De voor ‘Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud van het waterbergend vermogen van het regionale waterbergingsgebied.
In afwijking van hetgeen elders in
deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige
bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond,
buiten de bouwvlakken en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijf’,
‘Horeca’, ‘Recreatie’, ‘Sport’ en ‘Wonen’ uitsluitend bouwwerken tot een
maximale bouwhoogte van
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 31.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:
a De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.
b Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het betrokken waterschap.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden,
parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor
zover groter dan
b het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
c het ophogen van gronden en het aanleggen en/of wijzigen van kaden.
Het in lid 31.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c binnen het bouwvlak plaatsvinden.
a De in lid 31.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.
b Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van de bestemming te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Op basis van gewijzigd beleid danwel anderszins is aangetoond dat de bescherming danwel de inrichting en het beheer van de waterbergende functie ter plaatse niet meer noodzakelijk is.
b Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
a aterschapsbestuur is gehoord.