3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven gericht op de computerservice en informatietechnologie (vallende onder SBI-code 72 (1993));
met de daarbij behorende:
b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
c. groenvoorzieningen en water;
d. openbare nutsvoorzieningen.
In de bestemming zijn niet begrepen:
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- risicovolle inrichtingen.
3.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 6 m, dan wel binnen (het verlengde van) de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - zichtlijn’ met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan ter plaatse is aangeduid;
3. binnen het bouwvlak dienen ten minste twee oost-westelijke zichtlijnen, zoals indicatief aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - zichtlijn’ tussen de gebouwen te worden gecreëerd/gehandhaafd. Met het oog hierop mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - zichtlijn’, dan wel in de omgeving hiervan, over een breedte (van de zichtlijn) van ten minste 15 m de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedragen;
4. ten hoogste 60% van het bestemmingsplangebied mag worden bebouwd;
5. op de gronden zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen niet meer dan 6 m bedraagt.
c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt dat de inhoud en bouwhoogte per gebouwtje niet meer bedraagt dan respectievelijk 50 m³ en 3 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt gerekend het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
