Artikel 16a agrarisch gebied.
Lid A Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als zodanig aangegeven gronden zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik.
Lid B Beschrijving in hoofdlijnen.
Ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt het volgende beleid gevoerd:
- het beleid is gericht op het behoud van cultuurgronden als basis voor de agrarische bedrijfsvoering van aangrenzende agrarische bedrijven.
- het vestigen van nieuwe agrarische bedrijven is niet toegestaan.
Lid C Gebruik van de grond voor bebouwing.
Op of in de tot “agrarisch gebied” aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van andere bouwwerken tot een hoogte van maximaal 1,50 m welke noodzakelijk zijn voor het agrarische gebruik.
Lid D Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden:
- als staan- of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in het agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden uit te voeren werken of werkzaamheden;
- voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden, maneges, lig- en speelweiden anders dan ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
- voor het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport; voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, of bromfietsen;
- voor het racen of crossen met motorrijtuigen, mountainbikes of bromfietsen, met uitzondering van het racen of crossen met mountainbikes wanneer dit plaats vindt op een (regionale) mountainbikeroute;
- voor militaire oefeningen;
- voor het winnen van bosstrooisel, mos of mergel;
- als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- als camping;
- voor kassen;
- voor opslag;
- voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van doeleinden als omschreven in dit lid onder 1. tot en met 10..
Lid E Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning vereist is.
- het is verboden op of in de tot “agrarisch gebied” aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het amoveren van wegen, het aanleggen of verharden van wegen, paden op parkeergelegenheden, picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, het ophogen, het egaliseren;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond.
- het in dit lid, onder a. bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
- de werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid, onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de leden A. en B. genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
- Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning, de in artikel 26a van deze voorschriften omschreven procedure.