5.1.1 De voor ‘Bedrijventerrein – Zone C’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bedrijven waarbij geldt dat:
1
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en
met categorie
2
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en
met categorie
b bedrijfsverzamelgebouw, met dien verstande dat ook de vestiging van bedrijven of inrichtingen, welke voorkomen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke als bijlage 1 bij deze planregels is opgenomen alsmede daarmee naar aard vergelijkbare bedrijven of inrichtingen, zijn toegestaan;
c detailhandelsbedrijven in ter plaatse bewerkte en verwerkte producten als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten van een bedrijf zijn toegestaan, met uitzondering van detailhandel in bewerkte en verwerkte voedings- en genotmiddelen;
d detailhandelsbedrijven in ter plaatse bewerkte en verwerkte producten als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van een ambachtelijk bedrijf zijn toegestaan alsmede daaraan gekoppeld een verkoopruimte met dien verstande dat het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 25% van het oppervlak van het bedrijfsgebouw;
e (detail)handel via internet, mits er ter plekke geen sprake is van het uitstallen, afhalen of verkoop ter plekke (ook niet als ondergeschikte activiteit);
f een sportschool, ter plaatse van de aanduiding ‘sportcentrum’;
g facilitaire voorzieningen;
h een Facility-point, met dien verstande dat ook de vestiging van bedrijven of inrichtingen, welke voorkomen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke als bijlage 1 bij deze planregels is opgenomen alsmede daarmee naar aard vergelijkbare bedrijven of inrichtingen, zijn toegestaan;
i bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en laad- en losvoorzieningen.
5.1.2 Onverminderd het bepaalde in 5.1.1 zijn niet toegestaan:
a handel/reparatie van auto's, motorfietsen;
b risicovolle inrichtingen;
c geluidzoneringsplichtige bedrijven;
d hotels.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Het
bebouwingspercentage van het bouwperceel moet minimaal 40 en mag maximaal 80
bedragen.
b
De afstand van een gebouw tot de zijdelingse en
achterste perceelsgrens moet minimaal
c De bouwhoogte van gebouwen moet minimaal de hoogte aangeduid met ‘minimale en maximale bouwhoogte (m)’ bedragen en mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘minimale en maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
d Ten
aanzien van de perceeloppervlakte geldt dat de grootte van het perceel maximaal
e
Ten behoeve van een bedrijfsverzamelgebouw mag
worden afgeweken van de maximale perceeloppervlakte, met dien verstande dat de
grootte van het perceel maximaal
f
De bebouwing dient minimaal
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde,
mag maximaal
b
Het aantal vlaggenmasten per perceel mag
maximaal 3 bedragen en een vlaggenmast mag maximaal
c
Een reclamezuil bij een bedrijfsverzamelgebouw
mag maximaal
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van voorzieningen voor openbaar nut gelden de volgende regels:
a
De inhoud per bouwwerk mag niet meer bedragen
dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor
het bouwen van bouwwerken ten dienste van de
waterhuishouding mag de oppervlakte maximaal
Ter uitvoering van de bestemmingsomschrijving in 5.1 zijn Burgemeester en Wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in lid 2 en het tegelijkertijd met het bestemmingsplan vast te stellen beeldkwaliteitplan, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b de situering en afmetingen van bouwpercelen, mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
1 de woonsituatie in de directe omgeving;
2 het straat- en bebouwingsbeeld;
3 de verkeersveiligheid, sociale veiligheid en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
4 de milieusituatie;
5 parkeren op eigen terrein;
6 de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen van het plan:
a voor afwijkingen van de voorgeschreven minimum en maximum maten, aantallen en percentages met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in de planregels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;
b het
bouwen van voorzieningen ten dienste van het
ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze
voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet
meer bedraagt dan maximaal
c het
bouwen van voorzieningen ten dienste van het
ontvangen en zenden van telecommunicatiesignalen, voor zover deze voorzieningen
van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt
dan maximaal
d het bepaalde in 5.2.1 onder a ten behoeve van het verlagen van het minimale bebouwingspercentage tot 30 ten behoeve van transport- en logistieke bedrijven en ten behoeve van hoekkavels;
e het
bepaalde in 5.2.1 onder c ten behoeve van het verhogen van de maximale
bouwhoogte met maximaal
f
het bepaalde in 5.2.1 onder c ten behoeve van
het verlagen van de minimale bouwhoogte met
g het
vestigen van één energieverdeelstation met een maximale oppervlakte van niet
meer dan
h het bepaalde in 5.2.1 onder d ten behoeve van de perceelsoppervlakte, met dien verstande dat:
1
de grootte van het perceel op de gronden
vergroot mag worden tot maximaal
2 de onder 1 bedoelde omgevingsvergunning mag slechts verleend worden, na afweging van de bedrijfsbelangen uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en locatiekeuze tegen de planologische en economische belangen, onder voorwaarde dat de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen bedrijven niet mogen worden belemmerd.
a Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de onder 5.4.1 onder b en c bedoelde antennes, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
b De onder 5.4.1 genoemde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
a Onder strijdig gebruik van de gronden wordt in ieder geval verstaan:
1 de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis, anders dan als onderdeel van het toegestane gebruik;
2 de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen;
3 straatprostitutie.
b Onder strijdig gebruik van bebouwing wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gebouwen voor prostitutie, escortbedrijf, een seks- en of pornobedrijf of een speelautomatenhal.
c Bij niet-naleving van de aan een omgevingsvergunning verbonden voorwaarden, wordt het betrokken strijdige gebruik geacht plaats te vinden zonder omgevingsvergunning.
d Parkeren dient op eigen terrein te geschieden.
e Het is verboden om gebouwen te gebruiken voor (on)zelfstandige bewoning.
f Het is verboden om de gronden en de bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, anders dan krachtens 5.1 is toegestaan.
g Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken als verkooppunt voor motorbrandstoffen.
h Het is verboden de gronden te gebruiken voor buitenopslag voor zover het betreft de gronden die voor de voorgevellijn zijn gelegen.
a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van:
1
het vestigen van een bedrijf of inrichting ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2, welke voorkomt in
een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits naar aard en
uitstraling vergelijkbaar met categorie 2, welke als bijlage
2
het vestigen van een bedrijf of inrichting ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2 welke voorkomt in
categorie 4.1 of 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits naar aard en
uitstraling vergelijkbaar met categorie 3.2, welke als bijlage
3 het uitoefenen van:
— landbouwmechanisatiebedrijven, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bedrijfsgebouw ;
— lokale aannemersbedrijven met een grove bouwmaterialenhandel, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bedrijfsgebouw ;
— detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte en herstelde goederen, als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering van een ambachtelijk bedrijf, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 25% van het oppervlak van het bedrijfsgebouw;
b de onder a t/m d bedoelde omgevingsvergunning mag slechts verleend worden, indien voldoende parkeergelegenheid en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijventerrein - Zone C’ te wijzigen, ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig wordt geschaad.