Artikel 14               Algemene aanduidingsregels

14.1       Milieuzone - Roerdalslenk zone III

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - Roerdalslenk zone III' gelden ter bescherming van het grondwater onder de Bovenste Brunssumklei de volgende bepalingen:

1      Het is verboden:

a      een boorput of een bodemenergiesysteem te maken of hebben of de grond te roeren, dieper dan de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei;

b      werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van . de Bovenste Brunssumklei kunnen aantasten.

2      Het voornemen tot het maken van een boorput, het aanleggen van een bodemenergiesysteem of het roeren van grond in de Roerdalslenk dieper dan 80 meter tot aan de Bovenste Brunssumklei wordt vier weken tevoren schriftelijk gemeld aan gedeputeerde staten.

3      Bij het maken en sluiten van een boorput wordt het VKB-protocol 2006 Mechanisch boren als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit in acht genomen.

 

14.2        Uitzonderingen

1      Het bepaalde in artikel 14.1 geldt niet voor:

a      werkzaamheden ten behoeve van grondwateronttrekking met het oog op openbare drinkwaterproductie;

b      andere onttrekkingen, mits bestemd voor uitsluitend menselijke consumptie;

c       boorputten ten behoeve van het grondwaterbeheer overeenkomstig de Wet bodembescherming en de Waterwet;

d      het saneren van de bodem en het verrichten van handelingen ten gevolge waarvan een bodemverontreiniging wordt verminderd of verplaatst, indien dat gebeurt overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet bodembescherming;

e      bodemonderzoeken die door de wet zijn voorgeschreven;

 

2      Het bepaalde in artikel 14.1 geldt niet voor zover gedeputeerde staten voor de daar verboden handelingen algemene regels hebben vastgesteld en gehandeld wordt in overeenstemming met die regels.

 

14.2.1     Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.1 en toestaan:

a      een boorput of een bodemenergiesysteem te maken of hebben of de grond te roeren, dieper dan de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei;

b      werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de Bovenste Brunssumklei kunnen aantasten;

c       een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de voorgenomen activiteit pas binnen hetgeen ingevolge de Omgevingsvergunning Limburg is bepaald.

mits vooraf hierover overleg is geweest met de provincie Limburg.

 

14.3        Vrijwaringszone – weg 1

14.4        Vrijwaringszone – weg 2

14.4.1    Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.4 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de veiligheid op en in de omgeving van de A2, gehoord  Rijkswaterstaat Directie Limburg.

 

14.5        Vrijwaringszone – weg 3

14.5.1    Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.3 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de veiligheid op en in de omgeving van de N275, gehoord  Provincie Limburg.

 

14.6        Vrijwaringszone - vaarweg

14.6.1     Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.6 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de veiligheid op en in de omgeving van de vaarweg, gehoord de vaarwegbeheerder.

14.7        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.7.1     Omgevingsvergunning

14.7.2    Uitzonderingen

14.7.3    Toelaatbaarheid

14.8        Wro-zone – Ontheffingsgebied

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – ontheffingsgebied 1’ kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van een bedrijfstype als bedoeld in de bestemming ‘Bedrijventerrein – Zone B’, met dien verstande dat de overige regels betreffende de bestemming ‘Bedrijventerrein - Zone A’ onverkort van toepassing zijn.

b      Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – ontheffingsgebied 2’ kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2 voor de vestiging van een bedrijfstype als bedoeld in de bestemming ‘Bedrijventerrein – Zone C’ en al dan niet het in combinatie daarmee van toepassing verklaren van de bouwregels van de bestemming ‘Bedrijventerrein – Zone C’.

c       Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – ontheffingsgebied 3’ kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van een bedrijfstype als bedoeld in de bestemming ‘Bedrijventerrein – Zone C’ en al dan niet het in combinatie daarmee van toepassing verklaren van de bouwregels van de bestemming ‘Bedrijventerrein – Zone C’.

d      Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – ontheffingsgebied 4’ kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d teneinde de minimale bouwhoogte te verlagen tot 7 meter, met dien verstande dat dit geldt voor maximaal 50% van het betreffende maatvoeringsvlak