De voor ‘Waarde – Archeologie
Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
a bouwwerken die voor onderzoek noodzakelijk zijn;
b vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
c
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden
dieper dan
d
een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste
a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
b Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
1 Op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
2 Op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
c Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
1 het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2 het doen van opgravingen;
3 het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
grondwerkzaamheden dieper dan
b het verlagen van het waterpeil;
c het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
d het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
Het in lid 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a mede op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b mede op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c
de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste
d
zonder graafwerkzaamheden dieper dan
e er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;
f de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
g de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
h de werken ten dienste van onderzoek worden uitgevoerd;
Voor zover mede op basis van onderzoek bepaalde is dat de in lid 28.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
a De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.
b De verplichting tot het doen van opgravingen. of
c De verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met
toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen
door: de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie
a op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.