INHOUD van de PLANREGELS

Bestemmingsplan “Manger Cats 2009” van de gemeente Utrechtse Heuvelrug

 

 

HOOFDSTUK 1      INLEIDENDE REGELS. 3

ARTIKEL 1         BEGRIPPEN. 3

ARTIKEL 2         WIJZE VAN METEN. 7

HOOFDSTUK 2      BESTEMMINGSREGELS. 9

BESTEMMINGEN.. 9

ARTIKEL 3         GROEN. 9

ARTIKEL 4         SPORT. 10

ARTIKEL 5         TUIN. 12

ARTIKEL 6         VERKEER. 12

ARTIKEL 7         WATER. 13

ARTIKEL 8         WONEN. 14

ARTIKEL 9         WONEN-GESTAPELD. 15

DUBBELBESTEMMINGEN.. 17

ARTIKEL 10      WAARDE-ARCHEOLOGIE. 17

HOOFDSTUK 3      ALGEMENE REGELS. 21

ARTIKEL 11      ANTI-DUBBELTELREGEL 21

ARTIKEL 12      ALGEMENE GEBRUIKSREGELS. 21

ARTIKEL 13      ALGEMENE ONTHEFFINGSREGELS. 21

ARTIKEL 14      ALGEMENE PROCEDUREREGELS. 22

HOOFDSTUK 4      OVERGANGS- EN SLOTREGELS. 23

ARTIKEL 15      OVERGANGSREGELS. 23

ARTIKEL 16      SLOTREGEL 24

 

 

BIJLAGEN:       STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN-FUNCTIEMENGING


 

 


HOOFDSTUK 1    INLEIDENDE REGELS

 

ARTIKEL 1                BEGRIPPEN

 

In deze planregels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan “Manger Cats 2009” van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

 

bestemmingsplan: 

de gewaarmerkte plankaart (tekeningnummer 99.84) met planregels en voorzien van een toelichting.

 

 

De overige begrippen in alfabetische volgorde:

 

aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

 

bebouwingspercentage:

het op de plankaart of in de planregels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze planregels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.

 

bedrijf:

inrichting voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee naar de aard vergelijkbare activiteiten.

 

bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van een kleinschalig en/of ambachtelijk bedrijf aan huis, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is en geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

 

beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw,  dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar volgens de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.

 

erker

aan- of uitbouw aan de voor- of de zijgevel van het hoofdgebouw.

 

escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend en die qua aard en schaal het bedrijf of beroep aan huis te boven gaat.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

goot, druiplijn, boeiboord:

constructie of de overgang van gevel- naar dakvlak.

 

horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatige dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

hoofdverblijf:

het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres.

 

meer aaneen geschakelde woning:

woning die deel uitmaakt van een rijtje met tenminste 3 aan elkaar geschakelde woningen.

 

peil:

a.  voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.  voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.   indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

 

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

raamprostitutie:

een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

 

twee aaneen geschakelde woning:

woning die is geschakeld met één naastgelegen woning.

 

vrijstaande woning:

woning die niet geschakeld is aan een andere woning.

 

weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

 

woning:

een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

 

wooneenheid:

een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

 

 

 

 

ARTIKEL 2                WIJZE VAN METEN

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

dakhelling van een kap:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

het maximum bebouwingspercentage van een bouwperceel of een bouwvlak de som van de bebouwde oppervlakte en de overbouwde oppervlakte van het bouwperceel/bouwvlak.

 

de bebouwde oppervlakte:

de som van alle oppervlakten van de gebouwen, die gemeten wordt binnen de buitenomtrek van de gebouwen ter hoogte van het maaiveld. Daarbij wordt een ondergeschikt bouwdeel waarvan de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner dan 4 m² is, niet meegerekend.

 

de overbouwde oppervlakte:

de som te nemen van de oppervlakten van de gedeelten van een gebouw, die zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk liggen. Daarbij wordt een ondergeschikt bouwdeel, waarvan de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 4 m² niet meegerekend.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de verticale diepte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de onderkant van de vloer van het gebouw, de fundering niet meegerekend.

 

 

 


HOOFDSTUK 2    BESTEMMINGSREGELS

 

BESTEMMINGEN

 

 

ARTIKEL 3                GROEN

 

Lid 1   Bestemmingsomschrijving

 

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.  groenvoorzieningen (waaronder begrepen fiets- en voetpaden, water en waterberging, taluds) en/of;

2.  speelvoorzieningen en/of;

3.  beplanting;

met dien verstande dat:

4.  in de eerste plaats het bepaalde in artikel 10 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor “Waarde-Archeologie”.

 

 

Lid 2   Bouwregels

 

Op de voor Groen aangewezen gronden zijn uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

 

 

Lid 3   Gebruiksregels

 

De voor Groen aangewezen gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt.

 


 

ARTIKEL 4                SPORT

 

 

Aanduidingen:

(ss-sb)         specifieke vorm van sport-schietbaan

 

 

Lid 1   Bestemmingsomschrijving

 

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.     een tennisbaan;

alsmede voor:

2.     specifieke vorm van sport-schietbaan ter plaatse van de aanduiding (ss-sb);

met dien verstande dat:

3.  in de eerste plaats het bepaalde in artikel 10 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor “Waarde-Archeologie”.

 

 

Lid 2   Bouwregels

 

Op de voor Sport aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

1. Gebouwen:

a)  gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b)  het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

c)  de bouwhoogte dan wel goot- en bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de aangeduide “maximale bouwhoogte” dan wel de aangeduide “maximale goot- en bouwhoogte”;

d)  de verticale diepte van een gebouw mag niet meer dan 3,0 meter bedragen.

 

2.  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen, met dien verstande dat lichtmasten zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 12 meter.

 

 

Lid 3   Gebruiksregels

 

Het is in ieder geval verboden om de voor Sport aangewezen gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor horeca, met uitzondering van kantinevoorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

 

Lid 4   Wijzigingsbevoegdheid

 

A. Bevoegdheid:

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de herinrichting van het terrein van de tennisbaan met sociale woningbouw, de bestemming Sport in de aangeduide Wro-zone-wijzigingsgebied 1, geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Wonen, Verkeer, Groen en Water.

 

B. Voorwaarden:

Bij de wijziging zoals genoemd onder A nemen burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden in acht:

 

Onderzoek:

a)  vooraf dient met een akoestisch onderzoek te zijn aangetoond dat kan worden voldaan aan de maximaal toegestane geluidswaarden krachtens de Wet geluidhinder;

b)  vooraf dient met een bodemonderzoek te zijn aangetoond dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

c)  vooraf dient met een natuuronderzoek te zijn aangetoond dat kan worden voldaan aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;

d)  de uitvoerbaarheid van de toekomstige ontwikkeling van de wijzigingslocatie dient voldoende te zijn verzekerd door contractuele afspraken met private partijen of een gemeentelijke grondexploitatie.

 

Woningbouw:

a)    in het wijzigingsgebied zijn niet meer dan 17 woningen toegestaan;

b)    toegestaan zijn uitsluitend meer aaneen geschakelde en twee aaneen geschakelde woningen;

c)    de grondoppervlakte van een geschakelde woning bedraagt maximaal 50 m (exclusief bijgebouwen);

d)    de goothoogte van een geschakelde woning mag niet meer dan 6 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter;

e)    de inhoud van een geschakelde woning bedraagt maximaal 400 m;

f)    op het erf bij een geschakelde woning is niet meer dan 30 m bijgebouwen per woning toegestaan;

g)    de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4.50 meter.

 

 

Groen:

de groenstrook langs het lekkere watertje zal worden verbreed.

 

 

 

ARTIKEL 5                TUIN

 

Lid 1   Bestemmingsomschrijving

 

De voor tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.  tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

2.  beeldbepalende bomen, ter plaatse van de aanduiding (beb);

met dien verstande dat:

3.  in de eerste plaats het bepaalde in artikel 10 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor “Waarde-Archeologie”.

 

 

Lid 2   Bouwregels

 

Op de voor tuin aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 1 meter.

 

 

Lid 3   Gebruiksregels

Zie de algemene gebruiksregels in artikel 12 van deze planregels.

 

 

ARTIKEL 6                VERKEER

 

 

Lid 1   Bestemmingsomschrijving

 

De voor verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.  wegen, straten, en paden met een verkeers- en verblijfsfunctie, en/of;

2.  voet- en rijwielpaden, en/of;

3.  parkeervoorzieningen, en/of;

4.  bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging), en/of;

5.  straatmeubilair;

met dien verstande dat:

6.  in de eerste plaats het bepaalde in artikel 10 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor “Waarde-archeologie”.

 

 

Lid 2   Bouwregels

 

Op de voor verkeer aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

 

 

Lid 3   Gebruiksregels

 

De voor verkeer aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor een motorbrandstofverkooppunt.

 

 

ARTIKEL 7                WATER

 

 

Lid 1   Bestemmingsomschrijving

 

De voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.  waterberging (waaronder begrepen groene en/of natuurlijke oevers) en/of;

2.  waterhuishouding en/of;

3.  waterlopen;

met dien verstande dat:

4.  in de eerste plaats het bepaalde in artikel 10 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor “Waarde-archeologie”.

 

Lid 2   Bouwregels

 

Op de voor water aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met een hoogte van maximaal 2 meter.

 

 

Lid 3   Gebruiksregels

 

Zie de algemene gebruiksregels in artikel 12 van deze planregels.

 


 

ARTIKEL 8                WONEN

 

 

Lid 1   Bestemmingsomschrijving

 

De voor wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.  wonen;

2.  al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;

3.  erven;

met dien verstande dat:

4.  in de eerste plaats het bepaalde in artikel 10 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor “Waarde-archeologie”.

 

 

Lid 2   Bouwregels

 

Op de voor wonen aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

 

1. Algemeen:

toegestaan zijn uitsluitend vrijstaande en twee aaneen gebouwde woningen.

 

2. Bouwvlak:

a)  het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tenzij krachtens de aanduiding een “maximum bebouwingspercentage” geldt, en met inachtneming van de overige bouwregels;

b)  binnen het bouwvlak zijn niet meer dan het aangeduide “maximum aantal wooneenheden” toegestaan;

c)  binnen het bouwvlak moeten de woningen worden georiënteerd op de aangeduide gevellijn;

d)  binnen het bouwvlak moet(en) de niet geschakelde zijde(n) van de gebouwen ten minste 2 meter uit de zijdelingse perceelsgrens(zen) worden gesitueerd;

e)  binnen het bouwvlak mag de goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedragen dan de op de plankaart aangeduide “maximale goot- en bouwhoogte”;

f)   binnen het bouwvlak mag de dakhelling van een kap niet minder dan 30° bedragen en niet meer dan 60°;

g)  binnen het bouwvlak en voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 1 meter bedragen;

h)  binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2 meter bedragen.

 

3. Buiten het bouwvlak:

a.  buiten het bouwvlak is per bouwperceel maximaal 30 m aan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;

b.  buiten het bouwvlak mag de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4.50 meter;

c.   buiten het bouwvlak mag de dakhelling van een kap niet meer dan 60 graden bedragen;

d.  buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2 meter bedragen.

 

 

Lid 3   Gebruiksregels

 

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, mits:

1.  per bouwperceel niet meer dan 1/3 van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en maximaal 100 m² van hoofd- en bijgebouwen/aan- en uitbouwen tezamen, daarvoor wordt aangewend;

2.  het beroep of bedrijf aan huis geschiedt door degene die in de desbetreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;

3.  er in het kader van een bedrijf aan huis uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden van bedrijfstypen die zijn genoemd in categorie A van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging, met een ontheffingsmogelijkheid in artikel 3.4 van deze planregels voor bedrijven die niet in de lijst zijn genoemd maar naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn;

4.  er geen detailhandel en/of horeca plaatsvindt;

5.  er geen onevenredige toename van de parkeer- en/of verkeersbelasting van de omgeving optreedt;

6.  per beroep of bedrijf aan huis maximaal 1 reclame- en/of  naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van maximaal 0,25 m².

 

 

ARTIKEL 9                WONEN-GESTAPELD

 

 

Lid 1   Bestemmingsomschrijving

 

De voor wonen gestapeld aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.  wonen in de vorm van gestapelde woningen;

2.  al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis op de begane grond;

3.  erven;

met dien verstande:

4.  in de eerste plaats het bepaalde in artikel 10 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor “Waarde-archeologie”.

 

 

Lid 2   Bouwregels

 

Op de voor wonen-gestapeld aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

1. Algemeen:

a.  toegestaan zijn uitsluitend gestapelde woningen;

b.  de hoogte van andere bouwwerken mag voor de voorgevel niet meer dan 1 meter bedragen, en achter de voorgevel niet meer dan 2 meter.

 

2. Bouwvlak:

a.  ter plaatse van de speciale bouwaanduiding [sba-ga] zijn uitsluitend garageboxen toegestaan met inachtneming van de aangeduide “maximale bouwhoogte”;

b.  het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de overige bouwregels;

c.   binnen het bouwvlak zijn niet meer dan het aangeduide “maximum aantal wooneenheden” toegestaan;

b)  binnen het bouwvlak moet de voorgevel van de gebouwen in de gevellijn worden gebouwd;

c)  binnen het bouwvlak mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de op de plankaart aangeduide “maximale goot- en bouwhoogte”;

d)  binnen het bouwvlak mag de verticale diepte van gebouwen niet meer dan 5 meter bedragen.

 

3. Buiten het bouwvlak:

a)    van de gronden buiten het bouwvlak mag per bouwperceel maximaal 30% worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, en met inachtneming van de overige bouwregels;

b)  buiten het bouwvlak mag de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4.50 meter.

 

 

Lid 3   Gebruiksregels

 

1.  De wooneenheden op de begane grondlaag van een woongebouw met gestapelde woningen mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met in achtneming van de volgende voorwaarden:

a)  per bouwperceel niet meer dan 1/3 van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en maximaal 100 m² van hoofd- en bijgebouwen/aan- en uitbouwen tezamen, daarvoor wordt aangewend;

b)  het beroep of bedrijf aan huis geschiedt door degene die in de desbetreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;

c)  er in het kader van een bedrijf aan huis uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden van bedrijfstypen die zijn genoemd in categorie A van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging, met een ontheffingsmogelijkheid in artikel 3.4 van deze planregels voor bedrijven die niet in de lijst zijn genoemd maar naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn;

d)  er geen detailhandel en/of horeca plaatsvindt;

e)  er geen onevenredige toename van de parkeer- en/of verkeersbelasting van de omgeving optreedt;

f)   per beroep of bedrijf aan huis maximaal 1 reclame- en/of  naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van maximaal 0,25 m².

 

2.  De wooneenheden op de verdiepingen van een gebouw met gestapelde woningen mogen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis.

 

 

DUBBELBESTEMMINGEN

 

ARTIKEL 10              WAARDE-ARCHEOLOGIE

 

 

Lid 1   Bestemmingsomschrijving

 

De voor Waarde-Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

 

 

Lid 2   Bouwregels

 

A. Bouwregels

Op de voor Waarde-Archeologie aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken en/of ondergrondse bouwwerken worden gebouwd, voor zover de oppervlakte van deze  bouwwerken meer dan 100 m bedraagt.

 

B. Ontheffing van de bouwregels:

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor bouwwerken en/of ondergrondse bouwwerken, ten behoeve van de secundaire bestemmingen, mits, de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast.

 

 

Lid 3   Specifieke gebruiksregels

 

Zie de algemene gebruiksregels in artikel 12 van deze planregels.

 

 

Lid 4   Aanlegvergunning

 

1. Verbod

Op de voor waarde-archeologie aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a)    Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b)    het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c)    het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld.

 

2. Uitzonderingen:

Het in lid 4, onder 1, genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

a)    het normale onderhoud of gebruik betreffen;

b)    reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

 

3. Criteria voor verlening:

a)    De in lid 4, onder 1, genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b)    Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijjkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

c)    Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

 

Lid 5   Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming Waarde-Archeologie komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.



HOOFDSTUK 3    ALGEMENE REGELS

 

ARTIKEL 11              ANTI-DUBBELTELREGEL

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

ARTIKEL 12              ALGEMENE GEBRUIKSREGELS

 

Gebruik van gronden en bouwwerken

 

In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt als strijdig met dit bestemmingsplan in ieder geval aangemerkt het gebruik van gronden en opstallen voor:

1.  het opslaan van bouwmaterialen, werktuigen en machines of onderdelen daarvan, vaten, kisten, en dergelijke goederen;

2.  het opslaan van (onklare) voer- en/of vaartuigen of onderdelen daarvan;

3.  het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;

4.  het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

5.  bewoning als het gaat om vrijstaande bijgebouwen;

6.  andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders ontheffing hebben verleend.

 

 

 

ARTIKEL 13              ALGEMENE ONTHEFFINGSREGELS

 

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing verlenen van het bepaalde in deze planregels of de aanwijzingen op de plankaart, voor:

 

1.  het toestaan van bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd in de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging, maar die naar aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;

 

2.    het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken indien naar aanleiding van een aanvraag om bouwvergunning blijkt dat afwijking noodzakelijk is, mits:

a)    de afwijking van de maatvoering niet meer dan 10% bedraagt;

b)    de bestemmingsgrens, dan wel het bouwvlak, daarbij niet wordt overschreden;

 

3.    het in geringe mate aanpassen van het plan zoals een bestemmings- en/of bebouwingsgrens of een aanduiding, indien meetverschillen of de definitieve verkaveling daartoe aanleiding geven, mits de grenzen met niet meer dan 2 meter worden verschoven;

 

4.    de bouw van een erker, mits:

a)  de grens van het bestemmingsvlak/bouwvlak met niet meer dan 1 meter wordt overschreden;

b)  de erker niet meer dan 70% van de voorgevel beslaat en/of maximaal 40% van de zijgevel van het hoofdgebouw;

c)  de erker in maximaal 1 bouwlaag op de begane grond wordt gebouwd;

d)  de bouwhoogte van een erker mag niet meer dan 25 centimeter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw liggen.

 

 

 

ARTIKEL 14              ALGEMENE PROCEDUREREGELS

 

 

Ontheffing ex artikel 3.6 WRO

 

Bij het voornemen om ontheffing te verlenen krachtens deze planregels, passen burgemeester en wethouders de volgende procedure toe:

a)  Het voornemen tot ontheffing van deze planregels of de aanduidingen op de plankaart ligt met bijbehorende stukken, voor een ieder gedurende 2 weken ter inzage bij de secretarie van de gemeente;

b)  Burgemeester en wethouders geven vooraf kennis van de terinzagelegging in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-blad en verder op de gebruikelijke wijze;

c)  In deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging hun zienswijzen omtrent het voornemen tot ontheffing, bij burgemeester en wethouders naar voren kunnen brengen;

d)  Indien zienswijzen naar voren zijn gebracht wordt het besluit tot ontheffing nader met redenen omkleed;

e)  Burgemeester delen deze met redenen omklede beslissing mee aan degene die de zienswijzen naar voren hebben gebracht.


HOOFDSTUK 4   OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

ARTIKEL 15              OVERGANGSREGELS

 

 

Lid 1   Overgangsrecht bouwwerken

 

1.  Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a) gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b) na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.  Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3.  Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

 

Lid 2   Overgangsrecht gebruik

 

1.  Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.  Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.  Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.  Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

ARTIKEL 16              SLOTREGEL

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam:

 

Regels van het bestemmingsplan “Manger Cats 2009”

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Utrechtse Heuvelrug gehouden op 26 november 2009,

 

 

De Griffier,                                         De Voorzitter,