Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  7

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  9

Artikel 3      Wonen  9

Artikel 4      Waarde – Archeologie – 1   11

Hoofdstuk 3      Algemene regels  14

Artikel 5      Anti-dubbeltelregel 14

Artikel 6      Algemene afwijkingsregels  14

Artikel 7      Algemene gebruiksregels  14

Artikel 8      Overige regels  15

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  16

Artikel 9      Overgangsrecht 16

Artikel 10    Slotregel 17


 

Bijlage A Staat van Bedrijfsactiviteiten


 

Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                 Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Boerenbuurt 12-18 te Leersum’ van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1581.bpLSMboerenbuurt-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm en bouwkundig onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt; onder aanbouw wordt mede verstaan een bij de oorspronkelijke bouw optioneel aangeboden en ook daadwerkelijk gebouwde aanbouw.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in een woning en/of de bijgebouwen wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning of bijgebouwen wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of leveren van diensten, door de bewoner van de woning, en dat niet krachtens een milieuwetvergunning- of meldingplichtig is met dien verstande dat de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

archeologisch deskundige:

professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma’s van Eisen op te stellen en te toetsen.

 

archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

 

archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de archeologische waarde van een terrein.

 

archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

 
archeologisch waardevol gebied:

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

bestaand:

a      bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald.

b      bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en met uitzondering van verbruik ter plaatse;

 

erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

 

escortbedrijf:

het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

 


erker:

een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de gevel van een woning en ondergeschikt is aan de massa van het hoofdgebouw;

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

 

gevellijn:

een geometrisch bepaald figuur, waarin ingevolge de regels bepaalde gevel(s) van gebouwen moeten worden gesitueerd.

 

grondwaterpeil:

bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

 

horeca(bedrijf):

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij.

 

mantelzorg:

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

 

 
 
 
omgevingsvergunning

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo).

 

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het afwijken

omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het bouwen

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk op grond van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

omgevingsvergunning voor slopen van ene bouwwerk, op grond van de Wabo.

 

ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,20 m beneden peil.

 

overkapping:

een bouwwerk, omsloten door maximaal twee, al dan niet tot de constructie zelf behorende wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

seksuele dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.

 
Staat van bedrijfsactiviteiten

een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; De lijst is als bijlage bij de regels opgenomen.

 
uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm en bouwkundig kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar er functioneel wel onderdeel van uitmaakt; onder uitbouw wordt mede verstaan een bij de oorspronkelijke bouw optioneel aangeboden en ook daadwerkelijk gebouwde uitbouw.

 

uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

 

voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel(s) die kennelijk als zodanig moet(en) worden aangemerkt.

 

woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal 4 kamerbewoners.

 


Artikel 2                 Wijze van meten

2.1          Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

afstand tussen gebouwen

de kortste afstand van de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

 

afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens

de kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens.

 

het peil

voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg of straat is gelegen: de hoogte van die weg of straat ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld, een weg of straat, of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.

 


2.2          Bouwonderdelen van ondergeschikte aard

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.

 

 

Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                 Wonen

3.1          Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- of bedrijf aan huis;

b      bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven.

 

3.2          Bouwregels

 

3.2.1      Algemeen

Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde bestemmingen mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en werken, geen bouwwerk zijnde, worden gerealiseerd met inachtneming van de in lid 3.2.2 t/m 3.2.4 genoemde bepalingen, met dien verstande dat het bouwperceel voor maximaal 50% mag worden bebouwd.

 

3.2.2      Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a      Hoofdgebouw worden binnen het bouwvlak gebouwd.

b      Ter plaatse van de bouwaanduiding ‘vrijstaand’ mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.

c       Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.

d      De dakhelling bedraagt minimaal 25o en maximaal 60o.

e      De nokrichting is haaks op de naar de weg gekeerde bouwgrens.

f        De breedte van het hoofdgebouw tot 5 m achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel, mag niet meer dan 10 m mag bedragen.

 

3.2.3      Aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen

Voor het bouwen van aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen gelden de volgende regels:

a      Aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b      De goot- en bouwhoogte van aan- uitbouw, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 4,5 m.

c       Indien aan (het denkbeeldig verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd mag maximaal 3 m worden aan- of uitgebouwd gemeten vanuit (het verlengde van) deze gevel.

 

3.2.4      Bouwen van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen gelden

de volgende regels:

a      Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b      Indien gebouwd binnen het bouwvlak, dan geldt dat het vrijstaande bijgebouw en de vrijstaande overkapping achter (het denkbeeldig verlengde van) de basis achtergevel te worden gebouwd.

c       Indien gebouwd buiten het bouwvlak dan is het bouwen van een vrijstaand bijgebouw en vrijstaande overkappingen uitsluitend toegestaan ter plaats van de aanduiding ‘garage’.

d      De afstand tot een gebouw of overkapping moet minimaal 1 m bedragen.

e      De goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 4,5 m.

f        Dakkapellen zijn op vrijstaande bijgebouwen niet toegestaan.

g       De gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en eventuele vrijstaande overkappingen buiten het bouwvlak mag maximaal 50 m² bedragen.

 

3.3          Specifieke gebruiksregels

3.3.1      Uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis

Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

a      Niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan,- uit- en bijgebouwen, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 50 m².

b      Alleen activiteiten worden uitgevoerd waarvoor geen vergunning ingevolge de Wet Milieubeheer noodzakelijk is en die genoemd worden in categorie 1 (niet zijnde risicovolle bedrijven) uit de bij deze regels behorende bijlage A ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten van de bedrijvenlijst, of die activiteiten die in zijn geheel niet meldingsplichtig zijn.

c       Geen horeca- en/of detailhandels activiteiten worden uitgeoefend, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het betrokken beroep of bedrijf aan huis.

d      De beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de bewoners te worden uitgeoefend.

e      Geen personeel werkzaam is, met uitzondering van huis- en tandartspraktijken en vergelijkbare medische beroepen, waarbij maximaal één persoon fulltime in dienst mag zijn, ter assistentie of ondersteuning.

f        Het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt.

g       Buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan.

 


Artikel 4                 Waarde – Archeologie – 1

4.1          Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie – 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

4.2          Bouwregels

4.2.1      Bouwen van gebouwen en bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 4.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) niet anders worden gebouwd dan overeenkomstig de volgende regels:

a      de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b      in het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:

1      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

2      de verplichting tot het doen van opgravingen; of

3      de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

4.2.2      Uitzonderingen bouwregels

Het bepaalde in 4.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

a      vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

b      een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 50 m²;

c       een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 m en zonder heiwerkzaamheden geplaatst kan worden.

 


4.3          Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1      Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 4.4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en in de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van
50 m² of meer:

a      het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;

b      het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;

c       het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;

d      het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

e      het ophogen en egaliseren van gronden.

 

4.3.2      Uitzonderingen

Het in 4.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden:

a      in het kader van het normale beheer en onderhoud;

b      in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in lid 4.2.1;

c       in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

d      waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

e      is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning

1      voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden was vereist;

2      is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

f         in en op gronden waarvan naar oordeel van bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.

 

4.3.3      Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in 4.3.1, zijn naar het oordeel van het bevoegd gezag slechts toelaatbaar, indien:

a      door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;


b      door aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

 

4.4          Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde – Archeologie – 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de -mede aan de hand van de gemeentelijke archeologische beleidskaart- geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 5                 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 6                 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van:

a      De bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages en afstandseisen tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

b      De regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing.

c       Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 kan alleen worden verleend, mits

1      de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

2      het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

Artikel 7                 Algemene gebruiksregels

7.1          Verboden gebruik

a      Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

b      Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

1      een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

2      een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

3      een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie en een escortbedrijf;

4      een gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

5      een gebruik van woningen voor kamerbewoning;

6      een gebruik van woningen voor bijzondere woonvormen.

 

Artikel 8                 Overige regels

8.1          Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behouden ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a      de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b      de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c       de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d      het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e      de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

f        de ruimte tussen bouwwerken.

 

 

 

 

Hoofdstuk 4            Overgangs- en
slotregels

Artikel 9                 Overgangsrecht

9.1          Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

9.2          Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 


Artikel 10            Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

‘Regels van het bestemmingsplan Boerenbuurt 12 - 18 te Leersum’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Driebergen, 09 februari 2012


 

Bijlage A: Staat van Bedrijfsactiviteiten (categorie 1)

 

SBI code

SBI code 2008

Nr.

Omschrijving

Cat.

 

 

 

 

 

22

58

-

Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media

 

2223

1814

A

Grafische afwerking

1

223

182

 

Reproductiebedrijven opgenomen media

1

 

 

 

 

 

36

31

-

Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.

 

361

9524

2

Meubelstoffeerderijen b.o. , 200 m²

1

 

 

 

 

 

40

35

-

Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water

 

40

35

D3

-Gasdistributiebedrijven: -gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat A

1

 

 

 

 

 

50

45,47

-

Handel/reparatie t.b.v. particulieren

 

5020.4

45204

B

Autobeklederijen

1

 

 

 

 

 

52

47

-

Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren

 

527

952

 

Reparatie t.b.v. particulieren (excl. Auto’s en motorfietsen)

1

 

 

 

 

 

64

53

-

Post en telecommunicatie

 

642

61

A

Telecommunicatiebedrijven

1

 

 

 

 

 

72

62

-

Computerservice- en informatietechnologie

 

72

62

A

Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.

1

 

 

 

 

 

74

63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82

-

Overige zakelijke dienstverlening

 

7484.4

82992

 

Veilingen voor huisraad, kunst e.d.

1

 

 

 

 

 

93

96

-

Overige dienstverlening

 

9301.3

96013

B

Wasserettes, wassalons

1

9302

9602

 

Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten

1

 

 

 

 

 

9305

9609

B

Persoonlijke dienstverlersoonleni.ng n.e.g.n III enchien ook aanpassen

1

 

Afkorting                 verklaring

                               <              kleiner dan

Ø                   groter dan

cat           categorie

e.d.          en dergelijke

n.e.g.       niet elders genoemd

o.c.          opslagcapaciteit

p.c.          productiecapaciteit