|
||
Regels |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 1 |
||
Artikel 1 |
||
Artikel 2 |
||
|
|
|
HOOFDSTUK 2 |
||
Artikel 3 |
||
Artikel 4 |
||
Artikel 5 |
||
|
|
|
HOOFDSTUK 3 |
||
Artikel 6 |
||
Artikel 7 |
||
|
|
|
HOOFDSTUK 4 |
||
Artikel 8 |
||
Artikel 9 |
||
|
|
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE
REGELS
|
|||||
Artikel
1
|
|||||
|
|
||||
In deze regels wordt verstaan onder: |
|||||
|
|
||||
1.1 |
Plan |
||||
Het bestemmingsplan “Vermunt, Oudenbosch” van de
gemeente Halderberge. |
|||||
1.2 |
Bestemmingsplan |
||||
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO.1665.BP1002-C001 met
de bijbehorende regels.
|
|||||
1.3 |
Aanduiding |
||||
Een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van
het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
|
|||||
1.4 |
Aanduidingsgrens |
||||
De
grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft.
|
|||||
1.5 |
Aan-
of uitbouw |
||||
Een
aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat
hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte,
die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het
hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn
constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is -
maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet
met kap - met dien verstande dat een aanbouw een
zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het
hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van
een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw
is.
|
|||||
1.6 |
Aangebouwd of vrijstaand bijgebouw |
||||
Een
vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd
gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn
constructie en/of afmetingen) als functioneel
ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit
niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste
staat van dat hoofdgebouw.
|
|||||
1.7 |
Algemene wet bestuursrecht |
||||
Wet
van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene
regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op
het moment van de terinzagelegging van het
ontwerp van dit plan.
|
|||||
1.8 |
Bebouwing |
||||
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde. |
|||||
1.9 |
Bebouwingspercentage |
||||
Het percentage van gronden, nader bepaald in de
regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
|
|||||
|
|
||||
1.10 |
Begane grond |
||||
De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks
ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel
waarvan de bovenkant van de vloer maximaal
|
|||||
1.11 |
Bestaand |
||||
Bij gebruik: aanwezig op het moment van de
inwerkingtreding van dit plan;
Bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de
terinzagelegging van het ontwerp van dit plan
|
|||||
1.12 |
Bestemmingsgrens |
||||
De grens van een bestemmingsvlak. |
|||||
1.13 |
Bestemmingsvlak |
||||
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
|
|||||
1.14 |
Bijgebouw |
||||
Een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd
gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen
ondergeschikt is aan dat op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw en die vanuit
het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk
is.
|
|||||
1.15 |
Bouwen |
||||
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
|
|||||
1.16 |
Bouwgrens |
||||
De grens van een bouwvlak.
|
|||||
1.17 |
Bouwlaag |
||||
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door
op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks
met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en
zolder (ruimten onder de kap).
|
|||||
1.18 |
Bouwperceel |
||||
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
|
|||||
1.19 |
Bouwperceelgrens |
||||
Een grens van een bouwperceel.
|
|||||
1.20 |
Bouwvlak |
||||
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten.
|
|||||
1.21 |
Bouwwerk |
||||
Elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond verbonden
is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond.
|
|||||
1.22 |
Bouwwijze |
||||
De wijze van bouwen van een hoofdgebouw ,
waarbij: |
|||||
|
a. |
onder aaneengebouwd wordt verstaan een
hoofdgebouw, die deel uitmaakt van een blok van
meer dan twee hoofdgebouwen en/of andere
functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het
aangrenzende bouwperceel gelegen
hoofdgebouw is gebouwd; |
|||
|
b. |
onder gestapeld wordt een gebouw verstaan, dat
uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk
boven elkaar gelegen woningen (appartementen)
bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm
als een eenheid kan worden beschouwd; |
|||
|
c. |
onder twee-aaneen wordt verstaan een
hoofdgebouw, waarvan het hoofdgebouw deel
uitmaakt van een blok van maximaal twee direct
aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap); |
|||
|
d. |
onder vrijstaand wordt verstaan een hoofdgebouw,
waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een
aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is
aangebouwd.
|
|||
1.23 |
Detailhandel |
||||
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen
die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik
of aanwending anders dan in de uitoefening van
een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij
een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse
aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder
niet begrepen.
|
|||||
1.24 |
Erfafscheiding |
||||
Een bouwwerk dat dient ter gehele of
gedeeltelijke omheining van een bouwperceel,
bouwvlak of ander stuk grond.
|
|||||
1.25 |
Gebouw |
||||
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
|
|||||
1.26 |
Geluidsgevoelige gebouwen en terreinen |
||||
Gebouwen welke gebruikt worden voor bewoning of
daartoe bestemd zijn danwel andere
geluidsgevoelige gebouwen en terreinen als
bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit
geluidhinder.
|
|||||
1.27 |
Hoofdgebouw |
||||
Een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn
bestemming, constructie of afmetingen als
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
|
|||||
1.28 |
Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer |
||||
Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, 50,
houdende uitvoering van de hoofdstukken 1 en 8
van de Wet milieubeheer en hoofdstuk V van de
Wet geluidhinder.
|
|||||
1.29 |
Kap |
||||
Een geheel of gedeeltelijke niet horizontale
dakconstructie gevormd door ten minste twee
schuin hellende dakschilden met een nader in de
regels bepaalde helling. De dakschilden dienen
tenminste 60% van het dak te bedekken.
|
|||||
1.30 |
Kelder |
||||
Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen
toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste
|
|||||
1.31 |
Luifel |
||||
Afdak of overkapping met een diepte van
tenminste
|
|||||
1.32 |
Mobiele kampeervoertuigen |
||||
Een tentwagen, een kampeerauto of een caravan
(geen stacaravan zijnde), die uitsluitend door
een huishouden of daarmee gelijk te stellen
groep van personen, dat het hoofdverblijf elders
heeft, gedurende een gedeelte van het jaar
gebruikt wordt uitsluitend voor recreatieve
doeleinden.
|
|||||
1.33 |
Niet-publieksgerichte aan huis verbonden
beroeps- of bedrijfsactiviteit |
||||
Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de
activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn,
en dat op kleine schaal in een woning en/of de
daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in overwegende mate haar
woonfunctie behoudt en de desbetreffende
activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die
in overeenstemming is met de woonfunctie ter
plaatse.
|
|||||
1.34 |
Nutsvoorzieningen |
||||
Gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten
behoeve van water, electriciteit, gas e.d.
|
|||||
1.35 |
Omgevingsvergunning: |
||||
een
vergunning voor het uitvoeren van een project
dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op
grond van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (hierna: Wabo).
|
|||||
1.36 |
Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden: |
||||
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op
grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
|
|||||
1.37 |
Omgevingsvergunning
voor het afwijken: |
||||
omgevingsvergunning voor het gebruiken van
gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met
toepassing van de in dit plan opgenomen regels
inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1
onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van
de Wabo.
|
|||||
1.38 |
Omgevingsvergunning
voor het bouwen: |
||||
omgevingsvergunning voor het bouwen van een
bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a
van de Wabo.
|
|||||
1.39 |
Omgevingsvergunning
voor het slopen van een bouwwerk: |
||||
omgevingsvergunning voor het slopen van een
bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder g
van de Wabo.
|
|||||
1.40 |
Ondergeschikte bouwdelen |
||||
Ondergeschikte delen aan een gebouw zoals,
trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen,
overstekende daken, goten, luifels, balkons,
balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en
andere ondergeschikte (dak)opbouwen.
|
|||||
1.41 |
Ondergronds |
||||
Onder peil.
|
|||||
1.42 |
Onderkomens |
||||
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun
oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en
vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens,
woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook
tenten, schuilhutten en keten, al dan niet
ingericht ten behoeve van recreatief
buitenverblijf voor zover deze niet als
bouwwerken zijn aan te merken.
|
|||||
1.43 |
Overbouwing |
||||
Een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is
op minimaal
|
|||||
1.44 |
Overkapping |
||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak
en maximaal één gesloten wand.
|
|||||
1.45 |
Patiowoning |
||||
|
Een woning waarbij een volledig woonprogramma op
de begane grond gesitueerd is waarbij de tuin
omsloten is door wanden.
|
||||
1.46 |
Peil |
||||
|
a. |
Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het
perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op
een afstand van niet meer dan |
|||
|
b. |
In andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde
bestaande hoogte van het aan het gebouw
grenzende terrein; |
|||
|
c. |
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de
gemiddelde bestaande hoogte van het aan het
bouwwerk grenzende terrein.
|
|||
1.47 |
Plat dak |
||||
Een dak met een dakhelling van minder dan 15º.
|
|||||
1.48 |
Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit
aan huis |
||||
Een publieksgerichte beroeps- of
bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in
hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de
omvang en uitstraling zodanig is, dat de
activiteit past binnen de desbetreffende
woonomgeving en derhalve in een woning en/of de
daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de
woonfunctie, kan worden toegestaan.
|
|||||
1.49 |
Seksinrichting |
||||
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden
verricht, of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder
seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een
(raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een
seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub
of een erotische massagesalon, al dan niet in
combinatie met elkaar.
|
|||||
1.50 |
Stacaravan |
||||
Een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen,
dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd
is om regelmatig en op normale wijze op de
verkeerswegen over grote afstanden als
aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
|
|||||
1.51 |
Tuin |
||||
Een als zodanig op de kaart aangegeven gebied
|
|||||
1.52 |
Voorgevel |
||||
De naar architectuur, indeling en/of uitstraling
meest gezichtsbepalende gevel(s) van een
hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of
het openbaar gebied.
|
|||||
1.53 |
Voorgevelrooilijn |
||||
De lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van
het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. (Van
een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee
straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw,
gelegen aan de straatkant, gezien worden als
voorgevel).
|
|||||
1.54 |
Voortuin |
||||
Het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat
is gelegen vóór de voorgevelrooilijn(en).
|
|||||
1.55 |
Wet geluidhinder |
||||
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende
regels inzake het voorkomen of beperken van
geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van
de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.
|
|||||
1.56 |
Wet milieubeheer |
||||
Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen
met betrekking tot een aantal algemene
onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne,
zoals deze luidde op het moment van de
terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
|
|||||
1.57 |
Wet ruimtelijke ordening |
||||
Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 566) houdende
nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening,
zoals deze luidde op het moment van de
terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
|
|||||
1.58 |
Woning/ wooneenheid |
||||
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de
huisvesting van één huishouden.
|
|||||
1.59 |
Woningwet |
||||
Wet van 29 augustus 1991 (Stb. 439) tot
herziening van de Woningwet, zoals deze luidde
op het moment van de terinzagelegging van het
ontwerp van het plan.
|
|||||
1.60 |
Zijtuin |
||||
Het bij de woning behorende perceelsgedeelte,
dat is gelegen naast de zijgevel, tussen de
voor- en achtergevelrooilijn, indien het
perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als
voortuin. |
|||||
|
|
||||
Artikel
2
|
||
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: |
||
2.1 |
De
afstand van een gebouw tot de perceelsgrens: |
|
De afstand
van een gebouw tot de perceelsgrens wordt
bepaald door het buitenwerks meten van de
kortste afstand van een gevel van het gebouw tot
de perceelsgrens.
|
||
2.2 |
De
dakhelling: |
|
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. |
||
2.3 |
De
goothoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel. |
||
2.4 |
De
inhoud van een bouwwerk |
|
Tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
|
||
2.5 |
De
bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het
peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of
van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
|
||
2.6 |
De
lengte, de breedte en de diepte van een
bouwwerk: |
|
Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren), met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
|
||
2.7 |
De
vloeroppervlakte van een gebouw |
|
De totale
oppervlakte van alle bouwlagen gemeten tussen
(de binnenste verticale projectie van) de
binnenzijde van de gevels en/of scheidsmuren.
|
||
2.8 |
De
oppervlakte van een bouwwerk: |
|
Tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein
ter plaatse van het bouwwerk. |
||
HOOFDSTUK 2
BESTEMMINGSREGELS
|
|||||
|
|
||||
Artikel
3 |
|
||||
3.1 |
Bestemmingsomschrijving |
||||
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|||||
|
a. |
plantsoenen; |
|||
|
b. |
groenvoorziening; |
|||
|
c. |
speelvoorzieningen; |
|||
|
d. |
beplanting; |
|||
|
e. |
voet- en fietspaden; |
|||
|
f. |
beeldende kunstwerken; |
|||
|
g. |
nutsvoorzieningen; |
|||
|
h. |
geluidwerende voorzieningen; |
|||
|
i. |
water en waterhuishoudkundige voorzieningen; |
|||
één en ander met de bijbehorende voorzieningen. |
|||||
|
|
||||
3.2 |
Bouwregels |
||||
|
|
||||
3.2.1 |
Algemeen |
||||
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. |
|||||
|
|||||
3.2.2 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
||||
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen: |
|||||
|
a. |
De hoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde ten behoeve van de
verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet
meer bedragen dan |
|||
|
b. |
De bouwhoogte van
vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan |
|||
|
c. |
De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan |
|||
|
|
||||
3.3 |
Specifieke gebruiksregels |
|
|||
|
|
|
|||
Strijdig gebruik |
|
||||
Onder strijdig gebruik
wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of
laten gebruiken van de gronden en/of opstallen
binnen deze bestemming ten behoeve van: |
|
||||
a. |
het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; |
|
|||
b. |
het plaatsen van caravans. |
|
|||
Artikel
4 |
|
||||
4.1 |
Bestemmingsomschrijving |
||||
De voor "Verkeer-Verblijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|||||
|
a. |
wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; |
|||
|
b. |
voet- en rijwielpaden; |
|||
|
c. |
verblijfsvoorzieningen; |
|||
|
d. |
parkeervoorzieningen; |
|||
|
e. |
groenvoorzieningen; |
|||
|
f. |
straatmeubilair; |
|||
|
g. |
speelvoorzieningen; |
|||
|
h. |
beeldende kunstwerken; |
|||
|
i. |
nutsvoorzieningen; |
|||
|
j. |
geluidwerende voorzieningen; |
|||
|
k. |
water en waterhuishoudkundige voorzieningen; |
|||
één en ander met de bijbehorende voorzieningen. |
|||||
|
|
||||
4.2 |
Bouwregels |
||||
|
|
||||
4.2.1 |
Algemeen |
||||
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. |
|||||
|
|||||
4.2.2 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
||||
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen: |
|||||
|
a. |
de hoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde ten behoeve van de
verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet
meer bedragen dan |
|||
|
b. |
de bouwhoogte van
vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan |
|||
|
c. |
de hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan |
|||
|
|
||||
4.3 |
Specifieke gebruiksregels |
|
|||
|
|
|
|||
Strijdig gebruik |
|
||||
Onder strijdig gebruik
wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of
laten gebruiken van de gronden en/of opstallen
binnen deze bestemming ten behoeve van: |
|
||||
a. |
het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; |
|
|||
b. |
het plaatsen van caravans. |
|
|||
|
|||||
Artikel
5
|
||||
5.1 |
Bestemmingsomschrijving |
|||
|
|
|||
5.1.1 |
Algemeen |
|||
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||||
|
a. |
wonen; |
||
|
b. |
nutsvoorzieningen; |
||
|
c. |
waterhuishoudkundige voorzieningen; |
||
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, toegangspaden, parkeervoorzieningen, verhardingen, langzaamverkeersvoorzieningen, groen en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving. |
||||
|
||||
5.1.2 |
Nadere
detaillering van de bestemmingsomschrijving |
|||
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1: |
||||
|
||||
a. |
Niet-publieksgerichte aan huis verbonden
beroeps- of bedrijfsactiviteit |
|||
Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: |
||||
1. |
maximaal |
|||
2. |
degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; |
|||
3. |
activiteiten die vergunningsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan; |
|||
4. |
er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit; |
|||
|
||||
b. |
Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit |
|||
Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning voor het afwijken zoals bepaald in artikel 5.5. |
||||
|
||||
5.2 |
Bouwregels |
|||
|
||||
5.2.1 |
Algemeen |
|||
Op de gronden binnen deze bestemming zijn
uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van
woningen en bij de woning behorende andere
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
toegestaan, die ten dienste staan van deze
bestemming. |
||||
|
|
|||
5.2.2 |
Situering
gebouwen |
|||||||
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
regels: |
||||||||
|
a. |
hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden
gesitueerd ter plaatse van de aanduiding
"bouwvlak", met dien verstande dat
ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het
bouwvlak zijn toegestaan; |
||||||
|
b. |
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen
zijn zowel binnen de aanduiding "bouwvlak" als
binnen de aanduiding "bijgebouwen" toegestaan. |
||||||
|
|
|||||||
5.2.3 |
Hoofdgebouwen |
|||||||
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende regels: |
||||||||
|
a. |
het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd
in de naar de weg gekeerde grens van het
bouwvlak;
|
|
|||||
|
b. |
het aantal te bouwen woningen mag per
aanduidingsvlak niet meer bedragen dan ter
plaatse van de aanduiding "maximum aantal
wooneenheden" is aangeduid; |
|
|||||
|
c. |
de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen
dan ter plaatse van de aanduiding “maximale
goot- en bouwhoogte (m)” is aangegeven; |
|
|||||
|
d. |
voor de bouwwijze van woningen geldt het
volgende: |
|
|||||
|
|
1. |
in het bouwvlak met de aanduidingen "vrijstaand"
en "twee-aaneen" zijn vrijstaande woningen en
twee aaneengebouwde woningen toegestaan; |
|
||||
|
|
2. |
in het bouwvlak met de aanduiding "vrijstaand"
zijn uitsluitend vrijstaande woningen
toegestaan; |
|
||||
|
|
3. |
in het bouwvlak met de aanduiding "tweeaaneen"
zijn uitsluitend twee aaneengebouwde woningen
toegestaan; |
|
||||
|
|
4. |
in de bouwvlakken met de aanduiding
"aaneengebouwd" zijn uitsluitend aaneengebouwde
woningen toegestaan; |
|
||||
|
|
5. |
in de bouwvlakken met de aanduiding “specifieke
bouwaanduiding- |
|
||||
|
e. |
voor een hoofdgebouw in de bouwwijze
"vrijstaand" bedraagt de afstand tot de
zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 m; |
|
|||||
|
f. |
voor een hoofdgebouw in de bouwwijze "twee-aaneen"
bedraagt de afstand tot de zijdelingse
perceelsgrens minimaal 5 m aan de zijde waar het
hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw op het
naastgelegen perceel is gebouwd; |
|
|||||
|
g. |
voor een hoofdgebouw in de bouwwijze
"aaneengebouwd", die tevens eindwoning van het
blok is, bedraagt de afstand tot de zijdelingse
perceelsgrens minimaal |
|
|||||
|
h. |
een hoofdgebouw in de bouwwijze "specifieke
bouwaanduiding-1", mag in de zijdelingse
perceelsgrens worden gebouwd;
|
|
|||||
|
i. |
van het bouwvlak in de bouwwijze "specifieke
bouwaanduiding-1", is per bouwperceel minimaal |
|
|||||
|
j. |
bouwen onder peil is uitsluitend toegestaan ter
plaatse van de aanduiding "bouwvlak". |
|
|||||
|
|
|
||||||
5.2.4 |
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen |
|
||||||
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen, gelden de volgende
regels: |
|
|||||||
|
a. |
de bebouwde oppervlakte van de gronden met de
aanduiding "bijgebouwen" mag per bouwperceel
niet meer bedragen dan 60m² met dien verstande
dat deze gronden per bouwperceel met niet meer
dan 50% mogen worden bebouwd. |
|
|||||
|
b. |
de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen mag per bouwperceel
niet meer dan 100m² bedragen; |
|
|||||
|
c. |
aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en
overkappingen mogen binnen het bouwvlak
uitsluitend worden gesitueerd op een afstand van
minimaal |
|
|||||
|
d. |
de goothoogte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen mag niet meer bedragen dan |
|
|||||
|
e. |
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen mag niet meer bedragen dan |
|
|||||
|
f. |
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer
bedragen dan |
|
|||||
|
g. |
voor de aan- en uitbouwen in de vorm van erkers
die worden gesitueerd op de gronden buiten de
aanduiding "bouwvlak" en "bijgebouwen" gelden de
volgende aanvullende bepalingen: |
|
|||||
|
|
1. |
de diepte bedraagt niet meer dan |
|
||||
|
|
2. |
de breedte bedraagt niet meer dan 2/3 van de
breedte van de voorgevel, met dien verstande dat
dit nooit meer bedraagt dan |
|
||||
|
|
3. |
indien een aan- of uitbouw of een overkapping in
de zijtuin wordt gesitueerd, bedraagt de afstand
tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal |
|
||||
|
|
4. |
de afstand tot het openbare gebied bedraagt
minimaal |
|
||||
|
|
|
||||||
5.2.5 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
||||||
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, met uitzondering van overkappingen,
gelden de volgende regels: |
|
|||||||
|
a. |
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag binnen het gebied, gelegen buiten de
aanduiding "bouwvlak" en buiten de aanduiding
"bijgebouwen" niet meer bedragen dan |
|
|||||
|
b. |
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, binnen de aanduiding "bouwvlak" en
binnen de aanduiding "bijgebouwen" mag niet meer
bedragen dan 2 m met uitzondering van
speeltoestellen waarbij de maximale bouwhoogte 4
meter bedraagt; |
|
|||||
|
|
|
||||||
5.2.6 |
Bouwvlakoverschrijding ondergeschikte bouwdelen |
|
||||||
Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan
voor ondergeschikte bouwdelen, met een
overschrijding van maximaal |
|
|||||||
|
|
|
||||||
|
|
|
||||||
5.3 |
Afwijken van de bouwregels |
|
||||||
|
|
|
||||||
Goot- en bouwhoogte |
|
|||||||
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 5.2.3 onder c voor het toestaan van een
grotere goot- en bouwhoogte, waarbij de
goothoogte maximaal 6 meter en de bouwhoogte
maximaal 11 meter mag bedragen. |
|
|||||||
|
|
|
||||||
|
|
|
||||||
5.4 |
Specifieke gebruiksregels |
|
||||||
|
|
|
||||||
Strijdig
gebruik |
|
|||||||
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval
begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de
gronden en/of opstallen binnen deze bestemming
ten behoeve van: |
|
|||||||
|
a. |
zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bijgebouwen; |
|
|||||
|
b. |
een seksinrichting; |
|
|||||
|
c. |
het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis; |
|
|||||
|
d. |
voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; |
|
|||||
|
e. |
het plaatsen van caravans; |
|
|||||
|
|
|
||||||
5.5 |
Afwijken
van de gebruiksregels |
|
||||||
|
|
|
||||||
Afwijken
publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit
aan huis |
|
|||||||
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.4 onder c, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan: |
|
|||||||
|
a. |
maximaal |
|
|||||
|
b. |
degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; |
|
|||||
|
c. |
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse; |
|
|||||
|
d. |
de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving; |
|
|||||
|
e. |
afwijking ten behoeve van detailhandel is toegestaan; |
|
|||||
|
f. |
de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen bij voorkeur op eigen terrein te worden gesitueerd wanneer dat niet het geval is dient beoordeeld te worden of de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteiten niet onevenredig toeneemt. |
|
|||||
|
|
|
||||||
|
|
|
||||||
5.6 |
Wijzigingsbevoegdheid |
|
||||||
|
|
|
||||||
5.6.1 |
Wijziging
bouwwijze |
|
||||||
Het bevoegd gezag is bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde een andere bouwwijze toe te staan dan de bestaande, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: |
|
|||||||
|
a. |
het aantal woningen blijft gelijk, met dien verstande dat splitsing van een woning is toegestaan, waarbij maximaal 1 woning mag worden toegevoegd; |
|
|||||
|
b. |
de te realiseren woning(en) dient/dienen te passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma; |
|
|||||
|
c. |
daar waar verandering van
bouwwijze bestaat uit splitsing van een woning,
bedraagt de inhoud van beide woningen minimaal |
|
|||||
|
d. |
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; |
|
|||||
|
e. |
het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; |
|
|||||
|
f. |
het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast; |
|
|||||
|
g. |
de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan; |
|
|||||
|
h. |
uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is. |
|
|||||
|
|
|
||||||
5.6.2 |
Wijziging
situering bouwvlak |
|
||||||
Het bevoegd gezag is bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: |
|
|||||||
|
a. |
de maatvoeringseisen en bouwwijze mogen niet worden veranderd; |
|
|||||
|
b. |
het aantal maximaal toegestane woningen per bouwperceel blijft gelijk; |
|
|||||
|
c. |
het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; |
|
|||||
|
d. |
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; |
|
|||||
|
e. |
het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast; |
|
|||||
|
f. |
de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan; |
|
|||||
|
g. |
uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is. |
|
|||||
|
|
|
||||||
HOOFDSTUK 3
ALGEMENE REGELS
|
||||||||
|
|
|||||||
Artikel
6 |
||||||||
|
||||||||
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
||||||||
|
|
|||||||
Artikel 7 |
|||
|
|||
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden verleend, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning voor het afwijken te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor: |
|||
a. |
het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%; |
||
b. |
geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. |
||
c. |
van de planregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes of daarmee vergelijkbare gebouwen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, fietsenstallingen en abri’s worden gebouwd, met dien verstande dat: |
||
|
1. |
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m; |
|
|
2. |
de oppervlakte niet meer dan 50 m²; |
|
d. |
van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken wordt vergroot: |
||
|
1. |
ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan 40 m; |
|
|
2. |
ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m; |
|
e. |
van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat: |
||
|
1. |
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak; |
|
|
2. |
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw. |
|
HOOFDSTUK 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
|
|||
Artikel
8 |
|||
|
|||
8.1 |
Overgangsrecht bouwwerken |
||
|
|
||
8.1.1 |
Algemeen |
||
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: |
|||
|
a. |
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
|
|
b. |
na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan. |
|
|
|
||
8.1.2 |
Ontheffing |
||
Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 8.1.1 met maximaal 10%. |
|||
|
|
||
8.1.3 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
|
|
||
8.2 |
Overgangsrecht gebruik |
||
|
|
||
8.2.1 |
Algemeen |
||
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
|||
|
|
||
8.2.2 |
Strijdig
gebruik |
||
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
|||
|
|
||
8.2.3 |
Onderbroken gebruik |
||
Indien het gebruik, bedoeld in 8.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
|||
|
|
||
8.2.4 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
Artikel
9 |
|
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vermunt, Oudenbosch van de gemeente Halderberge. |