Artikel 4         Beschrijving in hoofdlijnen

 

algemeen

1.         Door middel van het bestemmingsplan "Amerongen Kom" wordt beoogd de

ruimtelijke bijzonder het beschermd dorpsgezicht, te beschermen. Waar mogelijk

wordt niet alleen gestreefd naar behoud, maar ook naar herstel en versterking van de

karakteristieke elementen in het plangebied.

 

2.         De te beschermen ruimtelijke karakteristiek en de cultuurhistorische waarden komen

in de eerste plaats tot uitdrukking in deze "Beschrijving in hoofdlijnen", met de

bijbehorende plankaart 1. De Beschrijving in hoofdlijnen vervult een belangrijke rol

als beoordelingskader bij het toepassen van het aanlegvergunningenstelsel en de

vrijstellings-, uitwerkings- en wijzigingsbepalingen (toetsingsfunctie). Daarnaast is in

de Beschrijving in hoofdlijnen ook een aantal bepalingen opgenomen die als een

inspanningsverplichting voor het gemeentebestuur dienen te worden gezien

(uitvoerings- en afstemmingsfunctie). Voor een meer uitgebreide uiteenzetting over de

verschillende in deze Beschrijving in hoofdlijnen opgenomen aspecten wordt

verwezen naar de plantoelichting.

 

diversiteit

3.         Voor het gebied Amerongen Kom is juist de afwisseling aan bouwvormen

(afwisseling in hoog-laag en groot-klein), kavelbreedte en de situering van bebouwing

en functies karakteristiek. Daarbij is in het kader van het bestemmingsplan de

bescherming van de in een straat of (deel)gebied aanwezige afwisseling van

bouwvormen en hoogten belangrijker dan bijvoorbeeld de bescherming van

individuele panden. Bij het toepassen van deze "Beschrijving in hoofdlijnen" dient dan

ook met name de aanwezige diversiteit te worden beschermd. (toetsingsfunctie)

 

ruimtelijke karakteristiek

4.         Het bijzondere en eigen karakter van het gebied Amerongen Kom wordt in hoge mate

            bepaald door de volgende elementen:

a.         de bebouwingsdichtheid;

b.         de historische ruimtebegrenzing;

c          .het bebouwingsbeeld;

d.         de karakteristieke groene en open ruimten;

e.         het zicht op en de relatie met het landelijk gebied;

f.          de niveau-verschillen.

 

de bebouwingsdichtheid

5.         Het algemene uitgangspunt van het bestemmingsplan is, dat een verdergaande

verdichting van de bebouwing tegengegaan dient te worden. Dit houdt ondermeer in

dat de nog aanwezige karakteristieke open ruimten in principe onbebouwd dienen te

blijven. Dit geldt zowel voor de nog onbebouwde percelen als voor de groene

binnenterreinen. Vanzelfsprekend blijven vervangende nieuwbouw en/of nieuwbouw

van woningen is het kader van de sanering van hinderlijke bedrijven tot de

mogelijkheden behoren. (toetsingsfunctie)

 

de historische ruimtebegrenzing

6.         Het beloop van de eeuwenoude straten met de daarbij behorende historische

            ruimtebegrenzing dient behouden te blijven. Het beleid is dan ook gericht op het

            beschermen, handhaven en zo mogelijk versterken van de per straat kenmerkende

            elementen. In het kader van het bestemmingsplan gaat het daarbij zowel om de

            karakteristieke kavelbreedte, als om het tegengaan van uitbreidingen aan de voorzijde

            van de hoofdgebouwen, anders dan in de vorm van erkers. Hierbij moet met name

            worden gedacht aan de situering van de hoofdgebouwen bij het toepassen van de

            wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten, verkleinen en/of verschuiven van de op

            plankaart 2 (Bestemmingen) opgetekende bouwvlakken. (toetsingsfunctie)

 

7.         Voor een deel van het plangebied dient bij de situering van de bebouwing de

            oorspronkelijke verkavelingsrichting gerespecteerd te worden, zoals is aangegeven op

            plankaart 1 (Beschrijving in hoofdlijnen). Dat wil zeggen dat de bebouwing (met

            uitzondering van de Utrechtsestraatweg) schuin op de richting van de straat

            georiënteerd dient te worden. (toetsingsfunctie)

 

8.         Het beleid is er op gericht om voor enkele straten (Overstraat - Hof - Nederstraat) het

            huidige besloten straatbeeld te beschermen, zoals is aangegeven op plankaart 1

            (Beschrijving in hoofdlijnen). Daarbij dient tevens de voorgevel van de

            hoofdgebouwen in de rooilijn gesitueerd te worden. (toetsingsfunctie)

 

9.         Voor enkele straten is het van belang dat bij de situering van de bebouwing een

            minimale afstand tot de weg in acht wordt genomen, zoals is aangegeven op plankaart

            1 (Beschrijving in hoofdlijnen). (toetsingsfunctie)

 

10.      Aan het realiseren van nieuwe hofjes en/of woningen op binnenterreinen zal geen

      medewerking worden verleend, omdat daarmee ernstig afbreuk wordt gedaan aan het

historische stratenpatroon. (toetsingsfunctie)

 

het bebouwingsbeeld

11.      Niet alleen in het beschermd dorpsgezicht, maar ook in de overige delen van het

            plangebied dient aan de mogelijkheid tot een individuele beleving van de verschillende

            panden een groot gewicht te worden toegekend. Het gaat daarbij in eerste instantie om

            de verschillen in maatvoering ten aanzien van gevelbreedte, bouwmassa en goot- en

            nokhoogten. Met name in het gebied van het beschermd dorpsgezicht dient tevens een

            groot belang te worden toegekend aan de maatvoering, de gevelindeling en het

            materiaal- en kleurgebruik van de bebouwing. Deze aspecten dienen te worden

            afgestemd op het behoud en het herstel van de ter plaatse aanwezige ruimtelijke

            karakteristiek. Ook het onderscheid in beeldbepalende, beeldgevoelige en

            beeldondersteunende panden speelt hierbij een rol. (uitvoerings- en

            afstemmingsfunctie; welstandscriteria als bedoeld in artikel 9.1, lid 2 van de

            Bouwverordening)

 

12.      Ook bij de eventuele nieuwbouw van woningen en andere hoofdgebouwen dient het

karakteristieke bebouwingsbeeld in acht te worden genomen. Als panden aan/tegen

elkaar worden gebouwd, moet er sprake zijn van individuele herkenbaarheid. Daarbij

dienen de hoofdgebouwen georinteerd te zijn op het openbaar gebied. Aan de

realisering van rijtjeswoningen en meergezinshuizen zal alleen worden meegewerkt

indien hierdoor geen schade wordt toegebracht aan de ruimtelijke karakteristiek en de

cultuurhistorische waarden van het plangebied en als schriftelijk kan worden

aangetoond dat dit noodzakelijk is in verband met de economische uitvoerbaarheid van

de plannen. Bij het verlenen van vrijstelling van de op plankaart 3 (Kappenkaart)

aangegeven goot- en (nok)hoogten wordt het karakteristieke bebouwingsbeeld in acht

genomen. Dit houdt in dat de hoofdgebouwen  uit ten hoogste twee bouwlagen mogen

bestaan. (toetsingsfunctie en uitvoerings- en afstemmingsfunctie)

 

13.      In principe mag de afstand tussen de woningen en de andere hoofdgebouwen tot de

zijdelingse perceelgrens niet kleiner zijn of worden dan 3,00 meter. Een uitzondering

hierop vormen de straten waarvoor een meer gesloten straatwand wordt nagestreefd

(zie hiervoor). Indien in de huidige situatie de afstand van de hoofdgebouwen tot de

zijdelingse perceelgrens kleiner is dan 3,00 meter, mag de bestaande afstand worden

gehandhaafd. (toetsingsfunctie)

 

de karakteristieke groene en open ruimten

14.      De nog aanwezige grotere sier- en moestuinen dragen, samen met de

            groenvoorzieningen in het openbare gebied, in belangrijke mate bij aan het typische

            Amerongse straatbeeld. De visuele "verbindingen" met de grotere onbebouwde

            ruimten achter de bebouwing spelen daarbij een belangrijke rol. Het beleid is er dan

            ook op gericht om de "ontgroening" in het plangebied stop te zetten, door de

            karakteristieke, aaneengesloten, groene ruimten te beschermen. Daarbij zullen op deze

            plekken geen (nieuwe) hoofdgebouwen worden toegelaten. (toetsingsfunctie)

 

15.      In verband met de beleving van de groene binnenterreinen vanaf de openbare weg is

            het tevens van belang dat er tussen hoofdbebouwing en de zijdelingse perceelgrens

            onbebouwde ruimten open blijven. (toetsingsfunctie)

 

16.      De Hof en omgeving en de Margaretha Turnorstraat hebben een bijzondere ruimtelijke

en historisch waardevolle karakteristiek. Het beeld wordt grotendeels bepaald door de

half verharde terreinen en de monumentale bomen. Bij de Margaretha Turnorstraat

spelen ook de omliggende muren en hekwerken een belangrijke rol. Bij eventuele

inrichtingsmaatregelen dient de huidige karakteristiek en inrichting in acht te worden

genomen. (toetsingsfunctie)

 

het zicht op en de relatie met het landelijk gebied

17.      In verband met de betekenis van het beschermd dorpsgezicht is het van groot belang

            dat de nog aanwezige mogelijkheden tot het ervaren van de historische relatie met het

            landelijke gebied worden beschermd, dan wel verbeterd. Het is daarbij van groot

            belang dat de nog aanwezige doorkijkjes naar het landelijk gebied in de Drostestraat

            en het Zandvoort behouden blijven. Ook is het van groot belang dat de open en

            directie relatie met het landelijke gebied bij de Kersweg en de Zuylesteinseweg wordt

            beschermd en verbeterd. De betreffende gronden dienen in principe onbebouwd te

            blijven. (toetsingsfunctie en  uitvoerings- en afstemmingsfunctie)

 

de niveau-verschillen

18,      De in het plangebied voorkomende niveau-verschillen zijn het meest tastbare en

zichtbare element van de ligging van Amerongen op de grens van "hoog" en "laag".

Amerongen is het enige dorp langs de zuidwest-flank van de Utrechtse Heuvelrug

waar de niveau-verschillen zo duidelijk zichtbaar en herkenbaar zijn. Daarbij kunnen

de Nederstraat, het Zandvoort en de Kersweg met name worden genoemd. Dit typische

Amerongse element verdient een hoge waardering. Het beleid is er dan ook op gericht

om het (laten) afgraven of egaliseren van aanwezige niveau-verschillen tegen te gaan.

(toetsingsfunctie)

 

extern advies

19.      Omwille van het bevorderen van de objectiviteit dienen burgemeester en wethouders,

in verband met de bescherming van de ruimtelijke karakteristiek en de

cultuurhistorische waarden, bij enkele bepalingen het advies in te winnen van de

gemeentelijke monumentencommissie. Het gaat hierbij met name om enkele

wijzigings- en vrijstellingsbepalingen en de regelingen tot het stellen van nadere eisen.

Dit advies is daarbij alleen vereist voor het beschermd dorpsgezicht en de op plankaart

2 (Bestemmingen) aangegeven beschermde monumenten. Bij bovengenoemde

advisering dient mede uitgegaan te worden van de waarderingen en uitgangspunten,

zoals die zijn opgenomen in deze "Beschrijving in hoofdlijnen". (toetsingsfunctie)