direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Venray
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP15001-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Venray is voornemens een nieuw en actueel bestemmingsplan voor de kern Venray, voor zover gelegen binnen het op onderstaande afbeelding opgegeven plangebied, vast te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0001.png"

Globale begrenzing plangebied 'Venray'

De aanleiding hiervoor is gelegen in de (per 1 juli 2008 in werking getreden) Wet ruimtelijke ordening, waarin is voorgeschreven dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar. Mede gelet op deze wettelijke verplichting heeft de raad van de gemeente Venray in november 2010 het ‘plan van aanpak regulier onderhoud bestemmingsplannen’ vastgesteld. Ook de actualisatie van het bestemmingsplan ‘Venray’ is in dit plan van aanpak opgenomen: het bestemmingsplan ‘Venray’ is onherroepelijk geworden op 15 juni 2007. Dit bestemmingsplan geldt voor een groot deel van het plangebied. Gezien het bepaalde in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening in samenhang met het overgangsrecht als opgenomen in de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening zou in principe uiterlijk 15 juni 2017 een nieuw bestemmingsplan voor de kern moeten worden vastgesteld. Daarnaast hebben de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de kern Venray niet stilgestaan. Diverse locaties zijn de afgelopen jaren ontwikkeld, uitgebreid en/of van functie veranderd. Maar er zijn ook locaties waar de herontwikkeling heeft gestagneerd en/of waar leegstand is ontstaan. Deels is dit te wijten aan de economische crisis van de afgelopen jaren, maar deels is er ook sprake van meer structurele veranderingen (zoals afname van de bevolkingsgroei, vergrijzing, nieuwe vormen van winkelen en werken). Deze veranderingen leiden tot een andere kijk op de toekomst, waarbij veel minder moet worden uitgegaan van kwantitatieve groei maar meer van stabilisatie en beheer van de bestaande voorraden. Voor enkele 'gaten' geldt helemaal geen bestemmingsplan meer sinds 1 juli 2013, aangezien de daarvoor geldende plannen van rechtswege zijn vervallen op grond van het overgangsrecht als opgenomen in de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening.

Voorliggend nieuw bestemmingsplan zal derhalve in de plaats treden van de huidige binnen het plangebied 'Venray' geldende bestemmingsplannen. Het resultaat van deze bestemmingsplanactualisatie moet zijn dat de gemeente Venray weer beschikt over een actuele juridische regeling waaraan eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen getoetst kunnen worden. Daarnaast dient het plan digitaal raadpleegbaar te zijn, zoals is voorgeschreven in de Wet ruimtelijke ordening, hetgeen bijdraagt aan een betere interne en externe informatievoorziening.


Naast het bestemmingsplan voor de kern Venray zijn of worden de bestemmingsplannen van de overige binnen de gemeentegrenzen gelegen (dorps)kernen geactualiseerd. Een van de doelstellingen van de bestemmingsplanactualisatie is het bieden van een actueel, uitvoerbaar en handhaafbaar planologisch-juridisch kader voor de verschillende (dorps)kernen van de gemeente. De gelijktijdige actualisatie van de verschillende bestemmingsplannen biedt een kans tot het aanbrengen van één zelfde systematiek binnen deze plannen. Gestreefd wordt door middel van een integrale herziening uniformiteit in de toelichting, planverbeelding en planregels aan te brengen: de beoogde uniformiteit komt de leesbaarheid, werkbaarheid en handhaafbaarheid van de plannen ten goede.


Het nieuwe bestemmingsplan ‘Venray’ heeft in hoofdzaak een conserverend en beheersgericht karakter: met voorliggend plan worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uitgangspunt is de bestaande vergunde situatie en het verwerken van de in de “Startnotitie bestemmingsplan Venray” opgenomen voornemens en uitgangspunten. Tegelijkertijd is rekening gehouden met nieuwe ontwikkelingen in het rijks,- provinciaal en gemeentelijk beleid en met voortschrijdende milieukundige en maatschappelijke inzichten en ontwikkelingen.


De aan voorliggend bestemmingsplan ten grondslag liggende uitgangspunten en doelstellingen, alsmede de randvoorwaarden waarmee bij de vaststelling van het plan rekening is gehouden, worden in de navolgende paragrafen en hoofdstukken nader toegelicht.

1.2 Situering en begrenzing van het plangebied

Het plangebied omvat de kern Venray exclusief het centrum en de bedrijventerreinen maar inclusief de wijken. Daarnaast bevat het ook een aantal 'gaten': gebieden die in 2006 niet zijn meegenomen in het bestemmingsplan 'Venray' omdat op dat moment nog onduidelijkheid bestond over de gewenste en/of toekomstige bestemming van de gronden. Voor sommige van deze gaten is later een separate bestemmingsplan- of projectbesluitprocedure gevolgd. Maar een aantal hiervan is nooit tot ontwikkeling gekomen en hierop rusten dan ook nog vaak oude bestemmingsplannen, daterend uit de vorige eeuw. De plangrenzen van het bestemmingsplan 'Venray' zijn digitaal afgestemd met het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010'.

Buiten het plangebied worden nog wel gelaten het terrein van het ziekenhuis Vlakwater, ruimte voor ruimte Vlakwater, terrein Intratuin, de locatie Westsingel 1 (op de hoek met de Langstraat, de locatie Lindenstraat/Eikenlaan (locatie Biologische school, bij concrete planvorming gedurende het traject van het bestemmingsplan wordt locatie mogelijk nog aan plangebied toegevoegd) en het terrein van Sint Anna.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0002.png"

Begrenzing plangebied 'Venray' op luchtfoto

De kern Venray is redelijk centraal binnen de gemeente gelegen. Het plangebied wordt in het oosten begrensd door de A73, in het zuiden door de Deurneseweg (N270). Ten westen van het plangebied zijn agrarische gronden gesitueerd. In het noorden grenst het plangebied eveneens aan het buitengebied, het terrein van Sint Anna en het bedrijventerreinen Smakterheide en Keizersveld.

1.3 Functie en doelstelling van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan vormt bij uitstek het instrument voor de gemeentelijke ruimtelijke ordening. Per 1 juli 2008 zijn gemeenten verplicht voor hun gehele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. In een bestemmingsplan wordt het ruimtelijk beleid van de gemeente vertaald. Het vormt daarmee een beleidsstuk waarin alle bij het gebruik van de grond betrokken belangen worden gecoördineerd, ten behoeve van een zo doelmatig en verantwoord mogelijk gebruik van grond en opstallen.


Beleid vormt de drager en toetssteen voor een goede ruimtelijke ordening. In eerste instantie moet duidelijk zijn welk beleid er ten aanzien van een gebied wordt beoogd. Op basis van een inventarisatie van de aanwezige functies en bebouwing, een analyse van knelpunten en het bepalen van de mogelijkheden voor de gewenste functionele en ruimtelijke ontwikkeling kunnen uitspraken worden gedaan over het plangebied. De beleidsuitgangspunten dienen niet te worden beperkt tot de bestaande situatie en de korte termijn, maar dienen tevens inzicht te geven in de middellange of zelfs de lange termijn. De beleidsuitgangspunten kunnen dan ook zowel betrekking hebben op concrete situaties, als op mogelijkheden en wensen voor de toekomst.


Voorliggend bestemmingsplan ‘Venray’ betreft enerzijds een zogenaamd beheersplan. Dit wil zeggen dat het plan in de eerste plaats gericht is op het behouden en beheren van de bestaande ruimtelijke situatie. Grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Kleinschalige ontwikkelingen binnen de bestaande functies zijn mogelijk voor zover deze passen binnen de middels voorliggend bestemmingsplan verankerde beleidsuitgangspunten. Nieuwe ontwikkelingen zijn in het bestemmingsplan slechts meegenomen, indien de ruimtelijke procedure noodzakelijk voor deze ontwikkeling voor de vaststelling van dit bestemmingsplan geheel is afgerond.

Anderzijds is beleidsmatig sprake van nieuwe kaders waarmee bij de actualisatie van het bestemmingsplan 'Venray' rekening moet worden gehouden. Meest in het oog springend hierbij zijn de Ladder voor duurzame verstedelijking en het Provinciaal Omgevingsplan (POL2014) en de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. Maar ook het gemeentelijk beleid (kadernotitie Wonen uit 2011, Structuurvisie Detailhandel uit 2013) geeft richtlijnen hoe om te gaan met ontwikkelingen op het gebied van o.a. woningbouw en detailhandel. Dit heeft ertoe geleid dat onbenutte ontwikkelingsmogelijkheden zijn geschrapt. Verderop wordt hierop nog uitgebreid ingegaan (paragraaf 2.6.1).

Het bestemmingsplan 'Venray' kan worden getypeerd als een gedetailleerd bestemmingsplan met enige mate van flexibiliteit. De gedetailleerde bestemmingswijze draagt zorg voor het stellen van de condities waaraan de in het plangebied eventuele ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de behoefte van rechtszekerheid voor mogelijke belanghebbenden. De flexibiliteitmogelijkheden (zoals wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden en de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen) dienen ertoe om het toekomstige gewenste grondgebruik te kunnen verwezenlijken, dan wel toekomstige ongewenste ontwikkelingen tegen te kunnen gaan.

1.4 Vigerende bestemmingsplan

In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de in het plangebied momenteel (deels) van toepassing zijnde bestemmingsplannen.

Zoals reeds aangegeven zullen de in bijlage 1 genoemde bestemmingsplannen, voor zover gelegen binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan, met de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan 'Venray' komen te vervallen. De in der loop der jaren verleende vrijstellingen, ontheffingen, projectbesluiten en omgevingsvergunningen zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan 'Venray' bestaat naast deze plantoelichting uit de volgende stukken:

  • de dataset met kenmerk NL.IMRO.0984.BP15001-, zoals deze is opgebouwd conform de RO standaarden 2012;
  • de analoge planverbeeldingen (schaal 1: 1.000);
  • de planregels.


De planverbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en moeten te allen tijde in onderlinge samenhang worden bezien. Op de planverbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden en opstallen opgenomen, alsmede een legenda waarin een verklaring van de op de planverbeelding voorkomende bestemmingen en aanduidingen is weergegeven.


Daarnaast worden in voorliggende plantoelichting de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en randvoorwaarden beschreven: hoofdstuk 2 bevat een ruimtelijke inventarisatie en analyse van het plangebied, hetgeen resulteert in de planbeschrijving. In hoofdstuk 3 van deze plantoelichting wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente behandeld. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de milieuaspecten zoals geluid, bodem, waterhuishouding, externe veiligheid, luchtkwaliteit, milieuzonering en duurzaam bouwen aan bod. De juridische opzet van het plan wordt behandeld in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 behandelt het aspect handhaving. De uitvoerbaarheid van het plan wordt in hoofdstuk 7 aangetoond. In hoofdstuk 8 ten slotte wordt de te volgen procedure besproken en zijn de resultaten van de inspraak- en overlegmomenten opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plan

2.1 Inleiding

In het inleidende hoofdstuk 1 is reeds beschreven dat het voorliggende bestemmingsplan een beheersgericht karakter kent. Dit betekent dat de huidige situatie geconserveerd wordt. De actualisatie van het bestemmingsplan is dan ook gericht op het toepassen van een moderne plansystematiek en het vertalen van het huidige gebruik naar een actueel bestemmingsplan. Immers, doordat het oude bestemmingsplan van kern Venray uit 2006 stamt, zijn er in de tussentijd de nodige zaken veranderd. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan nieuwe woningbouwontwikkelingen of wijzigingen in de voorzieningenstructuur. Het belangrijkste doel is dan ook het 'up-to-date' maken van het bestemmingsplan. De in het verleden verleende vrijstellingen, ontheffingen of omgevingsvergunningen worden conform de vergunde situatie opgenomen.

In voorliggend hoofdstuk worden de verschillende ruimtelijke en functionele karakteristieken van kern Venray, en hun gevolgen voor het nieuwe bestemmingsplan beschreven. Daarbij wordt onder andere ingegaan op de geschiedenis van de kern, eventueel aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden, woningbouwmogelijkheden en de huidige voorzieningenstructuur.

2.2 Geschiedenis en historische ontwikkeling

2.2.1 Geschiedenis

Rond 1200 duikt Venray in de geschreven bronnen op als een nederzetting met de naam Rode. In plaatselijk dialect: Rooj. ‘Rode’ wijst op een nederzetting die door ontginning van bosgronden is ontstaan.

In de 15e eeuw profiteert Venray van de bloei van het hertogdom Gelre. Er komt een monumentale kerk, toegewijd aan Sint Petrus, Banden, met een rijke beeldenschat. Rondom de oude kern ontstaan kerkdorpen met een eigen karakter: Castenray, Leunen, Merselo, Oostrum, Oirlo en Smakt. Als rijkste dorp van de regio heeft Venray kloosters, gilden en schutterijen en vanaf 1651 zelfs een Latijnse school. In die tijd is landbouw de belangrijkste bron van bestaan. De Peel – een uitgestrekt gebied van heidevelden en venen – wordt gebruikt om turf te steken en om schapen en bijen te houden.


In de 18e eeuw zet het verval in. Militaire bezettingen zorgen voor zware oorlogsschattingen. Na 1850 keert het tij. Er vestigen zich twee onderwijsinstellingen: het pensionaat van de zusters Ursulinen en het gymnasium van de paters Minderbroeders Franciscanen. De economische ontwikkeling krijgt een impuls door de aanleg van de spoorlijn Venlo-Nijmegen (1883). Opmerkelijk is de enorme bloei van de schapenhandel. De handelaren zijn actief in heel Europa en ver daarbuiten (Argentinië).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0003.png"

Impressie voormalige psychiatrische inrichting Sint Anna


Vanaf 1900 begint de grootschalige ontginning van de Peel. De gemeente legt bossen aan en stimuleert omzetting van woeste grond in cultuurland. Venray krijgt er een kerkdorp bij: Ysselsteyn (1921). Ook komen er twee psychiatrische instellingen: Sint Servatius (mannelijke patiënten) en Sint Anna (vrouwelijke patiënten). De moderne tijd met elektriciteit en riolering arriveert. De paardentram tussen Venray en het station in Oostrum maakt plaats voor een busverbinding.


De Tweede Wereldoorlog is een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van Venray. Een groot deel van het centrum wordt verwoest of beschadigd. Na de oorlog blijkt dat Venray nieuwe wegen moet inslaan. Vanaf 1952 komt de industrialisatie goed op gang. Het platteland verandert ingrijpend door ruilverkavelingen en intensieve veehouderij. In hoog tempo wordt de Peel ontgonnen. Zo ontstaat het jongste kerkdorp: Vredepeel (1955).


In de periode 1950-2000 stijgt het aantal inwoners fors: van 17.000 tot 38.000. Door de aanleg van de Rijksweg A73 krijgt de economische ontwikkeling opnieuw een impuls. Venray is nu een belangrijk centrum voor de regio.

In 2010 vindt er een grote herindeling plaats in Noord-Limburg. Venray krijgt er drie nieuwe kerkdorpen bij: Blitterswijck, Geijsteren en Wanssum. Het aantal inwoners stijgt tot 43.000.

2.2.2 De historische ontwikkeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0004.png"

Impressie ontwikkeling kern Venray

Van oorsprong is het bouwlandencomplex van Venray in het westen en noorden begrensd door bossen, stuifduinen en heidevelden. In het zuidoosten liggen de bouwlanden tegen het beekdal van de Oostrumsebeek. Venray bestaat rond 1850 uit twee bebouwde wegen, linten, met een sterke noord-zuid oriëntatie. Daar waar beide linten elkaar bijna raken, is sprake van een zekere centrumvorming. Rond het dorp, over de akkers ligt een enigszins verdicht, grillig wegenpatroon.

De eerste vormen van verstedelijking tekenen zich af rond 1915. Pal langs Oostrum wordt de spoorlijn aangelegd. Door de aanwezigheid van een station bij Oostrum neemt de betekenis van de landweg tussen Oostrum en Venray toe. Buiten Venray worden twee psychiatrische instituten gesitueerd: Sint Anna ten noorden van Venray in het bos en Sint Servatius centraal op het bouwlandencomplex ten oosten van Venray. De verbindingen naar het westen (de peel) nemen langzaam in betekenis toe, zonder dat dit al te sterke gevolgen heeft voor de uitbreidingsrichting van het dorp.

Het spinnenweb van wegen rond Venray verdicht net voor de Tweede Wereldoorlog in alle richtingen. Lange uitlopers beheersen echter het beeld. Van Veltum en Leunen tot Venray is nu sprake van min of meer continue lintbebouwing. Een zelfde lintbebouwde structuur is ontstaan langs de weg over de akkers richting Oostrum. In het boscomplex ten westen van Venray is een ziekenhuis gebouwd. De landschappelijk bepaalde noordzuid gerichtheid van het dorp begint langzaam in betekenis af te nemen.

De echte verstedelijking van Venray begint rond 1965 zichtbaar te worden. De contour van het verstedelijkte gebied wordt vooral bepaald door de West- en Oostsingel. Beide singels bestaan uit een combinatie van “opgewaardeerde” landwegen en nieuwe tracés. Binnen de singels komen de planmatig ontwikkelde gebieden tot stand die op het kaartbeeld aan het stratenpatroon herkend kunnen worden. De industriële ontwikkeling van Venray wordt in gang gezet met het ten noorden van de kern gesitueerde bedrijventerrein Smakterheide. De opkomst van het moderne verkeer is verder afleesbaar aan de ontwikkeling van de infrastructuur. De oorspronkelijke twee noord-zuid gerichte linten vormen niet langer de functionele hoofdverkeerstructuur. Alleen de Maasheseweg en de Leunseweg zijn nog onderdeel van de hoofdstructuur. Opmerkelijk is de toegenomen betekenis van de oost-west verbindingen. De huidige Noordsingel/Beekweg en de Deurneseweg zorgen voor verbindingen met Brabant. Daarbij doorsnijdt de Deurneseweg het bebouwingslint tussen Leunen en Veltum.

Door de verdergaande verstedelijking wijzigt de verhouding tussen stad en landschap rond 1975 ingrijpend. De inmiddels tot Oostrum doorgetrokken Deurneseweg sluit Venray definitief af van het beekdal van de Oostrumse beek. Dit effect wordt versterkt door de aanleg van de provinciale weg richting Horst en de ontwikkeling van het in zichzelf gekeerde woongebied Brukske ten oosten van Venray. Voor een optimale ontsluiting van deze uitbreidingswijk is de aanleg van de Henri Dunantstraat noodzakelijk. Deze verbindt de woonwijk met het centrum en het station.

Ten westen van de kern worden, in de omgeving van de Molenklefweg en het ziekenhuis (Vlakwater), een aantal luxere woonwijken gebouwd en in een boscomplex wordt gestart met de bouw van de wijk Veltum. Door de ontwikkeling van Veltum neemt de betekenis van de Langstraat als gebiedsontsluitingsweg toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0005.png"

Impressie ontwikkeling wijk Veltum

Voor de periode tussen 1975 en 1985 is de voltooiing van de stedelijke infrastructuur kenmerkend. De buitensingel wordt compleet met de aanleg van de Zuidsingel en het doortrekken van de Noordsingel in combinatie met de aanleg van de nieuwe Maasheseweg die in dit deel de functie van de oorspronkelijke structuur overneemt. De provinciale weg wordt doorgetrokken vanaf de Stationsweg in noordelijke richting, waardoor het laatste grote aaneengesloten deel van het bouwlandencomplex wordt verdeeld in een aantal (geïsoleerde) fragmenten. In het meest westelijke fragment is gestart met de ontwikkeling van de woonwijk Landweert. De westelijke stadsrand lijkt door het boscomplex te breken met de voltooiing van Veltum en de gestage uitbreiding van Vlakwater.

In de periode 1985-1995 vindt de belangrijkste verstedelijking plaats in het (noord) oostelijke

stadsdeel. De reconstructie van de Provinciale weg tot autosnelweg (A 73) zorgt voor een harde scheiding tussen stad en landschap. Achter deze “21e eeuwse stadsmuur” worden oude landschapsfragmenten gevuld met stedelijke programma’s. Tussen de A73 en de Maasheseweg wordt het woongebied Landweert voltooid. Ten noorden van deze woonwijk wordt het bedrijventerrein Keizersveld gerealiseerd, nabij de ontsluiting van de A73. Tussen de Henri Dunantstraat en de Stationsweg is het woongebied (St. Antoniusveld) ontwikkeld.

In de jaren '90 bestond nog steeds een grote behoefte aan uitbreiding, Deze behoefte is geconcretiseerd in de jongste en tiende woonwijk van Venray 'Brabander'. De wijk als geheel vormt een logisch onderdeel van de ruimtelijke opbouw van de kern Venray. Het betreft een duidelijke afronding met vier grotere woongebieden rond een compact centrum. Het betreft een eigentijdse woonwijk, gelegen aan ten noordwesten van de centrum met een Venrays karakter. Een aanzienlijk deel van de woonwijk zal de komende jaren nog worden ontwikkeld.

2.3 Ruimtelijke en functionele hoofdstructuur

De kern Venray bestaat uit een compact deel binnen de buitenring (singels) en nieuwe woon- en werkgebieden buiten de buitenring. Naast de buitenring zijn de meest structurerende elementen:

  • de Deurneseweg en de A73 die de kern begrenzen;
  • de Stationsweg en de Henri Dunantstraat;
  • de Maasheseweg die als verlengstuk van de Oostsingel gezien kan worden;
  • de Beekweg, Leunseweg, Overloonseweg en Langstraat als invalsroutes;
  • de binnenring die het centrum omsluit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0006.png"

Luchtfoto Venray

De begrenzing van het plangebied wordt ter hoogte van het centrum gevormd door een doorgaande laan en binnenring. Aan de noordkant is de ring niet continu. Later is een ruimere ring van brede singels gekomen. Deze buitenring verbindt de wijken en kruist de naar alle zijden lopende radialen. Aan deze noordkant vanaf de Noordsingel is een groene wig ontstaan met een opener bebouwingsstructuur die loopt tot aan het centrumgebied. De structuur is duidelijk anders van opzet en is minder compact dan die van de binnenstad. Deze groene wig sluit aan op het in noordelijke richting lopende groengebied van het St. Annaterrein.

2.3.1 De wijken

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0007.png"

Impressie wijkindeling Venray

Het gebied tussen de twee singels is het oudste van de naoorlogse woongebieden. Deze centrumrand vormt de overgang tussen het centrum en de rest van Venray. Het betreft een stelsel van samenhangende woonbuurten tussen de binnen- en buitenring. Het gebied kenmerkt zich door de relatieve eenvormigheid van de verschillende woonbuurten, waarbij elk gebied zijn eigen identiteit heeft:

  • 1. De oostzijde van de centrumrand bestaat uit ruime blokpatronen met strokenbouw en tweekappers. Hoogbouw ontbreekt nagenoeg in deze zone.
  • 2. Aan de zuidoostzijde is sprake van een complexgewijze gebouwde opzet met grondgebonden rijwoningen in blokpatronen in twee bouwlagen zonder kap. Karakteristiek is het kloostercomplex aan de Leunseweg. Dit gebied heeft door de hoogbouw aan de Zuidsingel, Leunseweg en Vlierstraat een meer stedelijke uitstraling. Rondom het complex Beukenrode en Oud Lyceum is het gebied daarentegen zeer open en groen.
  • 3. Het zuidelijke deel kent een intiemere en meer op variatie gebaseerde structuur. De rechte radiale wegen hebben gesloten straatwanden en smalle straatprofielen. Op het achterliggende terrein staan decenniumwoningen in hoge dichtheid, in twee tot vier bouwlagen.
  • 4. De westzijde wordt gekenmerkt door een blokkenpatroon met strokenbouw in een open maar grootschalige structuur. De buurt heeft hierdoor een meer stedelijk karakter. Karakteristiek zijn de appartementengebouwen (middelhoog) langs de singels.

Verder worden binnen de kern Venray de volgende woonwijken of -buurten onderscheiden:

  • 1. Landweert

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0008.png"

De woonwijk Landweert ligt in het noordoosten van de kern, tussen de Stationsweg, Oostsingel, Nieuwe Maasheseweg, bedrijventerrein Keizersveld en de Rijksweg A73. De wijk is gefaseerd ontwikkeld. Ten zuiden van de Kruidenlaan is de structuur gedifferentieerd met verschillende clusters met ieder een specifieke vormgeving (1970-1990). Het gebied is relatief dicht bebouwd en bestaat uit meanderende en geknikte bouwstroken met smalle straatprofielen en beperkte openbare ruimte. Incidenteel is sprake van hoogbouw in drie bouwlagen.

Ten noorden van de Kruidenlaan is de structuur strak samenhangend met toch ook typisch herkenbare kleinschalige woonbebouwing (1990-2000). Dit deel is helder opgebouwd met rechte parallelle woonstraten en vormelementen. De woonbebouwing bestaat overwegend uit twee en incidenteel uit drie bouwlagen met verschillende kapvormen.

Markant is de groenstructuur met langzaamverkeerroute centraal door de wijk. Ter hoogte van de A73 zijn geluidsschermen aanwezig en wordt de woonbuurt met een groene randzone afgeschermd.

  • 2. Antoniusveld

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0009.png"

De wijk Antoniusveld ligt ten oosten van het centrum ingesloten tussen de wegen Oostsingel, Stationsweg, A73 en Henri Dunantstraat. Ter hoogte van de buitenring ligt het zorgcomplex Sint Servatius met markante groenstructuur. De wijk is sterk uniform met een heldere structuur van rechte parallelle woonstraten met daaromheen afwijkende (gebogen) randbebouwing. De woonbebouwing is karakteristiek voor de jaren '90 en bestaat voornamelijk uit twee of drie lagen met verschillende kapvormen. Belangrijke dragers van de wijk zijn de twee pleinen als entree die een markante zichtlijn vormen. Centraal in de wijk ligt een waterpartij met daar haaks op een doorgaande speelruimte/langzaamverkeersroute die alle straten haaks over de bouwstroken verbindt. Opvallend is de gezondheidszorgpost op de hoek Stationsweg en de Sint Servatiusweg.

  • 3. Brukske

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0010.png"

De wijk Brukske ligt in het zuidoosten van de kern Venray, omsloten tussen de wegen Rijksweg A73, Deurneseweg (N270), Zuidsingel en Henri Dunantstraat. De wijk is sterk naar binnen georiënteerd op de ontsluitingslus Brukske en het buurtcentrum. De centrale groenzone en langzaamverkeersroutes zijn belangrijk voor de belevingswaarde van de overwegend dichtbebouwde wijk.

Stedenbouwkundig gezien heeft de wijk een heldere structuur met herhaling van woonclusters. Deze clusters hebben verspringende rooilijnen en plattegronden. Woonstraten lopen dood tegen groenzones en langzaamverkeersverbindingen. Typisch voor de jaren '70 met bebouwing voornamelijk bestaande uit twee lagen met kap. Langs de corridor zijn woningen in twee of drie bouwlagen zonder kap gesitueerd. Centraal in de wijk ligt hoogbouw (6 tot 10 lagen) met daarbij het buurtcentrum. Markant is de getande bouwstrook in grijze betonblokken ter hoogte van de Polkastraat en Rumbastraat.

  • 4. Kulut

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0011.png"

De woonbuurt Kulut ligt in het zuidwesten van de kern ten noorden van de Kulutweg en grenzend aan de wijken Veltum en Vlakwater en het buitengebied. Kenmerkend zijn de groene bosrandzones die de woonwijk afschermen. De buurt is in de voor het grootste deel in de jaren 1970-1980 ontwikkeld op een samenhangend naar binnen georiënteerde manier zowel qua architectuur als stedenbouw. In het oostelijke deel zijn woonstraten smal en er is weinig speelruimte waardoor een relatief hoge dichtheid is gecreëerd. De ontsluiting is door deze opzet qua structuur en oriëntatie niet helder. Het westelijke deel is ruimer van opzet met hoofdzakelijk twee-onder-een kap en geschakelde woningen. Dit deel is met name in de periode 1980-1990 ontstaan.

  • 5. Veltum

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0012.png"

Veltum bestaat ruimtelijk gezien uit twee delen. Een vrij grootschalige woonwijk gelegen tussen de Langstraat, Weg in den Berg, Kempweg en Westsingel (deel 1) en een aantal individuele woonwijken gelegen tussen de wegen Kulutweg, Weg in Den Berg, Deurneseweg en Kiekweg (deel 2).

Het eerste deel bestaat hoofdzakelijk uit enkele relatief grootschalige woonbuurten uit de periode 1950-1970. In het centrale gebied ligt een aantal flatgebouwen van zeven bouwlagen. Het centrum van dit deel van de wijk heeft rond 2014 een geheel nieuw uiterlijk gekregen door het nieuwe winkelcentrum met daar omheen enkele nieuwe appartementengebouwen. De woningbouw bestaat overwegend uit stroken van twee bouwlagen met kap en zijn georiënteerd op de straten en woonerven. De centrale groenzone vanaf het buurtcentrum sluit aan op het bosgebied en is essentieel voor de belevingswaarde in de overwegend dichtbebouwde wijk. Karakteristiek voor dit deel van de wijk is de oudere bebouwing aan de Langstaat en de Hoebertweg.

Het tweede deel kenmerkt zich door individuele buurten die onderling gescheiden worden door forse bosrandzones grenzend aan achtertuinen. Het overgrote deel van de woningbouw bestaat uit individuele grondgebonden woningen op redelijk ruime kavels. De bebouwing is typerend van de jaren 1980-1990 en bestaat uit alle variëteiten, vormgeving, kleur en materiaal. In het plandeel Bergkwartier is sprake van complexmatig gebouwde (patio)woningen. Opvallend zijn verder de woningen aan de Adelbertweg, Eligiusweg met vertanding en schakeling van woningen in twee bouwlagen met kap.

  • 6. Vlakwater

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0013.png"

Impressie laatste afronding wijk Vlakwater

De wijk Vlakwater is gelegen aan de westzijde aan de rand van de kern Venray, tussen de Hoenderstraat en Hoopweg. Vlakwater wordt van de rest van Venray gescheiden door het ziekenhuis. Het is een ruim opgezette villawijk met vrijstaande woningen op ruime kavels tussen meanderende straten. De woningen hebben in de meeste gevallen een diepe voortuin en door de grote onderlinge afstanden overheerst het groen. Het gebied Van Venrodelaan, Werckenslaan en Biezenvenneke bestaat uit bebouwing vanaf de jaren '60 in relatief hoogwaardige omgeving. Het gebied Wentholtlaan, Strübenlaan bestaat uit bebouwing vanaf de jaren '90.

Aan de rand van Vlakwater, op de grens met het buitengebied en de Loobeek, worden momenteel nog Ruimte voor Ruimte-woningen gerealiseerd. Dit gedeelte vormt de definitieve afronding van Venray naar het beekdal.

  • 7. Molenklef

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0014.png"

Molenklef is een kleinschalige woonbuurt aan de westrand van Venray, grenzend aan enerzijds een boscomplex en anderzijds de Beekweg en Westsingel. Het is een buurt met een open structuur veelal opgebouwd uit meanderende straten met vrijstaande woningen gebouwd in de periode 1960-1980. Ter hoogte van de Hoenderstraat zijn daarnaast nog enkele bouwstroken aanwezig en het gebied tussen de Hagelweg en Lamersveld is dichtbebouwd. Door de open structuur en de relatief hoge leeftijd van het aanwezige groen is de groene uitstraling binnen de buurt dominant.

  • 8. De Singels

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0015.png" De Singels vormen één van de belangrijkste ruimtelijke dragers binnen Venray en vervullen een zeer belangrijke functie als voorziening voor de bereikbaarheid van enerzijds het centrum van Venray en anderzijds de woonwijken. Ook doorgaand verkeer kan op deze wegen zo snel mogelijk en met zo min mogelijk overlast doorgeleid worden. De Singels zijn als gebiedsontsluitingsweg in de periode 1960-1970 aangelegd en doorsnijden soms dwars de reeds eerder aanwezige structuur. Het is niet wenselijk dat bebouwing direct op deze singels wordt ontsloten. Dit is dan ook voor het grootste gedeelte het geval met uitzondering van de Westsingel. Met een volwassen groenstructuur hebben de singels een vrij dominante groene uitstraling.

De bebouwing langs de singels heeft een divers karakter met aan de binnenzijde veelal hogere bebouwing (middelhoge etagebouwwerken) en aan de buitenzijde meestal bebouwing in maximaal twee bouwlagen.

  • 9. Brabander

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0016.png"

Sinds de jaren '90 is de woonwijk Babander als vierde grootschalige nieuwbouwwijk voor Venray nog volop in ontwikkeling. De wijk is gelegen ten noordwesten van de kern tussen de Beekweg en Overloonseweg. Het gebied vormt de overgangszone naar het open buitengebied. Bij de stedenbouwkundige opzet van de wijk is uitgegaan van een sterke contrastwerking tussen oudere lintbebouwing en nieuwbouw (Overloonseweg). Het historisch wegenpatroon is rechtlijnig en noord-zuid gericht, terwijl de uitbreiding met decenniumstraten oost-west verloopt. De inrichting van het openbaar gebied ondersteunt de belevingswaarde en karakteristieke beeldwerking. Incidenteel is sprake van beeldbepalende uitzichten over het landschap. Markant is de ruimtelijke werking van het besloten gebied rond Sint Anna.

De bebouwing in de wijk bestaat uit enkele karakteristieke woningen opgetrokken in rode baksteen in één bouwlaag met (mansarde) kap aan de Overloonsweg en Noordsingel. Opvallend zijn de gerestaureerde of historiserende gebouwen die in verschillende vormen voorkomen in de oudere structuren. De decenniuminvullingen zijn relatief grootschalig en variëren sterk in vorm, materiaalgebruik en kleurstelling.

2.3.2 De groene zones

Binnen het plangebied Venray zijn twee groene zones te onderscheiden. Het betreft het Vlakwatergebied en de Wieën. Het karakter van deze gebieden wordt bepaald door het aanwezige groen, de gevarieerde maar toch heldere structuur en het aanbod aan recreatieve functies.

  • 1. Vlakwatergebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0017.png"

Het Vlakwatergebied is gelegen tussen de Kempweg, Westsingel en Merseloseweg. Het gebied bestaat voor het overgrote deel uit een bosgebied met hoogteverschillen (stuifduinen). Er is sprake van incidentele bebouwing die qua uitstraling zeer ondergeschikt is aan het groen. 

Voor Vlakwater geldt dat de aanwezige natuurwaarden voorwaardestellend zijn. Alle andere functies zijn hiervan afgeleid. Bebouwing mag nooit het beeld van het bestaande groen aantasten. Het gebied heeft als zodanig een openbare functie en is goed bereikbaar. Een bijzonder element is het Odapark waaraan tevens een kunstfunctie is gekoppeld. Dit gebied is omheind om een goed beheer mogelijk te maken.

Het Vlakwatergebied betreft qua omvang een grootschalige voorziening echter de intensiteit van het gebruik is beperkt.

  • 2. De Wieën

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0018.png"

Het gebied de Wieën, gelegen tussen Deurneseweg, Leunseweg, Zuidsingel en Langstraat, bestaat feitelijk uit een grootschalig sportcomplex. De beeldvorming naar buiten toe is vrij introvert door de groene bosrandzones die het gebied van zijn omgeving afscheiden. Het terrein presenteert zich met name via de centrale entree richting Zuidsingel. Hier ligt ook de meest grootschalige bebouwing (sporthal). De centrale ontsluiting wordt gevormd door een historische verbinding (Sportlaan) die als zodanig overigens, met uitzondering van de molen niet meer herkenbaar is.

Voor de Wieën staat met name het gebruik ten behoeve van buitensportvoorzieningen centraal. Feitelijk zijn in dit gebied alle noodzakelijke voorzieningen voor de gehele kern van Venray gebundeld. Ofschoon hier het groene karakter domineert, staat een en ander ten dienste van de sportfunctie. In tegenstelling tot Vlakwatergebied is de intensiteit van het gebruik groot. De bebouwing is qua oppervlakte ondergeschikt.

2.4 Groenstructuur

De groenstructuur binnen de kern Venray wordt met name bepaald door wat er aan landschappelijk groen aanwezig is. Een reeks van parken, sportparken en begraafplaatsen tezamen met de grote complexen van de twee instituten leveren door hun kwaliteit een belangrijke substantiële bijdrage aan het groene karakter van de stad. Aan de noord- en westkant vormen grote groengebieden voor een verbinding tussen het beekdal van de Loobeek en de kern.

Daarnaast vormen de volwassen bomenrijen die de vele lanen en de singels begeleiden, een sterk stelsel van groengebieden. Bij de diverse naoorlogse staduitbreidingen is ook veel stedelijk groen aangelegd. Binnen de singels is het groen beperkt en betreft het met name particulier groen met een deels dorps karakter. Dit is bepalend voor de huidige ruimtelijke kwaliteit en sfeer van het stadshart van Venray.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0019.png"

Impressie groenstructuur (blauw: wegen met beplanting die deel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur)

De beplanting langs de gebiedsontsluitingswegen maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur (blauwe lijn) van de kern Venray. Een groene verbinding van formaat wordt ook gevormd door de langzaamverkeersroute (rode pijl) die de wijken Bruske, Antoniusveld en Landsweert met elkaar verbindt.

 

Als belangrijke opgave binnen de ruimtelijke structuur wordt gezien, het behouden en eventueel waar mogelijk nog creëren van aaneengesloten groenzones en het versterken van het typische boskarakter in het stedelijk gebied. Ook bij de groene lob aan de noordkant van het centrum zal de bijzondere opzet van bebouwing en groen nog beter moeten worden versterkt.

2.5 Verkeersstructuur

2.5.1 Ontsluiting en infrastructuur

Het plangebied wordt aan de oost- en zuidzijde begrensd door (boven)regionale wegen, zijnde de Rijksweg A73 en de provinciale weg N270, de Deurneseweg. De wegenstructuur in de kern van Venray is opgebouwd rond twee ringen (bekend als binnenring en buitenring), de verbindingswegen tussen deze ringen en uitvalswegen naar de kerkdorpen en de (boven)regionale wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0021.png"

Impressie wegenstructuur kern Venray

De binnenring, tevens grens van het plangebied, is een wijkontsluitingsweg voornamelijk bedoeld voor de bereikbaarheid van het centrum en de centrumparkeervoorzieningen. Aan de noordzijde valt de binnenring samen met de buitenring. De buitenring is een gebiedsontsluitingsweg bedoeld voor het verkeer tussen de woonwijken en de bovenlokale wegen om het centrum heen te geleiden naar wegen van een hogere orde. De buitenring verbindt de wijken en kruist de naar alle zijden lopende radialen. Dit radiale stelsel bestaat uit wijkstraten en lanen en is uitgebreid met een netwerk van langzaamverkeersroutes waarmee de omliggende wijken met het centrum worden verbonden.

In het algemeen kan gesteld worden dat de auto-ontsluiting van de kern voldoet. Structurele uitbreiding van de wegenstructuur voor autoverkeer is niet aan de orde. Voor de komende planperiode zal de bestaande situatie met betrekking tot de verkeersstructuur dan ook grotendeels worden gehandhaafd. Mogelijk zullen conform het gemeentelijk verkeersbeleid verbeteringen aan de weginrichting plaatsvinden ten behoeve van de bereikbaarheid, verkeersveiligheid, integrale toegankelijkheid en sociale veiligheid. Aanpassing van infrastructuur qua omvang of uitrusting (herinrichting) en nieuwe ontwikkelingen kunnen veelal op eenvoudige wijze binnen het bestaande ruimtebeslag worden gerealiseerd. In het kader van het project 'Via Venray' wordt momenteel bijvoorbeeld gewerkt aan het deelproject 'Versterking wegenstructuur Venray/Oostrum'. Dit betekent wijziging van het wegtype voor de Stationsweg tussen de Oostsingel en de A73: upgrading van wijkontsluitingsweg naar gebiedsontsluitingsweg. In onderhavig bestemmingsplan is de verkeersbestemming waar mogelijk ruim opgezet ten einde mogelijk gewenste toekomstige herinrichtingen van deze wegen en gebieden te faciliteren.

De kern Venray is met het openbaar vervoer bereikbaar via het station Venray/Oostrum. Dit station is aan de oostzijde van de A73 gelegen en grenst derhalve niet direct aan de kern. Vanuit het station rijden bussen naar en van de wijken in de kern en het centrum. Het stationsgebied vervult een belangrijke regionale functie in het openbaar vervoersnet.

2.5.2 Parkeren

Binnen Venray is sprake van een acceptabele parkeersituatie. Parkeren geschiedt op eigen terrein (garages, opritten etc) en in het openbare gebied. In 30 km/uur zones is parkeren op de rijbaan toegestaan maar hiervoor zijn ook voorzieningen binnen het straatprofiel aangebracht. Dit kunnen parkeerhavens, parkeerstroken maar ook parkeerterreinen zijn. Deze voorzieningen zijn binnen het bestemmingsplan voorzien van een verkeersbestemming.

Bij nieuwe ontwikkelingen dient de verkeerssituatie en parkeerbalans niet onder druk komen te staan. Uitgangspunt is dat bij dergelijke ontwikkelingen in ieder geval de verkeerssituatie niet onder druk mag komen te staan en dat in de eigen parkeerbehoefte wordt voorzien.

2.6 Functionele aspecten

2.6.1 Wonen

De belangrijkste functie binnen het plangebied is de woonfunctie. De kern omvat meer dan 12.500 woningen. De woningvoorraad bestaat grotendeels uit eengezinswoningen, van het type rijtjeswoningen, twee-onder-één-kap, geschakeld, of vrijstaand. Meer richting de binnensingel komen ook de appartementencomplexen voor.

De diverse woonwijken of -buurten hebben vaak een eenduidige opzet die qua stedenbouwkundige structuur terug te leiden is naar de periode van realisatie. De bouwvorm van de woningen is overwegend traditioneel. Het overgrote deel van de woningen is opgetrokken uit baksteen en afgedekt met een kap. De bouwtechnische staat van de woningen is in de meeste gevallen goed te noemen. Er is sprake van één herstructureringslocatie ten noorden van de Zuidsingel, tussen de wegen Leunseweg en Lindenstraat. De ter plaatse nog aanwezige portiekflats (66 wooneenheden) en 8 seniorenwoningen zijn niet meer van deze tijd. Om de leefbaarheid te verbeteren bestaat het voornemen de portiekflats, seniorenwoningen en garages te slopen en drie appartementengebouwen in combinatie met woonblokken bestaande uit drie aaneengebouwde woningen. Het gebied dat overblijft wordt ingericht als openbaar terrein.

Dit bestemmingsplan heeft tot doel de bestaande situatie vast te leggen in een geactualiseerde planologische regeling, waarbij het beleid gericht is op het bieden van een modern wooncomfort. Er wordt derhalve geen (grootschalige) uitbreiding van de bestaande woningvoorraad beoogd.

Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan 'Venray' is voor diverse grootschalige woningbouwplannen in de kern een ruimtelijke procedure doorlopen:

  • Brabander (circa 750 woningen, deels gerealiseerd, voor cluster IV wordt een nieuw c.q. aangepast beeldkwaliteitsplan opgesteld en vastgesteld);
  • Akkerweg (16 patiowoningen en 43 (zorg)appartementen in combinatie met supermarkt);
  • Circusterrein (36 appartementen en 34 grondgebonden woningen);
  • Centrum Brukske (herontwikkeling centrumgebied met in zuidoosten 22 grondgebonden sociale woningen en 20 appartementen in vorm van sociale huurwoningen op nieuw winkelcentrum);
  • Centrum Veltum, plan Parc Velt (4 appartementencomplexen (zijnde De Schout met 36 appartementen en 6 bouwlagen, De Poortier met 27 appartementen over 3 respectievelijk 4 bouwlagen, De Draaijer met 40 appartementen verdeeld over 10 bouwlagen en De Mulder met 40 appartementen over 2 t/m 5e bouwlaag en tevens maatschappelijke functies), centrumgebouw (winkels en fitnessruimte) met twee woonlagen;
  • woningbouw Zuidsingel: sloop bestaande portiekflats met 66 woningen, 3 blokken met 8 seniorenwoningen en garages en nieuwbouw 17 grondgebonden woningen en 33 appartementen.

Met het bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein) mogelijk gemaakt. Op het terrein, gelegen aan de oostrand van het centrum van Venray, is de bouw van 240 woningen voorzien. De locatie is momenteel in gebruik door Vincent van Gogh voor geestelijke gezondheidszorg. Het planvoornemen is om in de kern de maatschappelijke functies te behouden en waar mogelijk te versterken en om aan de randen (westzijde, oostzijde en zuidzijde) drie woongebieden te realiseren. Om aan te tonen dat met het initiatief sprake is van een goede ruimtelijke ordening is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. De ruimtelijke onderbouwing voor het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein) inclusief noodzakelijke onderzoeken is als bijlage 5 bijgevoegd.

Naast deze grootschalige plannen is er nog een aantal kleinere ontwikkelingen waarvoor inmiddels een procedure is doorlopen. De ontwikkeling aan de Langstraat 45, betreffende de bouw van één nieuwe woning, wordt op basis van dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De hiervoor noodzakelijke ruimtelijke onderbouwing is als bijlage 6 bijgevoegd.

Uit onderzoek blijkt dat er in de kern Venray behoefte is aan circa 885 nieuwe woningen tot 2030. Het aantal geplande woningen bedraagt veel meer (voor de kern Venray 940 woningen en voor het plangebied ruim 800 woningen (d.d. 1 januari 2016)). Er is dus sprake van een overschot aan plannen maar dit wordt met het nu voorliggende bestemmingsplan met circa 100 woningen verlaagd. Met de ontwikkeling Zuidsingel is reeds ingezet op deze reductie van het aantal woningen binnen het plangebied. Daarnaast is sprake van onbenutte plancapaciteit op o.a. de locatie ´Signatuur van de Brabander (voorheen bekend als locaties Buitenkamers), delen van de nieuwbouwwijk Brabander, Centrum Brukske, Akkerweg en het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein).


Tevens is er sprake van een aantal ‘gaten’: dit zijn woningbouwplannen die nog in ontwikkeling waren en/of waarvan de gewenste bestemming/bouwvlak op het moment van vaststelling van het vigerende bestemmingsplan Venray (in 2006) nog onduidelijk was. Het betreft o.a. de locatie Biologische school, Kruisstraat 2 en een aantal percelen in de Oranjebuurt en langs de Stationsweg.

Een deel van de onbenutte plancapaciteit binnen het plangebied van bestemmingsplan Venray wordt in dit bestemmingsplan in stand gehouden en positief bestemd. Dit komt namelijk tegemoet aan de volkshuisvestelijke behoefte. Met name de grondgebonden woningbouw die aan de noordoostzijde van Venray gepland is (vooral in de Brabander, maar ook het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein)) voldoet aan de vraag van de consument. En het maximale aantal te bouwen woningen in deze nieuwbouwwijken is de afgelopen jaren al fors naar beneden bijgesteld zodat de verwachting is dat er niet te veel gebouwd wordt.

In de kern Venray is vooral sprake van een groot planoverschot aan appartementen (niet zijnde sociale huurappartementen). De uitvoerbaarheid van een aantal plannen is derhalve zeer twijfelachtig. Aanpassing van deze plannen (en verlaging van het aantal gepland te bouwen woningen) is noodzakelijk om meer tegemoet te komen aan de behoefte van de consument, en om (planmatig) ruimte te creëren voor het toestaan van nieuwe woningbouwinitiatieven die wel voldoen aan een behoefte. De verwachting is namelijk dat er de komende jaren nog nieuwe plannen zullen worden ontwikkeld voor o.a. vrijkomend (maatschappelijk) vastgoed binnen de kern Venray. Vanuit het oogpunt van voorkomen van leegstand en ruimtelijk verval zouden deze eigenlijk prioriteit moeten krijgen boven sec nieuwbouwplannen.

In dit bestemmingsplan worden plannen die niet voldoen aan de behoefte waar mogelijk geschrapt of aangepast om zodoende ruimte te houden voor nieuwe plannen waar wel behoefte aan is (zie ook paragraaf 3.3.1). In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van bouwplannen waarvan de bouwtitel vervalt dan wel het te aantal te bouwen woningen is bijgesteld. Ook een wijzigingsbevoegdheid van een andere bestemming naar een woonbestemming wordt niet opgenomen. Een eventuele wijziging naar een woonbestemming is buitenplans, veelal op basis van de kruimelgevallenregeling, nog mogelijk.

2.6.2 Bedrijvigheid

De gemeente Venray voert in beginsel het beleid dat bedrijven zich dienen te vestigen op bedrijventerreinen. Ten aanzien van de woonkernen en wijken geldt dat bedrijven hier in principe slechts zijn toegestaan voor zover zij passend zijn in de woonomgeving en ondergeschikt zijn aan een woonfunctie. Voor bedrijven die qua aard en omvang de aan huis verbonden bedrijvigheid overschrijden wordt er voor gekozen een specifieke bedrijfsbestemming toe te kennen, met daar al dan niet aan gekoppeld een specifieke aanduiding voor het soort bedrijf.

In het plangebied is een aantal bedrijven van enige omvang aanwezig welke een specifieke planologische regeling behoeven, waarbij aangegeven wordt welke (milieucategorieën van) bedrijven ter plaatse aanvaardbaar worden geacht. De aard en de omvang van de bedrijfsactiviteiten zijn hierbij bepalend. De milieucategorieën zijn herleid uit de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009. Op deze relatie wordt in paragraaf 4.6 nader ingegaan.

Uitgangspunt bij onderhavig bestemmingsplan is handhaving van de bestaande situatie en vigerende rechten. De vestiging van een nieuw bedrijf op een vrijkomende bedrijfslocatie is slechts onder voorwaarden mogelijk. In bijlage 1 van de planregels is een zogenaamde staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen, gebaseerd op de reeds eerder genoemde VNG publicatie, waarin de verschillende bedrijfstypen zijn opgenomen welke zich op een locatie mogen vestigen. In verband met de afstemming op de omgeving is de hoogst toegestane categorie in principe bedrijvigheid in milieucategorie 2.

Tot slot zijn in het plangebied huis verbonden bedrijven aanwezig. Dit betreft bedrijfsactiviteiten welke qua aard en omvang passen in een woonomgeving. Deze activiteiten zijn derhalve gereguleerd in de woonbestemming.

2.6.3 Kantoren en dienstverlening

De kantorenvoorraad in de gemeente Venray omvat bijna 84.000 m2 verkoopvloeroppervlak (vvo). De kantorenleegstand in heel Venray is ruim 13.000 m2 vvo oftewel ruim 15% (bron: Kantorenmonitor Limburg 2013, E’til, juli 2014). Hoewel de leegstand hiermee minder hoog is dan landelijk (18%), kan niet worden gesproken van een goed functionerende markt (gewenste frictieleegstand is ca. 5%). De verwachting is dat in de toekomst de behoefte aan vierkante meters kantoren alleen maar afneemt als gevolg van het nieuwe werken, vergrijzing, digitalisering en shared office concepten.


Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Venray bevinden zich de kantorenlocaties vooral langs de Noordsingel (Noorderhof en Hoogakker). Daarnaast is er sprake van diverse verspreid liggende kantorenbestemmingen (o.a. langs de Langeweg). Het voormalige busstation aan de Julianasingel (Hermesterrein) heeft weliswaar nog de bestemming 'Dienstverlening', maar op deze locatie is woningbouw voorzien waardoor het niet als kantoor wordt aangeboden. Ook een aantal andere panden met een kantoorbestemming zijn inmiddels feitelijk anders in gebruik (bijvoorbeeld als woning). Daarnaast was er sprake van een kantorenlocatie (onbenutte plancapaciteit) aan de Raadhuisstraat/Akkerweg; deze is in dit bestemmingsplan geschrapt. In plaats van een kantoor (1.500 m2 bvo) kunnen vier woningen worden ontwikkeld (via een wijzigingsbevoegdheid).

De dienstverlenende functies zijn positief bestemd. Naast deze functies komen verspreid over de kern ook aan huis verbonden bedrijfjes voor welke qua aard van de ter plaatse uitgeoefende activiteiten onder de categorie dienstverlening kunnen worden geschaard. Qua omvang betreft dit activiteiten die in en ondergeschikt aan de woonomgeving worden uitgeoefend, waardoor deze zonder veel problemen in de woonomgeving functioneren. Gelet op de ondergeschiktheid aan de woonfunctie worden deze activiteiten binnen de woonbestemming van onderhavig bestemmingsplan gereguleerd.

2.6.4 Detailhandel

Het totaal verkoopoppervlak winkels in de gemeente Venray bedraagt ca. 80.000 m², waarvan ca. 40.000 m2 in het centrum. De winkelleegstand in heel Venray is ruim 10% (11,3% volgens Winkelmonitor Limburg 2013 van E'til en 10,3% volgens Locatus). De gewenste frictieleegstand is echter slechts ca. 5% (2% voor A-locaties). De vooruitzichten (landelijk) zijn somber. Als gevolg van ontwikkelingen zoals de vergrijzing en de toename van internetverkoop, zal de leegstand zonder maatregelen naar verwachting verder oplopen.

Binnen het plangebied kern Venray bevinden zich drie wijkwinkelcentra (Brukske, Veltum en Landweert). Daarnaast is sprake van diverse verspreid liggende winkels (o.a. langs de Raadhuisstraat).

De meest recente ontwikkelingen in detailhandel die ten opzichte van het bestemmingsplan uit 2006 planologisch mogelijk gemaakt zijn, betreffen:

  • Akkerweg: supermarkt 2000 m2 (in combinatie met woningen);
  • Centrum Landweert: uitbreiding opslag- en expeditieruimte supermarkt (en toevoeging kookstudio. Wijkvoorziening 't Stekske kan tevens gebruik gaan maken van deze kookstudio);
  • Centrum Veltum, plan Parc Velt: twee supermarkten en winkels (bakker, groenteboer) (in combinatie met horeca (cafetaria), sportvoorzieningen (fitnessclub), en wijk- en zorgcentrum en woningbouw);
  • Centrum Brukske: herontwikkeling centrumgebied met nieuw winkelcentrum nabij entree (en daarnaast met multifunctioneel centrum). Het winkelcentrum biedt plaats aan maximaal twee supermarkten en twee zelfstandige units voor dagwinkels. Waarbij één unit naast detailhandel ook geschikt is voor commerciële dienstverlening of horeca (café/bar/cafetaria).

Er is geen sprake van onbenutte plancapaciteit (met uitzondering van winkelcentrum Brukske waarvan de bouw in het voorjaar 2017 start); wel is de verwachting dat enkele van de verspreid liggende winkels in de toekomst hun deuren zullen sluiten. Een aantal panden met vigerende detailhandelsbestemming is inmiddels feitelijk al anders in gebruik (bijvoorbeeld als woning). Bestaande detailhandel wordt in het bestemmingsplan derhalve positief bestemd met verruiming van de gebruiksmogelijkheden. De verspreid gelegen detailhandelvoorzieningen, zoals de winkels aan de Raadhuisstraat/hoek Stationsweg (de oude aanloopstraten) worden bestemd als 'Gemengd'.

Conform het detailhandelsbeleid streeft de gemeente ernaar detailhandelsvoorzieningen in het centrum te concentreren. Voor de bestaande winkelcentra in de woonwijken is behoefte aan flexibiliteit teneinde de normale dynamiek en functiewisselingen mogelijk te maken en daarmee het voorzieningenniveau op peil te houden. De wijkwinkelcentra, Centrum Veltum, Landweert en Brukske, worden derhalve bestemd als 'Gemengd - 2'. Het betreft een combinatie van de bestemmingen detailhandel, dienstverlening, horecadoeleinden en maatschappelijke doeleinden. Andere bedrijfsactiviteiten zijn in een specifieke gebruiksbepaling uitdrukkelijk uitgesloten, evenals de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, welke niet thuishoort in een wijkwinkelcentrum. Nieuwe woningen zijn in principe niet gewenst, omdat in de wijkwinkelcentra gestreefd wordt naar behoud van het aanwezige voorzieningenniveau ten behoeve van de wijk. In de wijk Brabander tenslotte is een gebied aangewezen met de mogelijkheid om de bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Gemengd - 2' (waaronder detailhandel) onder de voorwaarde dat uit onderzoek is gebleken dat er door de wijziging geen duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur optreedt.

In onderhavig bestemmingsplan zijn dan ook geen nieuwe detailhandelsbestemmingen opgenomen.

2.6.5 Maatschappelijke voorzieningen

De gemeente Venray draagt zorg voor een voldoende en adequaat basispakket van voorzieningen, afgestemd op de maat van het verzorgingsgebied. Sociaal maatschappelijke voorzieningen vormen een belangrijk element in de leefbaarheid van dorpen en wijken. Afgestemd op dorpen en wijken dan wel een clustering daarvan zorgt de gemeente voor een voldoende en adequaat aanbod van deze voorzieningen. De gemeente voorziet in ieder geval in voorzieningen op het terrein van basisonderwijs, sport, zorg en een ontmoetingsruimte. Uitgangspunten voor het aanbod aan voorzieningen vormen de multifunctionaliteit en de bereikbaarheid.

Recente ontwikkelingen op maatschappelijk gebied zijn:

  • Centrum Brukske: herontwikkeling centrumgebied met multifunctioneel centrum met daarin onder andere een wijkcentrum, brede school, sportvoorzieningen en andere verwante maatschappelijke functies;
  • Centrum Veltum, plan Parc Velt: gebouw De Mulder 5 bouwlagen met 40 appartementen en maatschappelijke functies op begane grond in vorm van wijk- en zorgcentrum en kinderdagverblijf;
  • Veltum: sportcentrum De Sprank, gemeentelijke tennispark en gemeentelijke sportpark
  • Wieënhof: medisch centrum in combinatie met huisartsenpost;
  • hoek Paterslaan en Kruisstraat: nieuwbouw bestaande uit maatschappelijke doeleinden/dienstverlening, zakelijke dienstverlening en ondergeschikte horeca en detailhandel op begane grond en wonen op eerste en tweede verdieping (6 appartementen voor woonurgente expats of arbeidsmigranten of 4 vrije sector appartementen (wijziging));
  • flats Bachstraat en Mozartstraat: vestiging van maatschappelijk-commerciële functies in plint.

Bestaande openbare en/of maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen, welzijnsvoorzieningen e.d., worden op een zodanige wijze bestemd dat enige functie-uitwisseling binnen deze voorzieningen mogelijk is. De gedachte hierachter is, dat voor een multifunctionele invulling van de (voormalige) schoolgebouwen, gemeenschapshuizen en kerken de leefbaarheid in de wijken wordt ondersteund en leegstand en verpaupering van deze panden wordt voorkomen. Het toestaan van andere activiteiten op de locaties past binnen het gemeentelijke beleid.

Vanaf 1 januari 2018 moeten gemeenschapshuizen financieel zelfstandig zijn en zijn zij dus verantwoordelijk voor hun eigen exploitatie. Om deze reden is het noodzakelijk dat zij inkomsten kunnen genereren, deels door andere commerciële activiteiten. De verruiming van de mogelijkheden in het bestemmingsplan levert een bijdrage aan de mogelijkheden hiertoe. Vermeld moet worden dat een bestemmingsplan wordt opgesteld met als doel een goede ruimtelijke ordening. Er bestaan ruimtelijk gezien geen bezwaren de activiteiten op de locaties toe te staan. Er gelden echter wel andere normen waaraan onverkort moet worden getoetst voordat een activiteit (in bepaalde omvang) kan starten. Hierbij valt te denken aan de Drank- en Horecawet en aanverwante (gemeentelijke) regelgeving, het Activiteitenbesluit en de Algemene Plaatselijke Verordening.

2.6.6 Horeca

Horecavoorzieningen zijn in de woonwijken slechts toegestaan voor zover reeds aanwezig. Verdere uitbreiding van het horeca-aanbod buiten het centrum van Venray is niet wenselijk. In bijlage 2 bij de regels is een Staat van Horeca-activiteiten opgenomen, waarin is bepaald welke typen horeca zijn toegestaan. De bouwmogelijkheden sluiten aan bij de vigerende bouwrechten van de ondernemingen.

In het plangebied is een zevental zelfstandige horecavoorzieningen aanwezig en bestemd als 'Horeca'. Een voormalige horecabestemming aan de Stationsweg 16 wordt gewijzigd in een woonbestemming (zie bijlage3).

2.7 Civieltechnische aspecten en overige zoneringen

2.7.1 Kabels en leidingen

De kern Venray is op een adequate wijze aangesloten op de moderne nutsvoorzieningen. Dit gaat uiteraard gepaard met een eigen infrastructuur van bovengrondse en ondergrondse leidingen en voorzieningen.

In het plangebied zijn de volgende planologisch te beschermen leidingen aanwezig:

  • een 150 kV bovengrondse hoogspanningsleiding Boekend-Horst-Venray. Deze hoogspanningsleiding heeft een zakelijk rechtstrook van 20 meter aan weerszijden uit het hart van de hoogspanningsleiding. De totale strookbreedte bedraagt derhalve 40 meter. De leidingstrook wordt middels de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' beschermd.
  • een aardgastansportleiding in beheer van de Gasunie. Deze leiding heeft een ontwerpdruk van 40 bar. De beschermingszone van de leiding bedraagt 4 meter gemeten naar weerszijden uit het hart van de leiding en een toetsingszone van 20 meter. De beschermingszone wordt beschermd met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' en de toetsingszone met de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - gas'.
  • een drinkwatertransportleiding in beheer van het Waterschapsbedrijf Limburg. Deze leiding heeft een zakelijk rechtstrook van 2,5 uit het hart van de leiding. Deze zone van 5 meter wordt bestemd met de dubbelbestemming 'Leiding -Water';
  • een rioolwatertransportleiding. Deze leiding krijgt een planologische beschermingszone van 2 keer 2,5 meter aan weerszijden van de leiding, gemeten vanuit hart leiding en aangeduid met de dubbelbestemming 'Leiding – Riool'.
2.7.2 Straalpad

Volgens het geldende bestemmingsplan Venray loopt over het plangebied een straalverbinding van KPN. Bepaalde straalverbindingen werden in het verleden als beschermd straalpad aangemerkt om de noodvoorziening voor vaste telefonie te waarborgen. Tegenwoordig zijn hiervoor alternatieven en/of kunnen straalverbindingen, indien noodzakelijk, worden verplaatst. Derhalve is het niet langer noodzakelijk om een straalpad van een planologische regeling te voorzien.

2.7.3 Rooilijnenbeleid Rijkswaterstaat

Het plangebied grenst aan de oostzijde aan de Rijksweg A73. In overeenstemming met het beleid van Rijkswaterstaat geldt langs rijkswegen een rooilijnenbeleid. Volgens dit rooilijnenbeleid dient de zone tussen de 0 en 50 meter, gemeten uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan, waartoe ook op- en afritten behoren, bebouwingsvrij te blijven. In de zone tussen de 50 en 100 meter, gemeten uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan, waartoe ook toe- en afritten behoren, is bebouwing in beginsel toegestaan, nadat overleg is gepleegd met de wegbeheerder. Deze vrijwaringszones worden op de verbeelding aangeduid als 'vrijwaringszone - weg-1' respectievelijk 'vrijwaringszone - weg-2'.

2.7.4 Defensie

LUCHTVAARTVERKEERZONE

De luchtvaartverkeerzone is opgebouwd uit een invliegfunnel en een IHCS (Inner Horizontal Conical Surface). De IHCS-normering heeft tot doel een obstakelvrije zone te garanderen om in noodgevallen uit diverse richtingen gebruik te kunnen maken van de landingsbanen van de vliegbasis. Dit is uitgewerkt in de zogenaamde ‘pannenkoek’, een ovaalvormige zone met een straal van ca. 4 km rond de landingsbanen waarin de maximale bouwhoogte voor nieuwe projecten maximaal 46 meter is. Op de verbeelding is de hoogte aangegeven in meters ten opzichte van NAP. Ter hoogte van kern Venray geldt een hoogte vanaf 120 meter ten opzichte van NAP.

De gemeente Venray kiest ervoor invliegfunnel en IHCS samen te voegen in één gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone.' De bijbehorende maximale bouwhoogtes worden op de verbeelding aangegeven door aan de Luchtvaartverkeerzone gekoppelde maatvoeringsvlakken. Invliegfunnel en IHCS overlappen elkaar gedeeltelijk. Waar dit gebeurt is alleen de laagste maximum hoogte op de kaart opgenomen. Dit vanuit het oogpunt dat bij het beoordelen van een bouwaanvraag alleen de laagste maximum hoogte van belang is.

Verder kan worden opgemerkt dat defensie werkt met hoogtelijnen, terwijl in digitale bestemmingsplannen gewerkt wordt met horizontale maatvlakken. Om zeker te zijn dat nooit te hoog gebouwd kan worden kiest de gemeente Venray ervoor tussen twee opeenvolgende hoogtelijnen een maatvoeringsvlak aan te brengen met de hoogte van de laagste van de twee hoogtelijnen. Bijvoorbeeld, tussen hoogtelijn 125 meter t.o.v. NAP en hoogtelijn 130 meter t.o.v. NAP ligt een vlak met maximale hoogte 125 meter t.o.v. NAP.

RADARVERSTORINGSGEBIED

Verspreid over Nederland staat een aantal militaire- en burgerradarstations. Deze dienen voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en het civiele luchtverkeer. Objecten hoger dan 65 m boven NAP binnen 15 nautische mijl (circa 28 km) van dit radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en kunnen derhalve niet worden toegestaan, tenzij uit onderzoek is gebleken dat de mate van verstoring aanvaardbaar is. Hiervoor dient door TNO een radarhinderonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek beoordeelt Defensie de aanvaardbaarheid van de verstoring. Op grond van het bestemmingsplan is het niet mogelijk objecten op te richten die hoger rijken dan 65 m boven NAP, behoudens vervanging van de bestaande hoogspanningsmasten en nieuwe telecommunicatiemasten. Dit is onder voorwaarden mogelijk waaronder de verplichting dat aan Defensie schriftelijk om advies is gevraagd.

2.7.5 Molenbiotoop

Rond een molen is een molenbiotoop opgenomen. Deze molenbiotoop moet voorkomen dat molens tussen oprukkende bebouwing of uitdijende beplanting te verdwijnen. Molens zijn monumenten die de identiteit van het Nederlandse landschap bepalen. De omgeving waarmee een molen in relatie staat wordt de molenbiotoop genoemd. Bij de molenbiotoop is de ruimte die vrij wordt gehouden voor een goede windvang van cruciaal belang.

De biotoopformule is een eenvoudige manier om de maximaal aanvaardbare hoogte van obstakels rond een molen te berekenen, dusdanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. De eerste 100 meter dient vrij te zijn van obstakels. Voor molens geldt vanaf 100 meter een oplopende lijn ten aanzien van de toegestane hoogte tot een afstand van 400 meter van de molen.

Binnen het plangebied staat in de Wieën aan de Sportlaan de Sint Petrus/Gitzelsmolen. Deze zogenaamde beltmolen met de functie van korenmolen dateert van 1856/1941. De molenbiotoop van deze molen wordt in het bestemmingsplan opgenomen.

2.8 Ontwikkelingen in het plangebied

Zoals eerder beschreven betreft het voorliggende bestemmingsplan een beheerplan, dat wil zeggen dat er geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden in het plangebied. Het bestemmingsplan bezit een beheersgericht en conserverend karakter waarin bestaande functies merendeels worden beschermd. Tevens wordt er in dit plan beperkt ruimte gelaten voor nieuwe ontwikkelingen; deze zijn echter slechts mogelijk na toepassing van flexibiliteitbepalingen in de vorm van afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en toetsing aan de beleidsdoelstellingen of onderzoeksaspecten. Centraal uitgangspunt voor de planinrichting is dus dat de bestaande situatie op een adequate wijze in een nieuw actueel bestemmingsplan met een flexibele bestemmingsregeling wordt opgenomen. Dat houdt in dat het plan in een zodanige vorm gegoten wordt dat het kan dienen voor een op het plangebied toegesneden ruimtelijk beleid.

 

Het hele plangebied wordt geregeld door middel van slechts enkele bestemmingen, waarbij niet meer voorgeschreven wordt dan in het kader van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is. Bij het vaststellen van de bestemmingen worden, hoewel een nieuwe plansystematiek gebruikt wordt, de bestemmingen zoveel mogelijk afgestemd op handhaving van de bestaande functies en op het bestaande gebruik van gronden en gebouwen.

2.9 Wijzigingen ten opzichte van geldende bestemmingen

Voor een aantal locaties is de geldende bestemming gewijzigd. Het betreft locaties waarvan het huidige gebruik afwijkt van de geldende bestemming. Om de feitelijke situatie in overeenstemming te brengen met de toegestane gebruiksmogelijkheden wordt de bestemming van deze locaties gewijzigd. Een overzicht van de locaties is opgenomen in bijlage 3.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk worden de verschillende ten aanzien van het plangebied relevante beleidsaspecten behandeld. Dit betreft zowel het beleid van centrale als decentrale overheidslagen. Het ruimtelijke beleid van Rijk en provincie vormt het raamwerk waarbinnen het gemeentelijk beleid gestalte moet krijgen. De verschillende beleidsstukken tezamen behelzen het beleidskader waarbinnen het bestemmingsplan moet passen.

Het relevante beleid zal per overheidslaag worden beschreven. Aan bod komen achtereenvolgens het relevante rijksbeleid, provinciaal beleid, regionaal beleid en gemeentelijk beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu.

Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.

Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit echter om heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden. Een rijksverantwoordelijkheid kan bijvoorbeeld aan de orde zijn indien een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt.

In de SVIR is tevens de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 verankerd in artikel 3.16 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De ladder bestaat uit een drietal 'treden'. In de toelichting op een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing dient, met betrekking tot de ontwikkeling van o.a. bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel en woningbouwlocaties, beschreven te worden of een ontwikkeling voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toepassing van de ladder bij de actualisering van het bestemmingsplan 'Venray' leidt ertoe dat kritisch moet worden omgegaan met het toestaan van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen het plangebied. Met name de eerste trede (aantoonbare regionale behoefte) zal dan goed moeten worden onderbouwd. Dit geldt niet alleen voor bouw- maar ook voor gebruiksmogelijkheden binnen bestaande gebouwen met een stedelijke bestemming (bijvoorbeeld gemengde bestemmingen).

Met deze actualisatie van het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Op grond van jurisprudentie is een toets aan de ladder niet noodzakelijk voor bestaande rechten zonder nieuw ruimtebeslag. Ook bij functiewijziging zonder dat sprake is van nieuw ruimtebeslag is in beginsel geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en is toets aan de ladder niet noodzakelijk. Alleen indien sprake is van substantiële functiewijziging, een functiewijziging van een zodanige aard en omvang, kan sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling. Van dergelijke ontwikkelingen is binnen het plangebied geen sprake.

Daarnaast zijn voor de binnen het plangebied gelegen ontwikkellocaties in de meeste gevallen reeds separate planologische procedures doorlopen. In dat kader is aangetoond dat de ontwikkeling past binnen de voorwaarden die door de ladder worden gesteld. In de meeste gevallen is zelfs sprake van een afname aan bebouwd oppervlak of aantallen.

In het bestemmingsplan 'Venray' wordt voor het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein) voorzien in een nieuwe planologische regeling. Voor de gewijzigde invulling van de locatie is een separate ruimtelijke onderbouwing opgesteld die als bijlage 5 bij het plan is gevoegd. Ten opzichte van eerdere planvorming is sprake van een afname van de woningbouwaantallen. De ontwikkeling voor het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein) is reeds opgenomen in het gemeentelijk woningbouwprogramma. Met de gewijzigde invulling wordt de harde plancapaciteit met 90 woningen verlaagd. Deze ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van de ladder. In de ruimtelijke onderbouwing is dit nader uitgewerkt.

Ook voor de locatie Langstraat 45 wordt voorzien in een nieuwe planologische regeling. Ter verantwoording is eveneens een ruimtelijke onderbouwing opgesteld die als bijlage onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan 'Venray'. In deze onderbouwing is aangetoond dat de bouw van de woning past binnen de kaders van de ladder.

 

De actualisering en digitalisering heeft verder geen invloed op de gestelde doelen van het Rijk. Bovendien voorziet de SVIR niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan geen verdere randvoorwaarden vanuit de SVIR gelden.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden.


Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. Zij strekken ertoe dat de nationale ruimtelijke afweging, die door het kabinet in samenspraak met de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal is gemaakt, bij besluitvorming over bestemmingsplannen wordt gerespecteerd.


Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.


In oktober 2012 is het besluit aangevuld met bepalingen omtrent de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer.


Op onderhavig bestemmingsplan zijn geen van deze belangen van toepassing.

3.1.3 Nationaal Bestuursakkoord Water

In 2003 hebben het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het Nationaal bestuursakkoord water afgesloten. In het Nationaal bestuursakkoord water is het Waterbeleid 21ste eeuw (WB21) vastgelegd. Het beleid is gericht op het op orde brengen en houden van watersystemen in Nederland, ter voorkoming van wateroverlast (mede als gevolg van voorspelde klimaatsveranderingen). Water is een belangrijk ordenend principe, dat een sturend element vormt bij de inrichting van de ruimte: water moet de ruimte krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Dat is de kern van het Waterbeleid 21ste eeuw. Het water de ruimte geven betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Met de actualisatie van het Nationaal Bestuursakkoord Water in 2008 (het NBW actueel 2008) hebben de verschillende betrokken partijen nogmaals het belang van samenwerking in het kader van duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer onderstreept.

Een zwaarwegend uitgangspunt hierbij is dat afvoer- en andere waterhuishoudkundige problemen niet mogen worden afgewenteld: niet op bestuurlijk niveau, niet op financieel niveau en niet op geografisch niveau. De verschillende partijen hebben in het bestuursakkoord derhalve gekozen voor een strategie welke uitgaat van het principe dat overtollig water wordt opgevangen waar dit ontstaat. Water dient derhalve niet langer zo snel mogelijk te worden afgevoerd, maar zo lang mogelijk ter plaatse te worden vastgehouden, bijvoorbeeld door middel van infiltratie in de bodem. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen. Pas als het niet anders kan, mag water worden afgevoerd.

In het akkoord is verder opgenomen dat in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf moet worden opgenomen, waarin de gepleegde afwegingen in het kader van de watertoets worden vastgelegd. In onderhavige plantoelichting is deze waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.9.

3.1.4 Verdrag van Malta, Wet op de archeologische monumentenzorg en Monumentenwet 1988

In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees verdrag over de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend. Doelstelling van het verdrag is het bodemarchief zoveel mogelijk te behouden, bij voorkeur in de bodem zelf. Het verdrag bepaalt onder andere dat archeologische belangen tijdig worden betrokken bij planvorming van ruimtelijke ontwikkelingen. Bij grootschalige werken in de bodem moeten archeologen worden geraadpleegd. Daarnaast introduceert het verdrag het principe 'de verstoorder betaalt'. Dit naar analogie van het principe 'de vervuiler betaalt', zoals dit wordt gehanteerd bij milieukundige problemen.


Het verdrag van Malta is in 1998 door het Nederlands parlement goedgekeurd en heeft uiteindelijk geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de hiermee gepaard gaande aanpassingen aan de Monumentenwet 1988. Daarbij zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving vastgelegd. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische waarden te beschermen, zonder meer maatschappelijke last te veroorzaken dan nodig is. Wat er moet gebeuren, verschilt per gebied en regio: niet alle activiteiten zijn even ingrijpend.


De Wamz rust op vier belangrijke pijlers:

  • archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
  • archeologie moet tijdig worden meegenomen in de procedures van ruimtelijke planvorming;
  • de verstoorder van het bodemarchief betaalt de kosten van archeologisch vooronderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voor zover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder;
    gemeenten en provincies krijgen een belangrijke rol in de verankering van archeologie in hun ruimtelijke plannen en vergunningen; zij krijgen de ruimte om vergunningvoorwaarden genuanceerd in te vullen.

Op grond van de Wamz en de Monumentenwet 1988 is de gemeente verplicht bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met het aspect archeologie. De Wamz gaat daarbij in beginsel uit van noodzaak tot inventariserend archeologisch onderzoek bij bodemingrepen groter dan 100 m2. Gemeenten mogen echter van deze norm afwijken indien zij deze afwijking deugdelijk motiveren. Hiertoe heeft de raad van de gemeente Venray een eigen archeologische beleidskaart met bijbehorende beleidsregels vastgesteld (zie verder paragraaf 4.7).

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014)

RUIMTELIJK BELEID

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 vastgesteld. De centrale ambitie zoals verwoord in het POL2014 komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.


Aan het provinciaal omgevingsbeleid ligt een aantal principes ten grondslag: kwaliteit staat daarbij centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Het dynamisch voorraadbeheer vormt een belangrijk onderdeel van het POL2014. In Limburg zijn voldoende woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkels aanwezig, in toenemende mate zelfs te veel. Tegelijkertijd is de kwaliteit steeds minder toegesneden op de behoefte. Op al deze gebieden liggen er nog grote kwalitatieve opgaven. Blijvende vernieuwing en innovatie zijn dan ook van groot belang. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen. Deze principes zijn tevens vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening.


Het POL nodigt gemeenten uit om een flink aantal vraagstukken in regionaal verband verder uit te werken. Voor de thema’s wonen, bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, land- en tuinbouw, energie en vrijetijdseconomie zet de provincie in op regionale visies, die de basis moeten vormen voor afspraken tussen regiogemeenten en Provincie. Minder dan voorheen richten de Provincie zich op het beoordelen van individuele ontwikkelingen met een lokaal karakter: deze rol wordt overgelaten aan de diverse gemeenten. Middels het POL2014 wordt wel een aantal beleidsmatige kaders gesteld, al dan niet verankerd in de al eerder genoemde provinciale Omgevingsverordening.


Regio Noord-Limburg

Er zijn binnen Limburg belangrijke regionale verschillen. Samen met de regionale partners zijn voor de regio’s Noord-Limburg, Midden-Limburg en Zuid-Limburg in het POL2014 ambities en belangrijkste uitdagingen en vraagstukken benoemd. Venray is gelegen in de regio Noord-Limburg. Deze regio heeft grote ambities: op termijn (2025-2030) wil de regio optimaal gebruik maken van zijn strategische ligging als logistiek knooppunt tussen de mainports in Nederland en Vlaanderen, en het Duitse achterland. De infrastructurele ontsluiting is op dat moment goed, herbergt diverse topsectoren en combineert dat met een kwalitatief goede omgeving. Met gebruikmaking van haar gunstige ligging ten opzichte van Brainport Eindhoven streeft de regio naar een sterke economische structuur en naar een internationale toppositie in de (duurzame) maakindustrie.


Zonering plangebied

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL2014 acht globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan wordt op kaart 1 van het POL2014 'Zonering Limburg' gerekend tot de zone 'Overig bebouwd gebied'. Ten aanzien van de zone 'Overig bebouwd gebied' is een aantal algemene beleidsdoelstellingen / aandachtspunten geformuleerd:

  • Transformatie regionale woningvoorraad;
  • Bereikbaarheid;
  • Balans voorzieningen en detailhandel;
  • Stedelijk groen en water;
  • Kwaliteit leefomgeving.


Gelet op zijn beheersmatig karakter gelden er ten aanzien van onderhavig planvoornemen geen specifieke beleidsmatige randvoorwaarden als gevolg van de ligging in de regio 'Noord-Limburg' en/of de zone 'Overig bebouwd gebied'. Het in het POL2014 vastgelegde volkshuisvestingsbeleid wordt hierna nader beschreven.


VOLKSHUISVESTINGSBELEID

In het POL2014 is aangegeven dat de Provincie streeft naar een voortreffelijk woon- en leefklimaat, waar mensen zich prettig voelen. De Limburgse woningmarkt dient over voldoende woningen te beschikken, van de juiste kwaliteit en op de juiste plek. Daarbij moet de woningvoorraad voldoende mogelijkheden bieden voor doorstromingen, toekomstbestendig zijn en flexibel kunnen inspelen op (veranderende) woonwensen.


De Limburgse woningmarkt moet daarbij kwalitatief en kwantitatief de sprong maken naar een nieuwe werkelijkheid. Kwantitatief ligt er een aanzienlijke opgave om ervoor te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling. De groei eindigt, maar niet in de hele provincie gelijktijdig en op dezelfde manier: de top in de woningbehoefte wordt naar verwachting in Midden- en Noord-Limburg bereikt rond 2028 resp. 2030, terwijl de totale behoefte in Zuid-Limburg vanaf 2017 al daalt, wat in delen van het gebied nu al volop waarneembaar is.


De opgave ligt vooral in het onttrekken van incourante (particuliere) woningen, het omvangrijk genoeg houden (c.q. maken) van het aanbod aan huurwoningen, en het planologisch niet meer uitbreiden van woonmilieus die er al in overvloed zijn. Daarnaast speelt er een belangrijke kwalitatieve opgave. Allereerst gaat het daarbij om het toekomstbestendig houden en maken van de bestaande woningvoorraad. Maatschappelijke trends (inclusief demografische) leveren een vraag op naar andere woningen dan de voorraad nu biedt. Bijvoorbeeld meer vraag naar woningen voor eenpersoonshuishoudens, in plaats van de gezinswoningen, meer vraag naar aanpasbare en levensloopbestendige woningen en naar energiezuinige woningen.


Deze kwalitatieve opgave moet, gezien de afnemende kwantitatieve vraag, vooral gerealiseerd worden in de bestaande woningvoorraad, waarbij nieuwbouw (in de vorm van uitbreiding dan wel vervanging) vooral moet worden ingezet om te voorzien in de vraag naar datgene waaraan ook op langere termijn het meest behoefte bestaat.


De noodzakelijke transformatie kan slechts slagen als de regionale partners gezamenlijk invulling weten te geven aan dynamisch voorraadbeheer. Dat omvat het werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, door kwaliteitsverbetering, herstructurering en waar nodig sloop. Maar ook het terugdringen van nog niet gerealiseerde plannen die niet bijdragen aan de beoogde vernieuwing. En dynamisch voorraadbeheer betekent ook dat er slechts ruimte is voor nieuwe toevoegingen aan de voorraad als deze echt kwaliteit toevoegen en samengaan met het schrappen van slechte voorraad.


Dit dynamisch voorraadbeheer zal vorm en inhoud moeten krijgen door opstelling en uitvoering van regionale structuurvisies voor Noord-, Midden- respectievelijk Zuid-Limburg. Deze visies bevatten gezamenlijke ambities en opgaven, gezamenlijke principes en spelregels (toegespitst op de regionale situatie) en een gezamenlijke werkwijze. Ze dienen te worden geconcretiseerd in concrete programma's, ten minste voor de onderdelen:

  • herstructurering en kwaliteitsverbetering van de bestaande voorraad;
  • nieuwbouw (verdeeld naar relevante segmenten, huur/koop, doelgroepen, woonmilieus);
  • sloop (incl. overige onttrekkingen);
  • afstemmen van de planvoorraad op de behoefte;
  • geprogrammeerd hergebruik van bestaand vastgoed.


De ambities, uitgangspunten en principes uit dit POL vormen het vertrekpunt voor de regionale structuurvisies. Provinciaal uitgangspunt is dat binnen een jaar na vaststelling van het POL2014 elke gemeenteraad de regionale structuurvisie Wonen en Leefbaarheid (inclusief programmeringsafspraken) voor de eigen gemeente vaststelt. Uitvoering van het in de structuurvisie beschreven beleid kan dan via een zogenoemde voorzorgverordening worden verankerd.


De regio Noord-Limburg heeft conform het bepaalde in het POL214 de 'Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg' vastgesteld. In paragraaf 3.3.1 wordt deze nader toegelicht.


WATERBELEID

Vergelijkbaar met het POL2006 heeft de provincie Limburg in het POL2014 invulling gegeven aan de in het Nationaal Bestuursakkoord Water opgenomen strategieën, door te streven naar een maximale afkoppeling van regenwater, binnen de grenzen van doelmatigheid. Afkoppelen van regenwater betekent dat regenwater dient te worden gescheiden van afvalwater en zoveel mogelijk moet worden vastgehouden en geïnfiltreerd in het gebied waarin het valt. Afkoppeling voorkomt onnodige belasting van riool en waterzuiveringsinstallaties. Daarnaast vermindert afkoppeling de overstort van vuil rioolwater op het oppervlaktewater en kan het een bijdrage leveren aan het herstel van een natuurlijk functionerend watersysteem (onder andere vermindering van verdroging).


Met betrekking tot het provinciaal watersysteem is in het POL2014 vastgelegd dat afvoer van water uit bebouwd gebied moet worden beperkt door het afkoppelen en vervolgens laten infiltreren van regenwater. Gemeenten dienen bij nieuwbouw en herstructurering 100% af te koppelen en bij bestaande bebouwing 'maximale afkoppeling binnen grenzen van doelmatigheid' als beleidslijn te hanteren. Met doelmatigheid bedoelen wij dat het afkoppelen bij bestaande bebouwingen wordt uitgevoerd wanneer het eenvoudig te realiseren is (bijvoorbeeld veel achterzijden van woningen met een tuin) of te combineren is met andere werkzaamheden in de stedelijke inrichting, zoals riool- en wegenrenovaties.


De volgende voorkeursvolgorde wordt gehanteerd: zoveel mogelijk vasthouden/infiltreren, als dat niet kan bergen en pas als laatste optie het afvoeren van het gescheiden regenwater. Gemeentelijke overstorten van het riool op het oppervlaktewater dienen sterk verminderd te worden en op de lange termijn zoveel mogelijk te worden opgeheven om aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water te kunnen voldoen. Dit draagt zowel bij aan een gezonder watersysteem en leefklimaat als ook aan de beperking van wateroverlast.

3.2.2 Provinciaal Waterplan 2016-2021

Het provinciaal waterbeleid is op hoofdlijnen vastgelegd in het POL2014 en nader geconcretiseerd in het Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021. Het is de opvolger van het Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015 en een uitwerking van het strategisch waterbeleid in POL2014, teneinde te voldoen aan de vereisten van de Europese Kaderrichtlijn Water en aanvullende nationale kaders, waaronder het Nationaal Waterplan en het Deltaprogramma. Het Provinciaal Waterplan 2016-2021 kent een looptijd van 6 jaar, en heeft de status van een regionaal waterplan, zoals omschreven in de Waterwet én een op zichzelf staande structuurvisie op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

Uit de bij het Provinciaal Waterplan behorende kaartbladen blijkt dat het plangebied in de zuidwesthoek voor een beperkt gedeelte is gelegen binnen het (grondwater)beschermingsgebied 'Venloschol'. Het plangebied is niet gelegen binnen een bodembeschermingsgebied of boringsvrije zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0022.png"

Ligging grondwaterbeschermingsgebied Venloschol

Wel grenst de kern aan zowel de noordwestzijde als de zuidoostzijde aan een beekdal. Zowel de Loobeek als de Oostrumse Beek zijn aangeduid als 'Natuurbeek'. De dalen van de Loobeek en Oostrumse beek behoren tot de '(Beek)dalen en laagtes buiten het Maasdal'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0023.png"

Beken in nabijheid van plangebied

De beekdalen betreffen lager gelegen gebieden (beekdalen, droogdalen, bron- en kwelgebieden en laagten) waar het neerslagoverschot en vaak ook het uittredende grondwater (bronnen) via beken wordt afgevoerd. Beekdalen hebben een belangrijke functie voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water en vormen derhalve de ruimte voor strategische waterberging. Aan waterlopen (beken en kanalen) met een actuele of potentiële natuurfunctie heeft de Provincie de functie 'natuurbeek' toegekend en aan de aangrenzende oeverstroken de 'zone natuurbeek'. Bij de begrenzing geldt daarbij een zone van gemiddeld 25 meter aan weerszijden van de natuurbeek, afhankelijk van de beekdimensies. Deze zone geldt uitsluitend voor de nog her in te richten beektrajecten, buiten bestaande bebouwing en bebouwd gebied. De reeds heringerichte zones worden immers beschermd door de Keur van het waterschap en hebben geen bijzondere bescherming meer nodig.

Aantasting van de natuurbeken ten behoeve van economische functies is niet toegestaan; inrichting en beheer van deze beken zijn gericht op de ecologische hoofdfunctie. Het gaat dan om het bereiken van ecologische doelen en de bijbehorende waterkwaliteit, mogelijkheden voor vismigratie en natuurlijke systeemeigen processen, zoals het laten meanderen, het toestaan en soms reactiveren van natuurlijke inundaties en natuurlijk oeverbeheer dat mede bijdraagt aan het herstel van de sponswerking. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen in de buurt van een 'natuurbeek' dient met deze randvoorwaarden rekening te worden gehouden.

In het Provinciaal Waterplan 2016-2021 wordt het belang van de watertoets nogmaals onderstreept. De watertoets wordt gebruikt als afwegingskader bij ruimtelijke ingrepen. Modern waterbeheer volgt daarmee niet langer uitsluitend mensgerichte functies en grondgebruik; kennis over watersystemen en de wateropgaven worden zo mede sturend voor ruimtelijke ontwikkelingen. De watertoets van onderhavig bestemmingsplan is opgenomen in paragraaf 4.9.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

Gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray, Peel en Maas en de Provincie Limburg hebben een Regionale Structuurvisie Wonen opgesteld. Inmiddels is deze visie in alle acht de gemeenten vastgesteld. Met de woonvisie willen de gemeenten in de regio zorgen voor een stabiele woningmarkt, waar vraag en aanbod op elkaar aansluiten. Dit willen zij bereiken door de woningbouwplannen in evenwicht te brengen met de (toekomstige) woonbehoefte.

De visie bestaat uit vijf pijlers:

  • 1. De eerste pijler is: nieuwbouw naar behoefte. Dit betekent dat het woningbouwprogramma van de gemeente niet méér nieuwbouwplannen mag omvatten dan de voorspelde groei in huishoudens. De meeste Noord-Limburgse gemeenten kennen een overschot aan woningbouwplannen. Tot 2019 dienen zij dit overschot met 40% terug te brengen. Dit is ook het geval voor de gemeente Venray. De groei in huishoudens wordt voor de kern Venray tot 2030 geschat op 885 woningen, terwijl er een woningbouwprogramma is van circa 1.250 woningen (per 1 januari 2015). De uitdaging is dan ook om plannen die niet voldoen aan een behoefte, te schrappen en/of aan te passen en zodoende ruimte te creëren voor nieuwe plannen waar behoefte aan is.
  • 2. Daarnaast dient de juiste woning op de juiste plek te worden gebouwd. Er wordt eerst gekeken naar het bestaande aanbod, voordat overgegaan wordt tot nieuwbouw.
  • 3. De regio vindt goed wonen voor iedereen van belang, maar heeft extra aandacht voor specifieke doelgroepen zoals arbeidsmigranten, studenten, vergunninghouders en anderen die dringend een woning nodig hebben. In Venray wordt momenteel gekeken naar alternatieve huisvestingsmogelijkheden, middels het ontzorgingsarrangement, voor statushouders. De druk is echter niet heel hoog omdat Venray een relatief groot aandeel sociale huurwoningen heeft.
  • 4. Ook worden er afspraken gemaakt over de kwaliteit van de bestaande woningen. Voor de meer stedelijke gebieden ligt de uitdaging in het tegengaan van overaanbod in goedkope en kwalitatief slechte woningen. Voor onze gemeente ligt de opgave meer bij het borgen van kwaliteit van de bestaande leefomgeving.
  • 5. De visie richt zich tot slot op een levensloopvriendelijke en duurzame regio. Daarvoor is enerzijds bewustwording nodig bij de senioren, anderzijds is het zaak om slim om te gaan met verduurzaming van bestaande woningen.

Vervolgstappen

Nu de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg is vastgesteld, wordt het hierbij behorende uitvoeringsprogramma uitgevoerd. Om dit te laten slagen, is het belangrijk dat de betrokken partijen in de regio goed met elkaar samenwerken. Gemeentebesturen zullen waken over de voortgang van het proces. Ook partners zoals woningcorporaties, zorgpartijen en marktpartijen blijven betrokken in het nog op te stellen Platform Wonen Noord-Limburg. De Noord-Limburgse gemeenten gaan ieder ook een eigen lokale woonvisie uitwerken. In lijn van deze regionale visie heeft de gemeente Venray haar woningbouwprogramma tegen het licht gehouden. In paragraaf 2.6.1 is hierop reeds ingegaan. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van bouwplannen waarvan de bouwtitel vervalt dan wel het te aantal te bouwen woningen is bijgesteld.

3.3.2 Waterbeleid waterschap Peel en Maasvallei

Op 22 december 2015 is het Waterbeheerplan 2016-2021 'Water in beweging', zoals op 14 oktober 2015 vastgesteld door de Algemeen besturen van waterschap Roer en Overmaas en waterschap Peel en Maasvallei, in werking getreden. Dit plan is, vooruitlopend op de fusie in 2017 tot waterschap Limburg, een gezamenlijk plan van beide waterschappen, waarmee de koers voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg wordt uitgezet.

Het deelstroomgebied Maas wordt beheerd door een zestal waterschappen, waaronder waterschap Peel en Maasvallei. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben de waterschappen intensief samengewerkt. Dit heeft onder andere geresulteerd in het nieuwe waterbeheerplan. In het waterbeheerplan is het integrale beleid opgenomen inzake veiligheid, watersysteembeheer en afvalwaterketen. Er zal worden geïnvesteerd in het creëren van extra waterberging, aanpassing van de waterhuishouding, de bestrijding van verdroging, het aanpassen van een aantal rioolwaterzuiveringsinstallaties en het renatureren van beken.

Om de beleidstaken uit te voeren beschikt het waterschap over verschillende instrumenten.

De belangrijkste hiervan is de keur met bijbehorende legger.

De Keur Waterschap Peel en Maasvallei

De Keur van het Waterschap Peel en Maasvallei is een waterschapsverordening en is vastgesteld op 18 december 2013. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot waterstaatswerken en watersystemen en biedt een mogelijkheid om uitvoering van het beleid uit het Waterbeheerplan af te dwingen. In de Keur zijn onder andere de volgende onderwerpen opgenomen:

  • Regeling van onderhoud van waterstaatswerken (oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken);
  • Watervergunning voor het gebruik van waterstaatswerken;
  • Verboden in geval van calamiteiten;
  • Watervergunning voor het af- en aanvoeren, het onttrekken en lozen van oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem;
  • Vrijstellingen;
  • Zorgplicht voor het watersysteem.

Rondom elke primaire watergang is een beschermingszone opgenomen. Binnen deze zone mogen enkel bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang worden gebouwd. De beschermingszone heeft behalve voor het handhaven van de bereikbaarheid als 'nevenfunctie' om eventuele toekomstige herinrichtingen of verbeteringen (capaciteitsvergroting) mogelijk te houden.

Op de legger van het Waterschap Peel en Maasvallei zijn de primaire watergangen ter hoogte van Venray aangeduid. Ten noorden van het plangebied stroomt de Loobeek en ten zuiden van het plangebied de Oostrumsche Beek. Beide watergangen kennen diverse aftakkingen. Ter hoogte van Vlakwater zijn deze aftakkingen tot aan de rand van het plangebied gelegen. Het water is bekend onder de naam Venrayse Vlakwater en Zijtak Venrayse Vlakwater. Daarnaast is ter hoogte van de Stationsweg nog een primaire watergang gelegen, bekend onder de naam Zompgraaf. Op de primaire (en secundaire wateren) zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de keur van het waterschap van toepassing.

De in het kader van de procedure van het bestemmingsplan verplichte watertoets is opgenomen in paragraaf 4.9.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Strategische Visie 2020

In 2013 is de Strategische visie 'Venray, stad in de Peel (2025) als een aanvulling op en herijking van de Strategische Visie 2020, 'Venray Dorp en Stad' opgesteld. Het is dus geen compleet nieuwe strategische visie omdat veel uit de visie van Venray (Strategische visie Venray 2020 uit 2009) nog altijd relevant, waardevol en bovendien veel draagvlak heeft. De herijking valt in twee onderdelen uiteen. Enerzijds de zoektocht naar de droom en ambitie van de gemeente en gemeenschap van Venray. En anderzijds de vertaling van deze droom en ambitie naar hieruit voortvloeiende opgaven en handelingsperspectief.

In Venray wordt het gevarieerde bedrijfsleven en een woon-leefklimaat met een divers en onderscheidend voorzieningenniveau gekoesterd. Er is een bruisend en bloeiend cultureel, maatschappelijk en economisch hart. Venray is de tweede stedelijke kern van Noord- Limburg. De GGZ-geschiedenis kenmerkt Venray nog steeds en er is een rijk aanbod van zorgvoorzieningen. De combinatie van een veelheid aan kwaliteiten wordt gewaardeerd en maakt Venray bijzonder. De taak van de overheid is voor de toekomst met name een faciliterende rol (in de regionale visie ook wel 'de communicatieve overheid' genoemd). Naast sturen met beleid, regels en subsidies gaan het om het aangaan van partnerschappen. Op basis van gelijkwaardigheid en respect voor elkaar is het mogelijk om stappen te zetten in de gezamenlijke opgaven zodat Venray in de toekomst als een warme jas blijft voelen.

De opdracht nu en in de toekomst is om als regio divers, compleet en herkenbaar te zijn. De opgaven voor Venray zijn:

  • Samen verantwoordelijk: zelfsturing, sociale cohesie, zelfregulering en zelfredzaamheid zijn het devies.
  • Zelfsturing: door het teruggeven van verantwoordelijkheden aan bewoners worden vitale gemeenschappen gecreëerd.
  • De jeugd heeft de toekomst: sluit aan bij de energie en behoeften om de jeugd te binden en te boeien en dat zij het eigenaarschap oppakken voor de gemeenschap.
  • Gidsgemeente voor een krachtige regio: door over de grenzen van de regio Venlo te kijken en als tweede stad in Noord-Limburg de samenwerking aan te halen met omliggende (inter-)nationale regio's op economisch en sociaal terrein ontstaan (nieuwe) mogelijkheden.

Ten aanzien van de functie van Venray als bloeiend centrum, een rijk cultureel leven, wonen in rust en ruimte is het uitgangspunt het aangrijpen van economische krachten. Venray heeft haar jeugd nodig en daarom moet ervoor gezorgd worden dat jongeren in de regio blijven wonen en werken. Dit vraagt een gerichte aanpak van de gemeenschap, ondernemers, onderwijsinstellingen en gemeente om jongeren actief te betrekken bij hun woon- en leefomgeving. Om de ambitie van kwalitatief economisch knooppunt (haven Ooijen Wanssum als innovatief logistiek knooppunt, Eiwitrijk als agrafoodcluster van de wereld en Via Venray als logistieke hotspot en leading in logistics) te verwezenlijken heeft Venray haar partners in de regio nodig. Dit kan op gespannen voet staan met de ambitie als koploper ten aanzien van een kwalitatieve woon- en leefomgeving. De lokale overheid moet vooraf keuzen maken, welke waarden worden beschermd, wat wil je ontwikkelen en wat wil je opofferen. Dit vraagt continu aandacht en gerichte aanpak van gemeenschap en gemeente zodat ruimte voor ontwikkelingen samengaan met versterking van de omgevingskwaliteit.

De trends en bestaande uitgangspositie maken de zorg als belangrijk verdienmodel voor Venray. In deze belangrijke economische pijler liggen voor Venray kansen. Als gevolg van de vergrijzing zal de vraag naar arbeidskrachten toenemen. Door in te zetten op clustervorming met triple helix en arbeidsmarktvraagstukken zorgt dit voor regionale spin-off. De decentralisatieopgaven in relatie tot zelfsturing zorgen voor hernieuwde aandacht voor de medemens en voor wat iemand kan (betekenen). In Venray is in basis reeds sprake van een sociaal vangnet en sociale cohesie. Door prikkelen en mogelijk maken van sociaal ondernemerschap en daarbij faciliteren dat successen worden uitgedragen kan deze opgave naar de toekomst worden vormgegeven.

Ten aanzien van het bestemmingsplan is het voor de kern Venray van belang dat een kwalitatief woon-leefklimaat te blijven garanderen en ontwikkelingen binnen dit kader de ruimte te geven.

3.4.2 Ontwikkelingsperspectief Venray 2015

Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen. De nota biedt een ontwikkelingsperspectief voor de middellange termijn (ontwikkelingen tot 2015, met een doorkijk naar 2020/2025) en vormt voor het gemeentebestuur een leidraad bij de afweging van concrete beslissingen of voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten. In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van de nota.

Het ontwikkelingsperspectief heeft als doel de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkelingen van Venray te begeleiden en de inmiddels faciliterende functie (ten tijde van de opstelling van het ontwikkelingsperspectief had de gemeente nog een regiefunctie) van de gemeente vorm te geven. Aan de uitvoeringsstrategie ligt een aantal richtinggevende doelstellingen ten grondslag. Met betrekking tot kern Venray zijn met name de volgende richtinggevende doelen uit het ontwikkelingsperspectief relevant:

  • het nastreven van een sterke regionale betekenis van Venray, door een actieve inzet op de regiofunctie voor verschillende taakvelden. Voor het plangebied betreft dit met name het taakveld wonen waarbij Venray de ambitie heeft om haar positie als woongemeente te verwerken;
  • behoud van levensvatbare wijken door samenwerking en clustering zodat deze over een compleet en gedifferentieerd woningaanbod en een basisaanbod aan maatschappelijke voorzieningen beschikken;
  • het ondersteunen van de sociale cohesie door te zorgen voor integratie en samenwerking tussen doelgroepen op verschillende niveaus. Door het activeren en instandhouden van een diversiteit aan voorzieningen en het creëren van betrokkenheid bij de leefomgeving en betrokkenheid voor de medemens.
  • het waarborgen van de bereikbaarheid door te voorzien in een goede bereikbaarheid en ontsluiting van Venray zowel in de regio als binnen Venray zelf;
  • het vergroten van de ruimtelijke identiteit. Door ruimtelijke kwaliteiten te behouden, versterken en te benutten met daarin ruimte voor ontwikkeling en vestiging van passende functies.

De doelen zijn uitgewerkt in thema's. De thema’s van het Ontwikkelingsperspectief sluiten aan bij de thema’s van de Strategische Visie Venray 2015. Het overkoepelende thema om zowel dorp als stad te zijn is leidend voor de uitwerking van de andere thema's. De thema;s zijn veelal het gevolg van de maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Voor de kern Venray zijn de volgende thema's de belangrijkste:

  • Behoud en zo mogelijk versterking van het stedenbouwkundige skelet dat bestaat uit concentrische ringen en radiale dragers. Het ruimtelijk beeld van Venray wordt sterk bepaald door de structuur van de gebiedsontsluitingswegen. De karakteristieke wegenstructuur draagt bij aan een helder stedenbouwkundig beeld en is ook landschappelijk van belang. Tussen de radiale gebiedsontsluitingswegen dringen groengebieden diep de stad in. Behoud en waar nog mogelijk een verdere versterking is het uitgangspunt. Met de toepassing van kunst wordt en kan dit mogelijk nog verder versterkt en verduidelijkt worden.
  • Op het niveau van de stad wordt gestreefd naar een sterke hoofdgroenstructuur en op het niveau van de wijken wordt gestreefd naar een variatie in groenvoorzieningen die is afgestemd op de stedenbouwkundige structuur van de wijk en de wensen en behoeften van bewoners en de ecologische kwaliteit.
  • Getreefd wordt om de verkeersstromen vanuit Venray-West richting de A73 meer 'over de noord' via Spurkt te laten lopen om zo de verkeersdruk op de Maasheseweg te verminderen. Infrastructureel leidt dit tot aanpassingen buiten het plangebied.
  • De Deurneseweg vormt de zuidgrens van de kern Venray. Een verdere ontwikkeling van de kern Venray naar de kern Leunen (of vice versa) wordt niet nagestreefd.
  • Intensivering van de verbinding tussen de kern Venray en de stationslocatie Oostrum. Met een aanpassing van de spoorverbinding Nijmegen-Roermond wordt de bereikbaarheid met het openbaar vervoer van Venray sterk verbeterd. Eind 2015 heeft de Provincie Limburg het initiatief genomen voor de elektrificatie en (gedeeltelijke) verdubbeling van de Maaslijn in de komende jaren. De Provincie is inmiddels gestart met de (planologische) voorbereidingen. De afgelopen jaren is er in de stationsomgeving al het nodige gebeurd. Door intensievere benutting van de stationsomgeving door mogelijk stedelijke functies kan het gebied een verdere impuls krijgen. Ideeën om tot opwaardering van de stationsomgeving te komen worden door de gemeente ondersteund. De gemeente stelt een projectleider aan om tot de gewenste upgrade van de stationsomgeving te komen (tevens onderdeel van het collegeprogramma 2014-2018).

Het 'Ontwikkelingsperspectief 2015' inclusief het generiek grondbeleid betreft een structuurvisie op strategisch niveau met daaraan gekoppeld een uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma reikt tot 2010 en daarom wordt hierop niet verder ingegaan.

3.4.3 Welstandsnota Wederzijds Vertrouwen

De per 1 januari 2003 herziene Woningwet verplicht gemeenten een welstandsbeleid vast te stellen. De welstandsnota bevat criteria die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling of een bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. Door de gemeente Venray is dit beleid geactualiseerd vastgelegd in de welstandsnota 'Wederzijds Vertrouwen'. Na evaluatie van het voormalige welstandsbeleid is ervoor gekozen om binnen de gemeente een preventief welstandstoezicht te differentiëren naar gebied en naar bouwplannen.

 

De gemeente Venray streeft in zijn algemeenheid een vlotte afhandeling van (vergunning)aanvragen na. Dit geldt ook voor aanvragen om omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen. Bij deze vergunning is een welstandstoets aan de orde. Het versnellen van de vergunningsprocedure of de welstandstoets is een invulling van deze algemene ambitie. Deze nieuwe welstandsnota moet helpen deze ambitie te realiseren.

 

De ambitie op het gebied van welstand richt zich op behoud van ruimtelijke kwaliteit en op wederzijds vertrouwen. Deze ambitie sluit aan op de trend van een terugtredende overheid en het versterken van eigen verantwoordelijkheden van burgers en bedrijven. De gemeente Venray kan en wil niet alle aspecten op het gebied van welstand met regels voorschrijven. Om deze reden treedt de gemeente terughoudender op in gebieden die niet of in mindere mate tot de 'publieke ruimte' van Venray behoren. De gemeente Venray geeft haar burgers het vertrouwen dat zij zowel als individu alsook als collectief op een verantwoorde wijze met hun 'individuele ruimte' omgaan. De burger kan het vertrouwen in de gemeente Venray hebben dat deze haar verantwoordelijkheid neemt voor de 'publieke ruimte van Venray'. Om invulling te geven aan dit 'wederzijds vertrouwen' wordt het welstandstoezicht benaderd vanuit de gedachte 'nee, tenzij'. Terughoudendheid in het toepassen van preventief welstandstoezicht is de basis, ook wat betreft de mate van welstandscriteria. Maar waar nodig gelden er duidelijke regels. Om uitvoering aan deze gedachte te geven past de gemeente Venray een differentiatie in welstandstoezicht toe. Het welstandsbeleid wordt gedifferentieerd naar gebieden en naar bouwplannen. Dit betekent dat het welstandstoezicht voor de beeldbepalende c.q. belangrijke gebieden én de grotere bouwplannen/ontwikkelingen behouden blijft. Voor de minder grote bouwplannen in gebieden als woonwijken en bedrijventerreinen én de kleinere bouwplannen gelden géén preventieve welstandscriteria: deze worden welstandsvrij.

Het plangebied van kern Venray is gelegen binnen een aantal welstandsgebieden met verschillende mate in preventief welstandstoezicht:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0024.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0026.png"

De verschillende welstandgebieden, bouwplannen met welstandscriteria en het gebruik van de 'kan-bepaling' zijn in een welstandsmatrix samengevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0027.png"

In de welstandsnota zelf zijn de bouwplannen met welstandscriteria in deze gebieden volledig uitgewerkt.

Het plangebied is verder voor het overgrote deel gelegen binnen het 'welstandsgebied wijken en dorpen'. Voor dit gebied geen preventief welstandstoezicht. Vanzelfsprekend geldt in de gebieden zonder preventief welstandstoezicht wel te allen tijde de zogenaamde 'excessenregeling'. Dit betekent dat bouwwerken niet 'in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand' mogen zijn. Deze regeling is bedoeld om excessen op het gebied van welstand tegen te gaan. Een exces is een 'evidente en ook voor niet-deskundigen duidelijk kenbare buitensporigheid van het uiterlijk van een bouwwerk'.

 

Opgemerkt wordt dat de welstandsnota voornamelijk is gericht op een beheersituatie en minder geschikt is om toe te passen voor meer grootschalige veranderingen. Bij de meer grootschalige veranderingen kan sturing op de ruimtelijke kwaliteit gewenst zijn. Deze wens sluit aan bij de toepassing van differentiatie in bouwplannen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, met name wanneer van het vigerende bestemmingsplan wordt afgeweken, zal het college van Burgemeester en Wethouders afwegen of ook het opstellen van een beeldkwaliteitsplan gewenst is. Aangezien onderhavig bestemmingsplan met name een beheersgericht karakter heeft, is deze vraag thans niet aan de orde.

3.4.4 Kadernotitie Wonen

De kadernotitie Wonen (2011) is een uitwerking van de gemeentelijke Woonvisie (2007) en biedt een afwegingskader voor woningbouwinitiatieven in de gemeente Venray. Gestreefd wordt naar voldoende passende, geschikte woningen voor elke doelgroep (levensloopbestendig). Ook in de toekomst dient de woningvoorraad te bestaan uit voldoende woningen van de juiste “kwaliteit”.

Uitgangspunt is dat, nu er een afnemende behoefte aan woningen is, Venray een slag wil maken van minder kwantiteit naar meer kwaliteit. In kernen waar de woningbehoefte fors wordt overschreden door vastgestelde woningbouwplannen, worden geen nieuwe woningbouwinitiatieven toegestaan. Om keuzes uit de kadernotitie Wonen te monitoren en om in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de woningmarkt wordt jaarlijks een monitoringsrapportage woningbouw opgesteld. De monitor vormt de basis waarop ontwikkelingen gedurende een langere periode worden getoetst aan beleidskeuzes uit de kadernotitie. Indien noodzakelijk worden ambities bijgesteld, dan wel aangepast. De meest recente is de Woonmonitor 2015 die op 5 september 2016 is vastgesteld. Integraal onderdeel van de monitor zijn de prognoses die zijn opgesteld door E,til en de tabellen met daarin het woningbouwprogramma.

Uit de gegevens in beide documenten wordt het “stoplichtmodel” samengesteld. Het stoplichtmodel vermeldt welke kern of welk dorp rood (heeft overcapaciteit) dan wel groen (er is nog ruimte om te bouwen) gekleurd is. De kern Venray is een 'rode' kern. Met het bestemmingsplan worden geen grote nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk gemaakt (het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein) betreft een reeds aangekondigde ontwikkeling die wordt herzien waarbij tevens het aantal nieuwe woningen met 90 (harde plancapaciteit) afneemt, zie bijlage 5). Zij vormen in dit afwegingskader geen verdere randvoorwaarde ten aanzien van onderhavig bestemmingsplan. In onderhavig bestemmingsplan wordt een aantal bestaande woningbouwmogelijkheden geschrapt. Toekomstige nieuwe woningbouwinitiatieven in de kern Venray dienen vanzelfsprekend wel aan dit kader te worden getoetst. Aan de Langstraat 45 wordt een nieuwe woning toegestaan (voor toetsing zie bijlage 6). Per saldo is sprake van een afname van de woningvoorraad gezien het schrappen van overcapaciteit elders. In paragraaf 2.6.1 is dit ook verder uitgewerkt.

3.4.5 Structuurvisie detailhandel ‘Venray, beleef de Beste Binnenstad

In de Structuurvisie Detailhandel Venray (2013, geactualiseerd in 2015) geeft de gemeente aan dat we terughoudend zijn met het toevoegen van nieuwe detailhandelsmeters. Verdere ruimtelijke clustering en concentratie van voorzieningen in de bestaande winkelgebieden (kernwinkelgebied, perifere detailhandelslocatie De Brier en de drie wijkwinkelcentra Veltum, Brukske en Landweert) staat voorop. De gemeente staat in principe alleen nieuwe detailhandel toe als er aantoonbaar sprake is van toegevoegde waarde en onderscheidend vermogen, zowel ruimtelijk als economisch. Bijvoorbeeld de noodzakelijke vernieuwing van winkelcentrum 't Brukske dat niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd. Daarnaast kan de gemeente zich voorstellen dat op termijn het noordwestelijk gedeelte van Venray een vorm van wijk/buurtcentrum zou kunnen dragen. Buiten de bovengenoemde winkelgebieden worden detailhandels(achtige) ontwikkelingen tegengaan. Voor panden die langdurig leeg staan, heeft het de voorkeur om na te denken over een alternatieve invulling, zoals culturele-maatschappelijke functies en wonen (ook op de begane grond).

3.4.6 Gemeentelijk Rioleringsplan 2013-2016

De overkoepelende ambitie die Venray hanteert, is het verbeteren van de omgang met het water. Daartoe wordt onder meer integraal waterbeheer voorgestaan. Integraal waterbeheer richt zich op het verminderen van watergebruik, een goede ontwatering en voldoende berging van afstromend water, het vasthouden van gebiedseigen water, het terugdringen van afvoerpieken en het afkoppelen van hemelwater.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2013-2016 is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2013 tot en met 2016 vastgelegd. Het plan bevat een beschrijving van de huidige situatie, een evaluatie van de aan het plan voorafgaande periode en een beschrijving van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In het gemeentelijk rioleringsplan wordt onder andere ingegaan op hemelwater- en oppervlaktewaterafvoer. Het afkoppelprogramma openbare ruimte (om de doelstelling van de kaderrichtlijn water te behalen) dat in het voorgaande gemeentelijk rioleringsplan was opgenomen, blijft bestaan en loopt tot 2027. Hiervoor dient jaarlijks 0,5% van het afvoerend verharde oppervlak afgekoppeld te worden van het gemengde rioleringsstelsel.

 

Bij afkoppelprojecten wordt in de eerste plaats gekeken naar openbare verharde oppervlakken. Daarbij wordt opgemerkt dat afkoppelen als maatregel slechts wordt uitgevoerd in combinatie met wegwerkzaamheden (onder andere reconstructies van wegen) of rioolvervangingen, dit gezien de kosten die dergelijke ingrepen met zich meebrengen.

 

In nieuwbouwgebieden met een woonfunctie wordt gestreefd naar 100% afkoppelen van het verharde oppervlak. Nieuwbouw is altijd voorzien van een gescheiden stelsel. Het hemelwater van het openbare gebied wordt bij voorkeur in de wijk geïnfiltreerd. Waar mogelijk gebeurt dit met wadi's, maar ondergrondse infiltratie via buizen is ook mogelijk. Op particulier gebied wordt het hemelwater geïnfiltreerd op de eigen kavel. Alleen als dat niet mogelijk is, zullen openbare voorzieningen worden aangelegd waarop kan worden aangesloten. Dit geldt ook voor inbreidingen in bestaand gebied. In het voorgaande gemeentelijk rioleringsplan was voor bestaande bouw een overgangsperiode vastgelegd. Bij bestaande bouw mocht er vanaf 2015 niet meer dan 50% van het dakoppervlak aangesloten zijn op de riolering. Dit is in het GRP 2013-2016 komen te vervallen. Het is met de huidige stand der techniek niet mogelijk om deze differentiatie op een betaalbare manier te handhaven.

 

Voorliggend bestemmingsplan staat binnen alle bestemmingen water en waterhuishoudkundige voorzieningen toe. Hierdoor biedt het bestemmingsplan maximale flexibiliteit voor het treffen van maatregelen voor de waterberging en –infiltratie, waarmee de uitvoering van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2013-2016 wordt ondersteund.

3.4.7 Venray's Verkeers- en Vervoersplan

Het Venray’s Verkeers- en Vervoersplan (VVVP) is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In dit plan wordt het verkeers- en vervoersbeleid uit de periode 1995-2006 geëvalueerd, geactualiseerd en aangevuld. De conclusies en resultaten van het verkeers- en vervoersbeleid uit de periode 1995-2006 zijn dat er geen onoplosbare doorstromingsproblemen op de wegenstructuur bestaan, dat reeds een groot gedeelte van de infrastructuur is ingericht conform de eisen van ‘Duurzaam Veilig’ en dat er sprake is van een daling van de verkeersongevallencijfers.

Met het VVVP wordt een viertal doelstellingen nagestreefd:

  • 1. een voortzetting van het ‘Duurzaam Veilig’-beleid;
  • 2. het mogelijk maken en ondersteunen van ruimtelijke ontwikkelingen door de bereikbaarheid te verbeteren;
  • 3. het bijdragen aan het verbeteren van de situatie voor de leefbaarheid, het welzijn, de economie en het milieu;
  • 4. het verbeteren van de verkeersveiligheid voor alle, maar vooral de kwetsbare verkeersdeelnemers.

Conform de principes van ‘Duurzaam Veilig’ kan het wegennet worden opgedeeld in drie functies, te weten stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. In de Visie Wegenstructuur en Wegcategorisering (VWW), welke een aanvulling vormt op het Verkeers- en vervoersplan, onderscheidt de gemeente Venray daarbij nog een specifiek type gebiedsontsluitingsweg, te weten de wijkontsluitingsweg. De weginrichting van gebiedsontsluitingswegen is in hoofdzaak gericht op verkeersdoorstroming en kent daarom gescheiden voorzieningen voor autoverkeer en langzaam verkeer. De weginrichting van wijkontsluitingswegen kent een minder vergaande vorm van scheiding van autoverkeer en langzaam verkeer. Op erftoegangswegen ten slotte is het autoverkeer en langzaam verkeer gemengd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0028.png"

Wegcategorisering: wegtypes met belangrijkste kenmerken

De binnenring is aangewezen als wijkontsluitingsweg en voornamelijk bedoeld voor de bereikbaarheid van het centrum en de centrumparkeervoorzieningen, de buitenring is een gebiedsontsluitingsweg bedoeld om het verkeer tussen de woonwijken en de bovenlokale wegen om het centrum heen te geleiden naar wegen van hogere orde.

In het kader van het beleid ten aanzien van verkeer en vervoer wordt regionaal het 'Mobiliteitsplan Noord-Limburg' opgesteld. De verwachting is dat in 2017 gereed is. De gemeente Venray komt vervolgens met een lokale uitwerking in de vorm van het 'Mobiliteitsplan Venray''.

Eventueel nog door te voeren maatregelen vanuit het verkeers- en vervoersbeleid kunnen veelal binnen het huidige ruimtebeslag van de verkeersbestemming worden uitgevoerd.

3.4.8 Parkeerbeleidsplan 2011-2020

In het Venray's Verkeers- en Vervoersplan is het parkeerbeleidsplan genoemd als uit te werken kadernota die inzoomt op de parkeerproblematiek in Venray. Dit heeft geresulteerd in de vaststelling van het Parkeerbeleidsplan 2011-2020, waarmee wordt ingespeeld op de huidige stand van zaken en ontwikkelingen die mogelijk worden voorzien tot 2020.

 

In het parkeerbeleidsplan worden de volgende beleidsmatige aanbevelingen gedaan:

1. werk het verwacht tekort aan parkeerplaatsen in het centrum weg;

2. leg uitbreidingsopgave zoveel mogelijk bij ontwikkelaars;

3. benut bestaande (virtuele) capaciteit zo goed mogelijk;

4. zorg voor goede uniforme parkeerregulering tegen kostendekkende achtergrond;

5. geef grove kaders voor parkeren in wijken en dorpen.

 

Op basis van het Parkeerbeleidsplan 2011-2020 is recentelijk de Beleidsnota Parkeernormen vastgesteld. De Beleidsnota Parkeernormen betreft een verdere uitwerking van het gemeentelijk parkeerbeleid. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de parkeervraag als gevolg van deze ontwikkelingen getoetst worden aan de hand van de Beleidsnota Parkeernormen.

Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 (op 29 november 2014) is de Woningwet gewijzigd. De wijziging heeft betrekking heeft op de intrekking van de grondslag voor de stedenbouwkundige voorschriften in een bouwverordening. De stedenbouwkundige voorschriften, zoals het parkeren, moeten nu in het bestemmingsplan zelf geregeld worden. Derhalve is in de planregels voorzien in een regeling ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen.

3.4.9 Evenementenbeleid

Evenementen zijn belangrijk in het kader van de leefbaarheid in een kern. Ze bieden een toneel voor sociale, sportieve of culturele ontmoetingen tussen bewoners en bezoekers en dragen bij aan het gemeenschapsgevoel. De gemeente Venray juicht het organiseren van evenementen dan ook zeer toe.

De aanvraag voor een evenement wordt beoordeeld aan de hand van de Algemene Plaatselijke Verordening Venray. De gemeente beschikt daarnaast over evenementenbeleid, dat is neergelegd in het document “Evenementenbeleid 2012”. Dit evenementenbeleid dient om nader inhoud te geven aan de belangrijkste doeleinden bij het organiseren van evenementen:

  • 1. Transparantie voor alle belanghebbenden bij evenementen;
  • 2. Waarborgen van de openbare orde en veiligheid bij evenementen;
  • 3. Volledigheid en efficiency in het besluitvormingsproces bij beoordeling aanvragen evenementen;
  • 4. Verminderen administratieve lasten en handelingen;
  • 5. Programmatisch handhaven.

 

Het evenementenbeleid bevat bepalingen over een veelheid aan onderwerpen, o.a. geluidsbelasting van de diverse evenementen, locaties en de inrichting ervan, op welke wijze overleg en advies plaatsvindt rondom het evenement, calamiteitenplannen, samenloop, afwikkeling van verkeer en vervoer en de communicatie rondom evenementen. Op basis van jurisprudentie is bepaald dat de ruimtelijk relevante aspecten van evenementen in het belang van een goede ruimtelijke ordening ook in bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Hierbij geldt dat kenbaar moet zijn welk type evenementen op het terrein kunnen plaatsvinden, in welke intensiteit en het maximaal aantal toegestane bezoekers per evenement per dag. Het is vaste jurisprudentie dat kortdurende en incidentele evenementen niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. Daarnaast zijn er natuurlijk evenementen denkbaar die niet in strijd zijn met het bestemmingsplan als ze niet gepaard gaan met grootschalige aanvullende activiteiten (te denken valt aan een fiets- of wandeltocht; deze zijn niet in strijd met de verkeersbestemming). Er is beoogd slechts voor evenementen die tot een algemeen publiek zijn gericht een regeling te treffen in dit bestemmingsplan.

 

De volgende planologische regeling is opgenomen in de regels bij het bestemmingsplan:

  • a. Het maximaal aantal evenementen dat mag plaatsvinden op de betreffende gronden bedraagt 100 per kalenderjaar;
  • b. Het totaal aantal dagen van de duur van de evenementen bedraagt 15 per evenement, inclusief de dagen die nodig zijn voor het op- en afbouwen;
  • c. Het maximale aantal toegestane bezoekers per evenement per kalenderdag bedraagt 5.000.

Bij het opstellen van deze regeling is bewust gekeken naar de maximale planologische ruimte die geboden zou kunnen worden. Hierbij is in het achterhoofd gehouden dat er een aanvullende werking uitgaat van het evenementenbeleid, waaraan getoetst moet worden bij het verlenen van een evenementenvergunning en waarin zaken als openbare orde, veiligheid, geluidsbelasting en samenloop van evenementen uitvoerig worden geregeld. Dit beleid wordt periodiek herzien naar aanleiding van gewijzigde inzichten over het thema.

 

Het begrip evenement is in de regels als volgt gedefinieerd: een voor publiek openbaar toegankelijke verrichting van vermaak in de open lucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van publiek voor sociale, informerende, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke doeleinden en/of doeleinden voor vermaak. Onder toegestane evenementen wordt verstaan: kermissen, herdenkingsplechtigheden, feesten, muziekvoorstellingen, wedstrijden op of aan de weg, braderieën of markten, optochten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen.

 

De definitie is toegespitst op openbaar toegankelijke evenementen; besloten feesten vallen niet onder de definitie van evenementen. Deze definitie is ruim en biedt mogelijkheden voor diverse soorten evenementen. Gelet op de ruime definitie en het aantal activiteiten dat hieronder valt is gekozen voor een maximaal aantal van 100 evenementen per jaar. De meeste van de genoemde evenementen zullen slechts een of enkele dagen in beslag nemen (zoals herdenkingsplechtigheden, braderieën en optochten), maar rekening moet ook worden gehouden met het op- en afbouwen van het evenement. Voor de duur van een evenement buiten het centrum van Venray wordt het maximum gesteld op 15 dagen inclusief op- en afbouwen.

 

Er is tot slot een maximum opgenomen van 5.000 bezoekers per dag. Vaak hebben evenementen buiten het centrum vooral een aantrekkingskracht op inwoners van de kern en hebben ze dus vooral een lokaal karakter, maar niet uitgesloten mag worden dat ook van buiten de kern bezoekers op het evenement afkomen. Het aantal is ruimtelijk aanvaardbaar in de kern gelet op de ruimte die beschikbaar is en de mogelijkheden tot verkeersafwikkeling. Indien een groter aantal bezoekers wordt voorzien zou gezocht moeten worden naar een alternatieve locatie, waar de activiteit beter in te passen is in de omgeving. Ook is besloten een maximaal aantal bezoekers op te nemen, waarbij bij een groter evenement echt maximaal te denken valt (met enige marge om ruimte te bieden voor eventuele ambitieuze nieuwe evenementen). Er is ook van uitgegaan dat bezoekers van het evenement op diverse momenten aanwezig zijn.

3.4.10 Groenstructuurplan

Met het Groenstructuurplan heeft de gemeente Venray een beleidslijn uitgezet voor de toekomst van het in de kern Venray en de omringende dorpen aanwezige openbare groen. Het gemeentelijk beleid voor wat betreft de gewenste kwantiteit en kwaliteit van het groen zijn in het groenstructuurplan vastgelegd. Bij kwaliteit kan gedacht worden aan de gebruiks-, de belevings- en de ecologische waarde van het groen. Groenvoorzieningen fungeren als belangrijke dragers van de ruimtelijke structuur, staan in relatie met het landschap buiten de bebouwde kom en bieden variatie op wijkniveau. De gemeente Venray streeft derhalve naar gevarieerd groen op alle schaalniveaus. In het groenstructuurplan worden twee schaalniveaus onderscheiden: op het niveau van de kernen wordt gestreefd naar een sterke hoofdgroenstructuur en op het niveau van het groen in de wijken/dorpen wordt gestreefd naar een variatie in groenvoorzieningen, die is afgestemd op het stedenbouwkundig karakter van de buurt en de behoeften van de bewoners.

 

In de nota wordt het belang van voldoende groen in de publieke ruimte benadrukt: uit onderzoek blijkt het belang van groen voor de leefbaarheid, de menselijke gezondheid, de economie en de natuur. Daarnaast is de aanwezigheid van voldoende groen van groot belang voor het (economisch) vestigingsklimaat en stimuleren van het toeristisch recreatief bedrijfsleven.

 

In het Groenstructuurplan is per deelgebied een visie opgesteld, gebaseerd op de ontstaanswijze, de ruimtelijke samenhang, de sfeer en de gebruiksfuncties van het groen en worden maatregelen voorgesteld. De bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen' staan, ook gelet op het bepaalde in het Groenstructuurplan, de aanplant van nieuwe groenelementen toe.

3.4.11 Speelruimteplan 'Ruimte voor de jeugd in Venray'

In 2009 is het uitvoeringsprogramma Speelruimteplan, Ruimte voor de jeugd in Venray vastgesteld. Het bijbehorende uitvoeringsprogramma geeft aan dat op middellange termijn een aantal speellocaties aangelegd en/ of verbeterd moet worden. Buiten spelen en buiten zijn is belangrijk voor kinderen en jongeren. Ze leren ervan, ontwikkelen hun lichaam beter en het bevordert de gezondheid. Belangrijkste kaders van het speelruimteplan zijn:

  • zorgen voor voldoende speelvoorzieningen voor de jeugd tot 18 jaar in de gemeente Venray, aan de hand van de criteria en randvoorwaarden voor buiten spelen;
  • afstemmen van de speelvoorzieningen op de leeftijd en behoefte van de jeugd door meer combinaties in spel te bieden;
  • inspelen op de trend van het dalend aantal jeugdigen, waardoor de vraag op blokniveau (dichtbij de woning) daalt, maar op wijk- en buurtniveau stijgt. De kans op ontmoeting wordt kleiner. Het is daarom noodzaak te investeren in het aantal speelvoorzieningen op buurt- en wijkniveau en verharde locaties voor breedtesport. Op blokniveau, dichtbij de woning, kunnen mogelijk voorzieningen worden opgeheven. Tevens kan daarbij gebruik gemaakt worden van de schoolpleinen als openbare voorziening.

 

In het bijbehorende deelrapport 'Onderzoek naar de speelruimte in de woonwijken van de gemeente Venray' is het aanbod in en de vraag naar speelvoorzieningen in de diverse wijken en kernen inzichtelijk gemaakt. Voor iedere wijk is een voorstel uitgewerkt. De bestemmingen welke in onderhavig bestemmingsplan zijn toegekend aan de openbare ruimte (de groen- en verkeersbestemming) staan de realisatie van nieuwe speelvoorzieningen indien nodig toe. Op deze wijze draagt onderhavig bestemmingsplan bij aan het (speel)voorzieningenniveau in de kern.

3.4.12 Archeologische beleidskaart gemeente Venray

Gelet op het bepaalde in de Wet op de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Venray in 2008 een archeologische beleidskaart voor haar grondgebied opgesteld (Moonen, B.J. 2008, Begrensd verleden; Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart en de cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente Venray (RAAP-Rapport 1482)). Vanwege de gemeentelijke herindeling in 2010 heeft de gemeente Venray in 2011 de beleidskaart voor het gehele (gewijzigde) grondgebied laten actualiseren. Deze geactualiseerde versie is in 2013 vastgesteld.

 

De archeologische beleidskaart verschaft inzicht in de aanwezigheid en het karakter van de archeologische en historische resten in de gemeente. Door aan de verwachte en bekende archeologische en historische resten een concreet beleidsadvies te koppelen, vormt de kaart een eerste praktisch handvat bij de inpassing van de archeologie bij planvorming en uitvoering in de gemeente. De criteria (ondergrenzen) voor archeologisch onderzoek zijn opgenomen in de bijbehorende 'Archeologische beleidsregels gemeente Venray'.

 

De archeologische beleidskaart en de bijbehorende beleidsregels dienen als uitgangspunt bij het waarborgen van het aspect 'archeologie' in de diverse bestemmingsplannen binnen de gemeente. In hoofdstuk 4 zullen de gevolgen van het gemeentelijk archeologiebeleid voor onderhavig bestemmingsplan worden beschreven.

3.4.13 Monumentale en waardevolle bomen

Op 2 juli 2013 is door de gemeente Venray de 'Uitvoeringsnota bomen Venray 2013' vastgesteld. De gemeente wil de kwaliteit van de leefomgeving waarborgen en hecht waarde aan een leefomgeving die schoon, heel en veilig is. De uitvoeringsnota is een uitvoeringsdocument van het groenstructuurplan uit 2005.

De bomen binnen Venray zijn ingedeel naar categorieën. De belangrijkste bomen zijn aangeduid als monumentaal of waardevol. Voor deze bomen geldt een ontheffingsstelsel. Een tweede categorie zijn de aandachtsgebied in een wijk of buurt waarin de groene bosachtige uitstraling een belangrijke factor speelt in de beleving van de buurt. Daarom geldt hier een vergunningstelsel, waarbij de waarde van de boom pas wordt bepaald bij een kapaanvraag. Voor deze categorie geldt dus een iets lichter beschermingsniveau. Alle overige bomen (particulier en gemeentelijk) zijn vrijgesteld van ontheffings- of vergunningsplicht.

De monumentale en waardevolle bomen zijn vastgelegd op een bomenlijst. Deze bomen worden in het bestemmingsplan bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Boom'. Ter plaatse van deze bestemming mag niet worden gebouwd. Met een omgevingsvergunning kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken. De bouwwerkzaamheden mogen het behoud van de boom niet in gevaar brengt en de stedenbouwkundige of landschappelijke waarde van de boom mogen niet worden aangeDtast. Dit kan door middel van een bomen effect rapportage.

Daarnaast kan alleen met een omgevingsvergunning de monumentale pf waardevolle bomen worden gekapt of kunnen werkzaamheden worden verricht die leiden tot een bedreiging van de duurzame instandhouding van deze bomen. De vergunning kan slechts worden verleend indien de (monumentale) waarde van de boom niet langer aanwezig is en deze niet zonder ingrijpende maatregelen aan de boom kan worden hersteld, of de (monumentale) waarde in redelijkheid niet meer is te handhaven conform de afweging uit het geldend beleidsstuk hieromtrent of de boom zich in een zodanige staat bevindt, dat de veiligheid van gebruikers van het omliggende terrein in gevaar wordt gebracht.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksaspecten

Bij de actualisering van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die invloed uitoefenen op het plangebied. Daarnaast kan ook het plangebied invloed uitoefenen op de in de omgeving aanwezige waarden.

4.1 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet helder zijn dat de bodem van het plangebied geschikt is voor de hier aanwezige en/of beoogde functies.


Bij de actualisatie van het vigerende bestemmingsplan ‘Venray’ wordt de bestaande situatie gehandhaafd. Er vindt geen grondverzet plaats en er worden geen saneringen opgestart. Evenmin vinden er significante functiewijzigingen plaats. Daarom kan ten behoeve van de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan grotendeels volstaan worden met een globale inventarisatie van reeds bekende knelpunten van de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctiekaart van de gemeente Venray. Deze kaarten vormen samen met de nota bodembeheer het gemeentelijk bodembeleidskader. De bodemfunctiekaart beschrijft het gebruik van de bodem (indeling in 3 klassen: wonen, industrie en landbouw/natuur (gebaseerd op het Besluit bodemkwaliteit) en de bodemkwaliteitskaart beschrijft de lokale chemische bodemkwaliteit. De nota bodembeheer beschrijft de wijze waarop grondverzet plaats kan vinden.


Op de bodemkwaliteitskaart is het plangebied voor het overgrote deel is gelegen in de zogenaamde schone zone. Dit betekent dat globaal genomen (punt verontreinigingen buiten beschouwing gelaten) de kwaliteit van de bodem in het plangebied voldoet aan de kwaliteit AW 2000 (schone grond). Bij grondverzet (inbrengen van nieuwe grond) of het uitvoeren van bodemsaneringen dient te worden voldaan aan deze bodemkwaliteitsklasse. Op de bodemfunctiekaart is aan het plangebied hoofdzakelijk de functie ‘Wonen’ toegekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0029.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0030.png"

Uitsnede bodemfunctiekaart gemeente Venray

Gezien zijn beheersmatige karakter, waarbij verder geen nieuwe ontwikkelingen worden toegelaten, is ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan geen nieuw bodemonderzoek uitgevoerd. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de door te voeren bestemmingsplanprocedure. Bij nieuwe ontwikkelingen (zoals functiewijzigingen die niet rechtstreeks binnen de bestemming zijn toegelaten), bouwplannen en grondverzet dient conform het gemeentelijk bodembeleid zorg gedragen te worden voor een goede bodemkwaliteit.

4.2 Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) en het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in het 'Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)'. Voor transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb).

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt. Tevens zal aandacht worden besteed aan (de achtergrond van) de verantwoording van het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 /jaar plaatsgebonden risicocontour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 / jaar plaatsgebonden risicocontour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kan niet ‘op de kaart’ worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen, ook wel de maximale effectafstand genoemd.

Verantwoording van het groepsrisico

In het externe veiligheidsbeleid is voor bepaalde situaties een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat bepaalde wijzigingen met betrekking tot planologische keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In het Bevi, het Bevt en het Bevb zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen.

Ook in het kader van voorliggend bestemmingsplan is het aspect externe veiligheid beschouwd. Daarbij is gekeken naar de aanwezigheid van de volgende risicovolle activiteiten:

  • 1. Inrichtingen, welke onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen.
  • 2. Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water.
  • 3. Hogedruk aardgasleidingen en K1,K2,K3-vloeistofleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0031.png"

Uitsnede risicokaart Limburg

RISICOVOLLE INRICHTINGEN

Uit gegevens van de gemeente Venray en de Risicokaart Limburg blijkt dat binnen het plangebied een een LPG-tankstation is gelegen aan de Raadhuisstraat 30. Daarnaast is de tennishal in Landsweert als risicovolle inrichting aangeduid. Deze hal is inmiddels gesloopt. Grenzend aan het plangebied zijn ook nog een aantal risicovolle inrichtingen gelegen. Binnen de contour van de kern Venray zijn dit het tankstation aan de Leunseweg 47 en het meetstation van de gasunie aan de Plataanstraat 7.

De risicocontouren van de LPG-installatie aan de Raadhuisstraat en de Leunseweg (contouren zijn gelegen binnen het plangebied) dienen in het kader van een goede ruimtelijke ordening in acht te worden genomen. Het betreft concreet de PR-contouren van het vulpunt, het reservoir en de afleverzuil em de effectafstand in verband met het groepsrisico. Binnen deze contouren gelden restricties voor nieuwe kwetsbare objecten. Opgemerkt dient te worden dat er in ruimtelijk opzicht voor het overgrote deel van het plangebied sprake is van een zogenaamd beheerplan. Van een wijziging of toename van het externe veiligheidsrisico is voor dit gebied derhalve geen sprake. Voor de twee nieuwe ontwikkelingen (het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein) en Langstraat 45) die met dit bestemmingsplan van een juridisch-planologische regeling worden voorzien, is in de hiervoor opgestelde ruimtelijke onderbouwingen het aspect externe veiligheid onderbouwd. De ruimtelijke onderbouwingen zijn als bijlage 5 en 6 bijgevoegd.

Voor de locatie hoek Raadhuisstraat/Akkerweg is een nieuwe kwantitatieve risicoanalyse (QRA) gemaakt in verband met de aanwezigheid van een LPG-tankstation (Raadhuisstraat 30) in de directe omgeving. De eerder opgestelde analyse is niet meer actueel omdat er inmiddels meer dan 5 jaar zijn verstreken en het plangebied naar alle waarschijnlijkheid anders wordt ingevuld dan destijds voorzien. Er wordt voorzien in een regeling om ter plaatse 4 woningen te realiseren in plaats van een kantoor. Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en slechts marginaal toeneemt. De QRA is als bijlage 7 bijgevoegd.

Daarnaast kent het plangebied de aanwezigheid van vuurwerkverkooppunten. Deze inrichtingen vallen echter niet onder de werkingssfeer van het Bevi. Milieuwetgeving borgt in dit kader echter een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voornoemde vuurwerkverkooppunten zijn als bedrijven behandeld en als zodanig in het bestemmingsplan opgenomen.

TRANSPORT GEVAARLIJKE STOFFEN

Transport over de weg

Uit de gegevens van de Risicokaart Limburg en het rapport ‘Externe Veiligheid Provinciale Wegen’ van de Provincie Limburg blijkt dat over de Rijksweg A73 en de provinciale weg N270 transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De A73 bevindt zich direct ten oosten van het plangebied en de N270 direct ten zuiden. Het plangebied ligt derhalve binnen de invloedsgebieden van deze wegen.

Voor de A73, gelegen ten oosten van het plangebied, geldt op basis van de Regeling basisnet een veiligheidszone van 1 meter als gevolg van het plaatsgebonden risico. Deze veiligheidszone wordt gemeten vanuit het referentiepunt en betrokken naar weerszijden. Het referentiepunt van de A73 is gelegen in het midden van de middenberm. De veiligheidszone reikt daarmee niet buiten de begrenzing van de weg. Het plaatsgebonden risico als gevolg van de A73 levert derhalve geen belemmering op ter plaatse van het plangebied.

Daarnaast geldt ter hoogte van het plangebied, als gevolg van het transport van brandbare vloeistoffen, een zogeheten 'plasbrandaandachtsgebied'. Dit gebied betreft een zone van 30 meter evenwijdig aan de A73, gemeten uit de rechter rand van de rechter rijstrook. Binnen deze zone moet bij de realisatie van kwetsbare objecten rekening gehouden te worden met de effecten van een plasbrand. Het plasbrandaandachtsgebied van de A73 overlapt het plangebied deels. Aangezien dit gebied eveneens behoort tot de bebouwingsvrije zone van deze weg is de ontwikkeling van nieuwe kwetsbare objecten in deze zone uitgesloten. Het plasbrandaandachtsgebied vormt derhalve geen verdere randvoorwaarde bij de vaststelling van voorliggend plan.

Het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A73 ligt zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. Het aantal vervoersbewegingen bedraagt 5148 (stofcategorie GF3) en het invloedsgebied in het kader van het groepsrisico bedraagt 355 meter (tabel 4-1 Handreiking Risicoanalyse Transport (HART)). Daarnaast blijkt uit vervoersgegevens van RWS dat over de A73 tevens vloeibare toxische stoffen worden vervoerd (LT1 en LT2 (vloeibaar) en GT4 (gas)). Effecten van incidenten met tankwagens met toxische stoffen kunnen verder rieken dan 355 meter. GT4 heeft de grootste 1% letaliteitsafstand met een invloedsgebied van meer dan 4.000 meter. Bij ontwikkelingen is het noodzakelijk om de populatie binnen de zone tot 355 meter om de transportas gedetailleerd te beschouwen. De persoonsdichtheid in het gebied tussen de 355 meter en de 4.000 meter kan op basis van een globale inventarisatie worden uitgevoerd.

Met het planvoornemen worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er vindt geen toename van het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied plaats. Derhalve is er ook geen verplichting tot het verantwoorden van het groepsrisico.

In het rapport ‘Externe veiligheid provinciale wegen’ is ten aanzien van de N270 aangegeven dat de te verwachten vervoersintensiteit in de relevante stofcategorie GF3 (brandbaar tot vloeibaar verdicht gas) 390 transportbewegingen per jaar bedraagt.

Uit de vuistregels welke zijn opgenomen in bijlage 1 van de Handleiding Risicoanalyse Transport zijn ten aanzien van het routetype ‘weg binnen de bebouwde kom’ (onder andere) de volgende vuistregels opgenomen met betrekking tot de bepaling van de hoogte van het plaatsgebonden risico en groepsrisico:

  • een weg binnen de bebouwde kom kent geen 10-6 / jaar plaatsgebonden risicocontour;
  • wanneer GF3 minder is dan de drempelwaarde zoals aangegeven in de relevante tabellen voor gebieden met eenzijdige of tweezijdige bebouwing wordt (10% van de oriëntatiewaarde) niet overschreden.

Uit deze vuistregels en het rapport ‘Externe veiligheid provinciale wegen’ kan worden afgeleid dat de N270 ter hoogte van het plangebied geen 10-6 / jaar plaatsgebonden risicocontour kent. De N270 scheidt het stedelijk gebied van Venray van de bebouwde kom van Leunen. Qua bevolkingsdichtheid wordt in onderhavig geval uitgegaan van het gebiedstype ‘drukke woonwijk’. Conform de Handreiking Verantwoording Groepsrisico mag ten aanzien van een drukke woonwijk worden aangenomen dat de bevolkingsdichtheid ca. 70 personen per ha. zal bedragen. Omdat direct ten noorden van de N270 het stedelijk gebied van Venray hoofdzakelijk is ingericht als een bedrijventerrein en als sportcomplex, is deze aanname naar alle waarschijnlijkheid een overschatting.

Uit tabel 8, bijlage 1 van de Handleiding Risicoanalyse Transport blijkt dat ten aanzien van de relevante stofcategorie GF3, in gebieden met een bevolkingsdichtheid van 70 personen per ha. op een afstand van 10 meter tot de as van de weg, vanaf 600 of meer transportbewegingen per jaar de norm 10% van de oriëntatiewaarde zal worden overschreden. Gelet op het verwachte aantal van 390 transportbewegingen in de stofcategorie GF3 overschrijdt het groepsrisico in de kern Vernay als gevolg van de N270 in alle redelijkheid de norm van 10% van de oriëntatiewaarde dan ook niet.

Gelet op de ligging binnen het invloedsgebied van de A73 en N270 dient formeel conform het bepaalde in artikel 7 van het Bevt het groepsrisico als gevolg van deze transportas te worden verantwoord. Gelet op zijn conserverend karakter worden middels voorliggend bestemmingsplan geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk gemaakt. De vaststelling van onderhavig bestemmingsplan zal derhalve geen invloed hebben op het bestaande veiligheidsbeeld ter plaatse. Om deze reden, en gelet op het feit dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden of benaderd, is een nadere verantwoording van het groepsrisico als gevolg van de N270 niet noodzakelijk geacht.

BUISLEIDINGEN

Uit gegevens van de Gasunie en de Risicokaart Limburg blijkt dat er één hogedruk aardgastransportleiding in (de omgeving van) het plangebied aanwezig is. Dit betreft de leiding Z-541-06, welke een diameter kent van 8 inch en een ontwerpdruk van 40 bar. De 10-6 / jaar plaatsgebonden risicocontour bevindt zich in het hart van de leiding. De 100% en de 1% letaliteitgrenzen van de leiding liggen op respectievelijk 50 en 95 meter uit het hart van de leiding. Het invloedsgebied van de leiding strekt zich derhalve over het plangebied uit.

Gelet op de ligging binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgastransportleiding dient formeel conform het bepaalde in artikel 12 van het Bevb het groepsrisico als gevolg van deze leiding te worden verantwoord. In het kader van onderhavige ruimtelijke procedure is het echter niet mogelijk bronmaatregelen aan de buisleiding te treffen. Gelet op zijn conserverend karakter worden middels voorliggend bestemmingsplan geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk gemaakt. De vaststelling van onderhavig bestemmingsplan zal derhalve geen invloed hebben op het bestaande veiligheidsbeeld ter plaatse. Om deze reden, en gelet op het feit dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden of benaderd, is een nadere verantwoording van het groepsrisico als gevolg van de hogedruk aardgastransportleiding niet noodzakelijk geacht.

Wel is conform artikel 14 van het Bevb, voor zover gelegen binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan, de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ aan de belemmeringenstroken langs de leiding toegekend.

CONCLUDEREND

Het aspect externe veiligheid vormt geen verdere randvoorwaarde ten aanzien van de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Ten behoeve van het bestemmingsplan hoeft geen nadere verantwoording van het groepsrisico te worden afgelegd.

Advies Veiligheidsregio

In het kader van de aspecten hulpverlening en zelfredzaamheid is door de gemeente advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Limburg Noord. PM

4.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is verder uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen. Met deze nieuwe wettelijke systematiek is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) komen te vervallen. Een belangrijk verschil met het Blk 2005 is dat de nieuwe regelgeving een flexibele koppeling kent tussen ruimtelijke activiteiten en gevolgen voor de luchtkwaliteit. Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Projecten die wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, worden in principe opgenomen in het Nationaal Samenwerkings-programma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL bevat een pakket aan generieke en locatiespecifieke maatregelen die ervoor zorgen dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd en, belangrijker, die er voor zorgen dat alle huidige overschrijdingen worden opgelost.

Het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) is uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen.

TOETSING LUCHTKWALITEITSEISEN

In artikel 5.16 van de Wet Milieubeheer is een viertal voorwaarden opgenomen waaronder bestuursorganen de in lid 2 van dit artikel genoemde bevoegdheden (waaronder het opstellen van bestemmingsplannen en het nemen van projectbesluiten) mogen uitoefenen. Deze voorwaarden hebben betrekking op de met de uitoefening van de bevoegdheid verbonden gevolgen ten aanzien van de luchtkwaliteit. Indien er sprake is van één van de hieronder genoemde omstandigheden vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid en de daarmee beoogde ontwikkeling:

  • Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • Het project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
  • Het project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

NIET IN BETEKENENDE MATE (NIBM)

In het Besluit NIBM is vastgelegd wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2.


Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  • aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM;
  • op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.


Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.


TOETSING PLAN AAN LUCHTKWALITEITSEISEN

In voorliggend bestemmingsplan is sprake van een vastlegging van de bestaande situatie en aanwezige functies. In het kader van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt die qua verkeersaantrekkende werking een zwaarwegend effect op de luchtkwaliteit in (de omgeving van) het plangebied kunnen hebben. Derhalve kan in redelijkheid gesteld worden dat de vaststelling van voorliggend plan niet in betekenende mate bij zal dragen aan de luchtverontreiniging.


Concluderend kan gesteld worden dat het aspect luchtkwaliteit geen randvoorwaarde vormt bij de verdere planontwikkeling.

4.4 Geur

Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij kunnen afstandseisen gelden tussen veehouderijen en (nieuwe) geurgevoelige bestemmingen. In het plangebied zijn geen veehouderijbedrijven aanwezig. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van een aantal veehouderijen, welke zich rond de kern bevinden. De bestaande geurcontouren van deze veehouderijbedrijven zijn in onderhavig bestemmingsplan niet opgenomen, aangezien deze regelmatig aan verandering onderhevig zijn. Voor nieuwe bouwplannen binnen het invloedsgebied van deze bedrijven geldt dat, alvorens er gebouwd kan worden, verzekerd dient te worden dat er geen sprake (meer) is van geurhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0032.png"

  afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0033.png"  

Uitsnede kaart achtergrondbelasting gemeente Venray (7 mei 2015)

Uit de gemeentelijke kaart ‘Beoordeling leefklimaaat op basis van indicatieve achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder’ (situatie april 2015) blijkt dat er ter plaatse van het overgrote deel van het plangebied sprake is van een goed leefklimaat. Omdat in dit plan geen nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen is verder onderzoek naar geurhinder achterwege gebleven.

4.5 Akoestiek

De ten behoeve van voorliggend plan relevante normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. Het betreft normen voor (spoor)wegverkeerslawaai en industrielawaai. In deze wetgeving wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan met ontheffing tot een maximale hoogte mag worden afgeweken.


WEGVERKEERSLAWAAI

Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijden van een weg met een voorgeschreven snelheid van 50 km/uur of meer een onderzoekszone aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0034.png"

Tabel: onderzoekszones conform artikel 74 Wet geluidhinder

Indien er in de onderzoekszone van een weg ontwikkelingen plaatsvinden waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen, scholen en verpleegtehuizen) worden geprojecteerd, dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting als gevolg van deze weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. Is dit het geval dan dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde kan verlenen. Het college mag maximaal een hogere grenswaarde verlenen van 63 dB bij gemeentelijke en provinciale wegen en 53 dB bij autowegen en autosnelwegen.

In beginsel heeft iedere weg een geluidszone, maar geldt dat niet voor de volgende wegen:

  • wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur, zijnde de erftoegangswegen.

Het overgrote deel van de lokale wegen is gelegen in een 30 km/zone of woonerf. Voor deze wegen geldt geen zonering. De overige wegen, veelal de gebiedsontsluitingswegen en de wijkontsluitingswegen, kennen een snelheidsregime van 50 km/uur. Deze wegen doorkruisen het plangebied. Daarnaast is het plangebied gelegen in het invloedsgebied van enkele 80 km/uur wegen en de Rijksweg A73. Omdat onderhavig bestemmingsplan, met uitzondering van de ontwikkelingen voor het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein) en Langstraat 45, niet voorziet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige functies of reconstructiewerkzaamheden van in het plangebied gelegen wegen, is ten behoeve van dit bestemmingsplan geen akoestisch onderzoek uitgevoerd. De akoestische onderzoeken die uitgevoerd zijn voor het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein) en locatie Langstraat 45 zijn in de ruimtelijke onderbouwing opgenomen (zie bijlage 5 en 6). Hieruit blijkt dat voor beide locaties een procedure hogere grenswaarden doorlopen moet worden. Het bepaalde in de Wet geluidhinder omtrent wegverkeerslawaai vormt dan ook geen randvoorwaarde ten aanzien van de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.

SPOORWEGVERKEERSLAWAAI

De spoorlijn Roermond-Nijmegen is ten oosten, op circa 900 meter, van het plangebied gelegen. Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijden van verscheidene door de regeling geluidplafondkaart milieubeheer aangewezen spoorwegtrajecten een zone aanwezig. Een spoorweg die is aangegeven op de geluidplafondkaart, heeft een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de spoorweg tot de breedte naast de spoorweg als aangegeven in onderstaande tabel, afhankelijk van de hoogte van het geluidproductieplafond op het betrokken referentiepunt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0035.png"

Tabel Geluidproductieplafond conform artikel 1.4a Besluithinder

Indien er in de zone een bestemmingsplanwijziging plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het spoorwegtraject de voorkeursgrenswaarde van 55 dB overschrijdt. Is dit het geval dan zal er een hogere grenswaarde procedure doorlopen moeten worden. Het college van B&W kan dan een hogere grenswaarde, tot maximaal 68 dB, verlenen.

De spoorlijn Roermond-Nijmegen bevindt zich ten oosten van het plangebied. Conform het Geluidregister Spoor fluctueert het geluidsproductieplafond van deze spoorlijn ter hoogte van de kern Venray tussen de 52,1 en 55 dB. De onderzoekszone bedraagt derhalve 100 meter, waardoor deze zich niet tot over het plangebied uitstrekt. Onderhavig bestemmingsplan voorziet zoals eerder aangegeven en met uitzondering van het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein) en de locatie Langstraat 45 niet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige functies. Het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein) en de locatie Langstraat 45 zijn buiten de onderzoekszone gelegen. Een akoestisch onderzoek naar het aspect spoorweglawaai is dan ook niet noodzakelijk geacht.

INDUSTRIELAWAAI

Hoofdstuk V van de Wet geluidhinder bepaalt dat rondom industrieterreinen waarop bepaalde krachtens de Wet milieubeheer aangewezen inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (de zogenaamde grote lawaaimakers) een geluidszone moet worden vastgesteld. Deze geluidszone beslaat een gebied rondom het bedrijventerrein waarbuiten door de op het terrein gevestigde inrichtingen gezamenlijk geen hogere geluidsbelasting dan 50 dB(A) op de in de buurt aanwezige gevoelige bestemmingen mogen veroorzaken. Het plangebied is gelegen buiten de geluidszonering van de inrichtingen op het bedrijventerrein Smakterheide. Binnen het plangebied of in de directe omgeving zijn bovendien geen bedrijven aanwezig die het woon- en leefklimaat van de bestaande woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen negatief beïnvloeden. Het aspect industrielawaai is derhalve niet van toepassing. Evenmin is het plangebied gelegen binnen de invloedssfeer van een grond van de Wet milieubeheer omgevingsvergunningplichtige inrichting.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies (zoals bijvoorbeeld woningen):

  • ter plaatse van deze gevoelige functies een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Een buitenwettelijk toetsingskader voor milieuzonering wordt geboden door de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Op basis van deze uitgave kan worden bepaald in hoeverre de inrichtingen en bedrijven beperkend zijn voor het tot stand brengen van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving van deze bedrijven. In deze uitgave zijn per (milieu)categorie bedrijvigheid richtafstanden genoemd welke kunnen worden aangehouden ten einde de hinderlijke invloed van bedrijfsactiviteiten op gevoelige functies te beperken.

Gelet op het beheersmatig karakter van dit bestemmingsplan zijn binnen het invloedsgebied van de bedrijven met een bedrijfsbestemming geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Binnen de regels van het bestemmingsplan worden verder aan huis gebonden beroepen rechtstreeks toegestaan. Een bedrijf aan huis is onder voorwaarden met een omgevingsvergunning mogelijk. Als aan huis gebonden beroepen of bedrijven zijn uitsluitend milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. Deze minder zware bedrijvigheid levert evenmin hinder op voor de bewoners binnen het plangebied.

4.7 Cultuurhistorie en Archeologie

CULTUURHISTORIE

De monumentenwet kent de mogelijkheid om een geheel gebied aan te wijzen als beschermd stads- of dorpsgezicht, indien dit gebied een beeld vormt dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel. Binnen het plangebied komen dergelijke gebieden niet voor.

In het plangebied komen een aantal rijks- en gemeentelijke monumenten voor. De rijksmonumenten zijn beschermd in het kader van de Monumentenwet en de gemeentelijke monumenten in het kader van de Monumentenverordening. In het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) van de gemeente Venray uit 2001 is voorts een aantal panden aangeven, dat in het voorliggende bestemmingsplan als 'beeldbepalend' is benoemd. In bijlage 4 is een overzicht opgenomen waarop de binnen het plangebied aanwezige rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beelbepalende panden staan vermeld.

Op 17 mei 2016 heeft de gemeente Venray de beleidsregel Stimulering verbetering omgevingskwaliteit vastgesteld. Door de regeling ontstaan er extra mogelijkheden om vervallen karakteristieke woningen of panden aan te pakken. Met als gevolg een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.


ARCHEOLOGIE

In hoofdstuk 3 is het gemeentelijk archeologiebeleid reeds kort toegelicht. In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied aangeduid op de gemeentelijke archeologische beleidskaart. Conform de archeologische beleidsregels van de gemeente Venray gelden voor de diverse archeologische verwachtingswaarden (categorieën) de volgende onderzoeksgrenzen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0036.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0037.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart

In het gebied met de aanduiding 'Monumenten van zeer hoge waarde en monumenten die betrekking hebben op de historische kernen' geldt dat bij bodemingrepen groter dan 250 m2 én dieper dan 50 cm onder maaiveld een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Dit betreft de paars gearceerde gebieden welke in onderhavig plan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kennen.

Bij overige monumenten en de bufferzone rondom de bekende vindplaatsen (waarnemingen en vondstmeldingen) geldt dat bij bodemingrepen groter dan 100 m2 én dieper dan 50 cm onder maaiveld een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Deze gebieden zijn licht paars gearceerd en worden in dit bestemmingsplan beschermd middels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.

In de droge en natte gebieden met een hoge verwachting geldt dat bij bodemingrepen groter dan 500 m2 én dieper dan 50 cm onder maaiveld een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Dit zijn de oranje gearceerde gebieden welke in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' kennen.

In de droge en natte gebieden met een middelhoge verwachting geldt dat bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 én dieper dan 50 cm onder het maaiveld een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Dit zijn de lichtoranje gearceerde gebieden welke in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' kennen.

In het gebied met lage archeologische verwachtingswaarde (geel gearceerd) geldt vanuit archeologisch oogpunt geen restrictie. Aan dit gebied is in onderhavig bestemmingsplan dan ook geen archeologische dubbelbestemming toegekend.

Bodemingrepen tot een diepte van maximaal 50 cm onder het maaiveld zijn per definitie vrijgesteld van archeologisch onderzoek, ongeacht de oppervlakte waarover ze plaatsvinden.

4.8 Natuur

SOORTENBESCHERMING

In april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Krachtens de Flora- en faunawet mogen er in Nederland geen ingrepen plaatsvinden die een negatief effect op het leefgebied van beschermde soorten met zich meebrengen. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of verlening van een omgevingsvergunning dient derhalve een inschatting te worden gemaakt naar de uitvoerbaarheid van het plan in relatie tot de in een plangebied aanwezige natuurwaarden, en in het verlengde daarvan, de Flora- en faunawet. In het geval van nieuwe ontwikkelingen betekent dit dat informatie verzameld dient te worden over de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten, de verwachte negatieve effecten op deze soorten en de gevolgen daarvan in het kader van de Flora- en faunawet.

 

Het plangebied omvat naast bebouwde gronden ook enkele agrarische percelen, groenstroken en bosgebieden. Met name de bosgebieden zijn ook van ecologische en landschappelijke betekenis. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter waarbij geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. De vaststelling van het bestemmingsplan zal geen (negatieve) effecten hebben op eventueel in het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied aanwezige waarden.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient wellicht nader onderzoek naar mogelijk beschermde planten en diersoorten te worden uitgevoerd. Dit zal per geval bepaald moeten worden. Vooralsnog is hiervan geen sprake. Wel geldt in ieder geval dat te allen tijde de algemene zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet van toepassing is. Dit houdt in dat alle handelingen, die nadelig zijn voor de flora en fauna en die niet nodig zijn om het beoogde doel te verwezenlijken, achterwege gelaten moeten worden.

GEBIEDSBESCHERMING

Naast het aspect soortenbescherming moet eveneens worden beoordeeld of de vaststelling van het bestemmingsplan invloed kan hebben op gebieden die volgens de overige natuurwetgeving beschermd zijn, of deel uitmaken van het Nationaal Natuur Netwerk, in Limburg Goudgroene natuurzone (POL2014) genoemd.

Uit deze beoordeling blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000-gebied. Het meest dichtbij gelegen Natura 2000-gebied, Boschhuizerbergen, ligt op een afstand van circa 450 meter ten (noord)oosten van het plangebied. Het meest nabijgelegen beschermd natuurmonument is de Rouwkuilen, op een afstand van circa 3 km ten westen van het plangebied. Op deze gebieden is, gelet op de afstand en op het conserverend karakter van dit bestemmingsplan, geen externe werking te verwachten. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een gebied dat is aangewezen als Goudgroene natuurzone. Het meest dichtbijgelegen Goudgroene natuurzone-onderdeel bevindt zich op circa 280 meter ten (noord)oosten van plangebied ten oosten van de A73 nabij het Natura 2000-gebied Boschhuizerbergen. Daarnaast is nabij de toerit in zuidelijkoostelijke richting van de A73 een strook aangewezen als Goudgroene natuurzone, circa 100 meter vanaf het plangebied.

Geconcludeerd kan worden dat er ook vanuit het aspect gebiedsbescherming geen randvoorwaarden bestaan ten aanzien van de vaststelling van voorliggend plan.

4.9 Waterhuishouding

WATEROVERLEG

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van bestemmingsplannen dient te worden beschreven op welke wijze bij de planontwikkeling rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Onderhavige paragraaf behelst deze beschrijving. Bij vaststelling van voorliggend plan is met name de wijze waarop wordt omgegaan met het regenwater dat in het plangebied valt van belang. Daarnaast wordt in deze paragraaf aandacht besteed aan de bodemopbouw van het plangebied, de geohydrologische situatie ter plaatse, de aanwezigheid van bodemverontreinigingen, de aanwezigheid van waterlopen, en de gevolgen die beoogde planontwikkeling hierop mogelijk heeft.


In het kader van het bestuurlijk vooroverleg is het bestemmingsplan aangeboden bij het waterschap Peel en Maasvallei ter verkrijging van een wateradvies.


BELEID

In hoofdstuk 3 is het relevante waterbeleid reeds behandeld. Leidende principes in dit beleid zijn de kwantiteitsstrategie ‘vasthouden-bergen-afvoeren’, en de kwaliteitsstrategie ‘voorkomen-scheiden-zuiveren’.


BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE

Het plangebied is op de Grondwaterkaart van Nederland gelegen binnen grondwatertrap VII en VIII. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstanddieptes (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden gekarakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In grondwatertrap VII ligt de gemiddeld hoogste grondwaterdiepte dieper dan 80 centimeter tot 140 centimeter, gemeten vanaf het maaiveld. De gemiddeld laagste grondwaterdiepte ligt hier eveneens dieper dan 120 centimeter. De gemiddeld hoogste grondwaterdiepte in grondwatertrap VIII ligt dieper dan 140 centimeter, gemeten vanaf het maaiveld. De gemiddeld laagste grondwaterdiepte ligt dieper dan 160 centimeter.


Uit gegevens van het Waterschap Peel en Maasvallei blijkt dat in het overgrote deel van het plangebied de bodem een matig infiltrerend vermogen kent: de K-waarde ligt tussen de 0,45-1,5 m/dag.


Het plangebied is volgens de Omgevingsverordening Limburg (kaart 8 'Milieubeschermingsgebieden') voor een beperkt deel (zuidwestelijke punt) in het boringsvrije zone Venloschol. Het plangebied is gelegen binnen een grondwaterwingebied of bodembeschermingsgebied. In het plangebied bevinden zich geen zuiveringstechnische voorzieningen van het Waterschap.


BODEMVERONTREINIGING

De bodem in het plangebied is niet zonder meer geschikt voor infiltratie van het hemelwater. Voordat eventueel tot de aanleg van nieuwe infiltratievoorzieningen wordt overgegaan dient de kwaliteit van de bodem ter plaatse voldoende verzekerd te worden.


WATERLOPEN

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0038.png"

Uitsnede Legger Waterschap Peel en Maasvallei

Zoals eerder beschreven loopt ten noorden van het plangebied de Loobeek en ten zuiden van het plangebied de Oostrumsche Beek. Beide watergangen kennen diverse aftakkingen. Ter hoogte van Vlakwater zijn deze aftakkingen tot aan de rand van het plangebied gelegen. Het water is bekend onder de naam Venrayse Vlakwater en Zijtak Venrayse Vlakwater. Daarnaast is volgens de Legger van het Waterschap Peel en Maasvallei aan de oostzijde, ter hoogte van de Stationsweg nog een watergang gelegen, bekend onder de naam Zompgraaf. Het betreft zogenaamde primaire watergangen van het waterschap Peel en Maasvallei. Op de primaire (en secundaire wateren) zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de keur van het waterschap van toepassing. Zonder watervergunning van het waterschap is het niet toegestaan water op deze watergangen te lozen, of werken aan de watergangen uit te voeren.


Aan de watergangen is, voor zover niet overkluisd, de bestemming 'Water' toegekend. Aan beide zijden van de beken bevindt zich conform de keur van het waterschap een beschermingszone. Aan deze beschermingszone is, voor zover gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, de dubbelbestemming 'Waterstaat – beschermingszone watergang' toegekend (zie ook hoofdstuk 5).


HEMELWATER

Hemelwater dat valt in het plangebied wordt momenteel grotendeels afgevoerd op het gemengde rioolstelsel van de kern Venray. Dit stelsel voert via het gemaal van Waterleidingbedrijf Limburg (WBL) af naar de rioolwaterzuivering Venray aan de Metaalweg.


In het plangebied zijn geen ontwikkelingen voorzien die kwalitatief of kwantitatief van invloed kunnen zijn op het grondwater of oppervlaktewater. De opvang en afvoer van regenwater blijft, als gevolg van het beheersmatige en conserverende karakter van voorliggend plan, in beginsel ongewijzigd. Bij eventuele nieuwbouwprojecten of eventuele reconstructies dient gestreefd te worden naar het afkoppelen van regenwater. Conform de Toetssteen Openbare Ruimte van de gemeente Venray dienen bij het ontwerp van eventuele toekomstige voorzieningen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:

  • ontwerp van infiltratie- en retentievoorzieningen volgens module B1200 uit de Leidraad Riolering.
  • de infiltratievoorziening heeft een totale bergingscapaciteit van minimaal 30mm (het aangesloten verharde oppervlak vermenigvuldigd met 30 mm geeft de benodigde bergingscapaciteit in m3).
  • de infiltratievoorziening heeft een leeglooptijd van 24 uur of minder. Aan te tonen middels een berekening in combinatie met bodemonderzoek.
  • de initiatiefnemer mag een noodoverloop maken als de noodoverloop overstort op maaiveldniveau, dus niet via een buis ondergronds naar het openbaar riool.
  • de voorkeur gaat uit naar een centrale open infiltratievoorziening, indien wegens ruimtegebrek niet mogelijk, dan een ondergrondse voorziening.
  • het type infiltratie- en/of retentievoorziening dient in overleg met de gemeente te worden vastgesteld.

Middels deze eisen kan concreet invulling worden gegeven aan de trits ‘vasthouden–bergen–afvoeren’.


Tot slot wordt opgemerkt dat het van belang is verontreiniging als gevolg van afstromend hemelwater te voorkomen. Om de waterkwaliteit te garanderen wordt geadviseerd bij de constructie van de in het plangebied te realiseren gebouwen geen gebruik te maken van uitlogende materialen. Daarnaast dient het gebruik van strooizout en chemische onkruidbestrijdingsmiddelen in het plangebied zoveel mogelijk te worden vermeden.

4.10 Onderzoek Niet Gesprongen Explosieven

Het hele grondgebied van Venray heeft in de 2e wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele ontwikkelingen of uitbreidingen in dit gebied, waar na de 2e wereldoorlog nog niet in de grond werd geroerd en er geen nadere onderzoeken hebben plaats gevonden, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE).

Voorliggend bestemmingsplan betreft een beheersplan met een conserverend karakter. In het kader van deze bestemmingsplanwijziging zullen geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden waarbij de bodem wordt geroerd. Nader onderzoek naar NGE is op dit moment dan ook niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Planvorm en plansystematiek

In de voorgaande hoofdstukken van deze toelichting zijn de aan het bestemmingsplan ten grondslag liggende uitgangspunten en randvoorwaarden geschetst. Onderhavig hoofdstuk bevat een nadere toelichting op de planvorm en planregels.


Het bestemmingsplan 'Venray' heeft in de eerste plaats een beheersgericht karakter. De huidige situatie wordt in principe geconserveerd. Dit komt ook tot uitdrukking in de regels van dit plan, waarin de nadruk ligt op het vastleggen van deze huidige ruimtelijke situatie. De actualisatie van het bestemmingsplan is gericht op het toepassen van een moderne plansystematiek en het vertalen van het huidig gebruik naar een actueel bestemmingsplan. Daarnaast hebben zich in het plangebied in de loop der jaren ontwikkelingen voorgedaan, waardoor de bestaande bestemmingsregelingen niet volledig meer voldoen en aangepast moeten worden. Ten derde is er sprake van nieuwe kaders waarmee rekening is gehouden. Onbenutte ontwikkelingsmogelijkheden c.q. plancapactieiten (in relatie tot de behoefte) zijn geschrapt.


In de regels van dit plan zijn bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen opgenomen, welke het toegestane gebruik van de in het plangebied gelegen gronden regelen: middels een bestemmingsvlak wordt op de planverbeelding aangegeven welke hoofdbestemming op de betreffende gronden rust. Voor deze bestemmingen gelden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden zoals deze zijn opgenomen in de regels van de betreffende bestemming. Middels een op de planverbeelding aangegeven dubbelbestemming en / of aanduiding kunnen nadere eisen worden gesteld aan de ter plekke geldende gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden. Aan dubbelbestemmingen kan behoefte bestaan wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoeleinden die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijke relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet voldoende in de hoofdbestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of de bouwregels. Verschillende type aanduidingen kunnen worden onderscheiden, zoals bijvoorbeeld gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen en bouwaanduidingen.


De planregels en planverbeelding zijn, met het oog op de digitale uitwisselbaarheid van bestemmingsplannen die vanaf 1 januari 2010 verplicht is, opgesteld conform de bepalingen van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVB201). Uitgangspunt hierbij is, door middel van het hanteren van heldere planregels en een duidelijke planverbeelding, te komen tot een zo goed mogelijk toepasbaar en handhaafbaar plan.

5.2 Planstukken

Het bestemmingsplan 'Venray' van de gemeente Venray is naast deze plantoelichting vervat in de volgende planstukken:

  • de dataset met kenmerk NL.IMRO.0984.BP14014 zoals deze is opgebouwd conform de RO standaarden 2012;
  • de analoge planverbeeldingen (schaal 1:1.000);
  • de planregels.

5.3 Toelichting op de planverbeelding

De planverbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond. De analoge planverbeeldingen zijn afgedrukt op een schaal van 1:1.000. Voor de benaming van de verschillende bestemmingen en de kleuren van de bestemmingen zijn de huidige richtlijnen voor digitalisering en standaardisering van bestemmingsplannen overgenomen (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2012).

5.4 Toelichting op de planregels

Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven. De regels behorende bij het bestemmingsplan 'Venray' zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1: 'Inleidende regels';
  • Hoofdstuk 2: 'Bestemmingsregels';
  • Hoofdstuk 3: 'Algemene regels';
  • Hoofdstuk 4: 'Overgangs- en slotregels'.

Conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) worden de volgende bestemmingen gehanteerd:

  • Agrarisch
  • Bedrijf
  • Bos
  • Detailhandel
  • Dienstverlening
  • Gemengd
  • Gemengd – 2
  • Groen
  • Groen - 2
  • Horeca
  • Maatschappelijk
  • Maatschappelijk - 2
  • Recreatie
  • Sport
  • Verkeer
  • Water
  • Wonen
  • Woongebied
  • Woongebied - 2

Daarnaast komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Leiding - Gas
  • Leiding - Hoogspanningsverbinding
  • Leiding - Riool
  • Leiding - Water
  • Waarde - Archeologie 2
  • Waarde - Archeologie 3
  • Waarde - Archeologie 4
  • Waarde - Archeologie 5
  • Waarde - Boom
  • Waterstaat – Beschermingszone watergang

De algemene en bestemmingsregels worden in het hierna volgende deel van deze paragraaf nader toegelicht.


Inleidende regels

In hoofdstuk 1 ‘Inleidende regels’ zijn twee artikelen te onderscheiden:


Begrippen (artikel 1)

Artikel 1 van de planregels bevat beschrijvingen van begrippen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschil in interpretatie mogelijk is.

Wijze van meten (artikel 2)

In artikel 2 wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moet worden.


Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2: 'Bestemmingsregels' omvat regels die betrekking hebben op het gebruiksdoel van de gronden. Ten behoeve van een logische en eenduidige opbouw wordt telkens het navolgende stramien voor de diverse bestemmingsregelingen aangehouden:

  • Bestemmingsomschrijving:

Hierin wordt een omschrijving van de bestemming gegeven, alsmede welk gebruik binnen deze bestemming is toegestaan.

  • Bouwregels:

Hierin wordt bepaald aan welke voorwaarden de gebouwen en bouwwerken moeten voldoen.

  • Nadere eisen (niet bij alle bestemmingen opgenomen):

Geeft aan dat het college van Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is indien zulks in verband met een of meer van de volgende aspecten:

  • 1. de woonsituatie;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
  • 4. de milieusituatie;
  • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • Afwijken van de bouwregels (niet bij alle bestemmingen opgenomen):

Geeft aan van welke bouwregels, en binnen welke grenzen, door het college van Burgemeester en Wethouders middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken.

  • Specifieke gebruiksregels (niet bij alle bestemmingen opgenomen):

Geeft aan welk gebruik van de gronden of de daarop aanwezige gebouwen of bouwwerken in ieder geval als strijdig gebruik moet worden aangemerkt.

  • Afwijken van de gebruiksregels (niet bij alle bestemmingen opgenomen):

Geeft aan van welke gebruiksregels, ten behoeve van welk gebruik en binnen welke grenzen, door het college van Burgemeester en Wethouders middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken.

  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (niet bij alle bestemmingen opgenomen):

Ten einde specifieke belangen te beschermen kan in de bestemmingsregels worden bepaald dat voor de uitvoering van bepaald dat voor de uitvoering van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is. Een omgevingsvergunning kan verplicht gesteld worden om te voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de realisering van de desbetreffende bestemming of ter handhaving en bescherming van bepaalde belangen. De bestemmingsregels geven aan onder welke voorwaarden de omgevingsvergunning kan worden verleend.

  • Wijzigingsbevoegdheid (niet bij alle bestemmingen opgenomen):

Geeft aan wanneer en op welke wijze Burgermeester en Wethouders een bepaalde bestemming kunnen wijzigen ten behoeve van een ander gebruik van deze gronden, na het doorlopen van de aangewezen procedure.

De in het plan opgenomen bestemmingen en dubbelbestemmingen worden hierna nader toegelicht:

Bestemming Agrarisch (artikel 3)

Binnen de plangrens van het bestemmingsplan zijn nog een aantal onbebouwde agrarische percelen gelegen. Aan deze percelen is de bestemming 'Agrarisch' toegekend. De gronden mogen agrarisch gebruikt worden maar ook dagrecreatief medegebruik 1 en 2, erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages en voorzieningen van openbaar nut zijn toegestaan. De bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zijn zeer beperkt. Uitsluitend overige bouwwerken en kassen worden toegestaan. Voor overige bouwwerken geldt een maximum hoogte van 3,00 meter met uitzondering van erfafscheidingen (maximaal 1 of 2 meter), masten ten behoeve van de verlichting (maximaal 8 meter) of antenne-installaties (maximaal 12 meter). Ter plaatse van de aanduiding 'kas' worden kassen ten behoeve van het agrarisch gebruik zijn toegestaan. De oppervlakte bedraagt maximum de omvang van het aanduidingsvlak. Daarnaast is het mogelijk om in afwijking hierop een schuilgelegenheid voor vee tot maximaal 30 m2 te realiseren.

Bestemming Bedrijf (artikel 4)

Bestaande bedrijven zijn bestemd tot 'Bedrijf'. In beginsel is bedrijvigheid binnen de woongebieden niet wenselijk. Derhalve zijn de gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen deze bestemming beperkt. Bedrijven die behoren tot milieucategorie 1 of 2 worden overal toegestaan omdat deze categorieën inpasbaar zijn in een woonomgeving. Voor bedrijven van een gelijkwaardige bedrijfsvoering maar niet genoemd in categorie 1 of 2 is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Bestaande bedrijven van een hogere milieucategorie worden specifiek bestemd. In de bestemmingsomschrijving wordt voor deze bedrijven verwezen naar een lijst van toegestane bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in bijlage 1 van de regels 'Staat van bedrijfsactiviteiten'.

De omvang van de bedrijven is afgestemd op de huidige omvang inclusief een beperkte uitbreidingsmogelijkheid vastgelegd. Indien een bedrijfswoning aanwezig is, is deze specifiek aangeduid.

Bij bedrijfsbeëindiging is het mogelijk een nieuw bedrijf te starten, mits dit past binnen de bestemmingsomschrijving. Voorts geldt dat ook de bestemming bedrijfsdoeleinden gewijzigd kan worden naar een binnen een woonomgeving meer passende bestemming woondoeleinden of maatschappelijke doeleinden.

Bestemming Bos (artikel 5)

De binnen het plangebied aanwezige bosgebieden zijn bestemd als 'Bos'. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd met uitzondering van openbare nutsgebouwtjes. Tevens mogen geen verharde wegen of paden worden aangelegd. Watergangen en -partijen zijn toegestaan. Voor diverse werken of werkzaamheden geldt een vergunningenstelsel.

Bestemming Detailhandel (artikel 6)

De binnen de woongebieden aanwezige bestaande winkels en detailhandelsvestigingen (buiten de wijkwinkelcentra) zijn aangeduid met de bestemming 'Detailhandel'. Ruimtelijke clustering en concentratie van voorzieningen in de bestaande wijkwinkelcentra Veltum, Brukske en Landweert staat voorop. Nieuwe detailhandel wordt ook alleen daar toegestaan en alleen als er aantoonbaar sprake is van een toegevoegde waarde en onderscheidend vermogen, zowel ruimtelijk als economisch. Thans is dit niet aan de orde.

Mogelijk dat dit in de toekomst een nieuwe concentratie van detailhandel denkbaar is in de wijk Brabander. Hiervoor is een wijziging naar de bestemming 'Gemengd-2' (waaronder detailhandel) onder de voorwaarde toegestaan dat uit onderzoek is gebleken dat er door de wijziging geen duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur optreedt.

Wanneer andere nieuwe initiatieven worden ontplooid zullen deze op hun wenselijkheid worden beoordeeld, waarna een separate planologische procedure dient te worden doorlopen.

Bestemming Dienstverlening (artikel 7)

De bestemming 'Dienstverlening' is toegekend aan de in het plangebied voorkomende dienstverlenende ondernemingen en kantoren. Zowel zakelijke dienstverlening (zoals bijvoorbeeld advies-, reis- en uitzendbureaus), consumentverzorgende dienstverlening (zoals bijvoorbeeld een schoonheidssalon of pedicure) als maatschappelijke dienstverlening (met uitzondering van een asielzoekerscentrum, begraafplaats, drugsopvang en justitiële inrichting) vallen onder deze bestemming. Woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Bij beëindiging van de dienstverlenende of kantoorfunctie is het mogelijk een nieuwe onderneming te starten, mits dit past binnen de bestemmingsomschrijving.

Bestemming Gemengd (artikel 8)

De bestemming 'Gemengd' betreft een combinatie van bestemmingen dienstverlening, horeca en maatschappelijke doeleinden. Detailhandel is slechts toegestaan voor zover reeds bestaand en is specifiek aangeduid. Andere bedrijfsactiviteiten zijn in een specifieke gebruiksbepaling uitdrukkelijk uitgesloten, evenals de verkoop van motorbrandstoffen. Per bouwvlak is één woning toegestaan tenzij er in de bestaande situatie meer aanwezig zijn. Indien aan de orde is het bestaande aantal woningen toegestaan en is dit specifiek aangeduid.

Bestemming Gemengd – 2 (centrum Veltum, Landsweert en Brukske) (artikel 9)

De bestemming 'Gemengd – 2' is toegekend aan de winkelcentra en bijbehorende gronden in Veltum, Landsweert en Brukske. Binnen deze bestemming zijn detailhandel, dienstverlening, sportvoorzieningen (ter plaatse van de specifieke aanduiding), maatschappelijke voorzieningen (ook uitsluitend ter plaatse van de specifieke aanduiding) en horeca toegestaan op de begane grond. Wonen is op de verdiepingen toegestaan en indien specifiek aangeduid uitsluitend in de betreffende vorm. Om flexibiliteit in de planregels te verkrijgen zijn de specifieke functies niet expliciet op een locatie aangeduid.

Binnen de bestemming 'Gemengd – 2' is het dus toegestaan om alle vormen van detailhandel, dienstverlening, sportvoorzieningen (ter plaatse van de specifieke aanduiding) en horeca op de begane grond te vestigen. Op de verdiepingen is het gebruik ten behoeve van zorgwoningen toegestaan.

Het is verboden de gronden te gebruiken voor grootschalige of volumineuze detailhandel of een bedrijf aan huis.

Bestemming Groen (artikel 10)

De groenvoorzieningen van enige omvang binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Groen', waardoor een groene invulling van de openbare ruimte wordt geborgd. Binnen deze bestemming zijn behalve groenvoorzieningen ook waterpartijen (inclusief waterbergende en infiltrerende voorzieningen), speelvoorzieningen, sport- en wandelgelegenheden toegestaan. De bouwmogelijkheden zijn beperkt.

Uitsluitend ter plaatse van de specifieke aanduidingen zijn een parkeerterrein of volkstuin toegestaan.

Indien noodzakelijk en het geen aantasting van de structurele groenstructuur inhoudt kan de bestemming 'Groen' gewijzigd worden naar 'Verkeer'.

Bestemming Groen - 2 (artikel 11)

De bestemming 'Groen - 2' is opgenomen ter plaatse van het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein). In afwijking van de reguliere groenbestemming is het, in verband met de interne onsluiting van het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein), rechtstreeks toegestaan om verkeer- en parkeervoorzieningen aan te leggen.

Bestemming Horeca (artikel 12)

De bestaande horecavoorzieningen zijn aangeduid met de bestemming 'Horeca'. Horecavoorzieningen zijn in de woonwijken slechts toegestaan voor zover reeds aanwezig en zijn daarom specifiek aangeduid op de plankaart. Verdere uitbreiding van het horeca-aanbod buiten het centrum van Venray is niet wenselijk. In bijlage 2 bij de regels is een Staat van Horeca-activiteiten opgenomen, waarin is bepaald welke typen horeca zijn toegestaan. De bouwmogelijkheden sluiten aan bij de vigerende bouwrechten van de ondernemingen.

Bedrijfswoningen hebben een aanduiding op de verbeelding. Voor het overige zijn de bouw- en gebruiksvoorschriften grotendeels gelijk aan die voor de bestemming maatschappelijke doeleinden.

Bestemming Maatschappelijk (artikel 13)

De bestemming 'Maatschappelijk' is ruimer van opzet dan de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' uit het bestemmingsplan 'Venray'. Er kunnen andersoortige activiteiten in ondergeschikte vorm plaatsvinden op de locaties die deze bestemming hebben. De ligging van de gebouwen leidt er echter toe dat maatwerk noodzakelijk is. Niet alle ondergeschikte activiteiten kunnen op voorhand passend worden geacht. Er is een 'Staat van activiteiten – Gemengd' opgenomen als bijlage 3 bij de regels, met activiteiten die kunnen worden toegelaten in deze panden. De activiteiten die zijn toegestaan vallen ten hoogste onder milieucategorie 2 van de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'. Zodoende wordt overlast naar de omgeving door milieukundige aspecten (geluid, stof, veiligheid) voor een groot deel voorkomen.

 

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat de activiteiten ondergeschikt moeten zijn aan de maatschappelijke functie. Deze eis kan op verschillende manieren worden uitgelegd, afhankelijk van de functie die wordt toegelaten. Daarom is een definitie opgenomen. Bij bepaalde functies is het mogelijk dat een deel van de bebouwing permanent wordt ingericht voor het gebruik. Dit zal veelal het geval zijn bij detailhandel en bedrijvigheid. In die gevallen geldt dat maximaal 25% van het vloeroppervlak van het gebouw mag worden benut ten behoeve van die functie. Zodoende blijft het grootste deel van het pand beschikbaar voor de hoofdfunctie. Bij enkele functies is het mogelijk dat het gebruik de gehele locatie, of in elk geval meer dan 25% van het vloeroppervlak beslaat. Door het feit dat deze activiteiten echter incidenteel voorkomen is de accommodatie het merendeel van de tijd beschikbaar voor de hoofdfunctie. Het kan hierbij gaan om horeca-activiteiten (incidentele feesten), activiteiten van cultuur en ontspanning (theatervoorstellingen, muzieklessen, danslessen), sportactiviteiten (bijvoorbeeld aerobics-, zumba- of spinninglessen). Tot slot kan sprake zijn van activiteiten die behoren tot een andere bestemming, maar die nauw vervlochten zijn met de hoofdfunctie. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan lichte ondersteunende horeca-activiteiten, kantoorfunctie ten behoeve van de maatschappelijke functie, dag- of vrijetijdsbesteding voor verenigingen. Indien dergelijke functies niet langer in deze mate ondergeschikt zijn maar te zien zijn als de activiteit die wat betreft de oppervlakte en de tijd die het beslaat de voornaamste is, dan is het noodzakelijk de bestemming te wijzigen.

De eis dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein geldt onverkort. Hiertoe gelden de normen zoals opgenomen in de Beleidsnota Parkeernormen van de gemeente Venray.

Bestemming Maatschappelijk - 2 (artikel 14)

De bestemming 'Maatschappelijk - 2' is toegekend aan het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein) . In tegenstelling tot de bestemming 'Maatschappelijk' geldt voor de bebouwing een maximum bouwhoogte in plaats van een maximum goothoogte.

Bestemming Recreatie (artikel 15)

De sportparken zijn bestemd als 'Recreatie'. Binnen deze bestemming mogen sportterreinen worden ingericht. Bijbehorende voorzieningen, zoals een kantine, kleedlokalen en opslagruimten zijn eveneens toegestaan.

Binnen de bestemming 'Sport' is het gebruik van gronden en bouwwerken voor tijdelijke en permanente bewoning, alsmede voor de uitoefening van detailhandel of horeca uitdrukkelijk verboden. Wel toegestaan is horeca in de vorm van de exploitatie van een kantine.

Bestemming Sport (artikel 16)

De Bouledrome aan het Speulpark is bestemd als 'Sport' met een specifieke aanduiding. De Bouledrome betreft zowel een indoor als een outdoor voorziening. Gebouwen dienen ter plaatse van het op de verbeelding opgenomen bouwvlak te worden opgericht. Bijbehorende voorzieningen zijn eveneens uitsluitend binnen het bouwvlak mogelijk.

Bestemming Verkeer (artikel 17)

De bestemming 'Verkeer' is gericht op de afwikkeling van het verkeer. Naast wegverkeer zijn onder meer ook voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. De bestaande (ontsluitings)wegen en paden, alsmede de parkeervoorzieningen binnen het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer'. De bouwmogelijkheden zijn beperkt.

Bestemming Water (artikel 18)

Deze bestemming is toegekend aan de (primaire watergangen) Venrayse Vlakwater, Zijtak Venrayse Vlakwater, gelegen aan de westrand het plangebied, en Zompgraaf, welke voor een beperkt deel ter hoogte van de Stationsweg binnen het plangebied stroomt.

Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn mogelijk, waaronder bijvoorbeeld dammen en/of duikers.

Bestemming Wonen (artikel 19)

Het bestemmingsplan voorziet in de handhaving van bestaande mogelijkheden en uitbreiding van de bouwmogelijkheden. De gronden waarop nieuw te bouwen woningen zijn geprojecteerd krijgen, evenals de bijbehorende erven en tuinen de bestemming 'Wonen'.

De woningen mogen worden gebouwd in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Ook bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen in het bouwvlak worden opgericht. Deze mogen echter ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. In de regels is verbaal opgenomen waaraan bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, moeten voldoen.

 

De bouwmogelijkheden sluiten aan bij het gemeentelijk beleid zoals hieronder aangegeven. De relevante hoogtes worden geregeld door middel van matrices op de verbeelding. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken. Voor wat betreft gebruiksmogelijkheden is van belang dat aan huis verbonden beroepen onder voorwaarden rechtstreeks zijn toegestaan in een gedeelte van de aanwezige gebouwen.

Bouwvlak 

De geconstateerde behoefte aan uitbreiding is veelal te realiseren binnen het nieuwe bouwvlak. Vrijstaande woningen krijgen een bebouwingsdiepte van maximaal 15 meter en tweeondereen-kapwoningen en rijtjeswoningen worden voorzien van bouwvlakken met een maximale diepte van 12 meter. Voor ander gebruik dan wonen, worden regels gesteld, zoals ten aanzien van aan huis verbonden beroepen of bedrijven.

Beroep en bedrijf aan huis worden positief benaderd in de gebruiksregelgeving. Ter vrijwaring van overlast in de directe omgeving worden evenwel voorwaarden gesteld. Het uitsluiten van zaken als detailhandel en meer parkeerbehoefte zijn de voornaamste.

 

Specifieke aandachtsvelden 

Bij nieuwbouw of verbouw wordt door de gemeente tevens gestreefd naar het realiseren van woningen volgens de principes van duurzaam en energiebewust bouwen. Aangaande de woonomgeving wordt daarnaast gestreefd naar de realisering van een integraal toegankelijke en sociaal veilige woonomgeving. De woonomgeving moet voor iedereen op elk moment toegankelijk zijn. Dit vraagt voor de woningen tenminste om een menging van straat- en tuingericht wonen, waarbij blinde gevels zoveel mogelijk voorkomen worden.

 

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn op enkele locaties in het plan functies aanwezig die niet kunnen worden gerekend tot de nieuwe definitie van een beroep of bedrijf aan huis. Deze functies zijn positief bestemd middels het opnemen van een functieaanduiding.

Bestemming Woongebied (artikel 20)

In het vigerende bestemmingsplan voor de wijk Brabander is ten noorden van de wegen Buitenweg en Tureluur een gebied gelegen dat nog niet is ingevuld. Op grond van het vigerende bestemmingsplan is het mogelijk om in de toekomst woningen te bouwen. Het gebied is hiervoor bestemd als 'Woongebied'. Binnen deze bestemming zijn alle typen woningen toegestaan. Voor wat betreft de overige regels, is zoveel mogelijk aangesloten bij de woonbestemming. Verder is voor een gedeelte van de als ‘Woongebied’ bestemd gronden, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied', een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden ter plaatse (gedeeltelijk) en onder voorwaarden te wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 2'.

Voor cluster IV wordt een nieuw c.q. aangepast beeldkwaliteitsplan vastgesteld.

Bestemming Woongebied - 2 (artikel 21)

De bestemming Woongebied - 2 is opgenomen ter plaatse van het toekomstige woongebied binnen het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein). Ter plaatse van deze bestemming zijn de functies wonen en maatschappelijk toegestaan. In totaal mogen binnen de bestemming 'Woongebied -2' maximaal 240 woningen worden opgericht. Dit zijn er 90 minder dan op basis van het geldende bestemmingsplan ter plaatse nu zijn toegestaan. Het gebied kan ingericht worden met alle typen woningen. Voor wat betreft de overige regels, is zoveel mogelijk aangesloten bij de woonbestemming.

Dubbelbestemming Leiding – Gas, Hoogspanning, Riool en Water (artikelen 22 t/m 25)

Ter plaatse van het directe ruimtebeslag van de ondergrondse of bovengrondse transportleidingen zijn activiteiten die het bedrijfszeker en veilig functioneren van deze leidingen kunnen schaden niet toegestaan. Ook hier worden derhalve beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot bebouwing en gebruik van de grond, die tot beschadigingen van de leidingen kunnen leiden.

Deze beperkingen worden middels een bouw- en aanlegverbod gereguleerd.

Dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2 tot en met 5 (artikelen 26 t/m 29)

Ter verwezenlijking van de instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen (archeologische (waardevolle) terreinen) wordt gestreefd naar het voor de toekomst behouden van de archeologische waarden in de grond (in situ). Daar waar dit niet mogelijk is ten gevolge van noodzakelijke bouwactiviteiten binnen het kader van de onderliggende bestemming, zullen binnen archeologisch potentieel waardevolle terreinen, zoals weergegeven op de archeologische beleidskaart van de gemeente Venray voorafgaand aan bouwactiviteiten of grondverzet de archeologische waarden door middel van onderzoek veilig gesteld moeten worden. Elke dubbelbestemming Waarde- Archeologie correspondeert met een op de archeologische beleidskaart aangeduid gebied en de daaraan gekoppelde onderzoeksinspanningen.

Dubbelbestemming Waarde - Boom (artikel 30)

De binnen het plangebied aanwezige monumentale en waardevolle bomen worden beschermd met de dubbelbestemming 'Waarde - Boom'. Het betreft de bomen die staan vermeld op de gemeentelijke bomenlijst. Ter plaatse van deze bestemming is het niet toegestaan om te bouwen. Hiervan kan worden afgeweken indien is aangetoond dat de bouwwerkzaamheden het behoud van de boom niet in gevaar brengt en de stedenbouwkundige of landschappelijke waarde van de boom niet aantast. Dit kan door middel van een bomen effect rapportage.

Alleen met een omgevingsvergunning is het mogelijk om de monumentale en waardevolle bomen te kappen of werkzaamheden te verrichten die leiden tot een bedreiging van de duurzame instandhouding van deze bomen. De vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de (monumentale) waarde van de boom niet langer aanwezig is en deze niet zonder ingrijpende maatregelen aan de boom kan worden hersteld;
  • b. de (monumentale) waarde in redelijkheid niet meer is te handhaven conform de afweging uit het geldend beleidsstuk hieromtrent;
  • c. de boom zich in een zodanige staat bevindt, dat de veiligheid van gebruikers van het omliggende terrein in gevaar wordt gebracht.

Dubbelbestemming Waterstaat – Beschermingszone watergang (artikel 31)

De dubbelbestemming 'Waterstaat – Beschermingszone watergang' ligt op de beschermingszones van de (Zijtak) Venrayse Vlakwater en Zompgraaf. Binnen de beschermingszones geldt in principe een bouwverbod. De beschermingszones zijn gebaseerd op de legger van het waterschap Peel en Maasvallei en dienen ter voorkoming van ongewenste ontwikkelingen die de bereikbaarheid van de watergangen verminderen, bijvoorbeeld voor groot onderhoud. Tevens dienen de beschermingszones om eventuele toekomstige herinrichtingen of verbeteringen mogelijk te houden.

Algemene regels

Hoofdstuk 3: ‘Algemene regels’ omvat regels en bepalingen die betrekking hebben op het gehele plangebied.

Anti-dubbeltelbepaling (artikel 32)

Dit artikel geeft aan dat grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan niet nog eens mag worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.


Algemene bouwregels (artikel 33)

In de algemene bouwregels zijn regels gesteld die gelden voor alle bestemmingen uit hoofdstuk 2. In dit geval zijn dit regels met betrekking tot ondergronds bouwen. Tevens is een regeling opgenomen ten aanzien van het aantal noodzakelijk aan te leggen parkeerplaatsen bij bouwen, uitbreiden of verbouwen van gebouwen.


Algemene gebruiksregels (artikel 34)

In deze algemene gebruiksregels wordt gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijvingen uit de afzonderlijke bestemmingen als strijdig gebruik aangemerkt.


Algemene aanduidingsregels (artikel 35)

In de algemene aanduidingsregels zijn regels met betrekking tot algemeen geldende gebiedsaanduidingen opgenomen, waarin wordt aangegeven onder welke voorwaarden ontwikkelingen binnen deze zones mogelijk zijn.

Algemene afwijkingsregels (artikel 36)

In deze regels zijn algemene afwijkingsbepalingen opgenomen. Zo is opgenomen dat binnen alle bestemmingen kan worden afgeweken van opgenomen maten tot een maximum van 10%. Ook zijn afwijkingsregels opgenomen die het mogelijk maken bij meetverschillen ontwikkelingen toe te staan en is bepaald dat kleine bouwwerken van openbaar nut, mits ze voldoen aan bepaalde voorwaarden, ook in afwijking van de bestemmingsregels vergund kunnen worden.


Algemene wijzigingsregels (artikel 37)

In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders een algemene bevoegdheid gegeven om kleinschalige wijzigingen aan te brengen in de bestemmingen van onderhavig plan. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Algemene procedureregels (artikel 38)

In de algemene procedureregels zijn de procedures opgenomen die dienen te worden

doorlopen bij een binnenplanse wijziging of het stellen van nadere eisen.


Overige regels (artikel 39)

In deze regels zijn de voorrangsbepalingen voor bestemmingen opgenomen, wordt ingegaan op de consequenties van een overtreding van de gebruiksregels en wordt duidelijk gemaakt hoe overige wettelijke regelingen in relatie staan tot de regels in dit bestemmingsplan.


Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 ‘Overgangs- en slotregels’ bevat onder andere de bepalingen die betrekking hebben op:


Overgangsrecht (artikel 40)

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd), mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de planregels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven.


Slotregel (artikel 41)

Dit artikel geeft de citeertitel van de planregels aan.

Hoofdstuk 6 Handhaving

6.1 Algemeen

Sinds 2005 is de handhavingscapaciteit van de gemeenten Horst aan de Maas en Venray gebundeld. De bundeling betreft zowel de uitvoering (toezicht en handhaving) als juridische, administratieve en beleidsmatige ondersteuning. In het verleden is gezamenlijk beleid geformuleerd op het gebied van milieu. Middels de vaststelling van het ‘Integrale handhavingsbeleid 2012-2015‘ is een samenhangend handhavingsbeleid geformuleerd voor alle beleidsvelden.

 

De integrale benadering van het nieuwe beleidsplan houdt in dat handhaving op de diverse beleidsvelden als het ware wordt gebundeld. Naast de interne samenvoeging en samenwerking zal ook (meer) met externe partners op het gebied van handhaving worden samengewerkt.

In het document is de volgende visie op handhaving vastgesteld:

De gemeenten Horst aan de Maas en Venray stellen een gezonde, veilige, leefbare en groene leefomgeving centraal. Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavingsbeleid waarbij preventie voorop staat. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de burgers, bedrijven en instellingen moeten daarbij worden vergroot. Als de preventieve inzet (informatievoorziening) niet werkt en het geschonken vertrouwen wordt beschaamd, volgt daadwerkelijke handhavend optreden. Zo krijgt iedereen de aanpak die hij/zij verdient.

In de Integrale Handhavingsvisie worden de volgende doelstellingen en beleidsuitgangspunten

geformuleerd:

  • 1. Appelleren aan de eigen verantwoordelijkheid
  • 2. Preventie gaat boven repressie
  • 3. Draagvlak creëren
  • 4. Klantgericht handelen
  • 5. Alleen noodzakelijke en handhaafbare kaders stellen

Ad 1. Bedrijven, burgers en instellingen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de naleving van regels. Niet de overheid maar de bedrijven, burgers en instellingen zijn verantwoordelijk. Deze aanpak heeft gevolgen: de verantwoordelijkheid ligt op de plek waar dat hij thuishoort. Het bestuur is niet de primair verantwoordelijke voor burgers en ondernemers die willens en wetens de regels overtreden. Wanneer het vertrouwen, dat de overheid aan bedrijven, burgers en instellingen geeft, wordt geschaad dan treedt de overheid consequent en hard op. De handelwijze leidt tot controles die met name gericht zijn op zwakke schakels in de keten. Dit betekent dat beschikbare capaciteit slimmer en efficiënter wordt ingezet.

Ad 2. In plaats van langdurige, tijdrovende en geldverslindende bestuursrechtelijke procedures wordt primair ingezet op preventie. Doelgroepen van handhaving moeten weten wat zij moeten doen om normconform te handelen. Voorlichting en communicatie zijn daarbij belangrijke instrumenten. Alleen wanneer iemand weet wat er verwacht wordt kan hij of zij de eigen verantwoordelijkheid nemen.

Ad 3. Draagvlak voor het toepassen van handhavingsbeleid wordt bereikt door duidelijk te zijn en te doen wat wordt gezegd. De vraag om vast te stellen wat moet worden gedaan maar ook waar de prioriteiten liggen is mede afhankelijk van wat er speelt bij burgers, ondernemers, instellingen, scholen en verenigingen.

Ad 4. Een dienstbare opstelling van de overheid is van wezenlijk belang. Deze opstelling kan worden bereikt door mee te denken en in te spelen op de situatie en door snel en consequent te handelen. Denken van buiten naar binnen. De overheid fungeert als aanspreekpunt voor de burger en dient 24 uur per dag bereikbaar te zijn. Op deze manier voelt de burger zich veilig en ontstaat vertrouwen in en begrip voor handhaving.

Ad 5. Uitgangspunt is dat er enkel besluiten worden genomen en regels gelden die handhaafbaar zijn. Voor de situaties dat er daadwerkelijk ook gehandhaafd moet worden wordt zorg gedragen voor voldoende en deskundige capaciteit. Burgers kunnen indien nodig een beroep op handhaving doen, 24 uur per dag en 7 dagen per week. Overbodige regels worden geschrapt. Gedogen wordt tot een minimum beperkt.

6.2 Prioritering

Handhaven betekent keuzes maken en prioriteiten stellen. Hiertoe is onder andere een risicoanalyse opgesteld, aan de hand waarvan de Handhavings Uitvoeringsprogramma’s (HUP) zullen worden vastgesteld. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de prioritering weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP15001-on01_0039.png"

In bovenstaande tabel staat ‘1’ voor de hoogste prioriteit en ‘4’ voor de laagste. Prioriteit 1 wordt bij voorrang uitgevoerd. Dit wil echter niet zeggen dat er in geheel geen werkzaamheden met prioriteit ‘4’ worden uitgevoerd. Hiervoor wordt minder tijd gereserveerd, ze worden gewaardeerd op risico’s en waar mogelijk wordt een combinatie gezocht met andere controleonderwerpen. Naast de resultaten uit de risicoanalyse vervolmaken de wensen van burgers en bedrijven en bestuurlijke aandachtspunten (lokale aandachtspunten) de probleemanalyse.

6.3 Sancties

Door de gemeenten Horst aan de Maas en Venray wordt primair ingezet op preventieve handhaving. Achterliggende gedachte daarbij is dat het vooral gaat om de eigen verantwoordelijkheid van burger en bedrijf. Naarmate die burger en dat bedrijf meer de eigen verantwoordelijkheid nemen worden de gemeentelijke handhavinginspanningen daarop aangepast.

Als met de (primaire) inzet van preventieve instrumenten niet het gewenste resultaat wordt bereikt (regels worden onvoldoende nageleefd) dan worden er repressieve instrumenten ingezet. Zodoende wordt bewerkstelligd dat ongewenst gedrag wordt aangepakt. Het doel van de repressieve bestuursrechtelijke instrumenten is dat de overtreding(en) wordt (worden) beëindigd. De gemeente beschikt over een aantal bestuursrechtelijke instrumenten (o.a. het opleggen van een dwangsom of het toepassen van bestuursdwang). Waar mogelijk wordt slecht naleefgedrag ook strafrechtelijk aangepakt. De bevoegdheid van de strafrechtelijke handhaving ligt niet bij de gemeente, maar bij de Officier van Justitie.

6.4 bestemmingsplan 'Venray'

In dit bestemmingsplan is allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de planregels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Bewust zijn in het plan geen detailbepalingen opgenomen die, hoewel misschien op zichzelf niet onwenselijk, in de praktijk niet kunnen worden gehandhaafd. In het verlengde daarvan is zoveel mogelijk afgezien van bepalingen die door de bewoners en andere gebruikers als een onnodige beperking van hun vrijheid kunnen worden gevoeld. Hoe minder knellend de planregels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op den lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien.

In de bouwregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering, zo niet, dan kan het college van burgemeester en wethouders geen omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen.

Gebruiksregels zijn opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuw vestiging. Het gemeentebestuur draagt de verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de opgenomen regels in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Haalbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 Wro rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd.


Voorliggend bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk tot doel de bestaande toestand vast te leggen en de burger voldoende rechtszekerheid te bieden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen geregeld, die financieel onderbouwd moeten worden. Daar waar in de toekomst bouwplannen zullen worden gerealiseerd zal middels een economische paragraaf moeten worden onderbouwd of het plan uitvoerbaar is en hoe dit wordt gewaarborgd.


Concluderend kan worden gesteld dat, gelet op het beheersmatige/conserverende karakter van dit bestemmingsplan, de uitvoering van het plan geen substantiële consequenties voor de financiële middelen van de gemeente Venray heeft. Met het bestemmingsplan zijn geen grex-bouwplannen aan de orde, het kostenverhaal is voldoende ‘anderszins verzekerd’. De op basis van het bestemmingsplan beperkte nieuwe ontwikkelingen worden niet rechtstreeks toegestaan. Inhoudelijke eisen boven op de bestemmingsplanregeling worden niet nodig geacht. Een exploitatieplan volgens de Wet ruimtelijke ordening wordt dan ook niet vastgesteld.

Voor de ontwikkelingen die met een separate ruimtelijke onderbouwing en waarvoor de bouwmogelijkheden dus wijzigen, worden anterieure overeenkomsten gesloten. Dit betekent dat voor deze bouwplannen het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is. Het betreft de ontwikkelingen op de locaties Langstraat 45 en het westelijk deel van Antoniusveld (voormalig Servaasterrein).

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het plan voorziet, in vergelijking tot de bestaande situatie, niet in grote c.q. ingrijpende veranderingen waarbij particulieren belangen geschaad zouden kunnen worden. Aangenomen wordt dan ook dat het plan voldoende draagvlak onder de bevolking zal hebben. Naar verwachting zullen er geen overwegende bezwaren bestaan tegen de actualisering en digitalisering van het bestemmingsplan 'Venray´.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Procedure

Voordat de wettelijke procedure ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van de Wet ruimtelijke ordening kan worden opgestart, wordt eerst het voorontwerp bestemmingsplan aan diverse instanties toegezonden ten behoeve van overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling schrijft voor dat het bestuursorgaan (i.c. de gemeente Venray) dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.


Mocht een bestemmingsplan toch aanleiding geven om inspraak te verlenen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders met het delegatiebesluit (op grond van artikel 156 van de Gemeentewet) alsnog besluiten om inspraak te verlenen. Hiervoor kan aanleiding bestaan bij politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties. Van politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties is geen sprake bij onderhavig bestemmingsplan. Daarbij heeft de startnotitie die voor dit bestemmingsplan is opgesteld in verband met het schrappen van onbenutte bouwtitels ter inzage gelegen en is dit daarnaast rechtstreeks gecommuniceerd met alle betrokken eigenaren. Derhalve wordt in het kader van de procedure van het bestemmingsplan geen mogelijkheid tot inspraak geboden.


Na de overlegronde wordt de vaststellingsprocedure zoals omschreven in art. 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening opgestart. Deze procedure kan als volgt worden samengevat: de procedure start met vaststelling van het ontwerp-bestemmingsplan door de gemeenteraad, vervolgens volgt een openbare kennisgeving van het ontwerp-bestemmingsplan, waarna het ontwerp-bestemmingsplan wordt gepubliceerd en gedurende een termijn van 6 weken door één ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerp-bestemmingsplan kunnen worden ingebracht. Na de termijn van de terinzagelegging dient de gemeenteraad binnen 12 weken te beslissen omtrent de vaststelling van het plan. Na de publicatie van het vastgestelde bestemmingsplan hebben belanghebbenden 6 weken de tijd om tegen het plan in beroep te gaan. Het bestemmingsplan treedt de dag na afloop van de beroepstermijn in werking.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Ingevolge artikel 3.1.1. dient een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening.

In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan toegestuurd naar de provincie Limburg en het waterschap Peel en Maasvallei. Beide instanties hebben aangegeven dat de beoordeling van het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De vooroverlegreacties zijn in hun geheel opgenomen in de ingebonden bijlage 8 van deze plantoelichting.

8.3 Tervisielegging en naar voren brengen zienswijzen ex art. 3.8 Wet ruimtelijke ordening afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht

Het ontwerp bestemmingsplan 'Venray' is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op PM en heeft ter inzage gelegen van PM augustus tot en met PM. Gedurende die periode was het voor iedereen mogelijk om zienswijzen in te dienen tegen het bestemmingsplan.

Er zijn in totaal PM zienswijzen ingediend, die wel/niet ontvankelijk zijn. De zienswijzen zijn uitgebreid behandeld in het document 'PM'.

Kortheidshalve wordt verwezen naar dit document, dat als bijlage PM is toegevoegd aan deze toelichting.