De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a spoorwegvoorzieningen;
b voorzieningen voor verkeer en verblijf;
c water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
d groenvoorzieningen;
e (on)gelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
De bouwhoogte van draagconstructies voor
bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet
meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van bouwwerken voor het
onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen ten opzichte
van de bovenkant spoorstaaf mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
het afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen van gebouwen ten
behoeve van de bestemming, waarvan de oppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen
dan