Doeleinden
1. De op plankaart 2 (Bestemmingen) voor
"Erf" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
a. de aanleg en instandhouding als tuin, met de daarbij
behorende gebouwen,
bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk
zijnde;
b.
onbebouwde
erven en bebouwing ten behoeve van het hoofdgebouw op het
betreffende
bouwperceel, met de daarbij behorende werken, geen bouwwerk
zijnde,
zoals parkeervoorzieningen en oppervlakteverhardingen;
c.
de
bescherming, instandhouding en verbetering van de ruimtelijke
karakteristiek
en de cultuurhistorische waarden van het beschermd
dorpsgezicht.
gebouwen
2. Voor het bouwen van aan , uit en bijgebouwen
en/of carports gelden de volgende
bepalingen:
a. de aan- en uitbouwen mogen uitsluitend op de gronden met op
plankaart 2
(Bestemmingen) de aanduiding
"uitbreidingsstrook" worden gebouwd;
b. de
gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en carports mag niet meer
bedragen dan 15% van de oppervlakte van het
bouwperceel, met een maximum
van
c. de afstand van de bijgebouwen en/of carports tot de
zijdelingse perceelgrens
mag niet
minder bedragen dan
in de
perceelgrens worden gebouwd;
d. de goothoogte van
de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen en
carports,
mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grond van het
hoofdgebouw,
met een maximum van
e. de goothoogte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
f. indien de bestaande goothoogten, als bedoeld in lid d en lid
e, op het tijdstip
van de
tervisielegging van het ontwerp van dit plan, groter zijn dan
mag de
bestaande goothoogte worden gehandhaafd;
g .indien de
aan-, uit- en bijgebouwen en/of carports worden afgedekt met een
kap, mag de
dakhelling niet minder bedragen dan 40º
en niet meer dan 60º;
h. indien de dakhelling, als bedoeld in lid g, op het tijdstip
van de tervisielegging
van het
ontwerp van dit plan, kleiner is dan 40º
of groter is dan 60º,
mag de
bestaande
dakhelling worden gehandhaafd.
3. Voor de bouwpercelen waarvoor op de
plankaart geen "uitbreidingsstrook" is
aangegeven èn voor de
bouwpercelen waar de bouwmogelijkheden in de
"uitbreidingsstrook"
benut zijn, mag een deel van de toegestane oppervlakte aan
bijgebouwen en/of carports worden benut voor de
bouw van aan- en uitbouwen, met
dien verstande dat de bouw van tenminste
blijven.
vrijstelling
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 15 van
de Wet, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2,
sub b, voor het toelaten van
aan-, uit- en bijgebouwen en carports tot
25% van de oppervlakte van het
bouwperceel, met een maximum van
gebruik dan wonen is toegestaan.
procedure
5. Bij het toepassen van de
vrijstellingsbevoegdheden als bedoeld in lid 4, nemen
burgemeester
en wethouders de procedurevoorschriften zoals omschreven in Afdeling
3.4 van de "Algemene wet
bestuursrecht" ("Openbare voorbereidingsprocedure";
artikel
3.10 tot en met 3.13) in acht, met dien verstande dat:
a. de "Beschrijving in hoofdlijnen", met de daarbij
behorende plankaart
wordt genomen;
b.
voor
de bouwpercelen die zijn gelegen in het gebied van het beschermd
dorpsgezicht en/of voor de bouwpercelen met op
plankaart 2 (Bestemmingen)
de aanduiding "beschermd monument", advies wordt
ingewonnen van de
gemeentelijke monumentencommissie.
nadere eisen situering, kapvorm en dakhelling
6. Voor de bouwpercelen die zijn gelegen
in het gebied van het beschermd dorpsgezicht
en/of
voor de bouwpercelen met op plankaart 2 (Bestemmingen) de aanduiding
"beschermd
monument", zijn burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ten behoeve
van het behoud en herstel van de ruimtelijke karakteristiek en
de cultuurhistorische
waarden van het beschermd dorpsgezicht, nadere
eisen te stellen aan de situering van
de vrijstaande bijgebouwen en carports en aan de kapvorm en
de dakhelling van de
aan , uit en
bijgebouwen en carports.
procedure
7. Bij het toepassen van de bevoegdheid
tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in lid
6, nemen burgemeester en wethouders
de procedurevoorschriften zoals omschreven in
Afdeling
3.4 van de "Algemene wet bestuursrecht"
("Openbare
voorbereidingsprocedure"; artikel 3.10 tot en met 3.13) in
acht, met dien verstande dat:
a. de "Beschrijving in hoofdlijnen", met de daarbij behorende
plankaart
wordt
genomen;
b. advies wordt
ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie.