INHOUDSOPGAVE
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij
Artikel 6 Agrarisch met waarden
Artikel 7 Bedrijf - Nutsbedrijf
Artikel 12 Waarde - Archeologie
Artikel 13 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Artikel 14 Waterstaat - Erosie
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel
16 Algemene
bouwregels
Artikel 17 Algemene gebruiksregels
Artikel 18 Algemene aanduidingsregels
Artikel 19 Algemene ontheffingsregels
Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
Artikel 21 Algemene procedureregels
Bijlage: Staat van
bedrijfsactiviteiten
In deze planregels wordt
verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Kern Scheulder’ van de gemeente Margraten.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als
vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0936.Scheulder-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanbouw:
een aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, bestaande uit één
bouwlaag -gemeten vanaf het peil-, dat bouwkundig
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt
van het hoofdgebouw.
aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aan huis
gebonden beroep:
de uitoefening van
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee
gelijk te stellen gebied, in of bij een woonhuis, waarbij het woonhuis in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
agrarisch gebruik:
het
voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het
houden van dieren.
alternatieve energie:
vormen
van duurzame, hernieuwbare energie, niet verkregen uit fossiele brandstoffen,
maar uit windkracht, stromend water, zonnestraling en/of aardwarmte.
ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig,
geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of
herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren,
als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd,
ver- of bewerkt.
ander bouwwerk:
een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, zoals een erfafscheiding.
antennemast:
zendmast ten behoeve van
telecommunicatie.
appartement:
woning die deel uitmaakt van een groter gebouw.
archeologische waarde:
de aan
een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in
dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit
uit oude tijden.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bed and breakfast:
een voorziening gericht op het bieden van de
mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte
toeristisch-recreatieve activiteit aan maximaal 8 personen, met een
maximumverblijfsduur van 6 aaneengesloten weken. Onder een bed and breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting,
noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden
werkzaamheden en/of arbeid.
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
bedrijfswoning:
een woonruimte
in of bij een gebouw of op een terrein slechts bedoeld voor (het huishouden
van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw
of het terrein noodzakelijk is.
begane grond:
het met de straat gelijk liggende
deel van een gebouw.
begraafplaats:
een locatie waar overledenen worden
begraven dan wel worden bijgezet in een urnenmuur of urnenveld.
bestaand:
- bij bouwwerken:
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- bij gebruik:
het gebruik van grond en opstallen,
zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft
verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijbouwvlak:
een strook grond bedoeld om
bijgebouwen te bouwen.
bijgebouw:
een aangebouwd dan wel vrijstaand gebouw, behorende bij een
op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat architectonisch en/of
bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
bodembeschermingsgebied:
gebied waar op grond van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg
en de Provinciale Milieuverordening ten behoeve van duurzaam behoud van
kwetsbare functies en waarden een bijzondere bescherming van de bodem
noodzakelijk is.
boogkas:
een constructie die met plastic of een in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt, ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Hieronder wordt tevens verstaan een draagluchthal.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend
gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte liggende vloeren of
balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van kelder, onderbouw, dakopbouw of setback.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
buitengebied:
de gronden vallende binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan
‘Buitengebied
calamiteit:
één of meerdere plotselinge, onverwachte gebeurtenissen, die binnen korte tijd ernstige schade (kunnen) veroorzaken.
carréboerderij:
bebouwing die in een gesloten
carrévorm om een binnenplaats is gebouwd.
consumentverzorgende en
kleinschalige bedrijfsactiviteiten:
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.
dancing en/of discotheek:
dansgelegenheid of uitgaansgelegenheid waarbij de muziek doorgaans door een dj wordt samengesteld en afgespeeld.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van
goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen. De
verhuur van goederen zoals hiervoor omschreven is hierbij inbegrepen.
draadomheining/-erfafscheiding:
een
omheining of erfafscheiding bestaande uit één of
meerdere evenwijdig aan elkaar lopende of haaks op elkaar staande draden met een
onderlinge afstand van ten minste
erf- en terreinafscheiding:
de afbakening van
een erf of perceel van een ernaast gelegen erf dan wel perceel of van de
openbare ruimte.
erosie:
een natuurlijk proces waarbij stenen en aarde loskomen en verplaatst worden van de ene locatie naar de andere.
extensief
recreatief medegebruik:
het
medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals
wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve
activiteiten, zoals voor sportvisserij, alsmede voor route-ondersteunende
voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-,
rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit
toelaten.
gebiedseigen geluiden:
geluiden
die bij de normaal gebruikelijke wijze van wonen, werken en recreëren in het
betreffende gebied op het moment van de inventarisatie in het kader van de
mogelijke aanwijzing als stiltegebied (artikel 117 Wet geluidhinder) worden
geproduceerd.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
gemeentelijk monument:
op de verbeelding als gemeentelijke monument conform artikel 3 van de
gemeentelijke monumentenverordening aangeduide zaken (gebouw, object, stads- of
dorpsgezicht) welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun
betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede
terreinen van algemeen belang wegens aanwezigheid daar van voornoemde zaken.
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
Een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond, waaronder ook begrepen het gebruik van gronden met tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
grondgebonden woning:
alle woningen met de bouwaanduiding ‘vrijstaand’, ‘twee-aaneen’, ‘aaneengebouwd’ of ‘specifieke bouwaanduiding – carréboerderij’.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn
ligging, constructie, afmetingen en functie dan wel gelet op de bestemming als
het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
horeca(bedrijf):
een bedrijf of
instelling gericht op het verstrekken van logies en/of van maaltijden en/of
spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van
zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel,
restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café.
inrichting:
elke
door de mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen
bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
kavelgrootte:
het
oppervlak van een kavel, zijnde een stuk grond, al dan niet fysiek begrensd
door middel van een omheining of een natuurlijke afscheiding (zoals een heg of
een sloot). De afmetingen zijn vastgelegd in het Kadaster.
kern:
de gronden
vallende binnen het grondgebied van de kern Scheulder,
maar buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan ‘Buitengebied
kernkwaliteiten van het Nationaal landschap:
het
kenmerkende reliëf, de historische landschapsstructuur en de daarin aanwezige
cultuurhistorische landschapselementen, de afwisseling open-besloten
en het groene karakter inclusief aanwezige natuurlijke waarden, zoals verwoord
in de POL-aanvulling Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
klein landschapselement:
een vrij
in het landschap gelegen (begroeiings)structuur,
zoals heggen, houtwallen, graften, holle wegen en
poelen, uitgezonderd bomen.
kunstwerk (civieltechnisch):
product
van de techniek, vooral (in de weg- en waterbouw) werk dat van andere
materialen is vervaardigd dan uitsluitend aarde en zand, zoals tunnels, bruggen
en sluizen. Een wegvak of een deel van de spoorbaan worden op zichzelf niet tot de
kunstwerken gerekend.
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
maaiveld:
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein
dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het
gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
maatschappelijke
-en culturele voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke -en religieuze voorzieningen, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
mantelzorg:
het binnen de woning bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband.
monumentale waarde:
waarden
van zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis
voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
(openbare)
nutsvoorziening:
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.
onderbouw:
een
gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant
minder dan
ondergronds
bouwen:
het bouwen van bouwwerken welke geheel beneden peil zijn gelegen.
onderkomens:
voor
verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en
vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans,
kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten
behoeve van een recreatief buitenverblijf.
paardenbak:
buitenrijbak voor het trainen
en/of africhten van paarden.
paardenhouderij:
- gebruiksgericht:
een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht
is op de ruiter/amazone.
- productiegericht:
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak
handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op
het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
recreatiewoningen
en/ of -appartementen:
een gebouw (woning en/of appartement), dat periodiek dient als verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. De maximumverblijfsduur bedraagt 6 weken zonder dat dit mag leiden tot permanente bewoning.
rijksmonument:
op de
verbeelding als rijksmonument conform artikel 6 van de Monumentenwet 1988
aangeduide zaken (gebouw, object, stads- of dorpsgezicht) welke van algemeen
belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun
cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens
aanwezigheid daar van voornoemde zaken.
seksinrichting:
een gelegenheid waarin beroepsmatig, bedrijfsmatig of in clubverband:
- voorstellingen en/of vertoningen van
hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of
- verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk
goederen van porno-erotische aard plaatsheeft, en/of
- seksuele diensten/handelingen (van welke aard
dan ook) worden verricht.
setback:
een dakopbouw, die gelegen is op ten minste
site sharing:
het delen van een locatie door meerdere gebruikers, in het geval van
antennemasten het delen van een mast door meerdere mobiele telefonieaanbieders.
stiltegebied:
een gebied van enige omvang waarin de geluidsbelasting door toedoen van menselijke activiteit zo laag is, dat de gebiedseigen geluiden niet of nauwelijks worden verstoord.
teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen/constructies
- met
als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het
gaat daarbij om zowel vervroegen als verlengen ten opzichte van normale open
teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot
een betere kwaliteit van het product;
- noodzakelijk
voor de teelt van gewassen in verband met het vergroten van de opbrengst van de
oogst en het vergemakkelijken van de oogst, zoals tafelconstructies en
gewasondersteunende constructies.
tijdelijke boogkassen:
boogkas,
die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende
voorziening, die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar
aanwezig is.
twee-aaneen:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan maximaal één zijde in de perceelsgrens zijn gebouwd.
vloeroppervlak:
het
oppervlak van alle van dat gebouw deel uitmakende ruimten, inclusief kelder,
onderbouw en/of verdiepingen.
voorgevelrooilijn:
a de
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht
is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de
perceelsgrenzen;
b de
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw, die naar de
weg of het openbare groen is gekeerd, tot aan de perceelsgren-zen.
vrijstaand(e bebouwing):
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de perceelsgrens.
woning:
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouding, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd.
zijdelingse
perceelsgrens:
begrenzing van het perceel aan de zijkanten van de bebouwing, niet gericht naar de weg of openbaar groen.
zolder:
ruimte(n) in een
gebouw, die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel
opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of
bouwlagen.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
het bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel of bouwvlak, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
het peil:
a voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld aan de zijde van de hoofdtoegang.
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a agrarisch gebruik;
b bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast, waaronder begrepen de aanleg van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
c ontsluiting van de afzonderlijke percelen ten behoeve van het toegestane gebruik;
d instandhouding en ontwikkeling van de landschapskarakteristiek en landschappelijke openheid;
e een bedrijfsweg ter ontsluiting van een agrarische bouwkavel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - bedrijfsweg’;
f extensief recreatief medegebruik.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 22.
3.2
Bouwregels
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
a kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) en voederbergingen of voederruiven voor wild, voor zover deze geen onevenredige afbreuk doen aan het agrarisch gebruik en de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap, waaronder begrepen de openheid van het landschap, met dien verstande dat:
1
het oppervlak aan bouwwerken per
voorziening ten hoogste
2
de goothoogte ten hoogste
3
de nokhoogte ten hoogste
4 bouwwerken, voorzien van een dak, plat of met een kap van ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
b veldschuren/schuilgelegenheden voor vee, mits er wordt voorzien in compensatie van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden, die verloren gaan of kunnen gaan, met dien verstande dat:
1
veldschuren/schuilgelegenheden
voor vee uitsluitend op bouwpercelen met een oppervlak van ten minste
2
het oppervlak van gebouwen per
bouwperceel van ten minste
3
de goothoogte ten hoogste
4
de nokhoogte ten hoogste
5
gebouwen plat of met een kap van
ten hoogste 45° mogen
worden afgedekt.
c erf- en terreinafscheidingen, in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.;
3.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen;
b
het
ontginnen, bodemverlagen, afgraven of ophogen met
meer dan 0,30 m. en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van
drinkpoelen;
c het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
d het verwijderen van kleine landschapselementen.
Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing voor:
a
werkzaamheden,
normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b
werken
of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c
werken
of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
De werken
of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door
die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij
indirect te verwachten gevolgen de in lid 3.1 genoemde waarden en doeleinden
niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden
voor herstel van de eerst bedoelde waarden,
niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
b één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
c de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bouwwerken;
d de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven bouwwerken;
e de stalling van maximaal 6 caravans ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;
f detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, dan wel waarvan de verkoop inherent en van ondergeschikte betekenis is aan het toegelaten gebruik.
g (openbare) nutsvoorzieningen;
h wegen en paden;
i tuinen, erven en verhardingen;
j groenvoorzieningen;
k water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 22.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen, boogkassen, teeltondersteunende voorzieningen en mestopslagplaatsen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd. Tijdelijke boogkassen en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, mogen ook buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b De goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘ is aangegeven.
c Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
d
De inhoud van mestopslagplaatsen
mag per bouwperceel in totaal niet meer bedragen dan
e
De oppervlakte aan boogkassen mag
per bouwperceel in totaal niet meer bedragen dan
f
De bouwhoogte van boogkassen mag
niet meer bedragen dan
g
De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet
meer bedragen dan
h
Met
uitzondering van het bepaalde onder g mag de bouwhoogte van erfafscheidingen
niet meer bedragen dan
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende
bepalingen:
a
De voorgevel van de bedrijfswoning
moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van
maximaal
b
De inhoud van een bedrijfswoning
mag niet minder bedragen dan
c De goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
4.3
Nadere eisen
Burgemeester
en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a de situering, de oppervlakte, de
(goot)hoogte van bebouwing;
b de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
c
voorzieningen
ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
een en
ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan
(en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze
gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+ (Bouwkavel Op
Maat plus).
4.4 Ontheffing van de
bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van
het bepaalde in lid 4.2.2 voor het vergroten van de bedrijfswoning ten behoeve
van de huisvesting van de rustende boer, met dien verstande dat:
a
dit niet leidt tot een zelfstandige extra woning;
b
de inhoud van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan
4.5 Specifieke
gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke
ordening wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:
a
standplaats of ligplaats voor
onderkomens en/of kampeermiddelen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’.
b
opslag, anders dan inherent aan het
toegelaten gebruik.
c
woondoeleinden,
anders dan in een bedrijfswoning. Bij de bedrijfswoning zijn mantelzorg en
huisvesting van de rustende boer toegestaan voor zover dit niet leidt tot het
ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning.
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
4.6.1 Faciliteren bed & breakfast
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1 onder a voor het faciliteren van een bed & breakfast, met dien verstande dat:
a het pand waarin de bed and breakfast wordt gerealiseerd:
1 is aangeduid als een rijksmonument of gemeentelijk monument, respectievelijk handhaving van het pand is noodzakelijk voor of ondersteunend aan de stedenbouwkundige structuur, dan wel;
2
een minimale inhoud heeft van
b de agrarische functie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, c.q. het agrarisch bedrijf als zodanig blijft functioneren;
c het agrarisch bedrijf als zodanig herkenbaar blijft.
d de bed and breakfastvoorziening:
1 binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
2 door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan;
3 de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw niet aantast;
4 de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig beïnvloedt;
5 geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en omliggende bedrijven oplevert;
6 ten hoogste 8 slaapplaatsen heeft.
4.6.2 Toestaan recreatiewoningen en/of
-appartementen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van
het bepaalde in lid 4.1 onder a voor het toestaan van recreatiewoningen en/of
–appartementen, met dien verstande dat:
a het pand waarin de recreatiewoning en/of het –appartement wordt gerealiseerd:
1 is aangeduid als een rijksmonument of gemeentelijk monument; respectievelijk handhaving van het pand is noodzakelijk voor of ondersteunend aan de stedenbouwkundige structuur, dan wel;
2
een minimale inhoud heeft van
b
het vloeroppervlak van een recreatiewoning en/of -appartement,
inclusief daartoe behorende bijgebouwen, niet meer dan
c de agrarische functie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, c.q. het agrarisch bedrijf als zodanig blijft functioneren;
d het agrarische bedrijf als zodanig herkenbaar blijft;
e de recreatiewoning en/of het -appartement:
1 binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
2 de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw niet aantast;
3 de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig beïnvloedt;
4 geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en omliggende bedrijven oplevert.
4.6.3 Onderkomens
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.5.1 onder a voor het toestaan
van het stallen van onderkomens tot een maximum van 30 onderkomens, met dien
verstande dat:
a stalling plaatsvindt in bestaande gesloten gebouwen;
b
hiertegen
geen milieuhygiënische bezwaren bestaan.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigen naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a
Het aantal aanwezige woningen mag niet toenemen.
b
De agrarische functie is geheel komen te vervallen.
c
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt een verantwoord woon- en
leefklimaat wordt gegarandeerd.
d
Handhaving van de bestaande bedrijfsbebouwing is toegestaan voor
zover het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle
bebouwing, die noodzakelijk is voor de bestaande bebouwing of die ondersteunend
is aan de instandhouding van de stedenbouwkundige structuur, dan wel bijdraagt
aan een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De initiatiefnemer dient,
in het geval van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, aan te tonen welke
gebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe woonfunctie. De overige gebouwen
dienen te worden gesloopt.
e
De landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische
waarden van de bebouwing dienen behouden te blijven.
f
Aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische
waarden en belangen, dan wel functies mogen niet onevenredig worden aangetast
of in hun mogelijkheden beperkt.
g
De effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en
het aantal verkeersbewegingen, mogen per saldo niet toenemen.
h De bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, mag niet zodanig verontreinigd zijn, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een productiegerichte paardenhouderij al
dan niet met een ondergeschikte tak gebruiksgerichte paardenhouderij,
waaronder begrepen het geven van instructie;
b
één
bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
c (openbare) nutsvoorzieningen;
d wegen en paden;
e tuinen, erven en verhardingen;
f groenvoorzieningen;
g water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 22.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en andere
bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen en mestopslagplaatsen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b De goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘ is aangegeven.
c
De inhoud van mestopslagplaatsen
mag per bouwperceel in totaal niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet
meer bedragen dan
e
Met
uitzondering van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van erfafscheidingen
niet meer bedragen dan
5.2.2 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van een
bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
a
De voorgevel van de bedrijfswoning
moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van
maximaal
b
De inhoud van een bedrijfswoning
mag niet minder bedragen dan
c De goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
5.3 Ontheffing van de
bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van
het bepaalde in lid 5.2.2 voor het vergroten van de bedrijfswoning ten behoeve van
de huisvesting van de rustende boer, met dien verstande dat:
a
dit niet leidt tot een zelfstandige extra woning;
b
de inhoud van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan
5.4 Specifieke
gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke
ordening wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:
a standplaats of ligplaats
voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
b opslag, anders dan inherent aan
het toegelaten gebruik.
5.5 Ontheffing van de gebruiksregels
5.5.1 Faciliteren bed & breakfast
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1 onder a voor het faciliteren van een bed & breakfast, met dien verstande dat:
a het pand waarin de bed and breakfast wordt gerealiseerd:
1 is aangeduid als een rijksmonument of gemeentelijk monument, respectievelijk handhaving van het pand is noodzakelijk voor of ondersteunend aan de stedenbouwkundige structuur, dan wel;
2
een minimale inhoud heeft van
b de paardenhouderij als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, c.q. de paardenhouderij als zodanig blijft functioneren;
c de paardenhouderij als zodanig herkenbaar blijft.
d de bed and breakfastvoorziening:
1 binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
2 door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan;
3 de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw niet aantast;
4 de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig beïnvloedt;
5 geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en omliggende bedrijven oplevert;
6 ten hoogste 8 slaapplaatsen heeft.
5.5.2 Toestaan recreatiewoningen en/of
-appartementen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van
het bepaalde in lid 5.1 onder a voor het toestaan van recreatiewoningen en/of
–appartementen, met dien verstande dat:
a het pand waarin de recreatiewoning en/of het –appartement wordt gerealiseerd:
1 is aangeduid als een rijksmonument of gemeentelijk monument; respectievelijk handhaving van het pand is noodzakelijk voor of ondersteunend aan de stedenbouwkundige structuur, dan wel;
2
een minimale inhoud heeft van
b
het vloeroppervlak van een recreatiewoning en/of -appartement,
inclusief daartoe behorende bijgebouwen, niet meer dan
c de paardenhouderij als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, c.q. de paardenhouderij als zodanig blijft functioneren;
d de paardenhouderij als zodanig herkenbaar blijft.
e de recreatiewoning en/of het -appartement:
1 binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
2 de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw niet aantast;
3 de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig beïnvloedt;
4 geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en omliggende bedrijven oplevert;
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigen naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a
Het aantal aanwezige woningen mag niet toenemen.
b
De functie van paardenhouderij geheel is
komen te vervallen.
c
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt een verantwoord woon- en
leefklimaat wordt gegarandeerd.
d
Handhaving van de bestaande bedrijfsbebouwing is toegestaan voor
zover het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle
bebouwing, die noodzakelijk is voor de bestaande bebouwing of die ondersteunend
is aan de instandhouding van de stedenbouwkundige structuur, dan wel bijdraagt
aan een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De initiatiefnemer dient,
in het geval van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, aan te tonen welke
gebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe woonfunctie. De overige gebouwen
dienen te worden gesloopt.
e
De landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische
waarden van de bebouwing behouden blijven.
f
Aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische
waarden en belangen, dan wel functies mogen niet onevenredig worden aangetast
of in hun mogelijkheden beperkt.
g
De effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en
het aantal verkeersbewegingen, per saldo niet zullen toenemen.
h De bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik.
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a agrarisch gebruik;
b bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast, waaronder begrepen de aanleg van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
c instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden en de daarmee samenhangende landschapskarakteristiek;
d bescherming van aangrenzend natuurgebied;
e ontsluiting van de afzonderlijke percelen ten behoeve van het toegestane gebruik;
f extensief recreatief medegebruik.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 22.
6.2
Bouwregels
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
a kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) en voederbergingen of voederruiven voor wild, voor zover deze geen onevenredige afbreuk doen aan het agrarisch gebruik en de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap, waaronder begrepen de openheid van het landschap, met dien verstande dat:
1
het oppervlak aan bouwwerken per
voorziening ten hoogste
2
de goothoogte ten hoogste
3
de nokhoogte ten hoogste
4 bouwwerken, voorzien van een dak, plat of met een kap van ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
b veldschuren/schuilgelegenheden voor vee, mits er wordt voorzien in compensatie van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden, die verloren gaan of kunnen gaan, met dien verstande dat:
1
veldschuren/schuilgelegenheden
voor vee uitsluitend op bouwpercelen met een oppervlak van ten minste
2
het oppervlak van gebouwen per
bouwperceel van ten minste
3
de goothoogte ten hoogste
4
de nokhoogte ten hoogste
5 gebouwen plat of met een kap van ten hoogste 45° mogen worden afgedekt.
c erf- en terreinafscheidingen, in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
6.3 Aanlegvergunning
6.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen;
b
het
ontginnen, bodemverlagen, afgraven of ophogen met
meer dan 0,30 m. en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van
drinkpoelen;
c het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
d het verwijderen van kleine landschapselementen.
6.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van
toepassing voor:
a
werkzaamheden,
normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b
werken
of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c
werken
of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
6.3.3 Toelaatbaarheid
De werken
of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door
die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij
indirect te verwachten gevolgen de in lid 6.1 genoemde waarden en doeleinden
niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden
voor herstel van de eerst bedoelde waarden,
niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening, alsmede drinkwaterwinning en zuivering van afvalwater en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 22.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De goot- en bouwhoogte mag niet
meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘
is aangegeven.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan
b
De hoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
horeca, met
uitsluiting van een dancing en discotheek;
b
één
bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
c tuinen, erven en verhardingen;
d parkeervoorzieningen;
e groenvoorzieningen;
f
(openbare) nutsvoorzieningen;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 22.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b De goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
c
Het bebouwingspercentage van het
bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’
is aangegeven.
8.2.2 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden
aanvullend de volgende bepalingen:
a
De voorgevel van de bedrijfswoning
moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van
maximaal
b
De inhoud van een bedrijfswoning
mag niet minder bedragen dan
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan
b
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
9.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
openbare, sociale, culturele,
maatschappelijke, medische en religieuze doeleinden, onderwijsdoeleinden
alsmede verenigingsactiviteiten;
b
het exploiteren van een
zaalaccommodatie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
maatschappelijk – zaalverhuur’;
c
aan maatschappelijke voorzieningen
ondergeschikte horeca;
d de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven bouwwerken;
e een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;
f tuinen, erven en verhardingen;
g parkeervoorzieningen;
h groenvoorzieningen;
i water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 22.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b De goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
c Het bebouwingspercentage van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan
b
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
10.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wegen en (rijwiel)paden, inclusief bewegwijzering en verlichting;
b straatmeubilair, waaronder afvalcontainers;
c parkeervoorzieningen;
d (openbare) nutsvoorzieningen;
e groenvoorzieningen;
f speelvoorzieningen;
g water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 22.
10.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van voorzieningen
voor verlichting mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b een bedrijf aan huis ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’;
c de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven bouwwerken;
d aan huis gebonden beroepen;
e tuinen, erven en verhardingen;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 22.
11.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’/’twee-aaneen’/’vrij-staand’/‘specifieke bouwaanduiding - carréboerderij’/’specifieke bouwaanduiding - appartementen’ mogen uitsluitend de aangeduide type(n) worden gebouwd.
c Nieuwbouw van woningen alsmede het toevoegen van woningen in bestaande bebouwing is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
d
De voorgevel moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
e De goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
f De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de aanduiding:
1
‘vrijstaand’
mag aan beide zijden niet minder dan
2
‘twee-aaneen’ mag aan één zijde niet minder dan
3
‘aaneengebouwd’
mag alleen bij de eindwoningen niet minder dan
4
‘specifieke
bouwaanduiding - carréboerderij’ mag
5
‘specifieke
bouwaanduiding - appartementen’ mag aan beide zijden niet minder dan
g De bouwgrens grenzend aan het openbaar gebied mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan maximaal
2
De
diepte mag niet meer bedragen dan
3
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan eerste bouwlaag.
Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
a Bijgebouwen mogen zowel in het bijbouwvlak als in het bouwvlak worden gebouwd.
b Het bijbouwvlak mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd.
c Bij grondgebonden woningen mag het totaal oppervlak aan:
1
bovengrondse bijgebouwen per
woning niet meer dan
2
ondergrondse bijgebouwen per
woning niet meer dan
d
Bij de aanduiding ‘specifieke
bouwaanduiding - appartementen’ geldt dat het totaal oppervlak aan bovengrondse
bijgebouwen per appartement niet meer dan
e
Bijgebouwen mogen in niet meer dan
één bouwlaag worden gebouwd, waarbij de goothoogte niet meer dan
f
De bouwhoogte van een bijgebouw
mag niet meer bedragen dan
g
De bouwdiepte inclusief de
fundering van een ondergronds bijgebouw mag niet meer bedragen dan
h
De afstand van een vrijstaand
bijgebouw tot de woning mag niet minder bedragen dan
i
Bijgebouwen dienen in de
zijdelingse perceelsgrens of op een afstand van niet minder dan
j
In afwijking van het bepaalde
onder i dienen bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ op een
afstand van niet minder dan
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan
b
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan
11.3 Ontheffing van de bouwregels
11.3.1 Ontheffing overschrijden zijdelingse bouwgrens
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten aanzien van het overschrijden van de zijdelingse bouwgrens, met dien verstande dat:
a
de afstand tot de zijdelingse erfscheiding niet minder dan
b
de overschrijding van de
zijdelingse bouwgrens niet meer dan
1 ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming ‘Verkeer’ wordt aangehouden;
2 geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld plaatsvindt.
c ten aanzien van het gestelde onder a en b geen gebruik kan worden gemaakt van een algemene ontheffing van 10%.
11.4 Specifieke
gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:
a ambachtelijke en/of industriële doeleinden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’;
b detail- en/of groothandel;
c
horecadoeleinden;
d
verblijfsrecreatieve
doeleinden;
e
opslag,
anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, uitgezonderd ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijf aan huis’;
11.4.2 Aan huis gebonden beroep
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De omvang van de activiteit mag
niet meer bedragen dan 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning
inclusief daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel is niet toegestaan.
d De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
11.4.3 Bedrijf
aan huis
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’ een bedrijf aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De omvang van de activiteit mag
niet meer bedragen dan 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning
inclusief daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel is niet toegestaan.
d De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
e De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage).
11.4.4 Realiseren van voorzieningen voor huisvesting van ouders
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is het realiseren van voorzieningen voor de huisvesting van ouders, kinderen of andere familieleden in (bij)gebouwen, onderdeel uitmakende van de woning, mits:
a het geen vrijstaande bijgebouwen betreft;
b dit niet leidt tot het creëren van een zelfstandige woning;
c de totstandkoming van een goed woonklimaat in de betreffende (bij)gebouwen gegarandeerd kan worden;
d de betreffende (bij)gebouwen na het beëindigen van het huisvesten van de betreffende persoon, opnieuw onderdeel gaan uitmaken van de reeds bestaande woning;
e het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen niet wordt overschreden.
11.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
11.5.1 Faciliteren bed
& breakfast
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 11.4.1 onder d voor het faciliteren van een bed & breakfast, met dien verstande dat:
a het pand waarin de bed and breakfast wordt gerealiseerd:
1 is aangeduid als een rijksmonument of gemeentelijk monument, respectievelijk handhaving van het pand is noodzakelijk voor of ondersteunend aan de stedenbouwkundige structuur, dan wel;
2
een minimale inhoud heeft van
b het gebruik ten behoeve van bed & breakfast gekoppeld en ondergeschikt moet zijn aan de woonfunctie ter plaatse;
c de woning als zodanig herkenbaar blijft;
d de bed and breakfastvoorziening:
1 binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
2 door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan.
3 de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw niet aantast;
4 de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig beïnvloedt;
5 geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en omliggende bedrijven oplevert;
6 ten hoogste 8 slaapplaatsen heeft.
11.5.2 Toestaan van
recreatiewoningen en/ of - appartementen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van
het bepaalde in lid 11.4.1 onder d voor het toestaan van recreatiewoningen
en/of –appartementen, met dien verstande dat:
a
het pand waarin de recreatiewoning
en/of het –appartement wordt gerealiseerd:
1 is aangeduid als een rijksmonument of gemeentelijk monument; respectievelijk handhaving van het pand is noodzakelijk voor of ondersteunend aan de stedenbouwkundige structuur, dan wel;
2
een minimale inhoud heeft van
b
het vloeroppervlak van een recreatiewoning en/of -appartement,
inclusief daartoe behorende bijgebouwen, niet meer dan
c het gebruik ten behoeve van een recreatiewoning en/of -appartement gekoppeld en ondergeschikt moet zijn aan de woonfunctie ter plaatse;
d de woning als zodanig herkenbaar blijft;
e de recreatiewoning en/of het -appartement:
1 binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
2 door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als zelfstandige woning.
3 de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw niet aantast;
4 de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig beïnvloedt;
5 geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en omliggende bedrijven oplevert.
11.5.3 Lichte bedrijvigheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het uitoefenen van consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijfsactiviteiten, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De omvang van de activiteit mag
niet meer bedragen dan 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning
inclusief daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
d De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage).
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
12.1
Bestemmingsomschrijving
a
De
voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming
van waardevolle elementen en terreinen.
b Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 22.
12.2 Bouwregels
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een bouwvergunning, voor bouwwerken met een
oppervlakte groter dan
b
Indien
uit het in onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
1
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De
verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
12.3 Aanlegvergunning
12.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming
verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden, waarbij de hoogte van het
maaiveld met meer dan
b
het
bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen
ontgrondingvergunning is vereist, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer
dan
c
het
uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan
d
het
aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of
telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur;
e
het
graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten, waarbij de hoogte
van het maaiveld met meer dan
f
het
tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
g
het
uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.
12.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 12.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing voor:
a
werkzaamheden,
normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b
werken
of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c
werken
of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
e
werken
of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan
12.3.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.3.1 zijn slechts
toelaatbaar indien de in bedoelde gronden aanwezige archeologische waarden niet
dan in geringe mate worden of kunnen worden aangetast of als voorafgaand
archeologisch onderzoek aantoont dat de werkzaamheden geen schade aanrichten.
12.4 Sloopvergunning
12.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (sloopvergunning) de in de gronden aanwezige bebouwing, geheel of gedeeltelijk te slopen.
12.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van
toepassing voor:
a sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
b sloopwerkzaamheden met een
oppervlakte kleiner dan
12.4.3 Toelaatbaarheid
De sloopwerkzaamheden als bedoeld in 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 12.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
a De voor ‘Waterstaat - Beschermingszone Watergang’ aangewezen gronden zijn, naast de overige daaraan gegeven bestemmingen, mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het waterschap.
b Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 22.
13.2 Bouwregels
Boven of op de tot ‘Waterstaat - Beschermingszone Watergang’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a
bouwwerken
van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van
primaire wateren, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan
13.3 Ontheffing van de
bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen
ontheffing verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing, mits:
a
het
belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt
aangetast;
b
bebouwing
mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden binnen de dubbelbestemming
‘Waterstaat - Beschermingszone Watergang’ zijn de gebods-
en verbodsbepalingen van de Keur van het waterschap van toepassing.
14.1 Bestemmingsomschrijving
a De voor ‘Waterstaat - Erosie’ aangewezen gronden zijn, naast de overige daaraan gegeven bestemmingen, mede bestemd voor het bestrijden en voorkomen van:
1 bodemerosie en wateroverlast;
2 het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem;
3 de aantasting van het grondwaterpakket.
b Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, zijn mede de desbetreffende regels van aanduidingen van toepassing met inachtneming van de regeling in artikel 22.
14.2 Specifieke gebruiksregels
a
Onder
strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt ten
minste verstaan het gebruik van de grond voor:
1
het
geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van graften;
2 het in hun functioneren belemmeren of aantasten van aanwezige of kunstmatige waterbuffers (inclusief aan- en afvoervoorzieningen).
b Het onder sub a bepaalde geldt niet indien voor de desbetreffende percelen een bedrijfserosieplan conform de Erosieverordening Hoofdproductschap Akkerbouw is opgesteld.
14.3 Aanlegvergunning
14.3.1 Aanlegvergunning
Het is verboden op of in de tot ‘Waterstaat - Erosie’ bestemde gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a
het
rooien en/of verwijderen van opgaande begroeiing (met een hoogte van
b
het
ophogen of egaliseren van de in het landschap aanwezige laagten, waarbij de
hoogte van het maaiveld met meer dan
c
het
afgraven van grond, indien door de afgraving de kans op bodemerosie en/of
wateroverlast toeneemt;
d het aanbrengen van verhardingen op gronden steiler dan 10%.
14.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing voor:
a
werkzaamheden,
normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b
werken
of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c
werken
of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d
werken
of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan
in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde
vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
e
werken
of werkzaamheden op percelen waarvoor een bedrijfserosieplan
conform de Erosieverordening Hoofd Productschap Akkerbouw is opgesteld.
14.3.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 14.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in lid 14.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
16.1 Maatvoering
a In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte van bouwwerken die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
b In die gevallen dat de afstand van bouwwerken tot enige grens, bouwwerk en/of aanduiding, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
16.2 Bebouwingspercentages
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Onder strijdig gebruik, als bedoeld
in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval verstaan:
a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b
het gebruik van bijgebouwen bij
een woning als zelfstandige woning.
18.1 milieuzone
- bodembeschermingsgebied
Binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland is ten behoeve van duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden een bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met, dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Milieuverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
18.2 milieuzone
- stiltegebied
Binnen het stiltegebied zijn storende gebruiksvormen, zoals lawaaisporten, vormen van intensieve recreatie, niet-agrarische bebouwing en infrastructuur, behalve indien het beoogde gebruik geen akoestische verstoring tot gevolg heeft, uitgesloten, een en ander met uitzondering van gebiedseigen geluid. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Milieuverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Ontheffing is niet mogelijk ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bij woningen;
b in afwijking van sub a mag in die gevallen waarin reeds uit hoofde van de regels in de respectievelijke artikelen een ontheffing is verleend niet nogmaals op grond van onderhavige ontheffingsregel ontheffing worden verleend;
c van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
d van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
e van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
1
de overschrijding van de
voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan
2 de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
3 er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
f van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de inhoud per gebouwtje niet meer
dan
2
de bouwhoogte niet meer dan
g van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van telecommunicatiemasten, wordt vergroot:
1
ten behoeve van kunstwerken, geen
gebouwen zijnde, tot niet meer dan
2
ten behoeve van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan
h van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van antennemasten, met dien verstande dat:
1 antennemasten op bestaande gebouwen, niet zijnde woningen en voor zover niet vergunningsvrij, zijn toegestaan, mits er geen sprake is van:
- een monument;
- aantasting van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;
- aantasting van het woonklimaat;
2 antennemasten die niet op bestaande gebouwen worden opgericht, zijn toegestaan, mits:
- dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
-
de bouwhoogte van de antennemast
maximaal
- de antennemast uitsluitend wordt bedoeld voor telecommunicatiedoeleinden;
- de antennemast niet bij monumenten wordt geplaatst, tenzij het monument hierdoor niet wordt aangetast;
- de antennemast niet wordt geplaatst in:
a gebieden behorende tot de EHS, POG en/of Natura 2000;
b open velden of beekdalen;
- bij het oprichten van antennemasten wat betreft plaatsing van antennes de hier genoemde volgorde wordt aangehouden:
a in eerste instantie moet de antenne worden geplaatst op/ aan bestaande masten of andere infrastructurele werking (site sharing);
b indien plaatsing zoals genoemd onder a om technische reden niet mogelijk is, wordt de antennemast op een industrieterrein dan wel sportterrein geplaatst;
c indien plaatsing zoals genoemd onder a en b niet mogelijk is, wordt plaatsing aan de rand van de kernen voorgestaan;
d indien plaatsing zoals genoemd onder a, b en c niet mogelijk is, wordt plaatsing in het buitengebied toegestaan, mits:
1 de antennemast past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse;
2 de mast zoveel mogelijk in de omgeving wordt ingepast;
3 andere waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
i van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw;
j van deze regels ten behoeve van het oprichten van paardenbakken, mits:
1 de paardenbak wordt opgericht bij een (bedrijfs)woning, waarbij:
a
de totale kavelgrootte inclusief
aaneengesloten eigendom(men) minimaal
b
in overige gevallen de oppervlakte
van dat deel van de kavel behorende bij de bedrijfswoning minimaal
2 het gebruik van de paardenbak uitsluitend voortkomt uit het hobbymatig houden van paarden en derhalve voor privé gebruik bedoeld is;
3 er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden ontstaan;
4 aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast;
5 de paardenbak geconcentreerd bij bestaande bebouwing wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast, met dien verstande dat;
- de paardenbak wordt opgericht ten dienste van de op het perceel aanwezige (bedrijfs)woning;
- per (bedrijfs)woning er niet meer dan 1 paardenbak mag worden aangelegd;
-
de aanzet van de buitenrijbak op ten hoogste
-
een minimale afstand van
-
de afmetingen van een paardenbak
exclusief de omheining niet meer mogen bedragen dan
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde waaronder omheiningen en springtoestellen mag niet meer dan
- lichtmasten niet mogen worden opgericht.
k van deze regels ten behoeve van de bouw van een constructie voor de opwekking van alternatieve energie, met dien verstande dat:
1 de constructie uitsluitend mag worden gebruikt voor de opwekking van energie voor eigen gebruik. Eventuele piekstroom mag tegen vergoeding worden afgedragen aan het algemene elektriciteitsnet;
2 de plaatsing uitsluitend mogelijk is bij woningen en bedrijven;
3 het aantal constructies per bouwperceel niet meer dan één mag bedragen;
4
de breedte niet meer dan
5 bij plaatsing op een mast:
a
de afstand niet minder dan 5 en
niet meer dan
b
de bouwhoogte, inclusief de
constructie, mag niet meer dan
6 plaatsing op monumenten niet is toegestaan, tenzij de bijzondere monumentale waarden niet worden aangetast;
7 het plaatsen van constructies op een gebouw geschiedt met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
op een hellend dak mag de afstand
tot de bovenkant van de nok niet meer dan
- plaatsing dient zo mogelijk op het van de weg gekeerde dakvlak plaats te vinden;
8 een tweede constructie voor de opwekking van windenergie binnen het bouwperceel kan worden toegestaan, mits:
- één constructie voor de opwekking van windenergie ontoereikend is gebleken voor de energievoorziening;
- geen sprake is van onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige beeld en het woonklimaat;
-
het bepaalde onder 1 tot en met
l het verlenen van de in sub a tot en met k genoemde ontheffingen is mogelijk, met dien verstande dat de archeologische waarden niet worden aangetast.
Burgemeester
en Wethouders kunnen de bestemming van het plan wijzigen ten behoeve van het
verschuiven van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard
is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op
de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de
aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en daardoor geen
belangen van derden onevenredig worden geschaad.
21.1 Procedure ontheffingen
Bij het
verlenen van ontheffing ingevolge de in deze regels opgenomen
ontheffingsmogelijkheden ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, worden
in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
a Het ontwerp van het
ontheffingsbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende
ten minste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie.
b Burgemeester en wethouders geven
voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van het
ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in een of
meer dag-, nieuws-, of
huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
c In deze kennisgeving wordt vermeld
dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging
schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit kunnen indienen bij
burgemeester en wethouders.
d De overeenkomstig het vorige lid
ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent verlening van
ontheffing.
21.2 Procedure
wijziging
Bij het wijzigen van het plan ingevolge de in
deze regels opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke ordening, worden de procedureregels van artikel 3.6, vijfde lid,
van de Wet ruimtelijke ordening in acht genomen.
21.3 Procedure
aanlegvergunning
Bij het
verlenen van aanlegvergunning als bedoeld in deze regels, worden in ieder geval
de volgende procedureregels in acht genomen:
a Het
ontwerpbesluit tot verlenen van aanlegvergunning ligt, met de daarop betrekking
hebbende stukken, gedurende ten minste twee weken voor belanghebbenden ter
inzage ter gemeentesecretarie.
b Burgemeester
en wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging,
kennis van het ontwerpbesluit en de terinzagelegging
ervan in een of meer dag-, nieuws-,
of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
c In
deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het
ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders.
d De
overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het
besluit omtrent verlening van aanlegvergunning.
21.4
Procedure sloopvergunning
Bij
het toepassen van de sloopvergunning als bedoeld in deze regels geldt de
procedure zoals vervat in de artikel 3.20 van de Wet ruimtelijke ordening.
22.1 Voorrangsregels
dubbelbestemmingen
a Indien op gronden een enkelvoudige bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
b Op gronden waar de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ samenvalt met de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Beschermingzone Watergang’ of ‘Waterstaat - Erosie’, dient de volgende prioritering te worden aangehouden:
1 ‘Waarde - Archeologie’.
2 ‘Waterstaat - Beschermingzone Watergang’ / ‘Waterstaat - Erosie’.
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan
worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning
wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Kern Scheulder’.
Echt,
15 december 2009
Croonen Adviseurs b.v.