HOOFDSTUK 1 |
INLEIDENDE REGELS
|
|
In deze regels wordt verstaan onder:
|
Artikel 1 |
Begrippen
|
1.1 |
plan:
|
|
het bestemmingsplan Rondweg Oudenbosch van de gemeente Halderberge;
|
1.2 |
bestemmingsplan:
|
|
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1655.BP9000-C001 met de bijbehorende regels;
|
1.3 |
aangebouwd of vrijstaand bijgebouw:
|
|
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
|
1.4 |
aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
|
|
een niet-milieuvergunning- c.q. meldingsplichtige beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke en/of architectonische uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
|
1.5 |
aan- of uitbouw:
|
|
een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;
|
1.6 |
agrarisch bedrijf:
|
|
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
|
1.7 |
bebouwing:
|
|
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
|
1.8 |
bedrijfswoning / dienstwoning:
|
|
een woning in of bij een gebouw op een terrein, enkel en alleen bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
|
1.9 |
bestemmingsgrens:
|
|
de grens van een bestemmingsvlak;
|
1.10 |
bestemmingsvlak:
|
|
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
|
1.11 |
bouwen:
|
|
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
|
1.12 |
bouwperceel:
|
|
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
|
1.13 |
bouwwerk:
|
|
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
|
1.14 |
erfafscheiding:
|
|
een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond;
|
1.15 |
gebouw:
|
|
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
|
1.16 |
grondgebonden (agrarisch bedrijf):
|
|
de productie van het bedrijf is geheel of overwegend afhankelijk van het voortbrengingsvermogen van de grond;
|
1.17 |
hoofdgebouw:
|
|
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
|
1.18 |
kassen:
|
|
agrarische bedrijfsgebouwen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
|
1.19 |
nutsvoorzieningen:
|
|
gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d.;
|
1.20 |
peil:
|
|
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
- in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
- voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein;
|
1.21 |
publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
|
|
een min of meer publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
|
1.22 |
statische opslagactiviteiten:
|
|
de opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto’s, boten, caravans en dergelijke;
|
1.23 |
teeltondersteunende voorzieningen:
|
|
voorzieningen in, op of boven die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt.
|
|
- hoge teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter:teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die vrij gemakkelijk verwijderbaar zijn, maar waarbij dat niet na elk teeltseizoen plaats vindt, zoals teeltbakken in stellingen, plastic en foliekassen, -tunnels en -regenkappen;
- hoge ondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter:teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen weersinvloeden, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd, zoals voor mensen toegankelijke wankelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
- lage teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter:teeltondersteunende voorzieningen voorplantaardige teelten, met een hoogte van maximaal 1,5 m, die op of nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt;
- lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter:teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer wordt verwijderd, zoals lage tunnels, insectengaas, afdekfolies en vlakveldfolies;
|
1.24 |
tijdelijke kas:
|
|
kas die gedurende een beperkte periode, die afhankelijk is van de teelt en maximaal acht maanden per jaar bedraagt, mag worden opgericht ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt. De kas is eenvoudig te monteren en te demonteren en heeft een verplaatsbare fundering. De montage- en demontagetijd staat in bedrijfseconomisch opzicht in relatie tot de beperkte exploitatietijd;
|
1.25 |
voorgevel:
|
|
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;
|
1.26 |
wandelkappen:
|
|
snel en eenvoudig te plaatsen tunnels die buitengewassen bescherming bieden tegen slechte weersomstandigheden;
|
1.27 |
woning:
|
|
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
|
Artikel 2 |
Wijze van meten
|
|
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
|
2.1 |
de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:
|
|
de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;
|
2.2 |
de goothoogte van een bouwwerk:
|
|
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;
|
2.3 |
de inhoud van een bouwwerk
|
|
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
|
2.4 |
de bouwhoogte van een bouwwerk:
|
|
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
|
2.5 |
de oppervlakte van een bouwwerk:
|
|
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
|
HOOFDSTUK 2 |
BESTEMMINGSREGELS
|
HOOFDSTUK 2 |
BESTEMMINGSREGELS
|
Artikel 3 |
Agrarisch
|
3.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- agrarische bodemexploitatie;
- maximaal één bedrijfswoning;
- één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water en verharding.
|
3.2 |
Bouwregels
|
3.2.1 |
Algemeen
|
|
Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, toegestaan, welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatig agrarisch grondgebruik, dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de doeleinden.
|
3.2.2 |
Gebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:
|
|
- gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van een aangeduid bouwvlak;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
- de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
- de bouw van kassen is niet toegestaan, behoudens de bouw van:
|
1. |
tijdelijke kassen;
|
2. |
de bouw van ondersteunende kassen tot een maximum van 1.000 m2;
|
3.2.3 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:
|
|
- de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevel maximaal 1 m hoog mogen zijn;
- teeltondersteunende voorzieningen zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
- silo's dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 12 m;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
|
3.3 |
Ontheffing van de bouwregels
|
3.3.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.2 onder b en/ of c teneinde respectievelijk een grotere goot- en/of bouwhoogte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
|
|
- de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m;
- uit een oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering is de vrijstelling noodzakelijk;
|
3.3.2 |
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.3 onder c voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde teneinde de volgende teeltondersteunende voorzieningen:
|
|
- lage teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter tot een maximum van 4 ha;
- wandelkappen vanwege vruchtwisselingseis tot een maximum van 2 ha;
- voorzieningen ten behoeve van stellingenteelt via omkeerbare voorzieningen tot een maximum van 2 ha;
|
|
Een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
|
- de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- de voorzieningen dienen te worden opgericht aansluitend aan het bouwblok;
- de natuurlijke en/of landschappelijke waarden worden niet onevenredig aangetast.
|
3.4 |
Ontheffing van gebruik
|
3.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen teneinde (statische) opslagactiviteiten als nevenactiviteit bij een bestaand agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
|
|
- er wordt geen afbreuk gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten en het hergebruik gaat gepaard met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- opslag ten dienste van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
- de opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m2 per agrarisch bouwvlak;
- er vindt geen buitenopslag plaats;
- door de activiteiten mag de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toenemen;
- detailhandel is niet toegestaan;
- burgemeester en wethouders winnen advies in van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
|
3.5 |
Wijzigingsbevoegdheden
|
3.5.1 |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het bouwvlak te vervormen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
|
|
- de totale oppervlakte van het bouwvlak blijft gelijk;
- de vormverandering is noodzakelijk in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- als gevolg van de vormverandering wordt de bestaande natuur-, cultuurhistorische- en/of landschapswaarden niet onevenredig aangetast;
- aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen wordt advies gevraagd.
|
3.5.2 |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, de bestemming te wijzigen in de bestemming 'wonen', teneinde de voormalige agrarische bedrijfswoning te wijzigen in een burgerwoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
|
|
- agrarisch hergebruik is niet (meer) mogelijk en sanering is geen reële mogelijkheid;
- als gevolg van het beoogde hergebruik ontstaan geen belemmeringen voor de omliggende functies; met betrekking tot de bestemming 'Wonen' betekent dit onder andere, dat de woning niet mag liggen in de (gecumuleerde) hindercirkel van agrarische bedrijven;
- als gevolg van het beoogde hergebruik worden de ontwikkelingsmogelijkheden van de bestaande agrarische bedrijven niet beperkt;
- aantasting van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden wordt voorkomen;
- in alle gevallen is buitenopslag van producten, goederen en materialen niet toegestaan;
- hergebruik vindt plaats binnen de bestaande bebouwing;
- de overtollige bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, worden gesloopt. De oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 60 m2;
- in aanvulling op het bepaalde onder g geldt dat bij afbraak van een op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds aanwezig bijgebouw c.q. aanwezige bijgebouwen met een (gezamenlijk) oppervlak van meer dan 60 m2, mag het onder g genoemde oppervlak worden verhoogd met 20% van het oppervlak van het te slopen bijgebouw c.q. de te slopen bijgebouwen, met dien verstande dat:
|
1. |
het onder g genoemde oppervlak niet bij de berekening mag worden betrokken;
|
2. |
het maximaal toegestane gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen na bedoelde afbraak maximaal 150 m2 bedraagt.
|
3.5.3 |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied-1' te wijzigen ten behoeve van wonen en maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van de opvang van mensen met een verstandelijke beperking, met inachtneming van de volgende regels:
|
|
- de bebouwing dient te passen in de stedenbouwkundige en landschappelijke karakteristiek van het gebied;
- aangetoond dient te zijn dat er kan worden voorzien in minimaal 2 parkeerplaatsen;
- de inhoud van de woning bedraagt niet meer dan 750 m3;
- de bouwhoogte van de woning bedraagt niet meer dan 12 m;
- de oppervlakte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 150 m2;
- de goot en nokhoogte van bijgebouwen bedraagt respectievelijk niet meer dan 3 en 5 m;
- er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
- en er indien noodzakelijk een verantwoordingsplicht is uitgevoerd ten aanzien van externe veiligheid.
|
3.5.4 |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied-2 te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Sport', met inachtneming van de volgende regels:
|
|
- geen gebouwen zijn toegestaan, met uitzondering van dugouts;
- er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
- en er indien noodzakelijk een verantwoordingsplicht is uitgevoerd ten aanzien van externe veiligheid.
Artikel 4 |
Agrarisch met waarden
|
4.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- een duurzaam agrarisch grondgebruik;
- instandhouding van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en waterhuishoudkundige waarden;
- één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, verharding.
|
4.2 |
Bouwregels
|
4.2.1 |
Algemeen
|
|
Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatig agrarisch grondgebruik, dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de doeleinden.
|
4.2.2 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
|
4.3 |
Aanlegvergunning
|
4.3.1 |
Verbod
|
|
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
|
|
- het aanplanten van bomen en/of houtgewas voorzover niet gelegen binnen een bouwperceel;
- het kappen, vellen en/of rooien van bomen en houtopstanden;
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
- het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en educatief medegebruik;
- het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen;
- het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of toepassen van drainage;
- het graven, dempen, verdiepen, vergroten of anders aanpassen van waterlopen, sloten en greppels;
- verwijderen van landschapselementen;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
- het aanbrengen van drainage;
- het scheuren van grasland ten behoeve van de permanente omzetting in landbouwgrond.
|
4.3.2 |
Uitzonderingen aanlegverbod
|
|
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
|
|
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
- bedoeld zijn in lid 4.3.1. onder c, d en e voorzover het een kleiner oppervlak betreft dan 100 m2.
|
4.3.3 |
Voorwaarden
|
|
De in lid 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
|
Artikel 5 |
Groen
|
5.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplantingen ten behoeve van landschappelijke inpassing;
- kunstwerken;
- geluidwerende voorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor langzaamverkeer;
- verhardingen ten behoeve van wegen en paden;
- voorzieningen voor de fauna om wegen en bijbehorende infrastructuur te kruisen;
- nutsvoorzieningen.
|
5.2 |
Bouwregels
|
5.2.1 |
Algemeen
|
|
Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.
|
5.2.2 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
|
|
- de hoogte van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 12 m;
- de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
|
5.3 |
Ontheffing van de bouwregels
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.1. teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
|
|
- de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
- de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
- de ontheffing mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
- de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke kwaliteit van de omgeving.
Artikel 6 |
Natuur
|
6.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische-, natuur, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige en landschappelijke waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijke-structurele samenhang;
- één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen en water;
|
|
met daaraan ondergeschikt:
|
|
- extensief recreatief medegebruik.
|
6.2 |
Bouwregels
|
6.2.1 |
Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals zitgelegenheden en bewegwijzeringsborden.
|
6.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat de hoogte maximaal 2 m mag bedragen.
|
6.3 |
Aanlegvergunning
|
6.3.1 |
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
|
|
- het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
- het vellen, kappen en/of rooien van bomen en houtopstanden;
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
- het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
- het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of toepassen van drainage;
- het graven, dempen, verdiepen, vergroten of anders aanpassen van waterlopen, sloten en greppels;
- verwijderen van landschapselementen;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
- het aanbrengen van drainage.
|
6.3.2 |
Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
|
|
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor vergunning is verleend;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
- bedoeld zijn onder lid 6.3.1 onder c, d en e voor zover het een kleiner oppervlak betreft dan 100 m².
|
6.3.3 |
De in lid 6.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- ecologische en/of landschappelijke waarden van de gronden.
|
Artikel 7 |
Sport
|
7.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- actieve en passieve sporten;
- sportvelden;
- één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, langzaamverkeersroutes, groenvoorzieningen en water.
|
7.2 |
Bouwregels
|
7.2.1 |
Algemeen
|
|
Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' geen bebouwing is toegestaan.
|
7.2.2 |
Gebouwen
|
|
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
|
|
- gebouwen mogen worden gesitueerd binnen het bestemmingsvlak, waarbij het bebouwingspercentage niet meer dan 20 % van het totale bestemmingsvlak mag bedragen;
- de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
|
7.2.3 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
|
|
- de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de hoogte van bouwwerken welke direct verband houden met de sportbeoefening mogen niet meer bedragen dan 10 m, alsmede masten voor de verlichting van sportvelden met een hoogte van niet meer dan 15 m;
- de hoogte van tribunes mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
- de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte groter dan 4 m en van tribunes tot aan de bestemmingsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.
|
7.3 |
Ontheffing van de bouwregels
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.1. en 7.2 teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
|
|
- de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
- de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
- de ontheffing mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
- de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
|
7.4 |
Gebruiksbepaling
|
|
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruik als terrein voor het beoefenen van lawaaisporten, zoals het racen en crossen met motorvoertuigen.
|
Artikel 8 |
Verkeer
|
8.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- wegen, voet- en fietspaden, die hoofdzakelijk gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- groenvoorzieningen;
- kunstwerken;
- voorzieningen voor de fauna om wegen en bijbehorende infrastructuur te kruisen: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ecopassage';
- geluidwerende voorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bermsloten;
- verhardingen ten behoeve van wegen en paden;
- straatmeubilair en kunstobjecten;
- nutsvoorzieningen;
- één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals (ondergrondse) retentievoorzieningen.
|
8.2 |
Bouwregels
|
8.2.1 |
Algemeen
|
|
Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.
|
8.2.2 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
|
|
- de hoogte van verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 12 m;
- de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
|
8.3 |
Ontheffing van de bouwregels
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.2.1. teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
|
|
- de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
- de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
- de ontheffing mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
- de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke kwaliteit van de omgeving.
Artikel 9 |
Verkeer - Rail
|
9.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Verkeer - Rail' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- spoorwegvoorzieningen;
- wegen, voet- en fietspaden, die hoofdzakelijk gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- voorzieningen voor de fauna om wegen en bijbehorende infrastructuur te kruisen: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ecopassage';
- geluidwerende voorzieningen;
- kunstwerken;
- straatmeubilair en kunstobjecten;
- (on)gelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water;
- één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, verharding, (ondergrondse) retentievoorzieningen en nutsvoorzieningen.
|
9.2 |
Bouwregels
|
9.2.1 |
Algemeen
|
|
Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.
|
9.2.2 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
|
|
- de bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m;
- de bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen ten opzichte van de bovenkant spoorstaaf mag niet meer bedragen dan 7 m;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
- de hoogte van verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 12 m;
- de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2;
|
9.3 |
Ontheffing van de bouwregels
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.2.1. teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
|
|
- de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
- de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
- de ontheffing mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
- de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke kwaliteit van de omgeving.
Artikel 10 |
Water
|
10.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en –afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
- ecologische verbindingszone;
- voorzieningen voor de fauna om wegen en bijbehorende infrastructuur te kruisen;
- voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen;
- één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen.
|
10.2 |
Bouwregels
|
10.2.1 |
Algemeen
|
|
Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.
|
10.2.2 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, niet meer mag bedragen dan 4 m.
|
Artikel 11 |
Wonen
|
11.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
11.1.1 |
Algemeen
|
|
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- wonen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, toegangspaden, parkeervoorzieningen en verhardingen en overeenkomstig de in 11.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
|
11.1.2 |
Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
|
|
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 11.1.1:
|
|
- Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
|
|
Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
|
|
- maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- activiteiten die vergunningplichtig en/of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
- Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit
|
|
Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis is uitsluitend toegestaan na verlening van ontheffing ex 11.5.1.
|
11.2 |
Bouwregels
|
11.2.1 |
Algemeen
|
|
Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.
|
11.2.2 |
Hoofdgebouwen
|
|
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
|
|
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
- het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak;
- het aantal woningen mag niet meer dan 1 bedragen tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is aangegeven;
- de maximale inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter;
- voor een hoofdgebouw bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m.
|
11.2.3 |
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
|
|
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelden de volgende regels:
|
|
- aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen zijn zowel binnen de bouwaanduiding 'bouwvlak' als daarbuiten toegestaan;
- de bebouwde oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60 m2 met dien verstande dat de gronden met niet meer dan 50% mogen worden bebouwd;
- aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mogen binnen het bouwvlak uitsluitend worden gesitueerd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
- de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m;
- de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
- in uitzondering op a t/m e gelden voor de aan- en uitbouwen in de vorm van erkers de volgende aanvullende bepalingen:
|
1. |
de diepte bedraagt niet meer dan 1,5 m;
|
2. |
de breedte bedraagt niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel, met dien verstande dat dit nooit meer bedraagt dan 4 m;
|
3. |
indien een aan- of uitbouw of een overkapping in de zijtuin wordt gesitueerd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m;
|
4. |
de afstand tot het openbare gebied bedraagt minimaal 3 m.
|
11.2.4 |
Ondergrondse gebouwen
|
|
Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
|
|
- ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bouwaanduiding 'bouwvlak';
- ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.
|
11.2.5 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:
|
|
- de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen binnen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
- de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
|
11.3 |
Specifieke gebruiksregels
|
|
Strijdig gebruik
|
|
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:
|
|
- zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bijgebouwen;
- een seksinrichting;
- het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
- voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het plaatsen van caravans.
|
11.4 |
Ontheffing van de gebruiksregels
|
11.4.1 |
Ontheffing publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 11.1.2 onder b, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
|
|
- maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
- de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- detailhandel is toegestaan, mits ondergeschikt;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt.
|
11.5 |
Wijzigingsbevoegdheid
|
11.5.1 |
Wijziging situering bouwvlak
|
|
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
|
|
- de maatvoeringseisen mogen niet worden veranderd;
- het aantal woningen per bouwperceel blijft gelijk;
- het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
- uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is.
Artikel 12 |
Leiding - Gas
|
12.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gasleiding met bijbehorende belemmeringszone.
|
12.2 |
Bouwregels
|
|
Op of in de voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leidingen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringzekerheid.
|
12.3 |
Aanlegvergunning
|
12.3.1 |
Algemeen
|
|
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
|
|
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden;
- het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waarbij stobben worden verwijderd.
|
12.3.2 |
Advies
|
|
Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid 12.3.1, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
|
12.3.3 |
Toelaatbaarheid aanlegvergunning
|
|
De werken en/of werkzaamheden zoals bedoeld in 12.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen vermeld in lid 12.1.
|
12.3.4 |
Uitzonderingen aanlegverbod
|
|
Het verbod als bedoeld in lid 12.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
|
|
- voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
- mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leidingen.
Artikel 13 |
Leiding - Hoogspanningverbinding
|
13.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor een bovengrondse 150 KV hoogspanningsverbinding.
|
13.2 |
Bouwregels
|
|
Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding.
|
13.3 |
Ontheffing van de bouwregels
|
|
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 13.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, mits door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding en vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
|
13.4 |
Aanlegvergunning
|
13.4.1 |
Algemeen
|
|
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
|
|
- het aanbrengen van gesloten verharding;
- het aanleggen van waterlopen, of het vergraven, verruimen of dempen van de bestaande waterlopen;
- het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers.
|
13.4.2 |
Advies
|
|
Een vergunning als bedoeld onder lid 13.4.1 wordt slechts verleend indien de leiding door de werken niet onevenredig worden geschaad en er door de werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan. Alvorens burgemeester en Wethouders de vergunning verlenen, winnen zij advies in bij de eigenaar van de desbetreffende leiding(en).
|
13.4.3 |
Uitzonderingen aanlegverbod
|
|
De onder lid 13.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, die:
|
|
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor vergunning is verleend;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.
Artikel 14 |
Leiding - Leidingstrook
|
14.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een leidingenstrook met bijbehorende belemmeringszone.
|
14.2 |
Bouwregels
|
|
Op of in de voor 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leidingen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringzekerheid.
|
14.3 |
Aanlegvergunning
|
14.3.1 |
Algemeen
|
|
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
|
|
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden;
- het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waarbij stobben worden verwijderd.
|
14.3.2 |
Advies
|
|
Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid 14.3.1, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
|
14.3.3 |
Toelaatbaarheid aanlegvergunning
|
|
De werken en/of werkzaamheden zoals bedoeld in 14.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen vermeld in lid 14.1.
|
14.3.4 |
Uitzonderingen aanlegverbod
|
|
Het verbod als bedoeld in lid 14.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
|
|
- voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
- mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leidingen.
Artikel 15 |
Leiding - Riool
|
15.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een hoofdrioolpersleiding respectievelijk een hoofdafvalwaterriool.
|
15.2 |
Bouwregels
|
|
Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding.
|
15.3 |
Ontheffing van de bouwregels
|
|
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 15.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, mits door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding en vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
|
15.4 |
Aanlegvergunning
|
15.4.1 |
Algemeen
|
|
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
|
|
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 30 cm;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen dieper dan 30 cm;
- het verlagen van het waterpeil;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
- het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waarbij stobben worden verwijderd.
|
15.4.2 |
Advies
|
|
Een vergunning als bedoeld onder lid 15.4.1 wordt slechts verleend indien de leiding door de werken niet onevenredig worden geschaad en er door de werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan. Alvorens burgemeester en Wethouders de vergunning verlenen, winnen zij advies in bij de eigenaar van de desbetreffende leiding(en).
|
15.4.3 |
Uitzonderingen aanlegverbod
|
|
De onder lid 15.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, die:
|
|
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor vergunning is verleend;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.
|
HOOFDSTUK 3 |
ALGEMENE REGELS
|
HOOFDSTUK 3 |
ALGEMENE REGELS
|
Artikel 16 |
Antidubbeltelregel
|
|
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
|
Artikel 17 |
Algemene bouwregels
|
|
Keur
|
|
Bij initiatieven op gronden met de bestemming 'Water' alsmede binnen een afstand van 5 meter uit de bestemmingsgrens van de bestemming Water dient de Keur van het Waterschap Brabantse Delta in acht te worden genomen.
|
Artikel 18 |
Algemene ontheffingsregels
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
|
|
- de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de regels, teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
|
1. |
de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2.
|
2. |
de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
|
3. |
de ontheffing mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen.
|
4. |
de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit van de omgeving;
|
|
- de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
|
1. |
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
|
2. |
ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m.
|
Artikel 19 |
Algemene wijzigingsregels
|
|
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen door de bestemmingsgrenzen, andere grenslijnen en aanduidingen met ten hoogste 15 m te verschuiven, indien een gewijzigde uitvoering van het plan om ruimtelijke, verkeerskundige of technische redenen gewenst is.
|
Artikel 20 |
Algemene procedureregels
|
20.1 |
Ontheffing
|
|
Bij het verlenen van ontheffing overeenkomstig een in dit plan opgenomen ontheffingsbevoegdheid nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht.
|
|
- het ontwerp-besluit strekkende tot vrijstelling ligt gedurende 2 weken ter inzage;
- de terinzagelegging wordt tevoren bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de in de gemeente gebruikelijke wijze;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen tegen het ontwerp-besluit kenbaar te maken bij burgemeester en wethouders;
- burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt, de beslissing daaromtrent mede.
|
20.2 |
Wijziging
|
|
Indien het plan overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wordt gewijzigd, dient bij de voorbereiding van het besluit tot wijziging de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht te worden gevolgd.
|
HOOFDSTUK 4 |
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
|
Artikel 21 |
Overgangsrecht
|
21.1 |
Overgangsrecht bouwwerken
|
21.1.1 |
Algemeen
|
|
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
|
|
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
|
21.1.2 |
Ontheffing
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in 21.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 21.1.1 met maximaal 10 %.
|
21.1.3 |
Uitzondering
|
|
Het bepaalde in 21.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
|
21.2 |
Overgangsrecht gebruik
|
21.2.1 |
Algemeen
|
|
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
|
21.2.2 |
Strijdig gebruik
|
|
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 21.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
|
21.2.3 |
Onderbroken gebruik
|
|
Indien het gebruik, bedoeld in 21.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
|
21.2.4 |
Uitzondering
|
|
Het bepaalde in 21.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
|
Artikel 22 |
Slotregel
|
|
Deze regels worden aangehaald als:
|
|
Regels van het bestemmingsplan ‘Rondweg Oudenbosch’.
|
|
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
|
|
Halderberge, gehouden op 4 februari 2010
|
|
De griffier, De voorzitter,
|
|
A. Koenen A.F.W. Osterloh
|
| | | | | | | |