Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1     Begrippen  1

Artikel 2     Wijze van meten  20

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  23

Artikel 3     Agrarisch  23

Artikel 4     Agrarisch met waarden – Landschapswaarden  43

Artikel 5     Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden  62

Artikel 6     Bedrijf 81

Artikel 7     Bedrijf – Windturbine  88

Artikel 8     Bedrijventerrein  89

Artikel 9     Bos  91

Artikel 10   Cultuur en ontspanning  93

Artikel 11   Detailhandel 98

Artikel 12   Horeca  103

Artikel 13   Kantoor  108

Artikel 14   Maatschappelijk  113

Artikel 15   Natuur  118

Artikel 16   Recreatie  120

Artikel 17   Recreatie – Recreatiepark 1   127

Artikel 18   Recreatie – Recreatiepark 2   132

Artikel 19   Sport 136

Artikel 20   Verkeer  139

Artikel 21   Verkeer - Luchthaven  140

Artikel 22   Verkeer – Railverkeer  142

Artikel 23   Water  143

Artikel 24   Wonen  145

Artikel 25   Leiding  151

Artikel 26   Leiding – Hoogspanningsverbinding  153

Artikel 27   Leiding – Leidingstrook  155

Artikel 28   Waarde - Archeologie 1   157

Artikel 29   Waarde - Archeologie 2   159

Artikel 30   Waarde - Archeologie 3   161

Artikel 31   Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied  163

Artikel 32   Waterstaat - Waterkering  165

Hoofdstuk 3      Algemene regels  167

Artikel 33   Anti-dubbeltelregel 167

Artikel 34   Algemene bouwregels  167

Artikel 35   Algemene gebruiksregels  168

Artikel 36   Algemene aanduidingregels  169

Artikel 37   Algemene afwijkingsregels  171

Artikel 38   Algemene wijzigingsregels  171

Artikel 39   Overige regels  176

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  178

Artikel 40   Overgangsrecht 178

Artikel 41   Slotregel 179

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                 Begrippen

 

plan:                                                                                        

het bestemmingsplan ‘Buitengebied Halderberge’ van de gemeente Halderberge.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1655.BP6000 - C001 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

AAB:

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

 

aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is – maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap – met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

 

aangebouwd of vrijstaand bijgebouw:

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aan-huis-verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

 


aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

 

aardkundige waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.

 

afdekfolie:

folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder folie te bevorderen.

 

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren.

 

agrarisch bedrijf, grondgebonden:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

 

agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

 

agrarisch bedrijf, intensieve kwekerij:

een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij, waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.

 

agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij en stierenmesterij.

 


agrarisch bedrijf, neventak intensieve veehouderij:

agrarische bedrijfstak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij de neventak qua bedrijfsomvang en/of ruimtegebruik ondergeschikt is aan het grondgebonden agrarisch bedrijf welke als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.

 

agrarisch bedrijf, niet grondgebonden:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

 

agrarisch technisch hulpbedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.

 

agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groen-composteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, gebruiksgerichte paardenhouderijen.

 

archeologische waarden:

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroeger menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

archeologische verwachtingswaarden:

verwachte aanwezige waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroeger menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

 

atelier:

werkplaats van een kunstenaar.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bebouwingsconcentratie:

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

              

bebouwingscluster:

               vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied.

              

bebouwingslint:

lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied.

 

kernrandzone:

overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.

 

bedrijf:

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfsmatig:

in uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

 

beekherstel:

herstel van beeklopen ten aanzien van vorm (recht of meanderend), ruimte voor beekprocessen (sedimentatie en erosie) en waterkwaliteit, gericht op het terugbrengen van de gebiedseigen kwaliteiten van de betreffende beekloop.

 

beperkt kwetsbare objecten:

a     verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;

b     dienst- en bedrijfswoningen van derden;

c      kantoorgebouwen;

d     hotels en restaurants;

e     winkels;

f       sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;

g      kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;

h     bedrijfsgebouwen;

i       objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en

j       objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

 

bestaande situatie:

de bebouwing en het gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het bestemmingsplan.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

 

bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (o.a. weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (o.a. opslag en energievoorziening).

 

bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen ((agrarische) bedrijfs-)woning, dat zowel ruimtelijk (qua constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan de ((agrarische) bedrijfs-)woning.

 

boerderij of boerderijgebouw:

één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals bijvoorbeeld een langgevelboerderij of een kortgevelboerderij.

 

boerderijsplitsing:

het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen.

 

boog- en gaaskassen

al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of sierteelt.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

 

bouwmassa:

een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

buisleiding:

holle buis voor het doorstromen van gassen, vloeistoffen of capsules, bestemd om hetzij een gas, een vloeistof of capsules te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgeloste of verpulverde stof. Een standaard buisleiding is aangelegd volgens NEN3650 en heeft een minimale gronddekking van 0,8 m in het vrije veld.

 

buisleidingenstraat:

een brede strook grond, die primair bestemd is voor het leggen van meerdere buisleidingen zo nodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen zoals kunstwerken. De buisleidingenstraat Zuidwest Nederland (van Rotterdam naar Antwerpen en Zeeland) wordt beheerd door een daarvoor opgerichte stichting.

 

café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

 


cultuurhistorie:

bouwkundige objecten (exterieur en interieur), stedenbouwkundige structuren, historisch-geografische structuren, groenstructuren en archeologische vindplaatsen, welke van bijzonder belang zijn voor de kennis van de inrichting, het gebruik en de beleving van landschappen en nederzettingen."

 

cultuurhistorische waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

 

dagrecreatie:

vormen van recreatie die in het algemeen slechts beperkte tijd (maximaal 1 dag) in beslag nemen en in ieder geval geen overnachting inhouden, zoals wandelen, fietsen e.d.

 

dagrecreatieve voorzieningen, intensief:

voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie zoals zwembaden en bijbehorende speelvoorzieningen, een roeivijver, tennisbanen, een midgetgolfterrein, sport- en speelvelden, een speeltuin, horecavoorzieningen, waaronder begrepen een restaurant/bar met terras, alsmede een sauna/fitnessruimte, zaalaccommodatie, een speelautomatenhal en overdekte speelvoorzieningen.

 

dagrecreatieve voorzieningen, kleinschalig:

voorzieningen zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden  en banken ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen , vissen, zwemmen kanoën en natuurobservatie.

 

dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

detailhandel, productiegebonden:

qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van (streek)eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

duurzame energie:

energie die is opgewekt met behulp van bronnen die hernieuwbaar zijn of niet uitputbaar, energie uit bronnen die niet op kunnen raken én niet vervuilen.

 


duurzame locatie intensieve veehouderij:

bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden.

 

ecologische hoofdstructuur:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

 

ecologische verbindingszone:

langgerekt gebied waarbinnen verbindende voorwaarden landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.

 

ecologische verbindingszone, zoekgebied:

gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.

 

ecologische waarden en kenmerken:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

 

eenheden:

kleinschalige verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.

 

erfbeplanting:

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

 

extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik die gericht is op natuur- en landschapsbeleving, en die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven functies zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

 


extensiveringsgebied:

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.

 

fouragebedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van (bewerkte) agrarische producten ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

 

gemeenschappelijke voorzieningen behorend bij verblijfsrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van verblijfsrecreatie zoals sanitaire voorzieningen, sport- en spelvoorzieningen, een wasserijruimte, een kantine/cafetaria, een winkel en een receptiegebouw.

 

groenblauwe mantel:

gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.

 

groepsrisico:

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is (Bevi).

 

grootschalige voorziening:

een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal overnachtingen meer dan 100.000 per jaar bedraagt.

 

herbouw:

reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.

 


hergebruik:

gebruik van een bestaande agrarische bouwlocatie (bouwvlak) ofwel een bestaande niet-agrarische bouwlocatie (niet-agrarisch bedrijf of wonen) voor de nieuwvestiging of verplaatsing van een bedrijf.

 

hervestiging van een agrarisch bedrijf:

het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar het andere agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.

 

hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

 

horeca:

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.

 

horeca, kleinschalige of ondergeschikte:

horeca van beperkte omvang ten dienste van andere functies zoals dagrecreatie, kampeerboerderijen, tentoonstellingen, cursussen en vergaderingen.

 

houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

 

hulpgebouw:

een gebouw dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik; Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilhutten, schuilgelegenheden, kapschuren, melkschuren, etc.

 

hydrologische waarde:

gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem i.v.m. beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging  en/of waterkering.

 

kampeerboerderij:

(voormalig) agrarisch bedrijf, waarvan de gebouwen en/of gronden geheel of gedeeltelijk zijn ingericht om daarin respectievelijk daarop gelegenheid te geven tot recreatief nachtverblijf.

 

kampeermiddel:

a     een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b     enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde.

 

kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

 

kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1, 5 meter.

 

kelder:

een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.

 

kleinschalig kamperen:

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.

 

kleinschalig logeren:

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal eenheden, zoals logeren bij de boer, bed&breakfast e.d.

 

kwetsbare objecten:

a     woningen, niet zijnde woningen als bedoeld onder ‘beperkte kwetsbare objecten’;

b     gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

1     ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

2     scholen;

3     gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

c      gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:

1     kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;

2     complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;

d     kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

 


landschapselementen:

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie.

 

landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

 

maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorziening met ondergeschikte horeca en/of detailhandel.

 

manege:

een bedrijf, dat is gericht op het verzorgen, dresseren en trainen van paarden (voor de ruitersport), het geven van instructie en het houden van evenementen op paardengebied dan wel op een gebied met een directe relatie tot de agrarische sector.

 

mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

meanderen:

bochtig/kronkelig door het landschap slingeren.

 

natuurwaarden/natuurwetenschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van geologische, bodemkundige, geomorforlogische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

 

natuurontwikkelingsgebied:

landbouwgronden, die bijzonder geschikt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe natuur waardoor ruimtelijke ingrepen die natuurontwikkeling kunnen frustreren moeten worden voorkomen.

 

Nederlandse Grootte Eenheid (NGE):

Nederlandse Grootte Eenheid (NGE), een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf zoals die gehanteerd word door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).

 

nevenfunctie:

activiteit uitgeoefend in aanvulling op/ naast de hoofdfunctie zoals recreatieve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische functies, statische (binnen)opslag, verbrede landbouw.

 

netto glas:

aantal m² kasoppervlakte.

 

niet-agrarische functies:

-       statische (binnen)opslag;

-       recreatie;

-       een bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;

-       zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen, met ondergeschikte horeca (inclusief terras);

 

nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf:

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens dit bestemmingsplan niet is voorzien van een bouwvlak.

 

omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c juncto artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

 

omschakeling van of naar een agrarisch bedrijf:

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.

 

ondergeschikte nevenactiviteit:

een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

 

onderkomens:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.

 

overige verblijfsrecreatievorm:

een recreatiewoonverblijf van eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van passanten.

 

paardenbak:

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

 

paardenhouderij:

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken van (sport)paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en/of melkproductie, handel en/of de gebruiksgerichte paardenhouderij.

 

paardenhouderij, gebruiksgerichte:

paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone

 

paardenhouderij, productiegerichte:

paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan/met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

 

perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

pergola:

overdekte wandelgang van begroeid latwerk in een tuin.

 

permanente bewoning:

het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

 

plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 


prostitutie, raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

prostitutie, straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

 

recreatief- educatief centrum:

dagrecreatieve functies zoals tentoonstellingsruimte, educatief media(film)theater evenals ruimten ten behoeve van minicongressen, vergaderingen en dagcongressen.

 

recreatieve voorziening:

voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik (dag- en/of verblijfsrecreatie);

 

recreatiewoning:

woning ten behoeve van tijdelijk recreatief verblijf.

 

reëel agrarisch bedrijf:

een op het tijdstip van de vaststelling van het plan bestaand, niet volwaardig bedrijf met een zodanige arbeidsomvang, dat toch van een bedrijfsmatige beroepsuitoefening kan worden gesproken en dat een serieuze aanzet kan zijn tot een doorgroei naar een volwaardig bedrijf.

 

regionaal waterbergingsgebied:

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.

 

risicovolle inrichting:

a    een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

b    een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;

c    bedrijven waarvan de aantoonbare plaatsgebonden risicocontour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

 

ruimtelijke eenheid:

complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

 


ruimtelijke kwaliteit:

kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

 

schuilgelegenheid:

een gebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik. Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilgelegenheden, melkschuren, etc.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

showroom:

uitstallingsruimte voor goederen ten behoeve van de detail- of groothandel, waarbij de goederen niet direct kunnen worden geleverd.

 

sociale en educatieve voorzieningen:

een kleinschalige voorziening al dan niet gekoppeld aan een agrarisch bedrijf welke is gericht op het (in groepsverband)  informeren over landbouw, landschap, natuur en recreatie.

 

sportvoorziening:

faciliteit, bijvoorbeeld een sportveld, sporthal of soortgelijke accommodatie, waar lichamelijke activiteiten kunnen worden beoefend.

 

stacaravans:

onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot de woondag- of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kunnen worden verreden, doch niet bestemd zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

 

statische (binnen)opslag:

binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf. Het betreft bijvoorbeeld (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.

 


stedenbouwkundige waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied.

 

(teelt)ondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.

 

(teelt)ondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter).

 

teeltondersteunende voorzieningen, permanent:

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas.

 

teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk:

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan (afdek)folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, regenkappen, schaduwhallen, hagelnetten.

 

teeltondersteunende voorzieningen, overig

een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 4,5 m, op boomteelt percelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (boomteelthek) en regenkappen.

 

tent:

een in hoofdzaak uit textiel of daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf.

 

tuincentrum:

een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt en/of waarbinnen detailhandel in tuininrichtingsartikelen plaatsvindt;

 

uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

verblijfseenheid:

een niet-permanent gebouw, door zijn aard en bouwwijze tijdelijk van aard, dat dient voor de tijdelijke huisvesting van personen.

verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etc.

 

verbrede landbouw:

activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.

 

verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik ontrokken, voer- en vaartuigen, arken, caravans en tenten en andere soortgelijke constructies , voor zover geen bouwwerk en/of kampeermiddelen zijnde.

 

verwevingsgebied:

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

 

voorgevel:

de meest gezichtsbepalende geval van een gebouw die georiënteerd is op de weg.

 

voorgevelrooilijn:

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevel van het hoofdgebouw, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.

 

volwaardig agrarisch bedrijf:

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.

 

vormverandering van een bouwvlak:

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

 

primaire waterkering en beschermingszone

gebied dat bestaat uit een primaire waterkering, als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet en een daaromheen liggende beschermingszone

 


waterwingebied:

gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door onttrekking van grondwater.

 

werk:

een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

windturbine:

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties voor de waterhuishouding.

 

wonen:

het gebruik van een complex van ruimten voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

woning/wooneenheid:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

woonboerderij:

een gebouw dat bestaat uit één (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).

 

zorgboerderij:

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

 

zorgvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, in casu de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg.

 


Artikel 2                 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstand tot de weg:

de afstand tot de bebouwing en de as van de weg;

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen tezamen;

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren;

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

 


peil:

a     voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b     in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

 

ondergeschikte bouwdelen:

De in dit plan gegeven regels omtrent plaatsing, afstanden en maten van bouwwerken, zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, luifels, schoorstenen, lichtkoepels en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.


Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                 Agrarisch

3.1          Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     agrarische gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

b     grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

1     ‘glastuinbouw’ tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;

2     ‘intensieve kwekerij’ tevens intensieve kwekerijen zijn toegestaan;

3     ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;

4     ‘specifieke vorm van agrarisch – neventak intensieve veehouderij’ tevens een neventak intensieve veehouderij bij een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan;

5     ‘paardenhouderij’ tevens gebruiksgerichte en/of productiegerichte paarden-houderijen zijn toegestaan;

c      één bedrijfswoning per bouwvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

d     een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’;

e     tevens een internetwinkel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘internetwinkel’;

f       tevens een fouragebedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – fouragebedrijf’;

g      tevens een agrarisch hulpgebouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch hulpgebouw’;

h     tevens een gastenverblijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – gastenverblijf’;

i       tevens voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders ter plaatse van de aanduiding  ‘specifieke vorm van agrarisch – huisvesting seizoensarbeiders’;

j       tevens een hondenkennel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – hondenkennel’;

k     tevens een mestplaat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - mestplaat’;

l       tevens een mestbassin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – mestbassin’;

m    tevens een paardenstal ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenstal’;

n     tevens permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’;

o     tevens een stagiaireverblijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – stagiaireverblijf’;

p     tevens vakantieappartementen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – vakantieappartementen’;

q     tevens verblijfsrecreatieve voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’;

r      tevens een zorgboerderij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’;

s      tevens een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf;

t       productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten;

u     statische (binnen)opslag;

v      opslag en be- en verwerking van agrarische producten, alsmede het verzendklaar maken van de producten;

w     een voorziening ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van een agrarisch bedrijf;

x      aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

y      groenvoorzieningen;

z      (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

aa  water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

bb  recreatief medegebruik;

cc   behoud van cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende en/of monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;

dd  behoud, herstel en ontwikkeling van de openheid van het gebied.

 

3.2          Bouwregels

 

3.2.1       Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

a     Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij geldt dat gebouwen, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, niet mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’. 

b     Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

c      Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

1     de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;

2     de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.

d     Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.

 


3.2.2       Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

c      De oppervlakte van een rijhal ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

 

3.2.3       Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:

a     Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’.

b     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

c      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

d     De oppervlakte netto glas mag niet meer bedragen dan 3 ha.

e     De afstand tot (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

 

3.2.4       Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

c      De afstand tot (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

 

3.2.5       Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

3.2.6       Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

c      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

e     De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

3.2.7       Agrarisch hulpgebouw

Een agrarisch hulpgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch hulpgebouw’, waarbij de volgende regels gelden:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ danwel ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’.

c      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.

 

3.2.8       Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

a     Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en tevens ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

c      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

 

3.2.9       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     Binnen het bouwvlak geldt:

1     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

2     De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

3     De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

4     De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

5     De bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 5 m.

6     De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf mag niet meer bedragen dan 15 m.

7     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

b     Buiten het bouwvlak geldt:

1     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

2     De bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2,5 ha.

3     De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

4     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

5     De oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².

6     Paardenbakken en bijbehorende lichtmasten zijn niet toegestaan.

7     Sleufsilo’s en kuilvoerplaten zijn niet toegestaan.

8     De bouwhoogte van een fietsbrug ter plaatse van de aanduiding ‘brug’ mag niet meer bedragen dan 12 m.

9     De maximale oppervlakte bebouwing buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’  mag in totaal niet meer bedragen dan 235 m², waarvan:

-   2 trekkershutten van 25 m², 3 trekkershutten van 50 m² en 1 pipowagen van 35 m²;

-   de maximale bouwhoogte bedraagt 2,5 m.

 

3.3          Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1       Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 3.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b     lid 3.2.1 onder c.2 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

3.3.2       Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 3.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

b     lid 3.2.5 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m.

c      lid 3.2.6 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

d     lid 3.2.6 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

3.3.3       Afwijken bouwregels kassen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 3.2.3 onder b en/of c voor het bouwen van kassen met een hogere goothoogte tot maximaal 9 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 11 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

 

3.3.4       Afwijken carnavalswagens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens met inachtneming van de volgende regels:

a     De afwijking is uitsluitend mogelijk binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.

b     De oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 200 m².

c      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

 

3.3.5       Afwijken oppervlakte teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4 onder b voor het bouwen van een grotere oppervlakte teeltondersteunende kassen met inachtneming van de volgende regels:

a     De kassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b     De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

c      De uitbreiding is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

 

3.3.6       Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.9 onder b.6 voor het realiseren van paardenbakken buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

a     De paardenbak grenst direct aan een bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     Lichtmasten zijn niet toegestaan.

f       De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

3.3.7       Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het plaatsen van stacaravans of andere verblijfseenheden ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, met inachtneming van de volgende regels:

a     Stacaravans of andere verblijfseenheden zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

b     Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van op het betreffende bedrijf tijdelijk werkzaam zijnde werknemers.

c      Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen niet meer dan 9 maanden onafgebroken worden gebruikt, waarna deze ten minste 3 maanden aantoonbaar buiten gebruik worden gesteld.

d     De gezamenlijke oppervlakte van stacaravans of andere verblijfseenheden mag niet meer bedragen dan 500 m².

e     De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

f       Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen uitsluitend binnen het agrarisch bouwvlak worden geplaatst.

g      Er mogen maximaal 50 seizoensarbeiders gehuisvest worden.

h     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 


3.3.8       Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 3.2.9 onder a en/of b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 3.2.9 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 3.2.9 onder a voor het bouwen van mestsilo’s en/of torensilo’s tot een hogere bouwhoogte van maximaal 15 m indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

d     lid 3.2.9 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

e     lid 3.2.9 voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De windmolens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

2     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

3.4          Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1       Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

3.4.2       Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

b     De oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

 

3.4.3       Overige gebruiksregels

a     De oppervlakte aan algemene voorzieningen, binnen het bouwvlak, ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 50 m².

b     De oppervlakte aan productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten mag gezamenlijk niet meer bedragen dan 50 m² per agrarisch bedrijf.

c      De oppervlakte aan statische (binnen)opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m² per bouwvlak.

d     De gezamenlijke oppervlakte bebouwing aan fouragebedrijf ter plaatse van de aanduiding mag ‘specifieke vorm van agrarisch – fouragebedrijf’ mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.

e     Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – stagiaireverblijf’ geldt dat:

1     de gezamenlijke oppervlakte bebouwing voor het stagiaireverblijf niet meer mag bedragen dan 70 m².

2     permanente bewoning niet is toegestaan.

f       De gezamenlijke oppervlakte aan een neventak intensieve veehouderij bij een grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – neventak intensieve veehouderij’ mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²) intensieve veehouderij’ is aangegeven.

g      De gezamenlijke oppervlakte van vakantieappartementen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – vakantieappartementen’ mag in totaal niet meer bedragen dan 5 stuks van maximaal 100 m² per stuk.

h     De gezamenlijke oppervlakte bebouwing ten behoeve van verblijfsrecreatieve voorzieingen ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’ mag niet meer bedragen dan 460 m².

i       Het aantal toeristische kampeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’ mag niet meer bedragen dan 30.

j       Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

k     Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.

 

3.5          Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1       Afwijken aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen 100 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

3.5.2       Afwijken verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor verbrede landbouw activiteiten binnen het agrarisch bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

b     Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit niet worden uitgebreid.

c      De volgende verbrede landbouw activiteiten bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

1    Zorgboerderijen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m². Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 750 m².

2    Kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m². Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 375 m².

3    Recreatieve verblijfsvoorzieningen zoals groepsaccommodaties en kampeerboerderijen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m²;

4    Kleinschalig logeren, zoals bed&breakfast, in de bedrijfswoning of daarbij beho-rend bijgebouw, waarbij het aantal eenheden niet meer mag bedragen dan 5. De totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;

5    Kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 30 kampeermiddelen uitsluitend op of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 100 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak.

d     Ondergeschikte horeca, inclusief terras, is toegestaan bij de verbrede landbouw zoals genoemd in sub c onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

e     Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m². Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale omvang van 2.000 m².

f       Buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit is niet toegestaan.

g      De verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

h     De verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

i       Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

j       De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

3.5.3       Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor nevenfuncties binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

b     Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de nevenactiviteit niet worden uitgebreid.

c      De volgende nevenfuncties bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

1     agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven, waarbij de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 600 m².

d     Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m². Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale omvang van 2.000 m².

e     Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.

f       De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

g      De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

h     Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

i       De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

3.5.4       Afwijken productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.3 onder b voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten tot een oppervlakte van maximaal 100 m², waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De detailhandel mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

b     De detailhandel mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

c      Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

d     De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

3.5.5       Afwijken gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoens-arbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

b     Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

c      De huisvesting mag maximaal 9 maanden duren.

d     Er mogen geen zelfstandige woningen ontstaan.

e     De oppervlakte in gebruik voor huisvesting van seizoensarbeiders mag niet meer bedragen dan 500 m².

f       Er mogen maximaal 50 seizoensarbeiders gehuisvest worden.

g      Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

3.5.6       Afwijken gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting van stagiairs

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting van stagiairs, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

b     Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein en de opleiding van de stagairs noodzakelijk is.

c      Er mogen geen zelfstandige woningen ontstaan.

d     De oppervlakte in gebruik voor huisvesting van stagiairs mag niet meer bedragen dan 25 m².

e     Er mogen maximaal 2 stagiairs gehuisvest worden.

f       Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

3.5.7       Afwijken nevenfunctie paardenhouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van een gebruiksgerichte paardenhouderij als nevenfunctie bij het agrarisch bedrijf, met in achtneming van de volgende regels:

a     Afwijking is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     De totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 400 m2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 600 m².

c      De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

d     De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

e     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.

 

3.6         Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1       Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren in (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’:

a     het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

3.6.2       Uitzonderingen

De omgevingsvergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, waaronder het vervangen van drainage;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c      binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

3.6.3       Toelaatbaarheid

De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

3.7          Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1       Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de wijziging van de vorm van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

a     Vormverandering is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

b     De oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot.

c      De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering

d     De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

e     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

f       De aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

g      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.2       Vergroting bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw en intensieve kwekerijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het agrarisch bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven, glastuinbouwbedrijven of intensieve kwekerijen, met inachtneming van de volgende regels:

a     Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de regels genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha.

b     Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ geldt, naast de regels zoals genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 4 ha, waarvan niet meer dan 3 ha netto glas. Indien de beoogde uitbreiding leidt tot voordelen op het gebied van duurzaamheid en synergie mag het bouwvlak worden vergroot tot een maximum van 7 ha, waarvan niet meer dan 5 ha netto glas.

c      Voor intensieve kwekerijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ geldt, naast de voorwaarden genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

d     Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene regels:

1     De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

2     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

4     Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

5     Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

6     De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

7     Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m²:

8     De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.3       Vergroting bouwvlak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met inachtneming van de volgende regels:

a     Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vergroting niet toegestaan.

b     Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken met een omvang tot 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut vergroting toegestaan, waarbij dit uitsluitend is toegestaan om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.

c      Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

2     aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;

3     zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

4     de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

d     Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet toegestaan.

e     Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene regels:

1     De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

2     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

4     Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

5     Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

6     De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

7     Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m²:

8     De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.4       Neventak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – neventak intensieve veehouderij’ en indien noodzakelijk vergroting van het bouwvlak danwel vergroting van het bouwvlak met aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – neventak intensieve veehouderij’, met inachtneming van de volgende regels:

a     Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is wijziging niet toegestaan.

b     De wijziging is uitsluitend toegestaan op een duurzame locatie en als ontwikkeling van een neventak intensieve veehouderij bij een grondgebonden agrarisch bedrijf welke als hoofdfunctie aanwezig blijft. Omschakeling naar intensieve veehouderij is niet toegestaan.

c      De maximale oppervlakte aan neventak intensieve veehouderij mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwvlak tot een maximum van 1 ha. Het totale bouwvlak van het grondgebonden bedrijf en de intensieve neventak mag niet meer bedragen dan 2 ha.

d     Aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

e     Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.

f       De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

g      Indien het bouwvlak moet worden vergroot gelden tevens de volgende algemene regels:

1     De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

2     Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

3     De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

4     Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m²:

h     De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.5       Wijzigen ten behoeve van nieuwvestiging of omschakeling naar glastuinbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding ‘glastuinbouw’ deze aanduiding wordt toegevoegd danwel een nieuw bouwvlak met de aanduiding ‘glastuinbouw’ wordt toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De wijziging is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘doorgroeigebied glastuinbouw’.

b     De nieuwvestiging of de omschakeling is noodzakelijk in verband met de sanering van een bestaand glastuinbouwbedrijf in het plangebied dan wel vloeit voort uit de herschikking van bestaande glastuinbouwbedrijven binnen de aanduiding ‘doorgroeigebied glastuinbouw’.

c      Verzekerd dient te zijn dat elders daadwerkelijk een glastuinbouwbedrijf planologisch, juridisch en feitelijk wordt opgeheven.

d     De ruimtelijke kwaliteit wordt door de sanering of de herschikking bevorderd waarbij de wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

e     Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene regels:

1     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

2     Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

3     Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

4     De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

5     Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m²:

 

3.7.6       Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ deze aanduiding wordt toegevoegd waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Omschakeling naar intensieve veehouderij is enkel toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ indien het een duurzame locatie betreft en waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     er zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen aanwezig voor de lange termijn die noodzaken tot omschakeling ter plaatse;

2     zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

3     de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

b     Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ mag bij omschakeling naar intensieve veehouderij de oppervlakte van het bouwvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha, indien het bouwvlak wordt vergroot tot maximaal 1, 5 ha dient ten minste 10% van het bouwvlak worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

c      Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden geldt dat bij wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

d     Tot 1 juni 2012 is omschakeling naar een intensieve geiten- of schapenhouderij niet toegestaan.

 

3.7.7       Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van vergroting van het bouwvlak en het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

a     Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

b     De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

c      De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 4,5 ha, waarvan een oppervlakte van ten minste 2,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

e     De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

f       Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

g      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.8       Sleufsilo’s en kuilvoerplaten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ uitsluitend ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Het is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilplaten binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

b     De vergroting is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.

c      voor intensieve veehouderijen ter plaatse 

d     De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

e     Ten behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilplaten mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 1.000 m².

f       De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

g      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.9       Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’, ‘intensieve kwekerij’, ‘paardenhouderij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ en verkleinen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’, ‘intensieve kwekerij’, ‘paardenhouderij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ wordt verwijderd, en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, met inachtneming van de volgende regels:

a     De betreffende agrarische activiteit ter plaatse is beëindigd gedurende een periode van ten minste 3 jaar en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

b     In geval van bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ dienen de glasopstanden en/of permanente teeltondersteunende voorzieningen te zijn verwijderd.

 


3.7.10   Bouwen bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning op locaties waar ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ geen bedrijfswoning is toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De bedrijfswoning dient binnen het agrarisch bouwvlak te worden opgericht.

b     De wijziging kan alleen worden verleend bij een volwaardig bedrijf.

c      De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is. Hiervoor dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.

d     Bij het bedrijf mag niet eerder een bedrijfswoning aanwezig zijn geweest.

e     De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

f       Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

g      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.11   Wijziging naar ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het toekennen van de aanduiding ‘paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij, met in achtneming van de volgende regels:

a     Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

c      De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

d     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.

e     De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.12   Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met in achtneming van de volgende regels:

a     Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

c      Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen.

d     De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.13   Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

c      Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

d     In afwijking van het bepaalde onder c mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf,  horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.

e     De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

1     statische (binnen)opslag;

2     recreatie;

3     een agrarisch-technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;

4     een niet-agrarisch bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;

5     zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen.

f       Bij niet niet-agrarische functies genoemd in sub e onder 2 en 5 is ondergeschikte horeca, inclusief terras, toegestaan tot een oppervlakte van 50 m².

g      Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.

h     Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

i       De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

j       De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

k     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.

l       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.


Artikel 4                 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden

4.1          Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     agrarische gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

b     grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

1     ‘glastuinbouw’ tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;

2     ‘intensieve kwekerij’ tevens intensieve kwekerijen zijn toegestaan;

3     ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;

4     ‘paardenhouderij’ tevens gebruiksgerichte en/of productiegerichte paarden-houderijen zijn toegestaan;

c      één bedrijfswoning per bouwvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

d     tevens een fietsbrug met bijbehorend talud en voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;

e     een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’;

f       tevens een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf;

g      tevens een fouragebedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke  vorm van agrarisch met waarden – fouragebedrijf’;

h     tevens permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding  ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen’;

i       productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten;

j       statische (binnen)opslag;

k     opslag en be- en verwerking van agrarische producten, alsmede het verzendklaar maken van de producten;

l       een voorziening ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van een agrarisch bedrijf;

m    aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

n     groenvoorzieningen;

o     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

p     water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

q     recreatief medegebruik;

r      behoud van cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende en/of monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

s      behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

1     het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’;

2     aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied’;

3     cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied’.

 

4.2          Bouwregels

 

4.2.1       Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

a     Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij geldt dat gebouwen, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, niet mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen’. 

b     Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

c      Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

1     de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;

2     de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.

d     Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.

 

4.2.2       Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

c      De oppervlakte van een rijhal ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

 

4.2.3       Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:

a     Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’.

b     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

c      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

d     De oppervlakte netto glas mag niet meer bedragen dan 3 ha.

e     De afstand tot (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

 

4.2.4       Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

c      De afstand tot (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

d     Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

 

4.2.5       Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

4.2.6       Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

c      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

e     De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

4.2.7       Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

a     Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en tevens ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

c      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

 

4.2.8       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     Binnen het bouwvlak geldt:

1     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

2     De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

3     De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

4     De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

5     De bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 5 m.

6     De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf mag niet meer bedragen dan 15 m.

7     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

b     Buiten het bouwvlak geldt:

1     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

2     De bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2,5 ha en de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied’.

3     De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2,5 ha en de overige teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied’.

4     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

5     De oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².

6     Paardenbakken en bijbehorende lichtmasten zijn niet toegestaan.

7     Sleufsilo’s en kuilvoerplaten zijn niet toegestaan.

 

4.3          Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1       Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 4.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b     lid 4.2.1 onder c.2 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

4.3.2       Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 4.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

b     lid 4.2.5 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m;

c      lid 4.2.6 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

d     lid 4.2.6 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 


4.3.3       Afwijken bouwregels kassen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 4.2.3 onder b en/of c voor het bouwen van kassen met een hogere goothoogte tot maximaal 9 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 11 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

 

4.3.4       Afwijken carnavalswagens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens met inachtneming van de volgende regels:

a     De afwijking is uitsluitend mogelijk binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.

b     De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m².

c      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

 

4.3.5       Afwijken oppervlakte teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder b.6 voor het bouwen van een grotere oppervlakte teeltondersteunende kassen met inachtneming van de volgende regels:

a     De kassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b     De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

c      De uitbreiding is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

d     Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

 

4.3.6       Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.8 onder b voor het realiseren van paardenbakken buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

a     De paardenbak grenst direct aan een bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     Lichtmasten zijn niet toegestaan.

f       De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 


4.3.7       Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het plaatsen van stacaravans of andere verblijfseenheden ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, met inachtneming van de volgende regels:

a     Stacaravans of andere verblijfseenheden zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

b     Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van op het betreffende bedrijf tijdelijk werkzaam zijnde werknemers.

c      Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen niet meer dan 9 maanden onafgebroken worden gebruikt, waarna deze ten minste 3 maanden aantoonbaar buiten gebruik worden gesteld.

d     De gezamenlijke oppervlakte van stacaravans of andere verblijfseenheden mag niet meer bedragen dan 500 m².

e     De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

f       Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen uitsluitend binnen het agrarisch bouwvlak worden geplaatst.

g      Er mogen maximaal 50 seizoensarbeiders gehuisvest worden.

h     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

4.3.8       Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 4.2.8 onder a en/of b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 4.2.8 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 4.2.8 onder a voor het bouwen van mestsilo’s en/of torensilo’s tot een hogere bouwhoogte van maximaal 15 m indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

d     lid 4.2.8 onder b voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied’, mits wordt aangetoond dat deze waarden niet onevenredig worden aangetast.

e     lid 4.2.8 onder b voor het bouwen van overige teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied’, mits wordt aangetoond dat deze waarden niet onevenredig worden aangetast.

f       lid 4.2.8 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

g      lid 4.2.8 voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De windmolens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

2     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

4.4          Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1       Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

4.4.2       Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

b     De oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

c      De oppervlakte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

d     Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied’.

e     De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

4.4.3       Overige gebruiksregels

a     De oppervlakte aan algemene voorzieningen, binnen het bouwvlak, ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 50 m².

b     De oppervlakte aan productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten mag gezamenlijk niet meer bedragen dan 50 m² per agrarisch bedrijf.

c      De oppervlakte aan statische (binnen)opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m² per bouwvlak.

d     Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

e     Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.

 

 

4.5          Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1       Afwijken aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen 100 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

4.5.2       Afwijken tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2 voor het bouwen van tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied’, mits is aangetoond dat deze waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

4.5.3       Afwijken verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor verbrede landbouw activiteiten binnen het agrarisch bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

b     Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit niet worden uitgebreid.

c      De volgende verbrede landbouw activiteiten bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

 1   zorgboerderijen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m². Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 750 m².

 2   kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m². Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 375 m².

 3   recreatieve verblijfsvoorzieningen zoals groepsaccommodaties en kampeerboerderijen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m²;

 4   kleinschalig logeren, zoals bed&breakfast, in de bedrijfswoning of daarbij beho-rend bijgebouw, waarbij het aantal eenheden niet meer mag bedragen dan 5. De totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;

 5   kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 30 kampeermiddelen uitsluitend op of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 100 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak.

d     Ondergeschikte horeca, inclusief terras, is toegestaan bij de verbrede landbouw zoals genoemd in sub c onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

e     Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m². Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale omvang van 2.000 m².

f       Buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit is niet toegestaan.

g      De verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

h     De verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

i       Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

j       De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

4.5.4       Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor nevenfuncties binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

b     Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de nevenactiviteit niet worden uitgebreid.

c      De volgende nevenfunctie bij het agrarische bedrijf is toegestaan:

1     agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven, waarbij de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 600 m².

d     Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m² Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale omvang van 2.000 m².

e     Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.

f       De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

g      De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

h     Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

i       De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

4.5.5       Afwijken productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.3 onder b voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten tot een oppervlakte van maximaal 100 m², waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De detailhandel mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

b     De detailhandel mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

c      Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

d     De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

4.5.6       Afwijken gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoens-arbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

b     Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

c      De huisvesting mag maximaal 9 maanden duren.

d     Er mogen geen zelfstandige woningen ontstaan.

e     De oppervlakte in gebruik voor huisvesting van seizoensarbeiders mag niet meer bedragen dan 500 m².

f       Er mogen maximaal 50 seizoensarbeiders gehuisvest worden.

g      Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

4.5.7       Afwijken gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting van stagiairs

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting van stagiairs, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

b     Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein en de opleiding van de stagairs noodzakelijk is.

c      Er mogen geen zelfstandige woningen ontstaan.

d     De oppervlakte in gebruik voor huisvesting van stagiairs mag niet meer bedragen dan 25 m².

e     Er mogen maximaal 2 stagiairs gehuisvest worden.

f       Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

4.5.8       Afwijken nevenfunctie paardenhouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van een gebruiksgerichte paardenhouderij als nevenfunctie bij het agrarisch bedrijf, met in achtneming van de volgende regels:

a     Afwijking is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     De totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 400 m2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 600 m².

c      De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

d     De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

e     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.

 

4.6          Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.6.1       Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aard-kundig waardevol gebied':

1     het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;

2     het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m on-der maaiveld;

3     het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;

4     het verlagen van de grondwaterstand door door bemaling en/of bronnering;

5     het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 1.000 m² per perceel;

b     ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorische waardevol gebied':

1     het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2     het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

3     het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;

4     het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

5     het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden;

6     het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.

c      ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’:

1     het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

4.6.2       Uitzonderingen

Het in lid 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, waaronder het vervangen van drainage;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c      binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

4.6.3       Toelaatbaarheid

De in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

4.7          Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1       Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de wijziging van de vorm van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

a     Vormverandering is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

b     De oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot.

c      De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering

d     De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

e     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

f       De aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

g      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

4.7.2       Vergroting bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw en intensieve kwekerijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het agrarisch bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven, glastuinbouwbedrijven of intensieve kwekerijen, met inachtneming van de volgende regels:

a     Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de regels genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha.

b     Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ geldt, naast de regels zoals genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 4 ha, waarvan niet meer dan 3 ha netto glas. Indien de beoogde uitbreiding leidt tot voordelen op het gebied van duurzaamheid en synergie mag het bouwvlak worden vergroot tot een maximum van 7 ha, waarvan niet meer dan 5 ha netto glas.

c      Voor intensieve kwekerijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ geldt, naast de voorwaarden genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

d     Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene regels:

1     De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

2     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

4     Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

5     Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

6     De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

7     Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m²:

8     De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

4.7.3       Vergroting bouwvlak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met inachtneming van de volgende regels:

a     Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vergroting niet toegestaan.

b     Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken met een omvang tot 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut vergroting toegestaan, waarbij dit uitsluitend is toegestaan om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.

c      Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet toegestaan.

d     Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene regels:

1     De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

2     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

4     Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

5     Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

6     De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

7     Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m²:

8     De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

4.7.4       Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ deze aanduiding wordt toegevoegd waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Omschakeling naar intensieve veehouderij is enkel toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ indien het een duurzame locatie betreft en waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     er zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen aanwezig voor de lange termijn die noodzaken tot omschakeling ter plaatse;

2     zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

3     de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

b     Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ mag bij omschakeling naar intensieve veehouderij de oppervlakte van het bouwvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha, indien het bouwvlak wordt vergroot tot maximaal 1, 5 ha dient ten minste 10% van het bouwvlak worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

c      Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden geldt dat bij wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

d     Tot 1 juni 2012 is omschakeling naar een intensieve geiten- of schapenhouderij niet toegestaan.

 

4.7.5       Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van vergroting van het bouwvlak en het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’ uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

a     Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

b     De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

c      De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 4,5 ha, waarvan een oppervlakte van ten minste 2,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

e     De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

f       Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

g      De in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

h     Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

i       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 


4.7.6       Sleufsilo’s en kuilvoerplaten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ uitsluitend ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Het is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilplaten binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

b     De vergroting is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.

c      De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

d     Ten behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilplaten mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 1.000 m².

e     De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

g      Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

 

4.7.7       Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’ en verkleinen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’ wordt verwijderd, en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, met inachtneming van de volgende regels:

a     De betreffende agrarische activiteit ter plaatse gedurende een periode van ten minste 3 jaar is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

b     In geval van bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’ dienen de glasopstanden en/of permanente teeltondersteunende voorzieningen te zijn verwijderd.

 

4.7.8       Bouwen bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning op locaties waar ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ geen bedrijfswoning is toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De bedrijfswoning dient binnen het agrarisch bouwvlak te worden opgericht.

b     De wijziging alleen kan worden verleend bij een volwaardig bedrijf.

c      De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

d     De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

f       Bij het bedrijf mag niet eerder een bedrijfswoning aanwezig zijn geweest.

g      De bedrijfswoning dient binnen het agrarisch bouwvlak te worden opgericht.

h     De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

i       Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.

j       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

4.7.9       Wijziging naar ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het toekennen van de aanduiding ‘paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij, met in achtneming van de volgende regels:

a     Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

c      De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

d     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.

e     De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

4.7.10   Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met in achtneming van de volgende regels:

a     Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

c      Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen.

d     De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

4.7.11   Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

c      Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

d     In afwijking van het bepaalde onder c mag de omvang van het bestemmingsvlak op locaties buiten de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha, waarbij geldt dat:

1     de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert.

2     Er sprake is van een bebouwingsoppervlakte en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling.

e     De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

1     statische (binnen)opslag;

2     recreatie;

3     een agrarisch-technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;

4     een niet-agrarisch bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;

5     zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen.

f       Bij niet niet-agrarische functies genoemd in sub e onder 2 en 5 is ondergeschikte horeca, inclusief terras, toegestaan tot een oppervlakte van 50 m².

g      Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.

h     Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

i       De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

j       De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

k     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

l       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 


Artikel 5                 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden

5.1          Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     agrarische gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

b     grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

1     ‘glastuinbouw’ tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;

2     ‘intensieve kwekerij’ tevens intensieve kwekerijen zijn toegestaan;

3     ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;

c      één bedrijfswoning per bouwvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

d     een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’;

e     tevens een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf;

f       tevens dagrecreatieve voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;

g      tevens kleinschalige horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;

h     tevens permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding  ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen’;

i       tevens een waterbassin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – waterbassin’;

j       ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – waterwingebied’ tevens voor openbare drinkwatervoorziening en de instandhouding van het puttenveld ten behoeve van de waterwinning;

k     productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten;

l       statische (binnen)opslag;

m    opslag en be- en verwerking van agrarische producten, alsmede het verzendklaar maken van de producten;

n     een voorziening ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van een agrarisch bedrijf;

o     aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

p     groenvoorzieningen;

q     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

r      water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

s      recreatief medegebruik;

t       behoud van cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende en/of monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;

u     behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

1     het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’;

2     kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soort(en)’;

3     natuurontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied’;

4     struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels’.

 

5.2          Bouwregels

 

5.2.1       Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

a     Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij geldt dat gebouwen, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, niet mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen’. 

b     Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

c      Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

1     de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;

2     de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen niet minder bedragen mag dan 5 m.

d     Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.

 

5.2.2       Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

c      De oppervlakte van een rijhal ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

 

5.2.3       Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:

a     Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’.

b     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

c      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

d     De oppervlakte netto glas mag niet meer bedragen dan 3 ha.

e     De afstand tot (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

 


5.2.4       Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

c      De afstand tot (bedrijfs)woningen van derden percelen mag niet minder bedragen dan 25 m.

d     Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

 

5.2.5       Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

5.2.6       Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

c      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

e     De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

5.2.7       Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

a     Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en tevens ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

c      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

 

5.2.8       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     Binnen het bouwvlak geldt:

1     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;

2     de bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m;

3     de bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m;

4     de bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m;

5     de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 5 m;

6     De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf mag niet meer bedragen dan 15 m.

7     de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

b     Buiten het bouwvlak geldt:

1     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;

2     De bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2,5 ha en de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’.

3     De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2,5 ha en de overige teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’.

4     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

5     De oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².

6     Paardenbakken en bijbehorende lichtmasten zijn niet toegestaan.

7     Sleufsilo’s en kuilvoerplaten zijn niet toegestaan.

 

5.3          Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1       Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 5.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 5.2.1 onder c.2 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

5.3.2       Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 5.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

b     lid 5.2.5 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m.

c      lid 5.2.6 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

d     lid 5.2.6 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

5.3.3       Afwijken bouwregels kassen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 5.2.3 onder b en/of c voor het bouwen van kassen met een hogere goothoogte tot maximaal 9 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 11 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

 

5.3.4       Afwijken carnavalswagens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder b voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens met inachtneming van de volgende regels:

a     De afwijking is uitsluitend mogelijk binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.

b     De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m².

c      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

 

5.3.5       Afwijken oppervlakte teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4 onder b voor het bouwen van een grotere oppervlakte teeltondersteunende kassen met inachtneming van de volgende regels:

a     De kassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b     De oppervlakte mag niet meer  bedragen dan 5.000 m2 .

c      De uitbreiding is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

 

5.3.6       Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.8 onder b.6 voor het realiseren van paardenbakken buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

a     De paardenbak grenst direct aan een bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     Lichtmasten zijn niet toegestaan.

f       De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.


5.3.7       Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het plaatsen van stacaravans of andere verblijfseenheden ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, met inachtneming van de volgende regels:

a     Stacaravans of andere verblijfseenheden zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

b     Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van op het betreffende bedrijf tijdelijk werkzaam zijnde werknemers.

c      Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen niet meer dan 9 maanden onafgebroken worden gebruikt, waarna deze ten minste 3 maanden aantoonbaar buiten gebruik worden gesteld.

d     De gezamenlijke oppervlakte van stacaravans of andere verblijfseenheden mag niet meer bedragen dan 500 m².

e     De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

f       Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen uitsluitend binnen het agrarisch bouwvlak worden geplaatst.

g      Er mogen maximaal 50 seizoensarbeiders gehuisvest worden.

h     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

5.3.8       Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 5.2.8 onder a en/of b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 5.2.8 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 5.2.8 onder a voor het bouwen van mestsilo’s en/of torensilo’s tot een hogere bouwhoogte van maximaal 15 m indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

d     lid 5.2.8 onder b voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’, mits wordt aangetoond dat deze waarden niet onevenredig worden aangetast.

e     lid 5.2.8 onder b voor het bouwen van overige teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’, mits wordt aangetoond dat deze waarden niet onevenredig worden aangetast.

f       lid 5.2.8 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

g      lid 5.2.8 voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De windmolens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

2     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

5.4          Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1       Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

5.4.2       Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

b     De oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

c      De oppervlakte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

d     Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’.

 

5.4.3       Overige gebruiksregels

a     De oppervlakte aan algemene voorzieningen, binnen het bouwvlak, ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 50 m².

b     De oppervlakte aan productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten mag gezamenlijk niet meer bedragen dan 50 m² per agrarisch bedrijf.

c      De oppervlakte aan statische (binnen)opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m² per bouwvlak.

d     De oppervlakte aan dagrecreatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ mag niet meer bedragen dan 100 m².

e     De oppervlakte aan kleinschalige horeca ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ mag niet meer bedragen dan 50 m² .

f       Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

g      Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.

5.5          Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1       Afwijken aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen 100 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

5.5.2       Afwijken tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.2 voor het bouwen van tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’, mits wordt aangetoond dat deze waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

5.5.3       Afwijken verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor verbrede landbouw activiteiten binnen het agrarisch bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

b     Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit niet worden uitgebreid.

c      De volgende verbrede landbouw activiteiten bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

 1   zorgboerderijen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m². Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 750 m²;

 2   kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m². Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 375 m²;

 3   recreatieve verblijfsvoorzieningen zoals groepsaccommodaties en kampeerboerderijen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m²;

 4   kleinschalig logeren, zoals bed&breakfast, in de bedrijfswoning of daarbij beho-rend bijgebouw, waarbij het aantal eenheden niet meer mag bedragen dan 5. De totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;

 5   kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 30 kampeermiddelen uitsluitend op of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 100 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak.

d     Ondergeschikte horeca, inclusief terras, is toegestaan bij de verbrede landbouw zoals genoemd in sub c onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

e     Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m². Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale omvang van 2.000 m².

f       Buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit is niet toegestaan.

g      De verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

h     De verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

i       Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

j       De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

5.5.4       Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor nevenfuncties binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

b     Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de nevenactiviteit niet worden uitgebreid.

c      De volgende nevenfuncties bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

d     agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven, waarbij de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 600 m².

e     Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m². Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale omvang van 2.000 m².

f       Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.

g      De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

h     De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

i       Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

j       De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

5.5.5       Afwijken productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.3 onder b voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten tot een oppervlakte van maximaal 100 m², waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De detailhandel mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

b     De detailhandel mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

c      Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

d     De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

5.5.6       Afwijken gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

b     Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

c      De huisvesting mag maximaal 9 maanden duren.

d     Er mogen geen zelfstandige woningen ontstaan.

e     De oppervlakte in gebruik voor huisvesting van seizoensarbeiders mag niet meer bedragen dan 500 m².

f       Er mogen maximaal 50 seizoensarbeiders gehuisvest worden.

g      Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

5.5.7       Afwijken gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting van stagiairs

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting van stagiairs, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

b     Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein en de opleiding van de stagairs noodzakelijk is.

c      Er mogen geen zelfstandige woningen ontstaan.

d     De oppervlakte in gebruik voor huisvesting van stagiairs mag niet meer bedragen dan 25  m².

e     Er mogen maximaal 2 stagiairs gehuisvest worden.

f       Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

5.5.8       Afwijken nevenfunctie paardenhouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een gebruiksgerichte paardenhouderij als nevenfunctie bij het agrarisch bedrijf, met in achtneming van de volgende regels:

a     Afwijking is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     De totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 400 m2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt een maximale totale oppervlakte van 600 m².

c      De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

d     De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

e     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.

 

5.6          Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1       Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –kwetsbare soorten':

1     het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2     het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3     het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4     het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5     het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;

6     het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

7     het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;

8     het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

9     het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 per perceel.

b     Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied':

1     het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2     het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3     het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4     het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5     het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;

6     het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, groter dan 100 per perceel.

c      Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels':

1     het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

2     het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;

3     het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

4     het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, groter dan 100 m² per perceel.

d     ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’:

1  het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

5.6.2       Uitzonderingen

Het in lid 5.6.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, waaronder het vervangen van drainage;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c      binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

5.6.3       Toelaatbaarheid

De in lid 5.6.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

5.7          Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1       Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de wijziging van de vorm van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

a     Vormverandering is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

b     De oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot.

c      De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering

d     De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

e     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

f       De aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

g      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.2       Vergroting bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw en intensieve kwekerijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het agrarisch bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven, glastuinbouwbedrijven of intensieve kwekerijen, met inachtneming van de volgende regels:

a     Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de regels genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha.

b     Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ´glastuinbouw´ geldt, naast de regels zoals genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 4 ha, waarvan niet meer dan 3 ha netto glas. Indien de beoogde uitbreiding leidt tot voordelen op het gebied van duurzaamheid en synergie mag het bouwvlak worden vergroot tot een maximum van 7 ha, waarvan niet meer dan 5 ha netto glas.

c      Voor intensieve kwekerijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ geldt, naast de voorwaarden genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

d     Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene regels:

1     De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

2     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

4     Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

5     Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

6     De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

7     Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m²:

8     De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.3       Vergroting bouwvlak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met inachtneming van de volgende regels:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met inachtneming van de volgende regels:

a     Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vergroting niet toegestaan.

b     Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken met een omvang tot 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, waarbij dit uitsluitend is toegestaan om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.

c      Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet toegestaan.

d     Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene regels:

1     De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

2     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

4     Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

5     Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

6     De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

7     Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m²:

8     De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.4       Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ deze aanduiding wordt toegevoegd waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Omschakeling naar intensieve veehouderij is enkel toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ indien het een duurzame locatie betreft en waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     er zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen aanwezig voor de lange termijn die noodzaken tot omschakeling ter plaatse;

2     zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

3     de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

b     Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ mag bij omschakeling naar intensieve veehouderij de oppervlakte van het bouwvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha, indien het bouwvlak wordt vergroot tot maximaal 1, 5 ha dient ten minste 10% van het bouwvlak worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

c      Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden geldt dat bij wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

d     Tot 1 juni 2012 is omschakeling naar een intensieve geiten- of schapenhouderij niet toegestaan.

 

5.7.5       Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van vergroting van het bouwvlak en het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’ uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

a     Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

b     De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

c      De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 4,5 ha, waarvan een oppervlakte van ten minste 2,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

e     De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

f       Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

g      De in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

h     Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

i       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.6       Sleufsilo’s en kuilvoerplaten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ uitsluitend ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Het is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilplaten binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

b     De vergroting is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.

c      De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

d     Ten behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilplaten mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 1.000 m².

e     De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

g      Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

 

5.7.7       Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’ en verkleinen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’ wordt verwijderd, en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, met inachtneming van de volgende regels:

a     De betreffende agrarische activiteit ter plaatse gedurende een periode van ten minste 3 jaar is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

b     In geval van bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’ dienen de glasopstanden en/of permanente teeltondersteunende voorzieningen te zijn verwijderd.

c      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.8       Bouwen bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning op locaties waar ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ geen bedrijfswoning is toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De bedrijfswoning dient binnen het agrarisch bouwvlak te worden opgericht.

b     De wijziging alleen kan worden verleend bij een volwaardig bedrijf.

c      De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

d     De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

f       Bij het bedrijf mag niet eerder een bedrijfswoning aanwezig zijn geweest.

g      De bedrijfswoning dient binnen het agrarisch bouwvlak te worden opgericht.

h     De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

i       Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.

j       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.9       Wijziging naar ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het toekennen van de aanduiding ‘paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij, met in achtneming van de volgende regels:

a     Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

c      De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

d     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.

e     De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.10   Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met in achtneming van de volgende regels:

a     Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

c      Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen.

d     De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.11   Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b     Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

c      Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

d     In afwijking van het bepaalde onder c mag de omvang van het bestemmingsvlak op locaties buiten de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf,  horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha, waarbij geldt dat:

1     de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert.

2     Er sprake is van een bebouwingsoppervlakte en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling.

e     De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

1     statische (binnen)opslag;

2     recreatie;

3     een agrarisch-technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;

4     een niet-agrarisch bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;

5     zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen.

f       Bij niet niet-agrarische functies genoemd in sub e onder 2 en 5 is ondergeschikte horeca, inclusief terras, toegestaan tot een oppervlakte van 50 m².

g      Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.

h     Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

i       De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

j       De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

k     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

l       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 


Artikel 6                 Bedrijf

6.1          Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     de volgende bedrijven met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

1

‘agrarisch loonbedrijf’

agrarisch loonbedrijf

2

‘caravanstalling’

caravanstalling

3

‘detailhandel’

detailhandel

4

‘garage’

garage

5

‘groothandel’

groothandel

6

‘gemaal’

gemaal

7

‘hovenier’

hovenier

8

‘nutsbedrijf’

nutsbedrijf’

9

‘sportcentrum’

sportcentrum

10

‘tuincentrum’

tuincentrum

11

‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’

verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

12

‘woonschepenligplaats’

woonschepenligplaats

13

‘waterzuiveringsinstallatie’

waterzuiveringsinstallatie

14

‘specifieke vorm van bedrijf - aannemer’

aannemer

15

‘specifieke vorm van bedrijf - autogarage met tankstation’

autogarage met tankstation met lpg

16

‘specifieke vorm van bedrijf - autohandel’

autohandel

17

‘specifieke vorm van bedrijf - autohandel en sloperij’

autohandel en sloperij

18

‘specifieke vorm van bedrijf - autopoetsbedrijf en herstel motorvoertuigen’

autopoetsbedrijf en herstel motorvoertuigen

19

‘specifieke vorm van bedrijf - autoschadebedrijf’

autoschadebedrijf

20

‘specifieke vorm van bedrijf - betonfabriek’

betonfabriek

21

‘specifieke vorm van bedrijf – betonwarenbedrijf’

betonwarenbedrijf

22

‘specifieke vorm van bedrijf - betonreparatiefbedrijf’

betonreparatiefbedrijf

23

‘specifieke vorm van bedrijf - bouwmarkt, houthandel, timmerbedrijf’

bouwmarkt, houthandel, timmerbedrijf

24

‘specifieke vorm van bedrijf - bouwservicebedrijf’

bouwservicebedrijf

25

‘specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats’

constructiewerkplaats

26

‘specifieke vorm van bedrijf – constructiebedrijf van veiligheidsroosters, trappen en traptreden’

constructiebedrijf in veiligheidsroosters, trappen en traptreden

27

specifieke vorm van bedrijf - drukkerij’

drukkerij

28

specifieke vorm van bedrijf - dakdekkersbedrijf’

dakdekkersbedrijf

29

‘specifieke vorm van bedrijf - educatieve boerderij’

educatieve boerderij

30

‘specifieke vorm van bedrijf - engineering’

engineeringsbedrijf

31

‘specifieke vorm van bedrijf – gereedschap- en instrumentenmakerij’

gereedschap- en instrumentenmakerij

32

‘specifieke vorm van bedrijf – grondwerken’

bedrijf in grondwerken

33

‘specifieke vorm van bedrijf – groentenwasserij’

groentenwasserij

34

‘specifieke vorm van bedrijf – grondwerk- en drainagebedrijf’

grondwerk- en drainagebedrijf

35

‘specifieke vorm van bedrijf – grondverzetverhuurbedrijf’

grondverzetverhuurbedrijf

36

‘specifieke vorm van bedrijf -groothandel in olieprodukten’

groothandel in olieprodukten

37

‘specifieke vorm van bedrijf – handel in gedragen kleding’

handel in gedragen kleding

38

‘specifieke vorm van bedrijf – handelsindustrie in natuurproducten’

handelsindustrie in natuurproducten

39

‘specifieke vorm van bedrijf – groothandel in 2e hands goederen en nieuwe carnavals- en themakleding’

groothandel in 2e hands goederen en nieuwe carnavals- en themakleding

40

‘specifieke vorm van bedrijf – handelsmaatschappij’

handelsmaatschappij

41

‘specifieke vorm van bedrijf – hondenkennel’

hondenkennel

42

‘specifieke vorm van bedrijf – ijsbanenmateriaal’

bedrijf in ijsbanenmateriaal

43

‘specifieke vorm van bedrijf – jachtwerf’

jachtwerf

44

‘specifieke vorm van bedrijf – jachthaven en onderhoudswerf’

jachthaven en onderhoudswerf’

45

‘specifieke vorm van bedrijf – kabelrecyclingbedrijf’

kabelrecyclingbedrijf

46

specifieke vorm van bedrijf – kookclub’

kookclub

47

‘specifieke vorm van bedrijf – loodgietersbedrijf’

loodgietersbedrijf

48

specifieke vorm van bedrijf – loon- en grondverzet’

bedrijf in loon- en grondverzet

49

‘specifieke vorm van bedrijf – op- en overslag ten behoeve van asbestverwijderings- en sloopbedrijf’’

op- en overslag ten behoeve van asbestverwijderings- en sloopbedrijf

50

‘specifieke vorm van bedrijf – machinereparatiefabriek’

machinereparatiefabriek

51

‘specifieke vorm van bedrijf – natlasbedrijf’

natlasbedrijf

52

‘specifieke vorm van bedrijf – binnenopslag bestrating zonder verkoop aan huis’

binnenopslag bestrating zonder verkoop aan huis

53

‘specifieke vorm van bedrijf – opslag en showroom’

opslag en showroom

54

‘specifieke vorm van bedrijf – opslag t.b.v. waterbeheerder’

opslag t.b.v. de waterbeheerder

55

specifieke vorm van bedrijf – provinciale waterstaat’

provinciale waterstaat

56

‘specifieke vorm van bedrijf – softwareconsultancy’

bedrijf in softwareconsultancy

57

‘specifieke vorm van bedrijf – slagerij met detailhandel’

slagerij met detailhandel

58

‘specifieke vorm van bedrijf – sloperij’

sloperij

59

‘specifieke vorm van bedrijf – smederij/showroom’

smederij/ showroom

60

‘specifieke vorm van bedrijf – stratenmaker’

stratenmaker

61

‘specifieke vorm van bedrijf – stalling van auto’s’

stalling van auto’s (verkoop uitgesloten)

62

‘specifieke vorm van bedrijf – statische opslag’

statische opslag

63

‘specifieke vorm van bedrijf – tentenreparatiebedrijf’

tentenreparatiebedrijf

64

‘specifieke vorm van bedrijf – timmerfabriek’

timmerfabriek

65

‘specifieke vorm van bedrijf – timmermansbedrijf’

timmermansbedrijf

66

‘specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf’

transportbedrijf

67

‘specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf en zand- en grindhandel’

transportbedrijf en zand- en grindhandel

68

‘specifieke vorm van bedrijf – verhuur transportmiddelen’

verhuur transportmiddelen

69

‘specifieke vorm van bedrijf – (drink)waterproductiebedrijf’

(drink)waterproductiebedrijf

 

b     één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

c      aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

d     groenvoorzieningen;

e     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

f       water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

g      cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende en/of monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;

h     behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden, ecologische waarden  en/of  landschappelijke waarden.

 

6.2          Bouwregels

 

6.2.1       Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

a     Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

b     De afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.

c      De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

d     Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – onbebouwd’ zijn geen gebouwen toegestaan.

 

6.2.2       Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

c      De oppervlakte bebouwing ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.

 

6.2.3       Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

d     De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

6.2.4       Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

c      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

e     De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 


6.2.5       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b     Ter plaatse van de aanduiding ‘waterzuiveringsinstallatie’ mag de bouwhoogte van een buffertoren niet meer bedragen dan 30 m.

c      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

d     Paardenbakken zijn niet toegestaan.

 

6.3          Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1       Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 6.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

b     lid 6.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

6.3.2       Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 6.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

b     lid 6.2.3 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m;

c      lid 6.2.4 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

d     lid 6.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

6.3.3       Afwijken carnavalswagens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens met inachtneming van de volgende regels:

a     De afwijking is uitsluitend mogelijk binnen een bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.

b     De oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 200 m².

c      De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

6.3.4       Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.5 onder d voor het realiseren van paardenbakken, met inachtneming van de volgende regels:

a     De paardenbak grenst direct aan het bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     Lichtmasten zijn niet toegestaan.

f       De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

6.3.5       Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 6.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 6.2.5 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

c      lid 6.2.5 onder c voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

2     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

6.4          Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1       Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

6.4.2       Overige gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – opslag bestrating zonder verkoop aan huis’ mag de opslag uitsluitend binnen plaatsvinden.

 

6.5          Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1       Afwijken aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen 100 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

6.6          Wijzigingsbevoegdheid

 

6.6.1       Andere bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve het vestigen van een ander soort bedrijf dan in lid 6.1 sub a genoemd, met inachtneming van de volgende regels:

a     De oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot.

b     Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage), of naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen zijn, zijn toegestaan.

c      Bij wijziging ten behoeve van statische (binnen)opslag mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 1.000 m².

d     De ontwikkeling mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

f       Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.

 

6.6.2       Uitbreiding bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de toegestane bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing met inachtneming van de volgende regels:

a     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

b     De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

c      Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen uitbreiden met maximaal 25% van de toegestane maximale bebouwde oppervlakte.

d     Niet-agrarische bedrijven mogen uitbreiden met maximaal 15% van de toegestane maximale bebouwde oppervlakte.

e     Door de uitbreiding mag het bedrijf naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren.

f       Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

 

6.6.3       Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     Het bedrijf ter plaatse is beëindigd.

b     Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen. Gelijktijdig vindt wijziging plaats van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

c      De voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij:

1     maximaal 10% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

2     in uitzondering op sub c1 ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal 20% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³  of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

3     Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ dienen gehandhaafd te blijven.

d     De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 


Artikel 7                 Bedrijf – Windturbine

7.1          Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – Windturbine’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     voorzieningen ten behoeve van het opwekken van windenergie;

b     transformatoren;

c      groenvoorzieningen;

d     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

e     water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen.

 

7.2          Bouwregels

 

7.2.1       Windturbines

Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende regels:

a     Per bestemmingsvlak mag niet meer dan één windturbine aanwezig zijn.

b     De ashoogte van de windturbine mag niet meer bedragen dan 105 m.

c      De diameter van de voet van de windturbine mag niet meer bedragen dan 16 m.

d     Het fundament van de windturbine mag niet hoger dan 0,5 m boven maaiveld komen.

 

7.2.2       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

a     De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 


Artikel 8                 Bedrijventerrein

 

8.1          Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     bedrijven, waarbij geldt dat:

1     ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 t/m 3.2 zoals genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) bij deze regels, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zelfstandige kantoren en risicovolle inrichtingen;

2     ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’ bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 t/m 4.2 zoals genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) bij deze regels, met uitzondering van zelfstandige kantoren en risicovolle inrichtingen;

b     opslag en uitstalling;

c      groenvoorzieningen;

d     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

e     water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen.

 

8.2          Bouwregels

 

8.2.1       Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b     Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60%  per bouwperceel.

c      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’.

d     De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

8.2.2       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

c      Paardenbakken zijn niet toegestaan.

 

8.3           Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 8.2.2 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 8.2.2 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

c      lid 8.2.2 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De windmolens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

2     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

d     lid 8.2.1 onder d voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

8.4           Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door de bouwgrens te verschuiven met inachtneming van de volgende regels:

a     De afstand van de bouwgrens tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

b     De verschuiving dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

c      De verschuiving dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

d     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

e     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

 

 


Artikel 9                 Bos

9.1          Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos/bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats;

b     behoud, herstel en/of ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;

c      behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

d     behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;

e     een beeldenbos uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – beeldenbos galerie’;

f       een politiehondenhonden vereniging ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – politiehonden vereniging’;

g      overloopparkeerplaatsen ten behoeve van recreatieve voorzieningen in de bestemming ‘Recreatie – Recreatiepark 1’, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

h     ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – waterwingebied’ tevens voor openbare drinkwatervoorziening en de instandhouding van het puttenveld ten behoeve van de waterwinning;

i       (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

j       water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

k     extensief recreatief medegebruik.

 

9.2          Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

a     eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;

b     gebouwen ten behoeve van de politiehondenvereniging, waarbij de volgende regels gelden:

1     Deze gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – politiehonden vereniging’.

2     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

3     De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale oppervlakte (m²).

c      bouwwerken ten behoeve van het beeldenbos ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – beeldenbos galerie’, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5m.

 

9.3          Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2  voor:

a     het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het bos- en natuurbeheer, mits:

1     de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

2     de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;

b     het bouwen van brand- en uitkijktorens, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15 m.

 

9.4          Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.4.1       Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     het ontginnen, afgraven, verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;

b     het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

c      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

d     het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

e     het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;

f       het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

g      het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;

h     het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

i       het vellen, rooien en verwijderen van houtopstanden van meer dan 100 m2.

 

9.4.2       Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

9.4.3       Toelaatbaarheid

De in lid 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

 

 

 

 


Artikel 10             Cultuur en ontspanning

10.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     een atelier ter plaatse van de aanduiding ‘atelier’;

b     één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

a     aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

b     speelvoorzieningen;

c      terras, tuinen, erven en terreinen;

d     groenvoorzieningen;

e     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

f       water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

g      cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende en/of monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

 

10.2       Bouwregels

 

10.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

a     Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één culturele en ontspannende voorziening toegestaan.

b     De afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.

c      De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

10.2.2   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

c      De oppervlakte bebouwing ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.

 

10.2.3   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

10.2.4   Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

c      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

e     De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

10.2.5   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

b     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

c      Paardenbakken zijn niet toegestaan.

 

10.3       Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1   Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 10.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b     lid 10.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

10.3.2   Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 10.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

b     lid 10.2.3 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m;

c      lid 10.2.4 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

d     lid 10.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 


10.3.3   Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2.5 onder c voor het realiseren van paardenbakken, met inachtneming van de volgende regels:

a     De paardenbak grenst direct aan het bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     Lichtmasten zijn niet toegestaan.

f       De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

10.3.4   Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 10.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 10.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 10.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

d     lid 10.2.5 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De windmolens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

2     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

10.4       Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1   Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

10.5       Afwijken van de gebruiksregels

 

10.5.1   Afwijken aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.4.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen 100 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

10.6       Wijzigingsbevoegdheid

 

10.6.1   Uitbreiding bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de toegestane bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing met inachtneming van de volgende regels:

a     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

b     De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

c      De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 15% van de toegestane maximale bebouwde oppervlakte.

d     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

e     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

 

10.6.2   Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     Het bedrijf ter plaatse is beëindigd.

b     Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen. Gelijktijdig vindt wijziging plaats van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ en/of ‘Bos’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

c      De voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij:

1     maximaal 10% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

2     in uitzondering op sub c1 ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal 20% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³  of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

3     Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ dienen gehandhaafd te blijven.

d     De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 

 


Artikel 11             Detailhandel

11.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     een detailhandelsvestiging in antiek en curiosa uitsluitend ter plaatse van de aanduiding: ‘specifieke vorm van detailhandel – antiek en curiosa’;

b     één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

c      aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

d     tuinen, erven en terreinen;

e     groenvoorzieningen;

f       (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

g      water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

h     cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende en/of monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

 

11.2       Bouwregels

 

11.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

a     Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één detailhandelsvestiging toegestaan.

b     De afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.

c      De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

11.2.2   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

c      De oppervlakte bebouwing ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.

 

11.2.3   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.


11.2.4   Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

c      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

e     De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

11.2.5   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

b     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

c      Paardenbakken zijn niet toegestaan.

 

11.3       Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1   Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 11.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b     lid 11.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

11.3.2   Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 11.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

b     lid 11.2.3 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m;

c      lid 11.2.4 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

d     lid 11.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

11.3.3   Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.5 onder c voor het realiseren van paardenbakken, met inachtneming van de volgende regels:

a     De paardenbak grenst direct aan het bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     Lichtmasten zijn niet toegestaan.

f       De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

11.3.4   Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 11.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 11.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 11.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

d     lid 11.2.5 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

2     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

11.4       Specifieke gebruiksregels

 

11.4.1   Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

11.5       Afwijken van de gebruiksregels

 

11.5.1   Afwijken aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.4.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen 100 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

11.6       Wijzigingsbevoegdheid

 

11.6.1   Uitbreiding bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de toegestane bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing met inachtneming van de volgende regels:

a     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de detailhandelsvestiging.

b     De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

c      De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 15% van de toegestane maximale bebouwde oppervlakte.

d     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

e     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

 

11.6.2   Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De detailhandelsvestiging ter plaatse is beëindigd.

b     Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen. Gelijktijdig vindt wijziging plaats van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ en/of ‘Bos’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

c      De voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij:

1     maximaal 10% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

2     in uitzondering op sub c1 ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal 20% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³  of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

3     Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ dienen gehandhaafd te blijven.

d     De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 


Artikel 12             Horeca

12.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     horecadoeleinden met bijbehorende voorzieningen;

b     tevens een handboogschietbaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – handboogschietbaan’;

c      één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

d     aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

e     speelvoorzieningen;

f       terras, tuinen, erven en terreinen;

g      groenvoorzieningen;

h     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

i       water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

j       cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende en/of monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

 

12.2       Bouwregels

 

12.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

a     Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecavestiging toegestaan.

b     De afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.

c      De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

12.2.2   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

c      De oppervlakte bebouwing ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.

 

12.2.3   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

12.2.4   Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

c      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

e     De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

12.2.5   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

b     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

c      Paardenbakken zijn niet toegestaan.

 

12.3       Afwijken van de bouwregels

 

12.3.1   Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 12.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b     lid 12.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

12.3.2   Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van

het bepaalde in:

a     lid 12.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

b     lid 12.2.3 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m;

c      lid 12.2.4 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

d     lid 12.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

12.3.3   Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.5 onder c voor het realiseren van paardenbakken, met inachtneming van de volgende regels:

a     De paardenbak grenst direct aan het bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     Lichtmasten zijn niet toegestaan.

f       De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

12.3.4   Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 12.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 12.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 12.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

d     lid 12.2.5 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

2     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

12.4       Specifieke gebruiksregels

 

12.4.1   Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

12.5       Afwijken van de gebruiksregels

 

12.5.1   Afwijken aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.4.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen 100 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

12.6       Wijzigingsbevoegdheid

 

12.6.1   Uitbreiding bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de toegestane bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing met inachtneming van de volgende regels:

a     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de horecavestiging.

b     De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

c      De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 15% van de toegestane maximale bebouwde oppervlakte.

d     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

e     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

 

12.6.2   Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De horecavestiging ter plaatse is beëindigd.

b     Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen. Gelijktijdig vindt wijziging plaats van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ en/of ‘Bos’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

c      De voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij:

1     maximaal 10% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

2     in uitzondering op sub c1 ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal 20% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³  of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

3     Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ dienen gehandhaafd te blijven.

d     De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 

 


Artikel 13             Kantoor

13.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     kantoren;

b     één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

c      aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

d     tuinen, erven en terreinen;

e     groenvoorzieningen;

f       (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

g      water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

h     cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende en/of monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

 

13.2       Bouwregels

 

13.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

a     Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één kantoorvestiging toegestaan.

b     De afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.

c      De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

13.2.2   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

c      De oppervlakte bebouwing ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.

 

13.2.3   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 


13.2.4   Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

c      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

e     De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

13.2.5   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

b     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

c      Paardenbakken zijn niet toegestaan.

 

13.3       Afwijken van de bouwregels

 

13.3.1   Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 13.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b     lid 13.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

13.3.2   Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 13.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

b     lid 13.2.3 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m;

c      lid 13.2.4 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

d     lid 13.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

13.3.3   Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.5 onder c voor het realiseren van paardenbakken, met inachtneming van de volgende regels:

a     De paardenbak grenst direct aan het bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     Lichtmasten zijn niet toegestaan.

f       De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

13.3.4   Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 13.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 13.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 13.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

d     lid 13.2.5 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

2     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

13.4       Specifieke gebruiksregels

 

13.4.1   Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

13.5       Afwijken van de gebruiksregels

 

13.5.1   Afwijken aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.4.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen 100 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

13.6       Wijzigingsbevoegdheid

 

13.6.1   Uitbreiding bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de toegestane bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing met inachtneming van de volgende regels:

a     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de kantoorvestiging.

b     De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

c      De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 15% van de toegestane maximale bebouwde oppervlakte.

d     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

e     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

 

13.6.2   Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De kantoorvestiging ter plaatse is beëindigd.

b     Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen. Gelijktijdig vindt wijziging plaats van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ en/of ‘Bos’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

c      De voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij:

1     maximaal 10% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

2     in uitzondering op sub c1 ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal 20% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³  of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

3     Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ dienen gehandhaafd te blijven.

d     De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.


Artikel 14             Maatschappelijk

14.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     een dierenartspraktijk uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – dierenartspraktijk’;

b     een dierenpension uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – dierenpension’;

c      een orthopedagogiepraktijk uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – orthopedagogiepraktijk’;

d     een tandartspraktijk uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – tandartspraktijk’;

e     één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

f       aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

g      tuinen, erven en terreinen;

h     groenvoorzieningen;

i       (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

j       water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

k     cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende en/of monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

 

14.2       Bouwregels

 

14.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

a     Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één maatschappelijke voorziening toegestaan.

b     De afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.

c      De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

14.2.2   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

c      De oppervlakte bebouwing ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.


14.2.3   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

14.2.4   Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

c      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

e     De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

14.2.5   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

b     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

c      Paardenbakken zijn niet toegestaan.

 

14.3       Afwijken van de bouwregels

 

14.3.1   Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 14.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b     lid 14.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

14.3.2   Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 14.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

b     lid 14.2.3 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m;

c      lid 14.2.4 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

d     lid 14.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

14.3.3   Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.5 onder c voor het realiseren van paardenbakken, met inachtneming van de volgende regels:

a     De paardenbak grenst direct aan het bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     Lichtmasten zijn niet toegestaan.

f       De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

14.3.4   Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 14.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 14.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 14.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

d     lid 14.2.5 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De windmolens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

2     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

14.4       Specifieke gebruiksregels

 

14.4.1   Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

14.5       Afwijken van de gebruiksregels

 

14.5.1   Afwijken aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.4.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen 100 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

14.6       Wijzigingsbevoegdheid

 

14.6.1   Uitbreiding bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de toegestane bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing met inachtneming van de volgende regels:

a     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de maatschappelijke voorziening.

b     De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

c      De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 15% van de toegestane maximale bebouwde oppervlakte.

d     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

e     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

 

14.6.2   Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De maatschappelijke voorziening ter plaatse is beëindigd.

b     Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen. Gelijktijdig vindt wijziging plaats van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ en/of ‘Bos’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

c      De voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij:

1     maximaal 10% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

2     in uitzondering op sub c1 ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal 20% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³  of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

3     Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ dienen gehandhaafd te blijven.

d     De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 


Artikel 15             Natuur

15.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;

b     behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

c      (onverharde) wegen en paden;

d     water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

e     extensief recreatief medegebruik.

 

15.2       Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

a     eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

 

15.3       Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer, mits:

a     de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

b     de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m².

 

15.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.4.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     het ontginnen, afgraven, verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;

b     het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

c      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

d     het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

e     het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;

f       het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

g      het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;

h     het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

i       het vellen, rooien en verwijderen van houtopstanden van meer dan 100 m2.

 

15.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

15.4.3    Toelaatbaarheid

De in lid 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.


Artikel 16             Recreatie

16.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     een jachthaven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘jachthaven’;

b     een kampeerboerderij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerboerderij’;

c      een kampeerterrein met toeristische plaatsen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’;

d     een beeldenbos en galerie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – beeldenbos galerie’;

e     een kampeer- en caravanterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – kampeer- en caravanterrein’;

f       een recreatiewoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 1’, ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 2’ ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 3’;

g      een recreatief – educatief centrum uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatief – educatief centrum’;

h     teambuilding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – teambuilding’;

i       aan de in sub a t/m e, g en h genoemde functies ondergeschikte horeca;

j       één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij geldt dat:

1     ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 1’, ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 2’ ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 3’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

2     ter plaatse van de aanduiding ‘jachthaven’ geen bedrijfswoning is toegestaan;

3     ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan is aangegeven;

k     aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

l       speelvoorzieningen;

m    terras, tuinen, erven en terreinen;

n     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

o     water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

p     groenvoorzieningen;

q     behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden, ecologische waarden  en/of  landschappelijke waarden.

 

16.2       Bouwregels

 

16.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

a     Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één recreatieve voorziening toegestaan. Indien een bouwvlak aanwezig is mogen gebouwen enkel binnen het bouwvlak worden opgericht.

b     De afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.

c      De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

16.2.2   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

c      De oppervlakte bebouwing ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.

 

16.2.3   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

16.2.4   Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

c      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

e     De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

16.2.5   Recreatiewoning

Voor het bouwen van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 1’, ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 2’’ en ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 3’ gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 1’ en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 2’ niet meer bedragen dan 3 m.

b     De goothoogte mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 3’ niet meer bedragen dan 2,6 m.

c      De bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 1’ niet meer bedragen dan 5 m.

d     De bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding  ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 2’  en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 4’ niet meer bedragen dan 5,5 m.

e     De bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 3’ niet meer bedragen dan 3,2 m.

f       De gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoning en bijbehorend bijgebouw mag ter plaatse van de aanduiding  ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 1’ niet meer bedragen dan 200 m².

g      De gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoning en bijbehorend bijgebouw mag ter plaatse van de aanduiding  ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 2’ en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 4’ niet meer bedragen dan 100 m².

h     De gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoning en bijbehorend bijgebouw mag ter plaatse van de aanduiding  ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 3’ niet meer bedragen dan 102 m².

 

16.2.6   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

b     De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het beeldenbos ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – beeldenbos galerie’ mag niet meer bedragen dan 5 m.

c      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

d     Paardenbakken zijn niet toegestaan.

 

16.3       Afwijken van de bouwregels

 

16.3.1   Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 16.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b     lid 16.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

16.3.2   Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 16.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

b     lid 16.2.3 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m;

c      lid 16.2.4 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

d     lid 16.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

16.3.3   Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2.5 onder c voor het realiseren van paardenbakken, met inachtneming van de volgende regels:

a     De paardenbak grenst direct aan het bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     Lichtmasten zijn niet toegestaan.

f       De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

16.3.4   Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 16.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 16.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 16.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

d     lid 16.2.5 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De windmolens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

2     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

16.4       Specifieke gebruiksregels

 

16.4.1   Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

16.4.2   Recreatiewoningen

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 1’, ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 2’ ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 3’ is permanente bewoning niet toegestaan.

 

16.4.3   Kampeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ is het volgende toegestaan:

a     Het aantal toeristische plaatsen mag niet meer bedragen dan 23.

 

16.5       Afwijken van de gebruiksregels

 

16.5.1   Afwijken aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.4.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen 100 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

16.6       Wijzigingsbevoegdheid

 

16.6.1   Uitbreiding bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de toegestane bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing met inachtneming van de volgende regels:

a     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de recreatieve voorziening.

b     De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

c      De uitbreiding is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 1’, ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 2’ ‘specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 3’

d     De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 15% van de toegestane maximale bebouwde oppervlakte.

e     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

f       Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.


16.6.2   Wijzigen ten behoeve van de realisatie van recreatiewoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ ten behoeve van het realiseren van recreatiewoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 1,5 hectare.

b     De beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot een grootschalige voorziening.

c      Verzekerd dient te zijn dat het beoogde complex van recreatiewoningen bedrijfs-matig en complexmatig wordt geëxploiteerd.

d     De inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag.

e     Er dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

f       De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

g      De recreatiewoningen mogen geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

h     De recreatiewoningen dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

i       De realisatie is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m²:

 

16.6.3   Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De recreatieve voorziening ter plaatse is beëindigd.

b     Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen. Gelijktijdig vindt wijziging plaats van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ en/of ‘Bos’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

c      De voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij:

1     maximaal 10% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

2     in uitzondering op sub c1 ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal 20% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³  of aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

3     Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ dienen gehandhaafd te blijven.

d     De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 


Artikel 17             Recreatie – Recreatiepark 1

17.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Recreatiepark 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     een recreatiepark met bijbehorende voorzieningen;

b     intensieve dagrecreatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;

c      standplaatsen ten behoeve van stacaravans, kampeermiddelen en overige verblijfsrecreatievormen en daarbij behorende gemeenschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’;

d     recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen’;

e     twee bedrijfswoningen;

f       speelvoorzieningen en een interne spoorbaan;

g      terras, tuinen, erven en terreinen;

h     nutsvoorzieningen;

i       groenvoorzieningen;

j       (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

k     water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

l       behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden, ecologische waarden  en/of  landschappelijke waarden.

 

17.2       Bouwregels

 

17.2.1   Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

a     Recreatiewoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen’.

b     Het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 250.

c      Recreatiewoningen mogen uitsluitend vrijstaand en geschakeld worden gebouwd.

d     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

e     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.

f       De inhoud mag niet meer bedragen dan 350 m³.

g      De recreatiewoningen dienen te worden voorzien van een kap waarbij de dakhelling niet minder dan 30º en niet meer dan 80º mag bedragen.

h     De oppervlakte van het bouwperceel mag per recreatiewoning niet minder bedragen dan 350 m².

i       De afstand van een recreatiewoning tot de dichtstbijgelegen weg mag niet minder bedragen dan 5 m.

j       Bij een recreatiewoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

1     Bijgebouwen mogen uitsluitend aangebouwd gebouwd worden.

2     De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m².

3     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 


17.2.2   Stacaravans

Voor het bouwen van stacaravans gelden de volgende regels:

a     Stacaravans zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,6 m.

c      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 55 m².

d     De oppervlakte van een standplaats voor een stacaravan mag niet minder bedragen dan 150 m², inclusief bijbehorende berging c.q. sanitaire voorziening.

e     De afstand tussen stacaravans mag niet minder bedragen dan 5 m.

f       De afstand van een stacaravan tot de aanduidingsgrens mag niet minder bedragen dan 7,5 m.

g      De afstand van een stacaravan tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 10 m.

 

17.2.3   Berging c.q. sanitaire voorziening

Voor het bouwen van een berging c.q. sanitaire voorziening gelden de volgende regels:

a     Deze gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.

b     Per standplaats mag niet meer dan één gebouw worden gebouwd.

c      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 8 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

17.2.4   Overige verblijfsrecreatievormen

Voor het bouwen van overige verblijfsrecreatievormen gelden de volgende regels:

a     Overige verblijfsrecreatievormen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.

b     De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

c      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

e     De afstand van een overige verblijfsrecreatievorm tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 10 m.

f       De afstand van een overige verblijfsrecreatievorm tot de aanduidingsgrens mag niet minder bedragen dan 7,5 m.

 

17.2.5   Gebouwen ten behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

b     De oppervlakte van een winkel mag niet meer bedragen dan 250 m².

c      De oppervlakte van een kantine-/cafetariaruimte mag niet meer bedragen dan 450 m².

d     De oppervlakte van overige gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m².

e     De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1750 m².

 


17.2.6   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

c      De inhoud mag niet minder bedragen dan 250 m³ en niet meer bedragen dan 750 m³.

d     Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

1     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

2     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

3     De oppervlakte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 30 m².

4     De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m².

 

17.2.7   Gebouwen ten behoeve van dagrecreatie

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van dagrecreatie gelden de volgende regels:

a     Deze gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

c      De oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 1.700 m².

d     De gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen mag niet meer bedragen dan 5.500 m².

e     De afstand van een gebouw tot de bestemmingsgrens en tot de aanduidingsgrens mag niet minder bedragen dan 20 m.

 

17.2.8   Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,7 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 50 m³.

d     De oppervlakte van een telefooncel mag niet meer bedragen dan 6 m².

 

17.2.9   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b     De bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

c      De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en ballenvangers mag niet meer bedragen dan 6 m.

d     Ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 8 m, met uitzondering van speelattracties, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 20 m.

e     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

17.3       Nadere eisen

Ter uitvoering van de functies in lid 17.1 zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a     situering, verkaveling en afmetingen van de bouwpercelen ten behoeve van de recreatiewoningen;

b     situering en vormgeving van de recreatiewoningen;

c      situering en vormgeving van de gebouwen ten behoeve van de dagrecreatieve, centrale en gemeenschappelijke voorzieningen;

d     situering, verkaveling en afmetingen van de standplaatsen voor de stacaravans en plaatsen voor toeristisch kamperen, alsmede de plaatsing van stacaravans;

e     aanleg en omvang van parkeervoorzieningen;

f       situering en plaats van de groenvoorzieningen;

g      inrichting van de openbare ruimten;

h     de situering en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

Indien zulks noodzakelijk is:

1    voor een verantwoorde en evenwichtige ruimtelijke inpassing en ter waarborging van de gestelde ruimtelijke randvoorwaarden en uitgangspunten ter realisering van het recreatiegebied;

2    ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;

3    ter verkrijging van een optimale afstemming van het gebruik van de grond enerzijds en de landschappelijke waarden en natuurwaarden anderzijds;

4    uit een oogpunt van sociale-, verkeers- en brandveiligheid, alsmede brandbestrijding.

 

17.4       Specifieke gebruiksregels

 

17.4.1   Parkeren

a     Ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ dienen ten minste 400 parkeerplaatsen voor auto’s/bussen en een fietsenstalling ten behoeve van de bezoekers van het recreatiepark te worden gerealiseerd.

b     Per recreatiewoning, standplaats voor een stacaravan en overige verblijfsrecreatievormen dient ten minste één parkeerplaats te worden gerealiseerd.

 

17.4.2   Standplaatsen

a     Het aantal standplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mag niet meer bedragen dan 900.

b     De oppervlakte van een standplaats voor toeristisch kamperen mag niet minder bedragen dan 80 m².

c      De afstand van een onderkomen ten behoeve van toeristisch kamperen tot de aanduidingsgrens mag niet minder bedragen dan 7,5 m.

d     De afstand van een onderkomen ten behoeve van toeristisch kamperen tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 10 m.

e     De oppervlakte van de sport- en spelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mag niet minder bedragen dan 1,6 ha.

 

17.4.3   Recreatiewoningen

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen’ en ‘kampeerterrein’ is permanente bewoning niet toegestaan.

 

17.5       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.5.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     het vellen en/of te rooien of werkzaamheden te verrichten, welke de dood of ernstige beschadiging van het hoogopgaand houtgewas tot gevolg hebben.

b     het verwijderen van natuur- en landschapselementen met ecologische waarden;

c      het ontginnen, afgraven, verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en/of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

 

17.5.2   Uitzonderingen

De omgevingsvergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c      voor het in stand houden van de (nood)ingangen van het recreatiegebied.

 

17.5.3   Toelaatbaarheid

De in lid 17.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien indien de daarvan hetzij direct, dan wel indirect te verwachten gevolgen de functie van landschappelijke inpassing c.q. afscherming van het recreatiegebied ten opzichte van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, danwel de aanwezige ecologische waarden en kenmerken worden behouden, hersteld of ontwikkeld.

 

 

 


Artikel 18             Recreatie – Recreatiepark 2

18.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Recreatiepark 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     een recreatiepark met bijbehorende voorzieningen;

b     standplaatsen ten behoeve van stacaravans en daarbij behorende gemeenschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie -caravanpark’;

c      recreatiewoningen in vorm van chalets ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - chaletpark’;

d     een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie -caravanpark’;

e     speelvoorzieningen;

f       terras, tuinen, erven en terreinen;

g      nutsvoorzieningen;

h     groenvoorzieningen;

i       (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

j       water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

k     behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden, ecologische waarden  en/of  landschappelijke waarden.

 

18.2       Bouwregels

 

18.2.1   Stacaravans

Voor het bouwen van stacaravans gelden de volgende regels:

a     Stacaravans zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie -caravanpark’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

c      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m².

d     De oppervlakte van een standplaats voor een stacaravan mag niet minder bedragen dan 150 m², inclusief bijbehorende berging c.q. sanitaire voorziening.

e     De afstand tussen stacaravans mag niet minder bedragen dan 5 m.

f       De afstand van een stacaravan tot de aanduidingsgrens mag niet minder bedragen dan 7,5 m.

g      De afstand van een stacaravan tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 10 m.

 

18.2.2   Berging c.q. sanitaire voorziening

Voor het bouwen van een berging c.q. sanitaire voorziening gelden de volgende regels:

a     Deze gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - caravanpark’.

b     Per standplaats mag niet meer dan één gebouw worden gebouwd.

c      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 8 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 


18.2.3   Chalets

Voor het bouwen van recreatiewoningen in de vorm van chalets gelden de volgende regels:

a     Chalets zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - chaletpark’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

c      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 90 m².

d     De afstand tussen chalets mag niet minder bedragen dan 5 m.

e     De afstand van een chalet tot de aanduidingsgrens mag niet minder bedragen dan 7,5 m.

f       De afstand van een chalet tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 10 m.

 

18.2.4   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

c      De inhoud mag niet minder bedragen dan 250 m³ en niet meer bedragen dan 750 m³.

d     Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

1     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

2     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

3     De oppervlakte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 30 m².

4     De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m².

 

18.2.5   Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,7 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 50 m³.

d     De oppervlakte van een telefooncel mag niet meer bedragen dan 6 m².

 

18.2.6   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b     De bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

c      De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en ballenvangers mag niet meer bedragen dan 6 m.

d     Ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 8 m, met uitzondering van speelattracties, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 20 m.

e     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

18.3       Nadere eisen

Ter uitvoering van de functies in lid 18.1 zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a     situering, verkaveling en afmetingen van de bouwpercelen ten behoeve van de recreatiewoningen;

b     situering en vormgeving van de recreatiewoningen;

c      situering en vormgeving van de gebouwen ten behoeve van de dagrecreatieve, centrale en gemeenschappelijke voorzieningen;

d     situering, verkaveling en afmetingen van de standplaatsen voor de stacaravans en plaatsen voor toeristisch kamperen, alsmede de plaatsing van stacaravans;

e     aanleg en omvang van parkeervoorzieningen;

f       situering en plaats van de groenvoorzieningen;

g      inrichting van de openbare ruimten;

h     de situering en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

Indien zulks noodzakelijk is:

1     voor een verantwoorde en evenwichtige ruimtelijke inpassing en ter waarborging van de gestelde ruimtelijke randvoorwaarden en uitgangspunten ter realisering van het recreatiegebied;

2     ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;

3     ter verkrijging van een optimale afstemming van het gebruik van de grond enerzijds en de landschappelijke waarden en natuurwaarden anderzijds;

4     uit een oogpunt van sociale-, verkeers- en brandveiligheid, alsmede brandbestrijding.

 

18.4       Specifieke gebruiksregels

 

18.4.1   Parkeren

Per standplaats voor een stacaravan en chalet dient ten minste één parkeerplaats te worden gerealiseerd.

 

18.4.2   Standplaatsen stacaravans

a     Het aantal stacaravans ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – caravanpark’ mag niet meer bedragen dan 224.

b     Permanente bewoning is niet toegestaan.

18.4.3   Chalets

a     Het aantal chalets  ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – chaletpark’ mag niet meer bedragen dan 38.

b     Permanente bewoning is niet toegestaan.

 


18.5       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.5.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     het vellen en/of te rooien of werkzaamheden te verrichten, welke de dood of ernstige beschadiging van het hoogopgaand houtgewas tot gevolg hebben.

b     het verwijderen van natuur- en landschapselementen met ecologische waarden;

c      het ontginnen, afgraven, verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en/of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

 

18.5.2   Uitzonderingen

De omgevingsvergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c      voor het in stand houden van de (nood)ingangen van het recreatiegebied.

 

18.5.3   Toelaatbaarheid

De in lid 18.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien indien de daarvan hetzij direct, dan wel indirect te verwachten gevolgen de functie van landschappelijke inpassing c.q. afscherming van het recreatiegebied ten opzichte van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, danwel de aanwezige ecologische waarden en kenmerken worden behouden, hersteld of ontwikkeld.

 

 

 


Artikel 19             Sport

19.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - sportpark’;

b     een manege uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘manege’;

c      aan de in sub a en b genoemde functies ondergeschikte horeca;

d     parkeer- en groenvoorzieningen;

e     speelvoorzieningen;

f       terras, erven en terreinen;

g      nutsvoorzieningen;

h     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

i       water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen.

 

19.2       Bouwregels

 

19.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

a     Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één sportvoorziening toegestaan.

b     De afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.

c      De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

19.2.2   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

c      De oppervlakte bebouwing ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.

 

19.2.3   Paardenbakken

Voor het realiseren van paardenbakken gelden de volgende regels:

a     De paardenbak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘manege‘;

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte per paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

 

 

19.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

b     De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m.

c      De bouwhoogte van ballenvangers ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – sportpark’ mag niet meer bedragen dan 6 m.

d     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

19.3       Afwijken van de bouwregels

 

19.3.1   Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 19.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b     lid 19.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 


19.3.2   Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 19.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

 

19.3.3   Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 19.2.6 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 19.2.6 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 19.2.6 onder d voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.

 

19.4       Wijzigingsbevoegdheid

 

19.4.1   Uitbreiding bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing manege

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de toegestane bebouwde oppervlakte bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘manege’ met inachtneming van de volgende regels:

a     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

b     De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

c     De vergroting  mag niet meer bedragen dan maximaal 15% van de toegestane maximale bebouwde oppervlakte.

d     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

e     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.

 

 


Artikel 20             Verkeer

20.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (onverharde) wegen, (fiets)paden en parkeervoorzieningen;

b     water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

c      groenvoorzieningen;

d     behoud van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van wegbeplanting of laan beplanting.

 

20.2       Bouwregels

 

20.2.1   Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut, zoals wachthuisjes voor het openbaar vervoer, worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m² .

 

20.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van palen, licht- en vlaggenmasten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

b     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;

 

20.3       Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de bestemming, waarvan de oppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen dan 75 m².

 


Artikel 21             Verkeer - Luchthaven

21.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Luchthaven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     voorzieningen voor een luchthaven;

b     luchthavengebonden bedrijven met bijbehorende voorzieningen;

c      een verkooppunt voor vliegtuigbrandstoffen;

d     een museum;

e     voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (onverharde) wegen, paden en parkeervoorzieningen voor vliegtuigen en motorvoertuigen;

f       water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

g      groenvoorzieningen.

 

21.2       Bouwregels

 

21.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

c      De oppervlakte bebouwing ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.

d     De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.

e     Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – onbebouwd’ geen gebouwen zijn toegestaan.

 

21.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het luchtverkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

b     De bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter.

c      De bouwhoogte van een windzak en windmeters mag niet meer bedragen dan 8 m.

d     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

21.3       Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

a     voor detailhandel;

b     als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen, behoudens en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de verwezenlijking van de toegestane bouwwerken en werken;

c      voor het aanwezig of opgeslagen hebben van een of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen, dan wel onderdelen daarvan alsmede het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines, voer- of vaartuigen, de stalling van vliegtuigen uitgezonderd;

d     als opslag-, stort- of bergplaats van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

 


Artikel 22             Verkeer – Railverkeer

 

22.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     spoorwegvoorzieningen;

b     voorzieningen voor verkeer en verblijf;

c      water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

d     groenvoorzieningen;

e     (on)gelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water.

 

22.2       Bouwregels

 

22.2.1   Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

22.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m.

b     De bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen ten opzichte van de bovenkant spoorstaaf mag niet meer bedragen dan 7 m.

c      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;

 

22.3       Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de bestemming, waarvan de oppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen dan 75 m².

 

 

 


Artikel 23             Water

23.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen stuwen en voorzieningen voor waterkering;

b     vaarwater, kanovaarwater en viswater;

c      een fietsbrug met bijbehorend talud en voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;

d     (onverharde) wegen en paden met daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;

e     groenvoorzieningen;

f       extensief recreatief medegebruik;

g      bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘natuur’;

h     behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden.

 

23.2       Bouwregels

 

23.2.1   Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

23.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

b     De oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 25 m².

c      De bouwhoogte van een fietsbrug ter plaatse van de aanduiding ‘brug’ mag niet meer bedragen dan 12 m.

 

23.3       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.3.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     het verlagen van de grondwaterstand door bemaling;

b     het dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewater;

c      het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

d     het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

e     het vellen of rooien van bos;

f       het verwijderen van landschapselementen;

g      het verwijderen van onverharde wegen of paden;

h     het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

23.3.2   Uitzonderingen

Het in lid 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

23.3.3   Toelaatbaarheid

De in lid 23.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

 

 

 


Artikel 24             Wonen

24.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     wonen;

b     ruimte-voor-ruimte woningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte’;

c      tevens een psychotherapiepraktijk als beroep aan huis uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – psychotherapiepraktijk’;

d     tevens statische (binnen)opslag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – statische opslag’;

e     aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

f       (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

g      water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

h     groenvoorzieningen;

i       behoud van cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende en/of monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;

j       behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden, ecologische waarden  en/of  landschappelijke waarden.

 

24.2       Bouwregels

 

24.2.1   Algemeen

a     Per bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan één, met uitzondering van het bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, waar niet meer dan het aangeduide aantal woningen is toegestaan.

b     De afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.

c      De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

24.2.2   Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³, waarbij de inhoud van de woning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte’ niet meer mag bedragen dan bestaand.

 

24.2.3   Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

a     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

c      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     Vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd.

e     De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

24.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

b     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde paardenbakken, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

c      Paardenbakken zijn niet toegestaan.

 

24.3       Nadere eisen

a     Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ter voorkoming van onevenredige ruime situering van bebouwing binnen het bestemmingsvlak.

b     De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van landschappelijke, cultuurhistorische, natuur- en/of ecologische waarden als gevolg van het niet concentreren van bebouwing.

 

24.4       Afwijken van de bouwregels

 

24.4.1   Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 24.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b     lid 24.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 2 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

24.4.2   Afwijken bouwregels woningen en bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 24.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van een woning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 11 m;

b     lid 24.2.3 onder c voor het toestaan van een grotere gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen tot een maximum van 150 m², indien dit ruimtelijk aanvaardbaar is; 

c      lid 24.2.3 onder c voor het toestaan van een grotere gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen, indien dit ruimtelijk aanvaardbaar is en de uitbreiding gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;

d     lid 24.2.3 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de woning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

e     lid 24.2.3 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de woning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel en het stedenbouwkundig een landschappelijk aanvaardbaar is.

 

24.4.3   Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a     lid 24.2.4 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;

b     lid 24.2.4 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2 m, vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

c      lid 24.2.4 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;

d     lid 24.2.4 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     De windmolens mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd.

2     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

3     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

24.4.4   Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.2.4 onder c voor het realiseren van paardenbakken, met inachtneming van de volgende regels:

a     De paardenbak grenst direct aan het bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.

b     De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.

c      De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

d     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

e     Lichtmasten zijn niet toegestaan.

f       De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

g      Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 


24.5       Specifieke gebruiksregels

 

24.5.1   Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de woning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b     Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d     De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e     De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

24.6       Afwijken gebruiksregels

 

24.6.1   Afwijken aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.4.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte activiteit bij de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a       De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen 100 m².

b       Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

c        De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

d       De activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

e       De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

24.6.2   Afwijken kleinschalig logeren

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.1 voor kleinschalig logeren, zoals bed&breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De activiteit mag uitsluitend plaatsvinden in de woning of daarbij behorend bijgebouw.

b     Het aantal eenheden mag niet meer bedragen dan 5.

c      De totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m².

d     De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

e     De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

f       Het kleinschalig logeren mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

g      Het logeren mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

24.6.3   Afwijken kleinschalig kampeerterrein

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.1 voor een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 15 kampeerplaatsen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De exploitatie van het kampeerterrein wordt uitgeoefend door de bewoner.

b     De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

c      De totale omvang voor kleinschalig kamperen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 15 kampeermiddelen op maximaal 0,2 ha, op of aansluitend aan het bestemmingsvlak ‘Wonen’ uitsluitend in de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden.

d     De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

e     De kampeerplaatsen mogen geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

f       De kampeerplaatsen mogen geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

g      Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing door middel van een landschappelijk inrichtingsplan.

 

24.7       Wijzigingsbevoegdheid

 

24.7.1   Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen en toe te staan dat een woning wordt gesplitst, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.

b     De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.

c      Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 450 m3.

d     Na splitsing mogen de twee woningen niet worden gesloopt en vervangen worden voor twee vrijstaande woningen.

e     Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.

f       Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

g      De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

h     De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

i       Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bijgebouwen dan de 100 m² die als bijgebouw per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt.

j       Indien het bestemmingsvlak ligt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing 10% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² per woning.

k     De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

24.7.2   Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – psychotherapiepraktijk’ en/of ‘specifieke vorm van wonen – statische opslag’ te verwijderen, indien het betreffende gebruik definitief is beëindigd.

 

24.7.3    Vergroten inhoud ruimte-voor-ruimte woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte’ de maximale inhoud te vergroten met maximaal 10% tot maximaal 1.500 m³, indien de wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 


Artikel 25             Leiding

25.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a     een brandstofleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn – leiding brandstof’;

b     een gasleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn – leiding gas’;

c      een rioolleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn – leiding riool’;

d     een waterleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn – leiding water.

 

25.2       Bouwregels

Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten

behoeve van de aanleg en instandhouding van de desbetreffende leidingen.

 

25.3       Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 25.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de overige bestemmingen van deze gronden, mits door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leidingen, de bebouwing  geen belemmering vormen voor de aanleg en instandhouding van de betreffende leiding en vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerders.

 

25.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.4.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 30 cm, met uitzondering van de gasleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn – leiding gas’, waar geen minimale diepte geldt;

b     het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;

c      het aanbrengen van gesloten verhardingen;

d     het indrijven van voorwerpen in de bodem;

e     het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

f       het aanleggen van waterlopen of het vergaven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

g      het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waarbij stobben worden verwijderd.

 


25.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b     reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

 

25.4.3   Toelaatbaarheid

a     De in lid 25.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden omgevingsvergunning, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.

b     Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

25.5       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door deze bestemming en/of een aanduiding voor een hartlijn te wijzigen en/of gedeeltelijk te verwijderen, indien de betreffende leiding van ligging wijzigt danwel is verwijderd. Alvorens dit plan te wijzigen wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 


Artikel 26             Leiding – Hoogspanningsverbinding

26.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a     een bovengrondse 150 kV en/ of 380 kV hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn – leiding hoogspanningsverbinding’;

b     de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

26.2       Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a     Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd.

b     In afwijking van het bepaalde in lid a mag ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet wordt vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

26.3       Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 26.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de overige bestemmingen van deze gronden, mits door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding en vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

26.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.4.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     het aanbrengen ven beplanting en bomen;

b     het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c      het indrijven van voorwerpen in de bodem;

d     het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;

e     het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 


26.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

26.4.3   Toelaatbaarheid

a     De in lid 26.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.

b     Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.


Artikel 27             Leiding – Leidingstrook

27.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Leidingstrook’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse buisleidingen met bijbehorende voorzieningen.

 

27.2       Bouwregels

 

27.2.1   Algemeen

Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de desbetreffende ondergrondse buisleidingen.

 

27.2.2   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

b     De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m².

 

27.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

a     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

27.3       Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a     het bepaalde in lid 27.2.2 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte dan wel een grotere oppervlakte mits deze hogere bouwhoogte respectievelijk grotere oppervlakte noodzakelijk is voor het beheer en/of onderhoud van de ondergrondse buisleidingen;

b     het bepaalde in lid 27.2.3 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte mits deze hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor het beheer en/of onderhoud van de ondergrondse buisleidingen;

c      het bepaalde in lid 27.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de overige bestemmingen van deze gronden, mits de veiligheid van personen en goederen niet in gevaar wordt gebracht, en vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 


27.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.4.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 30 cm;

b     het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;

c      het aanbrengen van gesloten verhardingen;

d     het indrijven van voorwerpen in de bodem;

e     het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

f       het aanleggen van waterlopen of het vergaven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

g      het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waarbij stobben worden verwijderd.

 

27.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

27.4.3   Toelaatbaarheid

a     De in lid 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de veiligheid van personen en goederen niet in gevaar wordt gebracht.

b     Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 


Artikel 28             Waarde - Archeologie 1

28.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

 

28.2       Bouwregels

Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

a     bouwwerken die voor onderzoek noodzakelijk zijn;

b     vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;

c      een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

d     een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 30 m².

 

28.3       Afwijken van de bouwregels

a     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.

b     Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:

1     Op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

2     Op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.

c      Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:

1     het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2     het doen van opgravingen;

3     het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

28.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.4.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 m, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

b     het verlagen van het waterpeil;

c      het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

d     het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

28.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     mede op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

b     mede op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

c      de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 30 m² of smaller zijn dan 1,5 m;

d     zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 m kunnen worden uitgevoerd;

e     er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;

f       de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;

g      de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;

h     de werken ten dienste van onderzoek worden uitgevoerd;

 

28.4.3   Voorwaarden omgevingsvergunning

Voor zover mede op basis van onderzoek bepaalde is dat de in lid 28.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van archeologisch materiaal,  kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien  aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

a     De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.

b     De verplichting tot het doen van opgravingen. of

c      De verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

28.5       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen door: de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat:

a     op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

b     wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.


Artikel 29             Waarde - Archeologie 2 

29.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige hoge archeologische verwachtingswaarden.

 

29.2       Bouwregels

Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

a     bouwwerken die voor onderzoek noodzakelijk zijn;

b     vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;

c      een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

d     een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m².

 

29.3       Afwijken van de bouwregels

a     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 29.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.

b     Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:

1     Op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

2     Op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.

c      Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:

1     het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2     het doen van opgravingen;

3     het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

29.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.4.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     grondwerkzaamheden dieper dan 0,60 m, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

b     het verlagen van het waterpeil;

c      het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

d     het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

29.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     mede op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

b     mede op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

c      de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m² of smaller zijn dan 1,5 m of;

d     aangetoond kan worden dat in het verleden de gronden zodanig zijn geroerd dat in de laag dieper dan 0,60 m geen archeologische waarden onevenredig geschaad kunnen worden, of;

e     zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,60 m kunnen worden uitgevoerd, of;

f       er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend, of;

g      de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan, of;

h     de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, of;

i       de werken ten dienste van onderzoek worden uitgevoerd, of;

j       ter plaatse van het bouwvlak plaatsvinden.

 

29.4.3   Voorwaarden omgevingsvergunning

Voor zover mede op basis van onderzoek bepaalde is dat de in lid 29.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van archeologisch materiaal,  kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien  aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

a     De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.

b     De verplichting tot het doen van opgravingen. of

c      De verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

29.5       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen door: de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat:

a     op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

b     wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

 

 

 


Artikel 30             Waarde - Archeologie 3 

 

30.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige middelhoge archeologische verwachtingswaarden.

 

30.2       Bouwregels

Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

a     bouwwerken die voor onderzoek noodzakelijk zijn;

b     vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;

c      een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

d     een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m².

 

30.3       Afwijken van de bouwregels

a     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 30.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.

b     Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:

1     Op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

2     Op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.

c      Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:

1     het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2     het doen van opgravingen;

3     het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

30.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.4.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     grondwerkzaamheden dieper dan 0,60 m, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

b     het verlagen van het waterpeil;

c      het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

d     het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

30.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 30.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     mede op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

b     mede op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

c      de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m² of smaller zijn dan 1,5 m, of;

d     aangetoond kan worden dat in het verleden de gronden zodanig zijn geroerd dat in de laag dieper dan 0,60 m geen archeologische waarden onevenredig geschaad kunnen worden, of;

e     zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 m kunnen worden uitgevoerd, of;

f       er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend, of;

g      de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan, of;

h     de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, of;

i       de werken ten dienste van onderzoek worden uitgevoerd, of.

j       ter plaatse van het bouwvlak plaatsvinden.

 

30.4.3   Voorwaarden omgevingsvergunning

Voor zover mede op basis van onderzoek bepaalde is dat de in lid 30.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van archeologisch materiaal,  kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien  aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

a     De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.

b     De verplichting tot het doen van opgravingen. of

c      De verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

30.5       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen door: de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 3’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat:

a     op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

b     wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.


Artikel 31             Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied

31.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud van het waterbergend vermogen van het regionale waterbergingsgebied.

 

31.2       Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond, buiten de bouwvlakken en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijf’, ‘Horeca’, ‘Recreatie’, ‘Sport’ en ‘Wonen’ uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2 m worden gebouwd ten behoeve van de waterberging.

 

31.3       Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 31.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a     De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.

b     Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het betrokken waterschap.

 

31.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.4.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel;

b     het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

c      het ophogen van gronden en het aanleggen en/of wijzigen van kaden.

 

31.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 31.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c      binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

31.4.3   Toelaatbaarheid

a     De in lid 31.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.

b     Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.

 

31.5       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van de bestemming te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Op basis van gewijzigd beleid danwel anderszins is aangetoond dat de bescherming danwel de inrichting en het beheer van de waterbergende functie ter plaatse niet meer noodzakelijk is.

b     Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.

 

 

 

 

 

 


Artikel 32             Waterstaat - Waterkering

32.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van de primaire waterkering.

 

32.2       Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond, buiten het bouwvlak, uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2,5 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering.

 

32.3       Nadere eisen

a     Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ter voorkoming van onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering.

b     De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien hieromtrent advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

 

32.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

32.4.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

b     het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

c      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;

d     het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

e     het aanleggen van landschapselementen;

f       het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² al dan niet in de vorm van wegen.


32.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 32.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

32.4.3   Toelaatbaarheid

a     De in lid 32.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.

b     Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

32.5       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van de bestemming te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De wijziging tot een beter resultaat leidt voor het beoogde doel waarvoor de bestemming is aangewezen..

b     Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.

 

Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 33             Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 34             Algemene bouwregels

34.1       Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

a     De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

b     De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste  toelaatbaar worden aangehouden.

c      In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

 

34.2       Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

a     Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen, sleufsilo’s en mestbasins zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

b     De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

34.3       Afwijken regels ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 34.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw, bijgebouw, sleufsilo’s of mestbasins, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

 

34.4       Vervangende nieuwbouw van (bedrijfs)woningen

a     Nieuwbouw van (bedrijfs)woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

b     Bij vervangende nieuwbouw mogen de (bedrijfs)woningen uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

34.5       Afwijken herbouw (bedrijfs)woning op andere locatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 34.4 en toestaan dat een (bedrijfs)woning wordt herbouwd op een andere locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De herbouw dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak.

b     De herbouw dient op of maximaal 15 m buiten de bestaande fundering plaats te vinden.

c      De herbouw dient op een andere locatie stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn.

d     De herbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

e     De herbouw dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

Artikel 35             Algemene gebruiksregels

35.1       Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik  wordt in ieder geval verstaan:

a     het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

b     het gebruik en laten gebruiken van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

c      het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;

d     het gebruik ten behoeve van detailhandel, tenzij dit expliciet is toegestaan in de betreffende bestemming.

 

35.2       Carnavalswagens

Bedrijfsgebouwen en bijgebouwen bij (agrarische)bedrijfswoningen van agrarische bedrijven of de bestemming ‘Bedrijf’ of ‘Bedrijventerrein’ mogen gebruikt worden voor het bouwen van carnavalswagens.

 

35.3       Afwijken mantelzorg

a     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van  het bepaalde in lid 35.1 sub b en toestaan dat een bijgebouw bij een ((agrarische)bedrijfs)woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

1     een dergelijke bewoning wenselijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;

2     er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

3     de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 100 m²;

4     de afstand van een vrijstaand bijgebouw in gebruik als afhankelijke woonruimte tot de ((agrarische)bedrijfs)woning niet meer bedraagt dan 25 m.

b     Het bevoegd gezag kan tevens een omgevingsvergunning verstrekken voor het realiseren van een tijdelijke woonruimte op bestaande bouwvlakken wanneer dit uit het oogpunt van mantelzorg gewenst is. De voorwaarden als genoemd in dit artikel onder lid a zijn van overeenkomstige toepassing.

c      Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a of sub b in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

Artikel 36             Algemene aanduidingregels

36.1       Geluidzone – industrie 1 en Geluidzone – industrie 2

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie 1’ en ‘geluidzone – industrie 2’ mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht.

 

36.2       Geluidzone – luchtvaartverkeer 1

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – luchtvaartverkeer 1’, betreffende de gronden binnen de 57 bkl-lijn vanwege luchtverkeer, mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

a     geluidsgevoelige bebouwing die zal dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig zijn, respectievelijk op dat tijdstip al een hogere geluidsbelasting ondervinden, mits de vervanging niet leidt tot:

1   een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;

2   een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden;

3   een wezenlijke toename van de aan de uitwendige scheidingsconstructie optredende geluidsbelasting.

 

36.3       Geluidzone – luchtvaartverkeer 2

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – luchtvaartverkeer 2’, betreffende de gronden binnen de 47 bkl-lijn vanwege luchtverkeer, mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

a    objecten die een open plek in de bestaande bebouwing opvullen;

b    objecten die ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;

c    objecten die zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, mits de vervanging niet leidt tot:

1   een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;

2   een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden;

3   een wezenlijke toename van de aan de uitwendige scheidingsconstructie optredende geluidsbelasting.

 

36.4       Milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied

De voor ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

 

36.5       Milieuzone – waterwingebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – waterwingebied’ zijn mede bestemd voor:

a     de openbare drinkwatervoorziening;

b     instandhouding van het puttenveld ten behoeve van de waterwinning.

 

36.6       Veiligheidszone – lpg

Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het besluit externe veiligheid inrichtingen, niet zijn toegestaan.

 

36.7       Luchtvaartverkeerzone

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone (met nummer)’ dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van:

a     ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 1’ van 9,14 m en 19,14 m boven NAP;

b     ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 2’ van 19,14 m en 28,28 m boven NAP;

c      ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 3’ van 28,28 m en 37,42 m boven NAP;

d     ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 4’ van 37,42 m en 46,56 m boven NAP;

e     ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 5’ van 46,56 m en 55,7 m boven NAP;

f       ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 6’ van 55,7 m en 64,84 m boven NAP;

g      ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 7’ van 64,84 m en 73,98 m boven NAP;

h     ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 8’ van 73,98 m en 83,12 m boven NAP;

i       ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 9’ van 83,12 m en 92,26 m boven NAP;

j       ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 10’ van 92,26 m en 101,4 m boven NAP;

k     ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 11’ van 101,4 m en 110,54 m boven NAP;

in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

 

36.8       Vrijwaringszone – windturbine

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – windturbine’ mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht.

 

Artikel 37             Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a     de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking is niet van toepassing op de omvang van woningen, bedrijfswoningen en recreatiewoningen;

b     de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

c      de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1     de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;

2     de (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;

d     de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1     ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;

2     ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;

e     de onder a tot en met e genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1     een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

2     de verkeersveiligheid;

3     de sociale veiligheid;

4     de milieusituatie; en

5     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 38             Algemene wijzigingsregels

38.1       Wijziging naar Bos of Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, met inachtneming van de volgende regels:

a     De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie.

b     De wijziging pas plaatsvindt nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden en nadat de zakelijk gerechtigde daarover in het kader van (particulier)natuurbeheer heeft verzocht.

 

38.2       Wijziging naar Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ te wijzigen in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur, met inachtneming van de volgende regels:

a     De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ (EVZ), het landschappelijk raamwerk, beekherstel, waterberging en/of waterzuivering.

b     De wijziging pas plaatsvindt nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden en nadat de zakelijk gerechtigde daarover in het kader van (particulier)natuurbeheer heeft verzocht.

 

38.3       Wijziging aanduiding ‘ecologische verbindingszone’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone kan met de beoogde wijziging ten minste een vergelijkbare functie vervullen.

b     Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.

 

38.4       Wijziging aanduiding ‘groenblauwe mantel’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De wijziging leidt tot een beter resultaat voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken of doordat door een ruimtelijke ontwikkeling het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de groenblauwe mantel niet langer zinvol is.

b     De wijziging mag niet leiden tot verlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de aangeduide gebieden met het oog op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

c      Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.

 

38.5       Wijziging begrenzing ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen, door de begrenzing van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De wijziging dient noodzakelijk te zijn om deze in overeenstemming te brengen met de begrenzing zoals deze bij of krachtens de verordening, zoals  bedoeld in artikel 1.2 eerste lid van de Wet milieubeheer is vastgesteld.

b     Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.

 

38.6       Wijziging aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien hoeveelheid lpg is beperkt of het betreffende vulpunt is beëindigd.

 

38.7       Wijziging aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ toe te voegen danwel te verwijderen indien:

a     is aangetoond dat de betreffende waarde van de bebouwing niet meer aanwezig is danwel is aangetoond dat de betreffende waarde aanwezig is welke een bescherming rechtvaardigt. 

b     een terzake doende deskundige is geraadpleegd.

 

38.8       Wijzigen ten behoeve van een ruimte-voor-ruimte woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden– Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte woning’ met in achtneming van de volgende regels:

a     De wijziging is uitsluitend mogelijk ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - zoeklocatie ruimte-voor-ruimte’.

b     Er mag een woning worden opgericht waarbij er geen sprake hoeft te zijn van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning.

c      Er dient sprake te zijn van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen die in gebruik zijn of waren voor de intensieve veehouderij in combinatie met realisering van milieuwinst ter plaatse de bouw van een woning op passende locaties toe te staan. Hierbij geldt dat voldaan moet zijn aan de Beleidsregel ruimte-voor-ruimte 2006, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord – Brabant in 2005.

d     Er wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Halderberge zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Halderberge.

e     Er dient aannemelijk te zijn dat de woning past in de omgeving en bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit gelet op de ligging en situering, de goot- en bouwhoogte, kapvorm en richting, vormgeving en materiaal gebruik, de onderlinge afstanden tot naastgelegen bebouwing in relatie tot doorzichten naar het achterliggende gebied en de grootte van het perceel.

f       De woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

g      De aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

h     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.

 

38.9       Wro-zone – wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’ met in achtneming van de volgende regels:

a     De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een duurzame agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf, hiervoor dient op basis van een positief advies van de Commissie Maatwerk Glastuinbouw door Provinciale Staten een positief besluit te zijn genomen.

b     Vergroting van het bouwvlak met de aanduiding ‘glastuinbouw’ is toegestaan tot een maximum 20 ha, waarvan maximaal 14 ha netto glas.

c      De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

d     Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

e     Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m².

f       De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

38.10   Wro-zone – wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 2’ te wijzigen ten behoeve van de verplaatsing van een intensieve veehouderij, in die zin dat een nieuw bouwvlak met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wordt toegevoegd, met in achtneming van de volgende regels:

a     De wijziging is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 2’.

b     De vestiging betreft een verplaatsing van een bestaande intensieve veehouderij in het plangebied, welke niet op een duurzame locatie is gelegen.

c      Verzekerd dient te zijn dat op de te verlaten locatie het agrarisch bedrijf planologisch, juridisch en feitelijk wordt opgeheven.

d     De verplaatsing dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een volwaardig agrarisch bedrijf, hiervoor wordt vooraf advies ingewonnen bij de AAB.

e     De beoogde ontwikkeling dient zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar te zijn.

f       De ruimtelijke kwaliteit wordt door de verplaatsing bevorderd waarbij de wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hiervoor dient ten minste 10% van het bouwvlak te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.

g      Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m²:

 

38.11   Wro-zone – wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 3’ te wijzigen ten behoeve van de verplaatsing van een intensieve veehouderij, in die zin het bouwvlak wordt verwijderd en de bestemming ‘Agrarisch’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ met in achtneming van de volgende regels:

a     De wijziging is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 3’ waarbij verzekerd dient te zijn dat op de te verlaten locatie het agrarisch bedrijf planologisch, juridisch en feitelijk wordt opgeheven.

b     Er mogen maximaal  2 woningen worden opgericht waarbij er geen sprake hoeft te zijn van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning.

c      Er dient sprake te zijn van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen die in gebruik zijn of waren voor de intensieve veehouderij in combinatie met realisering van milieuwinst ter plaatse de bouw van maximaal 2 woningen op passende locaties toe te staan. Hierbij geldt dat voldaan moet zijn aan de Beleidsregel ruimte-voor-ruimte 2006, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord – Brabant in 2005.

d     Er dient aannemelijk te zijn dat de woning past in de omgeving en bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit gelet op de ligging en situering, de goot- en bouwhoogte, kapvorm en richting, vormgeving en materiaal gebruik, de onderlinge afstanden tot naastgelegen bebouwing in relatie tot doorzichten naar het achterliggende gebied en de grootte van het perceel.

e     Er wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Halderberge zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Halderberge.

f       De woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

g      De aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

h     Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.

f       Het oprichten van woningen is uitsluitend mogelijk indien:

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ bij een plangebied groter dan 50 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ bij een plangebied groter dan 1.000 m²:

     bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ bij een plangebied groter dan 2.500 m²:

 

38.12   Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door een aanduiding zoals genoemd in de bestemmingsomschrijvingen te verwijderen, indien het betreffende gebruik definitief is beëindigd danwel de betreffende bebouwing en/of waarden niet meer aanwezig zijn.

 

Artikel 39             Overige regels

39.1       Overige wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

39.2       Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a    de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige voorwaarden;

b    de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c    de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d    het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e    de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden en

f     de ruimte tussen bouwwerken.

 

39.3       Nadere eisen

a     Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

b     De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

39.4       Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

 

39.4.1   Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ zijn de gronden mede bestemd voor behoud van cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende en/of monumentale bebouwing.

 

39.4.2   Bouwen

a     Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is het verboden bebouwing te verbouwen of uit te breiden.

b     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a, mits de cultuurhistorische en beeldbepalende waarde van de bebouwing niet onevenredig wordt aangetast.

c      Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder b wint het bevoegd gezag advies in bij de monumentencommissie.

 

39.4.3   Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a     Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

b     Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden welke:

1     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

2     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c      De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische en beeldbepalende waarde van de bebouwing niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.

d     In afwijking van het bepaalde onder c kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

e     Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de monumentencommissie.

 

Hoofdstuk 4            Overgangs- en
slotregels

Artikel 40             Overgangsrecht

40.1       Overgangsrecht bouwwerken

a     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b     Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

40.2       Overgangsrecht gebruik

a     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c      Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d     Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

40.3              Persoonsgebonden overgangsrecht

Ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht’ is het gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene(n) die het gebouw gebruikt ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik door de bestaande gebruiker(s) wordt beëindigd vervalt het recht op het gebruik, zoals opgenomen in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht’.

Met betrekking tot de illegale bedrijfsmatige activiteit wordt als bestaande gebruiker aangemerkt de rechtspersoon of de natuurlijk persoon die de inrichting drijft op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan op het adres zoals opgenomen in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht’.

 

‘Tabel Persoonsgebonden overgangsrecht’

 

Aanduiding

Adres

activiteit

sa - por

Galgestraat 6a

transportbedrijf

 

 

Artikel 41             Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Halderberge’.