voor het plegen van onderhoud in het kader van bosbeheer, mogen in totaal ten hoogste twee gebouwen worden gebouwd, mits:

1     de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;

2     het oppervlak per gebouw niet meer bedraagt dan 15 m2.

 

 

3.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van  bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a   hekwerken met een maximale hoogte van 2 m;

b   masten met een maximale hoogte van 5 m;

c   eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden;

d   graven en monumenten met een maximale hoogte van 2 m ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’.


 

3.3     Aanlegvergunning

 

3.3.1     Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

b    het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c    het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;

d    het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

e    het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, of met opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;

f     het aanleggen van landschapselementen;

g    het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet onomkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m˛.

h    het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) uit of op de bodem tot een omvang van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,30 m onder maaiveld;

i      de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om het vervangen van reeds bestaande drainage;

j      het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

k    het leggen van leidingen resp. het diepploegen of diepwoelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,30 m;

 

3.3.2. Uitzonderingen

Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

b    reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

3.3.3. Toelaatbaarheid

De in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, de landschappelijke waarden, de natuurwaarden en/of de hydrologische waarden van de gronden.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.

 


 

Artikel 4  Gemengd

4.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a    detailhandel;

b    horeca;

c    maatschappelijke en culturele voorzieningen;

d    zorgvoorzieningen;

e    wonen;

f     dienstverlening;

g    kantoren;

h    terrassen;

i      een kinderboerderij;

j      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

k    groenvoorzieningen;

l      nutsvoorzieningen;

m   biogasverwerkende voorzieningen;

n    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

o    aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven tot een maximum van 35% van het vloeroppervlak per woning met een maximum van 50 m2.

 

4.2  Bouwregels

 

4.2.1  Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a    gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

b    maximaal 80% van de gronden binnen het bouwvlak mag worden bebouwd met gebouwen;

c    het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet meer dan 100 bedragen, met dien verstande dat het totale aantal woningen op de gronden met de bestemmingen ‘Gemengd’ en de bestemmingen ‘Uit te werken woongebied’, Úit te werken woongebied-1’ en ‘Úit te werken woongebied-2’ tezamen, nooit meer dan 240 mag bedragen;

d    ter plaatse van elk bestemmingsvlak met de bestemming ‘Gemengd’ dat direct grenst aan een bestemmingsvlak met de bestemming ‘Uit te werken Woongebied-1’, geldt dat het aantal wooneenheden in zorgwoningen binnen dit bestemmingsvlak, tezamen met het aantal woningen op het aangrenzende bestemmingsvlak met de bestemming ‘Uit te werken woongebied-1’, ten minste 20 dient en ten hoogste 50 mag bedragen

e    de goothoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;

f     de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m;

g    het oppervlak ten behoeve van horeca mag in totaal ten hoogste 3.500 m2 bvo bedragen, met dien verstande dat van dit oppervlak ten hoogste 2.000 m2 bvo gebouwd of gebruikt mag worden als hotel;

h    de oppervlakte ten behoeve van detailhandel mag ten hoogste 100 m2 bvo bedragen, met dien verstande dat een supermarkt niet is toegestaan;

i      het oppervlak ten behoeve van dienstverlening mag ten hoogste 700 m2 bvo bedragen, met dien verstande dat het totale oppervlak van dienstverlening op de gronden met de bestemmingen ‘Gemengd’ en ‘Uit te werken woongebied’, ‘Uit te werken woongebied-1’ en ‘Uit te werken woongebie-2’ tezamen, nooit meer dan 700 m2 mag bedragen;

j      het oppervlak ten behoeve van kantoren mag ten hoogste 1.500 m2 bvo bedragen;

k    het oppervlak ten behoeve van zorgvoorzieningen, met uitzondering van zorgwoningen, mag ten hoogste 6.000 m2 bvo bedragen;

l      het oppervlak van gebouwen ten behoeve van zorgwoningen mag ten hoogste 3.000 m2 bvo bedragen;

m   het oppervlak ten behoeve van maatschappelijke en culturele voorzieningen mag ten hoogste 4.000 m2 bvo bedragen;

n    ten behoeve van biogasverwerkende voorzieningen mag maximaal één gebouw met een inhoud van ten hoogste 200 m3 worden gebouwd.

 

4.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;

b    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 


Artikel 5  Groen

5.1  Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a    groenvoorzieningen;

b    bermen en beplantingen;

c    landschapselementen;

d    heemtuinen met een totaal oppervlak van ten hoogste 5.000 m2;

e    speelvoorzieningen;

f     sportvoorzieningen;

g    evenementen;

h    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

i      voorzieningen voor verkeer en verblijf met dien verstande dat ten hoogste 3% van de gronden is bestemd voor parkeervoorzieningen;

j      nutsvoorzieningen;

k    biogasverwerkende voorzieningen;

l      een overkluisde watergang ter plaatse van de aanduiding ‘water’;

m   een langzaamverkeersroute ter plaatse van de aanduiding ‘weg/pad’.

5.2  Bouwregels

 

5.2.1  Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a   er mogen ten hoogste 5 gebouwen worden gebouwd met een oppervlak van ten hoogste 25 m2 per gebouw, alsmede maximaal één gebouw met een inhoud van ten hoogste 200 m3 ten behoeve van biogasverwerkende voorzieningen;

b   de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

b   de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

5.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a    De hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

b    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2.

 


 

Artikel 6  Natuur

6.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a    behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden, natuurwaarden en waarden van hydrologische betekenis, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden;

b    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sn-h) een heemtuin met een totaal oppervlak van ten hoogste 5.000 m2;

c    aanleg en behoud van (onverharde) paden;

d    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

e    extensief recreatief medegebruik.

 

6.2          Bouwregels

 

6.2.1  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a   Uitsluitend ten behoeve van de opslag van materialen voor het plegen van onderhoud in het kader van natuurbeheer mogen in totaal ten hoogste twee gebouwen worden gebouwd, mits:

1   de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;

2   het oppervlak per gebouw niet meer bedraagt dan 15 m2.

 

6.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a   hekwerken met een maximale hoogte van 2 m;

b   masten met een maximale hoogte van 5 m;

c   eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden.

 

6.3          Aanlegvergunning

 

6.3.1  Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

b    het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c    het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;

d    het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

e    het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, of met opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;

f     het aanleggen van landschapselementen;

g    het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet onomkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m˛;

h    het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) uit of op de bodem tot een omvang van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,30 m onder maaiveld;

i      de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om het vervangen van reeds bestaande drainage dan wel het anderszins verlagen van de grondwaterstand;

j      het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

k    het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,30 m;

 

6.3.2  Uitzonderingen

Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b    reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

6.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van het natuurgebied, of aan de landschappelijke waarden, de hydrologische waarden en/of de natuurwaarden van de gronden.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.

 


Artikel 7  Verkeer

7.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a    voorzieningen voor verkeer en verblijf;

b    groenvoorzieningen;

c    speelvoorzieningen;

d    water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

 

7.2  Bouwregels

 

7.2.1  Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

7.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a    De hoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 12 m.

b    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 


Artikel 8  Water

8.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

b    groenvoorzieningen;

c    voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.

 

8.2  Bouwregels

8.2.1  Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

8.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a    De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m;

b    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;

c    Er is een schriftelijke instemming van het waterschap noodzakelijk.

 


Artikel 9 Waarde-ecologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Waarde-ecologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), bestemd voor instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke waarden, natuurwaarden en waarden van hydrologische betekenis zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden.

 

9.2          Bouwregels

 

9.2.1  Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in dit artikel genoemde

bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden

gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;

 

9.2.2     Verhouding met samenvallende bestemmingen; ontheffing

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)

mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende

(bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien daarvoor ontheffing door

burgemeester en wethouders is verleend. Burgemeester en wethouders zijn

bevoegd ontheffing te verlenen indien het belang van de landschappelijke

waarden, natuurwaarden en waarden van hydrologische betekenis niet

onevenredig wordt geschaad.

 

9.3          Aanlegvergunning

 

9.3.1  Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a   het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

b   het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c   het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;

d   het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

e   het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, of met opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;

f    het aanleggen van landschapselementen;

g   het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet onomkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m˛;

h   het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) uit of op de bodem tot een omvang van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,30 m onder maaiveld;

i    de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om het vervangen van reeds bestaande drainage dan wel het anderszins verlagen van de grondwaterstand;

j    het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

k   het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,30 m;

 

9.3.2  Uitzonderingen

Het in lid 9.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

9.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 9.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van het natuurgebied, het bos en de bosgroeiplaatsen of aan de landschappelijke waarden, de hydrologische waarden en/of de natuurwaarden van de gronden.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.

 

 


 

Artikel 10 Uit te werken Woongebied, Uit te werken Woongebied- 1,

              Uit te werken Woongebied-2

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Uit te werken Woongebied’, ‘Uit te werken Woongebied- 1‘ en ‘Uit te werken Woongebied-2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a   wonen, tuinen en erven;

b   zorgvoorzieningen;

c   maatschappelijke en culturele voorzieningen;

d   dienstverlening;

e   kantoren;

f    nutsvoorzieningen;

g   groen- en speelvoorzieningen;

h   bos;

i    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

j    voorzieningen voor verkeer en verblijf;

k   aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven tot een maximum van 35% van het vloeroppervlak per woning met een maximum van 50 m2;

 

10.2 Uitwerkingsregels

 

Burgemeester en wethouders werken deze bestemmingen nader uit met inachtneming van de volgende regels:

a    op de gronden binnen de geurzone zijn geen geurhindergevoelige objecten in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij toegestaan;

b    de gebouwen mogen vrijstaand, halfvrijstaand, aaneen of gestapeld worden gebouwd, met dien verstande dat maximaal 30% van de woningen in het plangebied gestapeld mag worden gebouwd;

c    ten behoeve van de onder lid 10.1 sub c t/m e genoemde functies mag ten hoogste 2.000 m2 bvo worden gebouwd, een en ander met dien verstande dat:

o    het oppervlak ten behoeve van dienstverlening ten hoogste 700 m2 bvo mag bedragen, waarbij de totale oppervlakte aan dienstverlening op de gronden met deze bestemmingen en de bestemming ‘Gemengd’ tezamen, nooit meer dan 700 m2 mag bedragen;

o    de oppervlakte ten behoeve van kantoren ten hoogste 250 m2 bvo mag bedragen;

d    het aantal woningen binnen deze bestemmingen mag, tezamen met het aantal woningen op de gronden met de bestemming ‘Gemengd’, niet meer dan 240 bedragen;

e    het aantal wooneenheden in zorgwoningen binnen een bestemmingsvlak met de bestemming ‘Uit te werken Woongebied-1’ dient ten minste 20 en mag ten hoogste 50 bedragen, met dien verstande dat indien een dergelijk bestemmingsvlak direct grenst aan een bestemmingsvlak met de bestemming ‘Gemengd”, het genoemde aantal wooneenheden in zorgwoningen binnen deze bestemmingsvlakken tezamen ten minste 20 dient en ten hoogste 50 mag bedragen;

f     het aantal wooneenheden in zorgwoningen binnen de bestemming ‘Uit te werken Woongebied-2’ dient ten minste 30 en mag ten hoogste 70 bedragen;

g    de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 10 m bedragen;

h    de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen;

i      ten behoeve van zorgvoorzieningen, met uitzondering van de zorgwoningen, ten hoogste 3.000 m2 bvo mag worden gebouwd;

j      ten behoeve van zorgwoningen mogen gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 10.000 m2 bvo worden gebouwd,

k    minimaal 20% van de gronden dient te worden ingericht als bosgebied;

l      alvorens over te gaan tot de vaststelling van het uitwerkingsplan winnen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap voor wat betreft de hydrologische waarden.

 

10.3 Voorlopig bouwverbod

 

Op de gronden met de in lid 10.1 genoemde bestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en met inachtneming van de in dat plan gestelde eisen.

 


HOOFDSTUK 3       ALGEMENE REGELS

 

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 12     Algemene regels

 

12.1      Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in

gebouwen

 

a          Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.

 

b          De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s.

Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien:

1          de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;

2          de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst – ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.

3          de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort overeenkomstig de in de bijlage bij deze regels opgenomen normen.

 

12.2      Ontheffing van de regels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 12.1:

a          indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

b          voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.


Artikel 13         Algemene gebruiksregel

 

Onder verboden gebruik in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:

a    het (doen of laten) plaatsen van onderkomens;

b    het gebruik van de gronden en/of de bouwwerken voor enige vorm van wonen, handel, dienstverlening, bedrijvigheid, horeca en/of seksinrichtingen, behoudens voor zover dit op grond van de bestemming is toegestaan;

c    het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats – al dan niet ten verkoop – voor onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en zulks bovendien geen afgedankte voorwerpen en materialen betreft;

d    het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de verkoop van vuurwerk.

 

Artikel 14 Algemene ontheffingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden ontheffing verlenen van:

a     de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geven;

b     de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

c     de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10.00 m;

d     de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;

e     het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en liftkappen, mits:
1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m˛ bedraagt;
2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;

f     de bestemmingsbepalingen ten behoeve van het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een oppervlakte van ten hoogste 50 m˛ en een hoogte van ten hoogste 3,50 m, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn.


 

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels overschrijding bestemmingsgrenzen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, een en ander met dien verstande dat:

a          de overschrijdingen niet meer dan 5 m mag bedragen;

b          het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot;

c          toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet ten koste mag gaan van de in dit plan opgenomen oppervlakte van de gronden met de bestemmingen Bos, Natuur of Waarde - ecologie.

 

Artikel 16 Overige regels

 

16.1        wettelijke regelingen

 

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan

 

16.2        Bestaande afmetingen en afstanden

 

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, diepte, dakhelling en/of de afstand van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

16.3        Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

 

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a    de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige regels;

b    de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c    de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d    de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

     de ruimte tussen bouwwerken.


 

Artikel 17     Algemene procedureregels

 

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn gebruik te maken van een wijziging dan wel uitwerking van het bestemmingsplan en van een ontheffing zoals opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan gelden hiervoor de procedureregels zoals opgenomen in Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht.


 

OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

Artikel 18 Overgangsregels

18.1      Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

 

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.         gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.         na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

18.2.1    Ontheffingsregel

 

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 18.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 18.1 met maximaal 10%.

 

18.3      Uitzonderingen ten aanzien van bouwwerken

Lid 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

18.4      Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

 

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

18.5      Strijdig gebruik

 

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

18.6      Verboden gebruik

 

Indien het gebruik, bedoeld in lid 18.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

18.7      Uitzondering ten aanzien van gebruik

 

Lid 18.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 

18.8      Hardheidsclausule

 

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

 

Artikel 19 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

‘Regels van het bestemmingsplan Providentia van de gemeente Heeze-Leende’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11 Oktober 2010

 

Welmers Burg Stedenbouw B.V.

In samenwerking met Visser Silfhout Advocaten