19.1 Bestemmingsomschrijving
a De voor ‘Waterstaat – Erosie’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor het bestrijden en voorkomen van:
1 bodemerosie en wateroverlast;
2 het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem;
3 de aantasting van het grondwaterpakket.
b Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 27.
19.2
Specifieke gebruiksregels
19.2.1 Strijdig
gebruik
a Onder strijdig gebruik als bedoeld in
artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt ten minste verstaan het gebruik van
de grond voor:
1 het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten
van graften;
2 het in hun functioneren belemmeren of aantasten van aanwezige of kunstmatige waterbuffers (inclusief aan- en afvoervoorzieningen).
b Het onder sub a bepaalde geldt niet indien voor de desbetreffende percelen een bedrijfserosieplan is opgesteld conform de Erosieverordening Hoofdproductschap Akkerbouw.
19.3 Aanlegvergunning
19.3.1 Aanlegvergunning
Het is verboden op of in de tot ‘Waterstaat – Erosie’ bestemde gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a het rooien en/of verwijderen van opgaande
begroeiing (met een hoogte van
b het ophogen of egaliseren van de in het
landschap aanwezige laagten, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan
c het afgraven van grond, indien door de
afgraving de kans op bodemerosie en/of wateroverlast toeneemt;
d het aanbrengen van verhardingen op gronden steiler dan 10%.
19.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 19.3.1
vervatte verbod is niet van toepassing voor:
a werkzaamheden, normale
onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b werken of werkzaamheden van ondergeschikte
betekenis;
c werken of werkzaamheden binnen het kader van
het normale bodemgebruik;
d werken of werkzaamheden, welke op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel
krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of
anderszins mogen worden uitgevoerd;
e werken of werkzaamheden op percelen waarvoor
een bedrijfserosieplan conform de Erosieverordening Hoofd Productschap
Akkerbouw is opgesteld.
19.3.3
Toelaatbaarheid
De werken of
werkzaamheden als bedoeld in lid 19.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door
die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij
indirect te verwachten gevolgen de in lid 19.1 genoemde waarden en doeleinden
niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden
voor het herstel van de eerstbedoelde
waarden.