Artikel 3                   Bedrijventerrein - Zone A

3.1             Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1    De voor ‘Bedrijventerrein – Zone A’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      hoogwaardige bedrijven met bedrijfsactiviteiten in de categorieën 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, (welke als bijlage 1 bij deze planregels is opgenomen) alsmede daarmee naar aard vergelijkbare bedrijven of inrichtingen, zijn ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ toegestaan;

b      ondergeschikte detailhandel in kleinschalige producten, uitsluitend indien gerelateerd aan de detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld onder b;

3.1.2    Onverminderd het bepaalde in 3.1.1 zijn niet toegestaan:

a      handel/reparatie van auto's, motorfietsen;

b      bedrijfsverzamelgebouwen;

c       risicovolle inrichtingen;

d      geluidzoneringsplichtige bedrijven;

e      hotels.

 

3.2             Bouwregels

 

3.2.1         Bedrijfsgebouwen


3.2.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

3.2.3        Bouwwerken ten behoeve van voorzieningen voor openbaar nut

3.2.4        Waterhuishouding

3.3             Nadere eisen

1    de woonsituatie in de directe omgeving;

2    het straat- en bebouwingsbeeld;

3    de verkeersveiligheid, sociale veiligheid en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;

4    de milieusituatie;

5    parkeren op eigen terrein;

6    de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

3.4             Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1        Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen van het plan voor:

1      de grootte van het perceel op de gronden vergroot mag worden tot maximaal 40.000 m˛;

2      de onder 1 bedoelde omgevingsvergunning mag slechts verleend worden, na afweging van de bedrijfsbelangen uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en locatiekeuze tegen de planologische en economische belangen, onder voorwaarde dat de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen bedrijven niet mogen worden belemmerd.


3.4.2        Voorwaarden

a      Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de onder 3.4.1 onder b en c bedoelde antennes, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

b      De onder 3.4.1 genoemde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.5             Specifieke gebruiksregels

3.6             Afwijken van de gebruiksregels

a      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van:

1      het vestigen van een bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2 welke voorkomt in categorie 4.1 of 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits naar aard en uitstraling vergelijkbaar met categorie 3.2 alsmede daarmee naar aard vergelijkbare bedrijven en inrichtingen;

2      het vestigen van:

a      toeleveranciers voor hoogwaardige kennisindustrie;

b      hoogwaardige logistiek en toeleveranciers;

c       industriële, handels en ambachtelijke activiteiten;

b      de onder a bedoelde omgevingsvergunning mag slechts verleend worden, indien voldoende parkeergelegenheid en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.


3.7             Wijzigingsbevoegdheid