Artikel 15 benzinestation:
Lid A Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor de brandstofvoorziening van motorvoertuigen en de daarbij behorende voorzieningen.
Lid B Gebruik van de gronden voor bebouwing.
Op de tot “benzinestation” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik, waaronder begrepen een wasstraat, kantoor en winkel;
- uitsluitend ondergrondse opslagtanks en bijbehorende vulpunten,
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
- gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- gebouwen, geen woning zijnde, in ten hoogste 1 bouwlaag mogen worden gebouwd, met een hoogte van ten minste 2.60 m en ten hoogste 3.20 m;
- gebouwen plat zullen worden afgedekt;
- de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.00 m mag bedragen, met uitzondering van de hoogte van erfafscheidingen welke ten hoogste 2.00 m mag bedragen en met uitzondering van de hoogte van een luifel of daarmee gelijk te stellen voorziening ter bescherming tegen weersinvloeden welke ten hoogste 6.00 m mag bedragen.
Lid C Gebruik van de bebouwing anders dan voor bebouwing.
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:
- open bedrijfsterrein;
- parkeervoorzieningen;
- tuin en/of groenvoorzieningen;
- opslagdoeleinden, uitsluitend binnen het bouwvlak en tot een hoogte van ten hoogste 2.40 m.
Lid D Gebruik van opstallen:
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:
- detailhandel, met uitzondering van de verkoop van nevenproducten, dan wel producten waarvan de verkoop inherent en ondergeschikt is aan het benzinestation en mits:
- de verkoopruimte één geheel met het brandstofverkooppunt zal vormen;
- het brutoverkoopvloeroppervlak ten hoogste 75 m2 bedraagt.
Lid E Wijzigingsbevoegdheid.
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming:
- “woondoeleinden”, ten behoeve van de realisering van één of meerdere woningen, met dien verstande, dat:
- de inhoud van de woning ten minste 250 m3 en ten hoogste 500 m3 mag bedragen;
- bij wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 9, met dien verstande, dat het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en bijbouwvlakken, alsmede het aantal en de aard van de woningen,
mits:
- de activiteiten samenhangend met het benzinestation ter plaatse zijn beëindigd;
- de bestaande bebouwing wordt geamoveerd;
- de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden, c.q. geen milieuhygiënische bezwaren tegen realisering van de woningen bestaan;
- door de woningbouw geen strijdigheid ontstaat met de planning, zoals opgenomen in de 'Regionale Woonvisie Maastricht en Mergelland 2010' van de regio Maastricht en Mergelland;
- de geluidbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerlawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder is verleend. In het laatste geval moeten de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidluwe zijde worden gesitueerd;
- de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
- geen verstoring van de parkeerbalans in de omgeving plaatsvindt;
- aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast.
- Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid, de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht omschreven procedure.