Voorschriften bestemmingsplan Lange
Dreef Driebergen................................................................................
1 Inleidende bepalingen..............................................................................................................
In deze voorschriften wordt verstaan onder: |
||
1 |
Het bestemmingsplan
of plan: Het bestemmingsplan “Lange Dreef” van de gemeente Driebergen vervat in de plankaart en in deze voorschriften, één en ander zoals bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. |
|
|
||
2 |
De plankaart of kaart: De bij het plan behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring nummer 13-181403-01, d.d. 26-08-2005, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven. |
|
|
|
|
3 |
Aanbouw: Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. |
|
|
|
|
4 |
Aan huis verbonden beroep: Een dienstverlenend beroep , dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. |
|
|
|
|
5 |
Bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
|
|
|
|
6 |
Bebouwingspercentage: Een in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij anders in de voorschriften bepaald. |
|
|
|
|
7 |
Bestemmingsgrens: Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak. |
|
|
|
|
8 |
Bestemmingsvlak: Een op de plankaart aangegeven vlak met éénzelfde bestemming. |
|
|
|
|
9 |
Bijgebouw: Een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan en vrijstaat van dat (hoofd)gebouw. |
|
|
|
|
10 |
Bouwen: Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. |
|
|
|
|
11 |
Bouwlaag: Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder. |
|
|
|
|
12 |
Bouwperceel: Een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het bestemmingsplan bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. |
|
|
|
|
13 |
Bouwwerk: Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. |
|
|
|
|
14 |
Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
|
|
|
|
15 |
Hoofdgebouw: Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt. |
|
|
|
|
16. |
Peil: |
|
|
a. |
Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; |
|
b. |
Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; |
|
c. |
Indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil). |
|
|
|
17. |
Prostitutie: |
|
|
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. |
|
|
|
|
18. |
Seksinrichting: |
|
|
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. |
|
|
|
|
19 |
Straatmeubilair: Verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas en andere inzamelbakken, speeltoestellen, draagconstructies voor reclame telefooncellen, abri’s en (kleinschalige) bouwwerken ten dienste van de openbare nutsvoorzieningen (maximaal 50 m3) etcetera. |
|
|
|
|
20 |
Uitbouw: |
|
|
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. |
|
|
|
|
21 |
Woning: |
|
|
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de
huisvesting van één afzonderlijk huishouden. |
|
|
|
|
22. |
Woonzorgeenheden: |
|
|
Woningen en wooneenheden in een bijzondere groepering of samenstelling met voorzieningen, zoals gemeenschappelijke ruimten en bijbehorende kantoren. |
|
|
|
1 |
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten en berekend: |
|
|
a. |
Afstand tot de
bouwperceelgrens: Tussen de zijdelingse grens van het bouwterrein en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is. |
|
b. |
Goothoogte van een
bouwwerk: Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. |
|
c. |
Inhoud van een
bouwwerk: Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; |
|
b |
Hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde: vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk; |
|
d |
Bouwhoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of
van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen. |
|
e. |
Oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. |
|
||
2 |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikt bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. |
|
|
|
|
3. |
Bij toepassing van deze voorschriften wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de analoge kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld. |
3.1 |
Bestemmingsomschrijving |
|
|
De op de plankaart voor “Groen (G)” aangegeven gronden
zijn bestemd voor: |
|
|
a |
groenvoorzieningen en, met uit zondering van het op de
plankaart aangegeven “natuurontwikkelingsgebied (groene bufferzone)”, voor speelvoorzieningen
en wandel- en fietspaden,; |
|
b |
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en
waterlopen; |
|
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
|
|
|
|
3.2 |
Bouwvoorschriften |
|
3.2.1 |
Gebouwen mogen niet
worden gebouwd. |
|
|
|
|
3.2.2 |
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een
maximale bouwhoogte van 3 meter. |
|
|
|
|
3.2.3 |
Maatregelen als
ingrepen in de bodem, het graven van waterpartijen, realiseren natuurvriendelijke
oevers, het aanbrengen van beplanting etc.
gericht op een groene ecologische
inrichting van het natuurontwikkelingsgebied ter verbetering van de
kwaliteit van flora en fauna als leef- en fouragegebied zijn toegestaan. |
|
|
4.1 |
Bestemmingsomschrijving |
|||
|
De op de plankaart voor “Uit te werken woongebied 1 en
2 (UW1 en UW2)” aangegeven gronden zijn bestemd voor: |
|||
|
a |
wonen en in het op de plankaart nader aangeduide
gebied tevens voor maatschappelijke voorzieningen; |
||
|
b |
uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits: |
||
|
|
1 |
De activiteiten zowel naar de aard als ten aanzien van
het gebruik geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en woonomgeving;
|
|
|
|
2 |
De activiteiten geen nadelige invloed hebben op de
normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk
veroorzaken; |
|
|
|
3 |
het vloeroppervlak, in gebruik voor het aan huis
gebonden beroep, ten hoogste 30% van het totale woonvloeroppervlakte
bedraagt, met een maximum van 40 m2; |
|
|
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, tuinen en erven, woonstraten en ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen,
groenvoorzieningen, waterlopen en waterhuishouding; |
|||
|
||||
4.2 |
Uitwerkingsregels |
|||
4.2.1 |
De in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden
bebouwd in overeenstemming met een van rechtskracht verkregen hebbende
uitwerking als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening |
|||
4.2.2 |
Burgemeester en Wethouders werken de bestemming uit
aan de hand van de in lid 4.2.3 tot en met lid 4.2.5 vermelde uitwerkingsregels
met inachtneming van de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht. |
|||
|
|
|
||
4.2.3 |
Voor het plangebied
gelden de volgende uitwerkingsregels: |
|||
|
a |
het gebied inrichten als woongebied in een groene
omgeving, waarbij de bestaande gradiënten worden benut in de stedenbouwkundige
opzet van kampen en coulissen (architectuur bebouwing in samenhang met
groenstructuur); |
||
|
b |
het woongebied indelen in een aantal woonbuurten met elk hun eigen kenmerken wat betreft inrichting en woonsfeer; |
||
|
d |
de inrichting van het plangebied (waaronder ook het
natuurontwikkelingsgebied (groene buffer) en de bouw en het ontwerp van de
woningen, appartementen en voorzieningen, dienen gebaseerd te zijn op het
door de gemeenteraad vast te stellen Beeldkwaliteitsplan voor het gebied van
de Lange Dreef;. |
||
|
e |
voor het plangebied wordt een waterhuishoudingsplan
opgesteld in samenwerking met het hoogheemraadschap. |
||
|
f |
voor het plangebied wordt een beeldkwaliteitsplan
opgesteld. |
||
|
g |
voor de te bebouwen delen van het plangebied wordt een
inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. |
||
|
|
|
||
4.2.4 |
Voor de woningen
en de voorzieningen in gebied UW 1
gelden de volgende uitwerkingsregels: |
|||
|
a |
realisering van maximaal 250 woningen, waarvan circa 10 %
zorggerelateerde woningen en 25 % in de sociale huur en de verdere verdeling
volgens 40/60 norm; |
||
|
b |
realisering van maatschappelijke voorzieningen, waaronder bijvoorbeeld een kerk en/of een huisartsenpraktijk; |
||
|
c |
realisering van vervangende ruimten voor activiteiten van de Stichting Welzijn Driebergen, de Stichting Kinderopvang en de Stichting Ateliers, welke op peildatum 1 januari 2005 gevestigd zijn op het perceel Engweg 24, e,f,g. |
||
|
d |
realisering van 4 standplaatsen voor woonwagens; |
||
|
e |
uitgaan van een woningdichtheid van maximaal 30 woningen
per ha; |
||
|
f |
grondgebonden woningen uitvoeren en maatschappelijke voorzieningen uitvoeren in maximaal 2 bouwlagen met kap en appartementen uitvoeren in maximaal 4 bouwlagen; voor het kerkgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 18 meter, met een spits van maximaal 25 meter; |
||
|
g |
de aard en omvang van de woningtypen en de voorzieningen nader invullen in het op te stellen uitwerkingsplan; |
||
|
h |
het woongebied ontsluiten vanaf de Lange Dreef via de hoofdtoegangen
langs onder meer Damhertlaan en St. Hubertuslaan; |
||
|
i |
geen doorgaand autoverkeer door het woongebied; |
||
|
j |
het woongebied inrichten als 30 km-gebied; |
||
|
k |
parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein te geschieden; |
||
|
l |
voor grondgebonden woningen uitgaan van een parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning. Bij vrijstaande en twee onder 1 kap geldt 1 parkeerplaats op eigen terrein; |
||
|
m |
met de hoogte van de bebouwing rekening houden met eventuele straalpaden; |
||
|
n |
voldoen aan eisen van nog door de gemeenteraad vast te stellen beeldkwaliteitsplan; |
||
|
o |
de appartementen dienen zoveel mogelijk in het noordwestelijk deel van het plangebied te worden gebouwd; |
||
|
p |
appartementsgebouwen hoger dan 3 bouwlagen zijn niet toegestaan in de rand langs de bufferzone, aan de Dennenburgse kant van de fietsverbinding dwars door het plangebied evenwijdig aan de Lange Dreef; |
||
|
q |
in het uitwerkingsplan rekening houden met risicocontour van het LPG-station, gelegen aan de Engweg 10; |
||
|
r |
in het milieubeschermingsgebied (het meest zuidelijke plandeel van UW1) is een woningdichtheid van maximaal 22 woningen per ha toegestaan. |
||
|
|
|
||
4.2.5 |
Voor het gebied UW 2 gelden de volgende uitwerkingsregels: |
|||
|
a |
realisering van een landgoed-woning; |
||
|
b |
huidige bebouwingsdichtheid van 28 % handhaven, tot maximaal 1.600 m2 bebouwd oppervlak; |
||
|
c |
bestaande beeldkwaliteit bebouwing en omgeving is leidend; |
||
|
d |
maximaal 1 bouwlaag met kap. |
||
|
e |
voldoen aan eisen van nog door de gemeenteraad vast te stellen beeldkwaliteitsplan. |
||
|
|
|
||
4.3 |
Bouwverbod
en binnenplanse anticipatie |
4.3.1a |
De gronden mogen slechts worden bebouwd overeenkomstig
een vastgesteld uitwerkingsplan. |
4.3.2 |
Burgermeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling
te verlenen van het in het vorige lid opgenomen bouwverbod. |
4.3.3 |
Voor dat burgemeester en wethouders omtrent vrijstelling
beslissen, ligt het bouwplan gedurende twee weken ter inzage op het gemeentehuis. |
4.3.4 |
Burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging
tevoren bekend in een of meer dag- of weekbladen, die in de gemeente worden
verspreid en verder op de in gemeente gebruikelijke wijze. |
4.3.5 |
De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid
van belanghebbenden om gedurende de termijn van ter inzage legging
schriftelijk hun bedenkingen tegen het bouwplan aan burgemeester en
wethouders kenbaar te maken. |
|
|
4.5 |
Procedureregels
uitwerkingsverplichting |
Wanneer burgemeester en wethouders voornemens zijn op grond van artikel 4 een uitwerkingsplan op te stellen, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen: |
|
a |
het ontwerp-besluit tot uitwerking ligt met bijbehorende stukken voor een ieder gedurende vier weken ter inzage; |
b |
Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen die worden verspreid alsmede op de in de gemeente gebruikelijke wijze; |
c |
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerp-besluit in te dienen bij burgemeester en wethouders; |
d |
Burgemeester en wethouders bieden hun besluit zo spoedig mogelijk ter goedkeuring aan bij Gedeputeerde Staten. Zij doen hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan hen, die zienswijzen hebben ingediend. |
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|||
a. |
in de
voorschriften genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en
inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, met inachtneming van de volgende
voorwaarden: |
||
|
1. |
Overschrijding
is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte-
en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen; |
|
|
2. |
De belangen
van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen
niet onevenredig worden geschaad; |
|
|
3. |
Het straat-
en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig
worden geschaad; |
|
b. |
de
voorschriften en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, met in
achtneming van de volgende voorwaarden: |
||
|
1. |
overschrijding
is toegestaan tot maximaal 2,5 meter en dient noodzakelijk te zijn in verband
met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van
de gronden en/of bebouwing; |
|
|
2. |
de belangen
van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen
niet onevenredig worden geschaad; |
|
|
3. |
het straat-
en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig
worden geschaad; |
|
c. |
de
voorschriften en toestaan van het bouwen van niet voor bewoning
bestemde gebouwtjes ten behoeve van openbare nutsdoeleinden of van andere
naar bestemming gelijk te stellen gebouwtjes, zoals transformatorstations en
schakelkasten voor verkeersdiensten, telefooncellen, wachthuisjes, openbare
toiletten en ontmoetingsplekken, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes
niet meer zal bedragen dan 50 m³ en de hoogte ervan niet meer dan 3,50 meter,
met inachtneming van de volgende voorwaarden: |
||
|
1. |
de belangen
van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen
niet onevenredig worden geschaad; |
|
|
2. |
het straat-
en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig
worden geschaad; |
|
Het is
verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken
te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de
grond gegeven bestemmingen. |
|
||
|
|
||
6.2 |
Onder
verboden gebruik als bedoeld in lid 6.1 wordt in elk geval verstaan: |
|
|
|
a |
een gebruik
van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering
van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en
onderhoud; |
|
|
b |
een gebruik
van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik
ontrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een
zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en
onderhoud; |
|
|
c |
een gebruik
van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van
prostitutie. |
|
|
|
|
|
6.3 |
Burgemeester
en Wethouders verlenen vrijstelling van het in lid 6.1 gestelde verbod indien
strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig
gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
|
|
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een bouwvergunning en waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
Overtreding van het bepaalde in artikel 6 is een
strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a van de Wet op de Economische
Delicten. |
1. |
Overgangsbepaling voor bouwwerken |
||
|
Bouwwerken
die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan
bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van
het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van dit
plan afwijken, mogen mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet
worden vergroot; |
||
|
a |
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd; |
|
|
b |
na het
tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag
van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar na het teniet gaan, |
|
|
|||
2. |
Vrijstellingsbevoegdheid |
||
|
Burgemeester
en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1, dat de
bestaande afwijkingen naar omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat
een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 1 toegelaten
bouwwerken met maximaal 10 %. |
||
|
|
||
3. |
Onteigening |
|
Het
bepaalde in lid 1 is niet van toepassing ingeval van onteigening krachtens de
wet, mits de gemeenteraad een onteigeningsbesluit heeft genomen vóór de datum
waarop de aanvraag van de bouwvergunning wordt ontvangen. |
|
|
4. |
Uitzondering op de overgangsbepalingen voor
bouwwerken |
|
Lid 1 is
niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd
met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan. |
|
|
5. |
Overgangsbepaling voor gebruik |
|
Het gebruik
van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van
dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid
van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen
in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot. |
|
|
6. |
Uitzondering op de overgangsbepaling voor gebruik |
|
Lid 5 is
niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan. |
Dit bestemmingsplanplan kan worden aangehaald onder de
titel: “Bestemmingsplan Lange Dreef”. |
Bijlage 1
Plankaart