Plan:
Margraten
Status:
vastgesteld
Versie:
1
Plantype:
bestemmingsplan
IMRO-idn:
NL.IMRO.09360000BPLKOM01000-
Artikel 19 verkeersdoeleinden.
Lid A Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • bewegend en stilstaand verkeer met de daarbij behorende voorzieningen;
  • voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;
  • groenvoorzieningen, ter aankleding van niet direct voor bewegend en stilstaand verkeer noodzakelijke gronden, zoals bermen en/of middenbermen;
  • infiltratievoorzieningen, zoals wateropvangbuffers;
  • geluidwerende voorzieningen.
  • Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangeduide:
  • beschermingszone watergang;
  • leidingzone ondergrondse leidingen,
  • zijn primair de desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.

Lid B Beschrijving in hoofdlijnen.

Ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt het volgende beleid gevoerd:

  1. gestreefd wordt door middel van herinrichting te komen tot de totstandkoming van een verkeersveilige, integraal toegankelijke en sociaal veilige inrichting van de openbare ruimte. Hieronder wordt ook begrepen de versterking van de functie als ontmoetingsruimte. Maatregelen die dit ten doel hebben zijn toegelaten, voorzover de bereikbaarheid voor ouderen daarmee niet belemmerd wordt.
  2. het aanbrengen van voorzieningen die beogen het openbaar vervoer te verbeteren en de daarmee samenhangende voorzieningen (telefooncel, fietsenstalling, overdekte wachtruimte) is toegestaan.
  3. gestreefd wordt naar een duurzaam bodem- en waterbeheer, zoals zuinig gebruik van grondstoffen en het voorkomen van een te snelle afvoer van oppervlaktewater. Bouwwerken en werkzaamheden die ten dienste staan van een duurzaam bodem- en waterbeheer zijn direct toegestaan. Daaronder worden tenminste verstaan:
  • het werken met een gesloten grondbalans;
  • voorkomen dat er afstromend water ontstaat door minder verhard oppervlak te creëren en open verhardingen toe te passen;
  • regenwater gescheiden opvangen en infiltreren in de bodem, voor zover van voldoende kwaliteit;
  • regenwater gescheiden opvangen, bergen en (vertraagd) afvoeren naar het oppervlaktewater, voor zover van voldoende kwaliteit.
Lid C Gebruik van de grond voor bebouwing.

Op de tot "verkeersdoeleinden" aangewezen gronden mogen, uitsluitend worden gebouwd:

  1. andere bouwwerken:
  • noodzakelijk voor de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • behorende tot de recreatieve voorzieningen en tot het straatmeubilair;
  • noodzakelijk voor de op de woonomgeving afgestemde, gescheiden inzameling van afvalstoffen (containers);
  • ten behoeve van duurzaam bodem- en waterbeheer;
  1. geluidwerende voorzieningen,

met dien verstande, dat:

  1. de hoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van die welke bedoeld zijn onder 2. en 3. ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
  2. de hoogte van voorzieningen voor verlichting ten hoogste 6.50 m mag bedragen;
  3. geluidwerende voorzieningen mogen worden opgericht tot een hoogte, welke vereist is op grond van een akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder.
Lid D Vrijstellingsbevoegdheid.

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in

  1. lid C. onder a., ten aanzien van het oprichten van kunstwerken, voorwerpen betreffende beelden kunsten, speelvoorzieningen en dergelijke, met dien verstande, dat:
  1. de hoogte van deze andere bouwwerken ten hoogste 6.00 m mag bedragen,

mits:

  • deze qua aard en omvang in de omgeving passen;
  • bij speelvoorzieningen de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering ervan.
  1. lid A. voor het oprichten van een jeugd ontmoetingsplek (JOP's), met dien verstande dat:
  1. de afstand tot de dichtstbijzijnde woning(en) minimaal 25 meter dient te bedragen;
  2. de locatie waar het JOP gesitueerd wordt een groter aaneengesloten oppervlak heeft dan 0,5 hectare;
  3. het oppervlak voor het gebruik als JOP zijnde ingerichte terrein maximaal 50 m2 mag bedragen;
  4. het oppervlak van het te plaatsen onderkomen maximaal 25 m2 mag bedragen;
  5. de hoogte van het te plaatsen onderkomen maximaal 3,00 meter mag bedragen.

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de vrijstellingsvoegdheid, de in artikel 26a van deze voorschriften omschreven procedure.

Lid E Nadere eisen.

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in lid C, ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken,

alleen:

ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en uitzicht en privacy van derden.