Plan:
Margraten
Status:
vastgesteld
Versie:
1
Plantype:
bestemmingsplan
IMRO-idn:
NL.IMRO.09360000BPLKOM01000-
Artikel 13 bedrijfsdoeleinden.

Lid A. Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor bestaande, ter plaatse reeds gevestigde bedrijven, overeenkomstig de met onderstaande lijst corresponderende aanduiding op de plankaart:

  1. drukkerij;
  2. timmerwerkplaats;
  3. autoreparatiebedrijf;
  4. groothandel in uurwerken;
  5. reparatiebedrijf voor elektronische

en pneumatische handgereedschappen;

  1. accountantskantoor;
  2. aannemersbedrijf;
  3. loodgietersbedrijf;
  4. groothandel in groenten en fruit

en bewerken van groenten en fruit;

  1. opslag van bouwmaterialen;
  2. reparatie muziekinstrumenten;
  3. installatiebedrijf;
  4. transportbedrijf;
  5. reparatie van klokken en antiek,

alsmede bedrijven, opgenomen in categorie 1. en 2. van de toegesneden lijst van bedrijfstypen (bijlage 1. bij de voorschriften), en bedrijven, die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, qua aard en omvang daarmee gelijk te stellen zijn, zulks met uitzondering van geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer,

en voor wonen.

Lid A Beschrijving in hoofdlijnen.

Ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt het volgende beleid gevoerd:

  1. het beleid is gericht op continuering van de bestaande bedrijfsactiviteiten. Bedrijven worden in hun huidige omvang gehandhaafd passende binnen de aangrenzende woonomgeving.
  2. het beleid is gericht op de vestiging van één bedrijf per locatie. Bedrijfsverzamelgebouwen zijn niet toegestaan.
Lid B Gebruik van de grond voor bebouwing.

Op de tot "bedrijfsdoeleinden" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
  • één bedrijfswoning per bouwperceel ongeacht of op het desbetreffende bouwperceel meerdere bedrijven zijn gevestigd, tenzij anders aangeduid op de plankaart,

en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:

  1. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  2. de voorgevel in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens zal worden gebouwd;
  3. gebouwen, geen woning zijnde, in ten hoogste 2 bouwlagen mogen worden gebouwd, met een hoogte van elke bouwlaag afzonderlijk van ten minste 2.60 m en een hoogte van de bouwlagen tezamen van ten hoogste 5.60 m;
  4. een bedrijfswoning in ten hoogste 2 bouwlagen mag worden gebouwd, ieder afzonderlijk met een hoogte van ten minste 2.60 m en ten hoogste 3.50 m;
  5. gebouwen plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° zullen worden afgedekt;
  6. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 5.00 m mag bedragen, met uitzondering van de hoogte van erfafscheidingen welke ten hoogste 2.00 m mag bedragen.
Lid C Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  1. open bedrijfsterreinen;
  2. parkeervoorzieningen.;
  3. tuin en/of groenvoorziening;
  4. opslagdoeleinden, uitsluitend binnen het bouwvlak en tot een hoogte van ten hoogste 2.40 m.
Lid D Gebruik van opstallen.

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  1. woondoeleinden, anders dan in een bedrijfswoning;
  2. detailhandel, met uitzondering van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, dan wel waarvan de verkoop inherent en ondergeschikt is aan het toegelaten bedrijf;
  3. horecadoeleinden;
  4. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
Lid E Wijzigingsbevoegdheid.

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming:

  1. "woondoeleinden", met dien verstande, dat:
  1. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
  2. de inhoud van een woning ten minste 250 m3 zal en ten hoogste 750 m3 mag bedragen;
  3. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie het oppervlak aan bijgebouwen per woning teruggebracht is tot ten hoogste 100 m² of, indien dit meer is, 50% van het oppervlak van het aangepaste bouwvlak per woning,

tenzij:

  • er sprake is van bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden;
  • er sprake is van bouwkavels van 1000 m² per woning, waarbij voorafgaand aan de realisatie het oppervlak aan bijgebouwen moet zijn teruggebracht tot ten hoogste 120 m² per woning;
  1. bij wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 9, met dien verstande, dat het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en bijbouwvlakken, alsmede het aantal en de aard van de woningen,

mits:

  • de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • het perceel waarvan de bestemming wordt gewijzigd is gelegen binnen de door de provincie Limburg bepaalde rode contour, zoals weergegeven in bijlage 2. bij de voorschriften;
  • de woningen direct bereikbaar zijn vanaf de openbare weg;
  • de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden, c.q. geen milieuhygiënische bezwaren tegen realisering van de woningen bestaan;
  • door de woningbouw geen strijdigheid ontstaat met de planning, zoals opgenomen in de 'Regionale Woonvisie Maastricht en Mergelland 2010' van de regio Maastricht en Mergelland;
  • de geluidbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder is verleend. In het laatste geval moeten de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidluwe zijde worden gesitueerd;
  • de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • angrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast.
  1. Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid, de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht omschreven procedure.