DOCUMENT

 

Bestemmingsplan Kerkrade Noord

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

a plan:

het bestemmingsplan "Kerkrade Noord" van de gemeente Kerkrade;

 

b bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0928.BPKerkradeNoord-Vg01 met de bijbehorende regels en bijlagen; in analoge versie: de op papier verbeelde wijze, zijnde de verbeelding met tek.nr. BP06, met als ondergrond de Grootschalige BasisKaart Nederland (GBKN), aangevuld met kadastrale gegevens en indien nodig met informatie uit de luchtfoto’s alsmede met de bijbehorende regels en bijlagen;

c aanbouw:

gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht zodanig aansluit op het hoofdgebouw, dat het van het hoofdgebouw deel is gaan uitmaken; onder aanbouw wordt mede verstaan een uitbouw;

d aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de ‘regels’ voorschriften worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

e aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

f aangebouwd bijgebouw:

een bijgebouw dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en);

g aan huis verbonden beroep:

het in een woning en/of daarbij behorend, al dan niet vrijstaand, bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en waarbij degene die het beroep uitoefent ook bewoner van de woning is, en waarbij de beroepsactiviteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: detailhandel, een afhaalzaak, een horecabedrijf en een raamprostitutiebedrijf;

 

h achtergevel:

de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de hoofdvoorgevel van het betreffende gebouw;

i Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidde op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

 

j ambachtelijke en consument verzorgende bedrijfsactiviteiten:

het in een woning en/of daarbij behorend, al dan niet vrijstaand, bijgebouw uitoefenen van een op zakelijke dienstverlening gericht ambachtelijk bedrijf, waarbij de activiteiten geheel of overwegend geschieden door middel van handwerk, en dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een kapper, schoenmaker of goudsmid of hiermee gelijk te stellen bedrijf, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en waarbij degene die het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is, en waarbij de bedrijfsactiviteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: detailhandel, een afhaalzaak, een horecabedrijf en een raamprostitutiebedrijf;

k archeologische waarde:

de aan het gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

l bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

m bebouwingspercentage:

een percentage ter plaatse van de aanduiding of in de regels aangegeven, dat de grootte van het bouwperceel of bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

 

n bed and breakfastvoorziening:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch recreatieve activiteit, aan maximaal zes personen per nacht, die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming. Onder een bed and breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

o bedrijf(sgebouw):

een -gedeelte van een- niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, horeca, kantoren en maatschappelijke doeleinden;

p bestaand:

-bebouwing: aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel die op dat tijdstip op basis van een afgegeven vergunning mag worden gebouwd, tenzij de regels anders bepalen;

-gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;

q bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

r bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

s bijgebouw:

Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

t bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

u bouw(vlak)grens:

de grens van een bouwvlak;

v bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder/onderbouw, dakopbouw, set-back en de ruimte(n) in de kapverdieping/zolder (en met een maximale hoogte van 3,50 m voor woningen respectievelijk woongebouwen en 4,50 m voor andere gebouwen);

w bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

x bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

y bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

z coffeeshop:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens zijn constructie en inrichting is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig verstrekken van soft-drugs, al dan niet in combinatie met eetwaren en alcoholvrije dranken bestemd en gereed voor direct gebruik ter plaatse. Het afhalen van waren is hieronder eveneens begrepen. Het verstrekken in welke vorm dan ook van ecodrugs, in casu opwekkende en hallucinerende middelen, als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet is hieronder begrepen;

aa consument verzorgende dienstverlening, c.q. bedrijfsactiviteiten:

zie onder begrip ‘ambachtelijke en consument verzorgende bedrijfsactiviteiten’;

ab dakopbouw:

ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw ten behoeve van voorzieningen zoals noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties;

ac detailhandel:

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop of ten verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aan-wending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

ad dienstverlening:

bedrijfsmatige activiteiten waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van publieksgerichte, administratieve, zakelijke of financiële diensten, zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-telegraaf- of telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling daarmee gelijk te stellen bedrijven;

ae eco-producten:

verzamelnaam voor plantaardige producten met een sterke stimulerende werking. De betreffende producten zoals onder andere psychedelische paddestoelen, sommige cactussen, yohimbe en kava kava hebben een psycho-actieve werking;

af erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

ag extensief recreatief medegebruik;

vorm van recreatie waarbij een relatief gering aantal personen gebruik maakt van een relatief groot grondoppervlak, zoals wandelen;

ah externe veiligheid:

een ruimtelijke situatie waar activiteiten plaatsvinden of mogelijk worden gemaakt op daartoe bestemde gronden die voor de gebruikers van de ruimte buiten die gronden een specifiek risico inhoudt. Het specifieke risico betreft een bepaalde overlijdenskans die de gebruikers afzonderlijk lopen door de gevolgen van het vrijkomen van een gevaarlijke stof bij een ongeval met de betreffende activiteit, als mede de kans dat een groep van bepaalde omvang onder de gebruikers in één keer tegelijk dodelijk wordt getroffen door het bedoelde ongeval. Beide kansen hebben betrekking op het direct of op korte termijn overlijden door de effecten en worden veroorzaakt door bij het ongeval vrijkomende gevaarlijke stof;

ai externe veiligheid inrichting:

inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheidsinrichtingen (Bevi), c.q. een bedrijf, dat overeenkomstig bijlage 1 van dit bestemmingsplan (Staat van bedrijfsactiviteiten) is aangewezen èn dat één van de volgende installaties gebruikt:

een ammoniakkoelinstallatie met een inhoud van meer dan 1500 kilogram ammoniak;

-een propaantank met een inhoud van meer dan 13 kubieke meter;

-een opslagplaats die bestemd is voor verpakte gevaarlijke stoffen in de zin van artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 10 ton;

-én of meer baden die een cyanidezout in oplossing bevatten met een totale hoeveelheid van meer dan 100 liter;

-een installatie voor de opslag of gebruik van meer dan 1000 liter zeer giftige dan wel giftige vloeistof;

-een opslagvoorziening voor meer dan 100 ton meststoffen groep 2 conform de PGS 7;

aj garage(box):

een gebouw, uitsluitend bestemd en geschikt voor het stallen van één motorvoertuig, waarvan de goothoogte en oppervlakte maximaal 3m, respectievelijk maximaal 20m² mag bedragen;

ak gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

al gebruiken:

het gebruiken, doen en laten gebruiken;

am geluidshinderlijke inrichtingen:

bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken zoals bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, nr. 99, laatst gewijzigd Stb. 2001, nr. 29) en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, nr. 50, laatst gewijzigd Stb. 2002, nr. 604);

an geurgevoelige functies:

functies, in een gebouw, die zich kenmerken doordat ter plaatse van deze functies langdurig mensen verblijven, zoals wonen en scholen;

 

ao hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie en/of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. Onder een hoofdgebouw wordt hier verstaan de hoofdmassa, zoals die door zijn architectonische verschijningsvorm herkenbaar is;

ap horeca:

omvattend, c.q nader onder te verdelen in navolgende categorieën:

- horeca A: horecabedrijven gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken, zoals cafetaria, tearoom, snackbar, koffie-corner, croissanterie, ijssalon, lunchroom, broodjeszaak en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

-horeca B: horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet- alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro’s, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

-horeca C: horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, pub, taverne, feestzaalaccommodaties, met uitzondering van discotheken/bar-dancings en nachtclubs;

-horeca D: horecabedrijven die als hoofddoel hebben het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, met een in het algemeen hoge gespreksfrequentie met name gedurende de late avond en de nachtelijke uren, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken/bar-dancings, nachtclubs;

-horeca E: horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;

-horeca F:horecabedrijven als omschreven onder ‘horeca C’, evenwel uitsluitend voor zover deze horecabedrijven in directe relatie staan, c.q. ondersteunend en ondergeschikt zijn aan de ter plaatse geldende hoofdbestemming, zoals een kantine bij een sporthal (maatschappelijk).

aq infiltratievoorziening:

een tijdelijke - ondergrondse - buffer voor regenwater, zoals bijvoorbeeld een verzameling infiltratiekratten, van waaruit geleidelijke infiltratie van regenwater in de ondergrond plaats kan vinden;

ar kantine:

verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen;

as kapverdieping/zolder:

opbouw op dakvlak van bovenste bouwlaag, die wordt opgericht met minimaal twee schuine zijden waarvan de hellingen maximaal 60° bedragen; in functioneel opzicht mag de kapverdieping gelijke gebruiksmogelijkheden hebben als de eronder gelegen bouwlaag;

at kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0.50 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;

 

au maatschappelijke doeleinden:

onderwijsvoorzieningen, medische voorzieningen, daaronder mede begrepen een apotheek, sociaal-culturele voorzieningen, religieuze- en levensbeschouwelijke voorzieningen, justitiële voorzieningen, overdekte sportvoorzieningen, dagopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

av onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerautos, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

aw openbaar nut; openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, rioleringen, ondergrondse locale leidingen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie dan wel naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

ax peil:

a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

ay prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

az recreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van recreatie, hieronder mede begrepen sport- en spelaccommodaties, voorzieningen ter bevordering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid, kantine alsmede accommodaties voor administratieve functies ten dienste van de bestemming;

ba seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit plan;

bb set-back:

een gedeelte van een gebouw, dat op de bovenste bouwlaag is gesitueerd en waarvan de gevels aan alle zijden tenminste 1,5m achter de gevels van de daaronder liggende bouwla(a)g(en) worden gebouwd;

 

bc staat van bedrijfsactiviteiten:

bij onderhavig plan als bijlage gevoegde lijst met binnen het bestemmingsplan in voorkomend geval toegestane bedrijfsactiviteiten, al dan niet via afwijken;

bd stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's ter plaatse bepaald beeld in samenhang met de ter plaatse aanwezige beelden gevormd door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

 

be voorgevel:

de gevel van een hoofdgebouw, die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt en die gekeerd is naar de weg of het openbaar gebied;

 

bf Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):

Wet van 6 november 2008, inhoudende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze luidde op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan;

 

bg Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan;

bh Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, in werking getreden 1 juli 2008, houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan;

bi wonen:

wonen, het gehuisvest zijn, daaronder mede begrepen een aan huis verbonden beroep;

bj woning:

een (gedeelte van een) gebouw met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden, met dien verstande dat:

bk zijgevel:

een gevel van een gebouw, die niet een hoofdvoorgevel of een achtergevel is.
 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1. lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van de gevels en/of hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuur;

2. (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3 hoogte van een bouwlaag:

vanaf de bovenzijde van de vloer tot aan de buitenzijde, c.q. bovenkant van het plafond;

4. oppervlakte van een bouwwerk (m2):

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

5. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

6. goothoogte van een bouwwerk:

vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 
 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de van toepassing zijnde dubbelbestemming(en), bestemd voor:

a bedrijven uit de categorie A en B zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten in de bijlage bij deze regels, evenwel uitsluitend voor zover de bedrijven niet zijn aan te merken als

- externe veiligheidsinrichtingen;

- geluidshinderlijke inrichtingen;

b productiegebonden detailhandel als ondergeschikte functie van de onder a. genoemde bedrijven;

c kantoren deel uitmakend van, ondersteunend aan, c.q. ten dienste van maar ondergeschikt aan de bedrijven genoemd onder b;

d buitenpandige opslag ten dienste van maar ondergeschikt aan de bedrijven genoemd onder a;

e verhardingen, groen-, parkeervoorzieningen en voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater;

f openbare nutsvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken en overige voorzieningen zoals tuinen, erven.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Hoofdgebouwen

a Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt 100.

b Voor de hoogte van de hoofdgebouwen geldt de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ .

3.2.2 Bijgebouwen

Bijgebouwen mogen worden opgericht, vrijstaand van dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw, daaronder mede begrepen de van het hoofdgebouw deel uitmakende aanbouw, met dien verstande dat:

a de goothoogte maximaal 3m mag bedragen;

b het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen niet meer dan 70m2 per bouwperceel mag bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 70.

3.2.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

De hoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken ten dienste van het openbaar nut bedraagt maximaal 3m respectievelijk 25m², met uitzondering van voorzieningen voor verlichting die maximaal 8m hoog mogen zijn.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3m bedragen, met uitzondering van antennes en vlaggenmasten die maximaal 8m hoog mogen zijn.

b De hoogte van de terreinafscheidingen achter de naar de straatzijde gekeerde gevels, voor zover deze als bouwwerken, geen gebouw zijnde kunnen worden aangemerkt, mag niet meer dan 2m bedragen.

 

3.2.5 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

Behoudens bouwwerken met een bebouwingsoppervlak tot maximaal 35m² mogen geen bouwwerken worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'beschermzone archeologische vindplaats', zijnde binnen een straal van 50m vanuit de feitelijke locatie van degelijke archeologische vindplaats.

 

3.2.6 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten

Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 15 van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:

a het treffen van technische maatregelen waardoor de vondsten (monumenten) in de bodem kunnen worden behouden;

b het doen van opgravingen;

c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

3.3 Nadere eisen

 

3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

a de situering en maatvoering van de bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, dan wel indien zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;

b de situering en maatvoering van de bebouwing ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.

3.3.2 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen, c.q ten aanzien van een voorgenomen nadere eis wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Uitbreiding hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a, voor uitbreiding van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak evenwel tot maximaal 15% van het bestaande bouwvlak, mits de uitbreiding:

a niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden noch dat uit milieu- en ruimtelijk ordeningsoogpunt de belangen van derden onevenredig worden geschaad;

b uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is, en

c met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 70.

 

3.4.2 Groter bijgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 voor het oprichten van bijgebouwen met een gezamenlijk oppervlak groter dan 70m²;

a tot een gezamenlijk oppervlak van 90m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, meer dan 30 m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 250m²;

b tot een gezamenlijk oppervlak van 120m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, meer dan 50 m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 500m²;

c tot een gezamenlijk oppervlak van 130m² indien het bouwperceel groter is dan 750m²;

mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

- er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor bezonning en daglichttoetreding op aangrenzende percelen;

- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad.

- de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld worden niet onevenredig geschaad;

 

3.4.3 Terreinafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4, teneinde ten behoeve van terreinafscheidingen een grotere hoogte toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

 

3.4.4 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

a Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de overige regels geldend voor deze bestemming, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 (bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen) voor het oprichten van bouwwerken met een groter bebouwingsoppervlak dan 35m² indien:

- is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

- is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

b Afwijken kan verder indien is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:

- het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

- het doen van opgravingen;

- de begeleiding van bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

3.4.5 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Gebruik

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebruikt conform de in 3.1 omschreven bestemming.

3.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in elk geval gerekend het gebruik van:

a wonen;

b detailhandel, anders dan toegestaan op basis van de Staat van bedrijfsactiviteiten en anders dan productiegebonden detailhandel als ondergeschikte activiteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Andere bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a voor het toelaatbaar stellen van:

a bedrijven uit de categorie C zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 bij deze regels alsmede bedrijven die naar aard, omvang, (hinder)uitstraling daarmee te vergelijken zijn;

b bedrijven niet opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten in de bijlage bij deze regels, maar die naar aard, omvang, (hinder)uitstraling te vergelijken zijn met de categorieën A en B van die Staat van bedrijfsactiviteiten;

c bedrijven uit de categorieën A t/m C zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten

in de bijlage bij deze regels, tevens zijnde externe veiligheidsinrichtingen.

 

3.6.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld hierboven onder 3.6.1 is toegestaan mits de te ontplooien bedrijfsactiviteit:

a geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het milieu oplevert;

b geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer noch op de verkeersveiligheid;

c niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden noch dat uit ruimtelijk ordeningsoogpunt de belangen van derden onevenredig worden geschaad en uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is.

3.6.3 Procedure

Bij het afwijken van de gebruiksregels als in dit artikellid bedoeld wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.


 

Artikel 4 Centrum

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de van toepassing zijnde dubbelbestemming(en), bestemd voor:

a detailhandel;

b horeca, met uitzondering van horeca D;

c dienstverlening;

d wonen;

e kantoren;

f maatschappelijke doeleinden;

g bedrijven;

h een coffeeshop ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - coffeeshop';

i verblijfsdoeleinden;

j clusters garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'spiecifieke vorrm van wonen - garageboxen;

k verhardingen, groen-, parkeervoorzieningen en voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater;

l openbare nutsvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken en overige voorzieningen zoals tuinen, erven en straatmeubilair.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Hoofdgebouwen

a Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Daarbij dient woningbouw binnen het bouwvlak georiënteerd te zijn richting straat of plein.

b Bouwmogelijkheden:

 

Bouwlocatie:

Bouwtitel:

Voorwaarden: o.a.:

 

sloop met terugbouw woning ter plaatse van een bouwperceel in een bouwvlak met maximaal 2 bouwlagen

rechtstreeks

binnen bestaand bouwvlak, waarbij toevoeging aan woningvoorraad kleiner of gelijk is aan 0; met inachtneming geldende bouwregels (art. 4.2)

 

 

 

sloop en terugbouw meergezins- woningen; splitsen woning; bouw meergezinswoningen ter plaatse van een bouwperceel in een bouwvlak met 3 of meer bouwlagen

rechtstreeks

uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak met aanduiding 3 of meer bouwlagen, waarbij maximum aantal wooneenheden/woningen gelijk is aan aangegeven aantal bouwlagen, met inachtneming geldende bouwregels (art. 4.2)

 

 

 

bouw incidentele of meerdere woning(en), c.q. hoofdgebouw(en), ter plaatse van ‘wro-zone – wijzigingsgebied 4’

eventueel via wijzigingsbevoegd-

heid (art. 4.7)

binnen nieuw te creëren bouwvlak, ten behoeve van uit maximaal drie bouwlagen bestaande woningen/ hoofdgebouwen, waarbij de toevoeging aan woningvoorraad groter of gelijk is aan 1, met inachtneming geldende bouwregels (art. 4.2)

 

 

 

sloop hoofdgebouw, anders dan woning, met terugbouw hoofdgebouw, anders dan wonen

rechtstreeks

binnen bestaand bouwvlak met inachtneming geldende bouwregels (art. 4.2)

 

 

 

Veldhofstraat 42-50

(slooplocatie)

rechtstreeks

binnen aangeduid bouwvlak, maximaal 3 bouwlagen, maximaal 17 wooneenheden; parkeren op achterterrein; met inachtneming geldende bouwregels (art. 4.2)

 

 

 

Veldhofstraat 69

(voormalig tankstation)

rechtstreeks

binnen aangeduid bouwvlak, maximaal 3 bouwlagen, maximaal 10 wooneenheden; parkeren op achterterrein; met inachtneming geldende bouwregels (art. 4.2)

 

c De voorgevel van het hoofdgebouw dient in, dan wel evenwijdig, daarbij maximaal 1m achter de voor betreffend perceel aangegeven naar de weg gekeerde bouwvlakgrens, te worden aangezet.

d Voor het aantal bouwlagen en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen geldt de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen', respectievelijk de aanduiding 'maximale bouwhoogte';

e De diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de diepte van het voor betreffend bouwperceel opgenomen bouwvlak. Het bebouwingspercentage van een in voorgaande hoofdzin genoemd bouwvlak bedraagt maximaal 100.

 

4.2.2 Bijgebouwen

Bijgebouwen mogen worden opgericht, vrijstaand van dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw, daaronder mede begrepen de van het hoofdgebouw deel uitmakende aanbouw, met dien verstande dat:

a de goothoogte maximaal 3m mag bedragen;

b het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen niet meer dan 70m² per bouwperceel mag bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 50.

 

4.2.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

De hoogte en oppervlakte van bouwwerken ten dienste van het openbare nut mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen, met uitzondering van bouwwerken rechtstreeks ten behoeve van de verlichting alsmede van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer dienend, waarvan de hoogte maximaal 8m mag bedragen.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3m bedragen, met uitzondering van antennes en vlagenmasten die maximaal 8m hoog mogen zijn.

b De hoogte van de terreinafscheidingen achter de naar de straatzijde gekeerde gevels, voor zover deze als bouwwerken, geen gebouw zijnde kunnen worden aangemerkt, mag niet meer dan 2m bedragen.

 

4.2.5 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten

Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 15 van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:

a het treffen van technische maatregelen waardoor de vondsten (monumenten) in de bodem kunnen worden behouden;

b het doen van opgravingen;

c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

4.2.6 Garageboxen

Ten behoeve van het scheppen van overdekte parkeergelegenheid voor aan- en omwonenden kan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - garageboxen’ overdekte autostalling worden gerealiseerd. De goothoogte van de ten behoeve van de overdekte autostalling op te richten bebouwing mag maximaal 3m bedragen.

 

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

a de situering en maatvoering van de bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, dan wel indien zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;

b de situering en maatvoering van de bebouwing ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.

 

4.3.2 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen, c.q ten aanzien van een voorgenomen nadere eis wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Voorgevel, maatvoeringen, diepte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a 4.2.1 onder c, voor het op een grotere afstand dan 1m aanzetten van de voorgevel achter de voor betreffend perceel aangegeven naar de weg gekeerde bouwvlakgrens;

b 4.2.1 onder e, voor hoofdgebouwen, daaronder mede begrepen aanbouwen, met een grotere diepte dan geldend voor het betreffend bouwperceel opgenomen bouwvlak, evenwel steeds tot maximaal 18m.

 

4.4.2 Bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 voor het oprichten van bijgebouwen met een gezamenlijk oppervlak groter dan 70m²;

a tot een gezamenlijk oppervlak van 90m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, meer dan 30m diep is dan wel indien het bouw-perceel groter is dan 250m²;

b tot een gezamenlijk oppervlak van 120m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, meer dan 50m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 500m²;

c tot een gezamenlijk oppervlak van 130 m² indien het bouwperceel groter is dan 750m²;

mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

- er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor bezonning en daglicht-toetreding op aangrenzende percelen;

- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad;

- de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld worden niet onevenredig geschaad.

 

4.4.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3, teneinde ten behoeve van bouwwerken ten dienste van het openbaar nut, parkeren en het voetgangersgebied een groter(e) hoogte en/of oppervlak toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

c de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

 

4.4.4 Terreinafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4, teneinde ten behoeve van terreinafscheidingen een grotere hoogte toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

 

4.4.5 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Centrum

De voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebruikt conform de in 4.1. omschreven bestemming.

 

4.5.2 Begane grondlaag

Detailhandel (winkels), horeca en bedrijven zijn alleen toegestaan op de begane grondlaag van een hoofdgebouw en dienen georiënteerd te zijn op de straat, c.q. plein.

 

4.5.3 Winkels verplicht

Op de begane grondlaag van een hoofdgebouw in gebruik als winkel/detailhandel mag niet worden gewoond, c.q de -bestaande- winkelfunctie van de begane grondlaag mag niet worden omgezet in een woonfunctie (winkels verplicht). Wonen op verdieping is toegestaan.

 

4.5.4 Bedrijven

Bedrijven zijn slechts toelaatbaar voor zover ze voorkomen onder categorie A en B, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 bij deze regels of met deze categorieën vergelijkbaar zijn, evenwel uitsluitend voor zover de bedrijven niet zijn aan te merken als:

a externe veiligheidsinrichtingen;

b geluidshinderlijke inrichtingen.

 

4.5.5 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in elk geval gerekend het gebruik van:

a zelfstandige bewoning voor zover het betreft bijgebouwen;

b buitenpandige opslag;

c een coffeeshop, anders dan ter plaatse van de in 4.1 onder h. genoemde aanduiding;

d een sexinrichting; daaronder niet begrepen een sekswinkel;

e een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Winkels verplicht

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.3 ten behoeve van het toestaan van wonen op de begane grondlaag van een hoofdgebouw in gebruik als winkel/detailhandel.

 

4.6.2 Procedure

Bij het afwijken van de gebruiksregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 4’ het plan te wijzigen in die zin dat ter plaatse bouwvlakken kunnen worden gecreëerd dit uitsluitend ten behoeve van het realiseren van uit maximaal drie bouwlagen bestaande woningen/hoofdgebouwen, mits met inachtneming van de overige bouwregels genoemd in 4.2.

 

4.7.2 Specifieke vorm van wonen - garageboxen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van grootschalige achterterreinen het plan te wijzigen in die zin dat ter plaatse de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – garageboxen’ wordt gecreëerd; dit uitsluitend ten behoeve van het realiseren van overdekte parkeergelegenheid (garageboxen) voor aan- en omwonenden tot een maximum aantal van 20 per te realiseren parkeercluster en mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad;

b het woon- en leefklimaat mag niet onaanvaardbaar worden aangetast;

c de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

 

4.7.3 Procedure

Bij het wijzigen van het plan als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.2 opgenomen procedure gevolgd.

 
 

Artikel 5 Gemengd

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de van toepassing

zijnde dubbelbestemming(en), bestemd voor:

a woongebouwen;

b maatschappelijke doeleinden(uitsluitend in halfondergrondse gebouwen);

c dienstverlening (uitsluitend in halfondergrondse gebouwen);

d verhardingen, groen-, parkeervoorzieningen en voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater;

e openbare nutsvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken en overige voorzieningen zoals tuinen, erven, bijgebouwen en straatmeubilair.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

a Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woongebouwen en halfondergrondse gebouwen ten behoeve van woondoeleinden, dan wel de doeleinden bedoeld in 5.1, onder b en c, worden gebouwd.

b Behoudens het bepaalde onder c, mag een woongebouw uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de naar de weg gekeerde gevels langs de Putstraat en de Veldhofstraat in, dan wel maximaal 1 m achter de naar die weg gekeerde bouwgrens moet worden gebouwd.

c Een halfondergronds gebouw ten behoeve van woondoeleinden, dan wel de doeleinden bedoeld in 5.1, onder b en c, mag binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd, mits het bebouwingspercentage, gemeten over het gehele bestemmingsvlak, niet meer dan 90 bedraagt.

d Voor het aantal bouwlagen voor woongebouwen geldt de aanduiding ‘maximum aantal bouwlagen’.

e De hoogte van halfondergrondse gebouwen ten behoeve van woondoeleinden, dan wel ten behoeve van de doeleinden bedoeld in 5.1, onder b en c, mag niet meer bedragen dan een bouwlaag.

f Het dak van een halfondergronds gebouw moet als vegetatiedak worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m boven het aangrenzende maaiveld bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel, c.q. het verlengde daarvan, niet meer dan 1 m mag bedragen.

b De hoogte van keermuren past bij de hoogteverschillen in het terrein.

c De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m boven het aangrenzende maaiveld bedragen.

 

5.2.3 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

Behoudens bouwwerken met een bebouwingsoppervlak tot maximaal 35m² mogen geen bouwwerken worden opgericht ter plaatse van de aanduiding ‘beschermzone archeologische vindplaats’, zijnde binnen een straal van 50 m vanuit de feitelijke locatie van dergelijke archeologische vindplaats.

 

5.2.4 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten

Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 15 van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:

a het treffen van technische maatregelen waardoor de vondsten (monumenten) in de bodem kunnen worden behouden;

b het doen van opgravingen;

c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

5.3 Nadere eisen

 

5.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

a de situering en maatvoering van de bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, dan wel indien zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;

b de situering en maatvoering van de bebouwing ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.

 

5.3.2 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen, c.q ten aanzien van een voorgenomen nadere eis wordt de in artikel 22.1.1. opgenomen procedure gevolgd.

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

a Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de overige regels geldend voor deze bestemming, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 (bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen) voor het oprichten van bouwwerken met een groter bebouwingsoppervlak dan 35m² indien:

- is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

- is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

b Afwijken kan verder indien is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:

- het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

- het doen van opgravingen;

- de begeleiding van bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

5.4.2 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 
 

Artikel 6 Groen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de van toepassing

zijnde dubbelbestemming(en), bestemd voor:

a groenvoorzieningen in de vorm van parken, plantsoenen, houtopstanden en groenstroken;

b speeltuin, ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';

c volkstuinen;

d water- en vijverpartijen;

e hondenuitlaatplaatsen;

f verhardingen ten behoeve van wegen, parkeervoorzieningen, fiets- en wandelpaden;

g geluidwerende voorzieningen;

h voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater;

i (riool)gemaal, ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’;

j openbare nutsvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende, c.q. daarmee verbandhoudende bouwwerken en

voorzieningen, zoals een kantine, prieel, speel- en straatmeubilair.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

a Ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' kan ten behoeve van dit gemaal binnen het aangeduide bouwvlak een gebouw worden opgericht waarvan de hoogte maximaal 3,5m mag bedragen en waar het bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal 100 mag bedragen.

b De hoogte en oppervlakte van overige gebouwen ten behoeve van de bestemming mag maximaal 4m, respectievelijk 40m² bedragen.

c In afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de hoogte en oppervlakte van een gebouw ter plaatse van en ten behoeve van een volkstuin maximaal 2,5m, respectievelijk 10m².

 

6.2.2 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

De hoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken ten dienste van het openbaar nut bedraagt maximaal 3m respectievelijk 25m², met uitzondering van verlichtingsarmaturen die maximaal 8m hoog mogen zijn en met uitzondering van het aangeduide 'gemaal' waarvoor het bepaalde in 6.2.1 onder a geldt

6.2.3 Gebouwen nabij (riool)gemaal

Geen nieuwe gebouwen, daaronder mede begrepen uitbreiding van bestaande gebouwen, ten behoeve van geurgevoelige functies mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – geurzone’.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3m bedragen, met uitzondering van antennes en vlaggenmasten die maximaal 8m hoog mogen zijn en met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' ten behoeve van de speeltuin, die 5m hoog mogen zijn.

6.2.5 Bouwwerken nabij monumentale bomen

Geen bouwwerken mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding ‘beschermzone monumentale boom’, zijnde binnen een straal van 7,5m vanuit het hart van de stam van een dergelijke boom.

 

6.2.6 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

Behoudens bouwwerken met een bebouwingsoppervlak tot maximaal 35m² mogen geen bouwwerken worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'beschermzone archeologische vindplaats', zijnde binnen een straal van 50m vanuit de feitelijke locatie van degelijke archeologische vindplaats.

 

6.2.7 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten

Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 15 van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:

a het treffen van technische maatregelen waardoor de vondsten (monumenten) in de bodem kunnen worden behouden;

b het doen van opgravingen;

c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

6.2.8 Bouwwerken binnen vrijwaringszone - straalpad

Voorzover niet reeds in het vorenstaande uitgesloten, mogen binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' geen bouwwerken hoger dan 20m worden opgericht.

 

6.3 Nadere eisen

 

6.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

a de situering en maatvoering van de bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, dan wel indien zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;

b de situering en maatvoering van de bebouwing ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.

6.3.2 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen, c.q ten aanzien van een voorgenomen nadere eis wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Groter(e) oppervlak en/of hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1, 6.2.2 en 6.2.4 teneinde ten behoeve van een dergelijk gebouw/bouwwerk een groter(e) oppervlak en/of hoogte toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit milieu- en ruimtelijk ordeningsoogpunt worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad;

b dat, voor zover de gebouwen/bouwwerken zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Vrijwaringszone - straalpad’, de belangen van het straalpad niet in overwegende mate worden of kunnen worden geschaad;

c er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

d de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

6.4.2 Bouwwerk nabij (riool)gemaal

a Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3 (bouwwerken nabij (riool)gemaal), ten behoeve van het oprichten van gebouwen passend binnen de voor betreffend perceel geldende bestemming en passend binnen de overige bestemmingsregels, voor zover deze gebouwen geen onacceptabele schade of hinder ondervinden of kunnen ondervinden van het (riool)gemaal.

b Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikellid wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van het (riool)gemaal; de beslissing met betrekking tot deze vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

 

6.4.3 Bouwwerken nabij monumentale bomen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.5, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken passend binnen de voor betreffend perceel geldende bestemming en passend binnen de overige bestemmingsregels, met dien verstande dat:

a het op te richten bouwwerk geen wezenlijk gevaar, hetzij direct hetzij indirect, mag opleveren voor het voortbestaan van betreffende monumentale boom;

b burgemeester en wethouders ter waarborging van dit voortbestaan aan de vergunning voorwaarden kunnen verbinden.

 

6.4.4 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

a Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de overige regels geldend voor deze bestemming, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.6 (bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen) voor het oprichten van bouwwerken met een groter bebouwingsoppervlak dan 35m² indien:

- is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

- is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

b Afwijken kan verder indien is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:

- het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

- het doen van opgravingen;

- de begeleiding van bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

6.4.5 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.5.1 Vergunningplicht beschermzone monumentale bomen

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de aanduiding ‘beschermzone monumentale boom’, zijnde binnen een straal van 7,5 m vanuit het hart van de stam van een dergelijke boom, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het amoveren van wegen, het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakte-verhardingen;

b het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, graafwerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, het ophogen, egaliseren dieper c.q. hoger dan 0,2m;

c het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur;

d het verrichten van werkzaamheden welke de dood van of ernstige beschadigingen aan de monumentale boom tot gevolg kunnen hebben.

 

6.5.2 Uitzonderingen

Het hierboven onder 6.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

a werkzaamheden normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins, mogen worden uitgevoerd.

 

6.5.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld hierboven onder 6.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien die werken of werkzaamheden, dan wel de daarvan, hetzij direct hetzij indirect, te verwachten gevolgen geen wezenlijk gevaar zullen opleveren voor het voortbestaan van betreffende monumentale boom.

 
 

Artikel 7 Horeca

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de van toepassing

zijnde dubbelbestemming(en), bestemd voor:

a horeca A, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (h=A);

b horeca B, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (h=B);

c horeca C, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (h=C);

d wonen;

e verhardingen, groen-, speel-, parkeervoorzieningen en voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater;

f openbare nutsvoorzieningen;

een en ander met daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen zoals tuinen en erven.

 

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Hoofdgebouwen

a Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 100.

b De hoofdbebouwing dient aaneengesloten te zijn.

c Voor de hoogte van hoofdgebouwen geldt in voorkomend geval de aanduiding ‘maximale goothoogte’ dan wel ‘maximale bouwhoogte’.

7.2.2 Bijgebouwen

Bijgebouwen mogen worden opgericht, vrijstaand van dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw, daaronder mede begrepen de van het hoofdgebouw deel uitmakende aanbouw, met dien verstande dat:

a de goothoogte maximaal 3m mag bedragen;

b het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen niet meer dan 70m2 per bouwperceel mag bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 50.

 

7.2.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

De hoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken ten dienste van het openbaar nut bedraagt maximaal 3m respectievelijk 25m², met uitzondering van verlichtingsarmaturen die maximaal 8m hoog mogen zijn.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3m bedragen, met uitzondering van antennes en vlaggenmasten die maximaal 8m hoog mogen zijn.

b De hoogte van de terreinafscheidingen achter de naar de straatzijde gekeerde gevels, voor zover deze als bouwwerken, geen gebouw zijnde kunnen worden aangemerkt, mag niet meer dan 2m bedragen.

 

7.2.5 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

Behoudens bouwwerken met een bebouwingsoppervlak tot maximaal 35m² mogen geen bouwwerken worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'beschermzone archeologische vindplaats', zijnde binnen een straal van 50m vanuit de feitelijke locatie van degelijke archeologische vindplaats.

 

7.2.6 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten

Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 15 van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:

a het treffen van technische maatregelen waardoor de vondsten (monumenten) in de bodem kunnen worden behouden;

b het doen van opgravingen;

c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

7.3 Nadere eisen

 

7.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

a de situering en maatvoering van de bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, dan wel indien zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;

b de situering en maatvoering van de bebouwing ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.

7.3.2 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen, c.q ten aanzien van een voorgenomen nadere eis wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.4.1 Groter bijgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 voor het oprichten van bijgebouwen met een gezamenlijk oppervlak groter dan 70m²;

a tot een gezamenlijk oppervlak van 90m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, meer dan 30m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 250m²;

b tot een gezamenlijk oppervlak van 120m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, meer dan 50m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 500m²;

c tot een gezamenlijk oppervlak van 130m² indien het bouwperceel groter is dan 750m²;

mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

- er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor bezonning en daglichttoetreding op aangrenzende percelen;

- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad;

- de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld worden niet onevenredig geschaad.

 

7.4.2 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3, teneinde ten behoeve van bouwwerken ten dienste van het openbaar nut een groter(e) hoogte en/of oppervlak toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

c de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

7.4.3 Terreinafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.4, teneinde ten behoeve van terreinafscheidingen een grotere hoogte toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

 

7.4.4 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

a Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de overige regels geldend voor deze bestemming, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.5 (bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen) voor het oprichten van bouwwerken met een groter bebouwingsoppervlak dan 35m² indien:

- is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

- is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

b Afwijken kan verder indien is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:

- het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

- het doen van opgravingen;

- de begeleiding van bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

7.4.5 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

7.5 Specifieke gebruiksregels

 

7.5.1 Gebruik

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebruikt conform de in 7.1 omschreven bestemming.

7.5.2 Wonen

Wonen is toegestaan op verdieping en in ondergeschikte mate op de begane grond. Het wonen dient georiënteerd te zijn richting straatzijde.

7.5.3 Niet door bebouwing gevormde ruimten

De niet door bebouwing gevormde ruimten zijn in te richten als verkeers- en parkeervoorzieningen, verblijfsgebied alsmede groenvoorzieningen.

 

 
 

Artikel 8 Maatschappelijk

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de van toepassing

zijnde dubbelbestemming(en), bestemd voor:

a maatschappelijke doeleinden;

b horeca, uitsluitend voor zover het betreft horeca F;

c kantoren;

d verhardingen, groen-, parkeervoorzieningen en voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater;

e openbare nutsvoorzieningen;

een en ander met daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen zoals tuinen, erven, speel- en

straatmeubilair.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Hoofdgebouwen

a Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b De hoofdbebouwing dient aaneengesloten te zijn.

c Voor de hoogte van de hoofdgebouwen geldt de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.

d Het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 100.

8.2.2 Bijgebouwen

Bijgebouwen mogen worden opgericht, vrijstaand van dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw, daaronder mede begrepen de van het hoofdgebouw deel uitmakende aanbouw, met dien verstande dat:

a de goothoogte maximaal 3m mag bedragen;

b het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen niet meer dan 70m² per bouwperceel mag bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 50.

 

8.2.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

De hoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken ten dienste van het openbaar nut bedraagt maximaal 3m respectievelijk 25m², met uitzondering van verlichtingsarmaturen die maximaal 8m hoog mogen zijn.

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3m bedragen, met uitzondering van antennes en vlaggenmasten die maximaal 8m hoog mogen zijn.

b De hoogte van de terreinafscheidingen achter de naar de straatzijde gekeerde gevels, voor zover deze als bouwwerken, geen gebouw zijnde kunnen worden aangemerkt, mag niet meer dan 2m bedragen.

 

8.2.5 Rijksmonumenten

Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ geldt het behoud van de ter plaatse bestaande Rijksmonument; slechts mag worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is ten behoeve van de inrichting voor de maatschappelijke doeleinden c.a. en/of het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

a geen wezenlijke verandering wordt gebracht in het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;

b de gevels van de gebouwen in de op de plankaart aangegeven bouwvlak moeten worden gehandhaafd.

8.2.6 Bouwwerken nabij monumentale bomen

Geen bouwwerken mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding ‘beschermzone monumentale boom’, zijnde binnen een straal van 7,5m vanuit het hart van de stam van een dergelijke boom.

 

8.2.7 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

Behoudens bouwwerken met een bebouwingsoppervlak tot maximaal 35m² mogen geen bouwwerken worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'beschermzone archeologische vindplaats', zijnde binnen een straal van 50m vanuit de feitelijke locatie van degelijke archeologische vindplaats.

 

8.2.8 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten

Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 15 van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:

a het treffen van technische maatregelen waardoor de vondsten (monumenten) in de bodem kunnen worden behouden;

b het doen van opgravingen;

c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

8.3 Nadere eisen

 

8.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

a de situering en maatvoering van de bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, dan wel indien zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;

b de situering en maatvoering van de bebouwing ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.

8.3.2 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen, c.q ten aanzien van een voorgenomen nadere eis wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.4.1 Uitbreiding hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 onder a, voor uitbreiding van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak evenwel tot maximaal 15% van het bestaande bouwvlak, mits de uitbreiding niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden noch dat uit milieu- en ruimtelijk ordeningsoogpunt de belangen van derden onevenredig worden geschaad.

 

8.4.2 Groter bijgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2 voor het oprichten van bijgebouwen met een gezamenlijk oppervlak groter dan 70m²;

a tot een gezamenlijk oppervlak van 90m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, meer dan 30 m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 250m²;

b tot een gezamenlijk oppervlak van 120m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, meer dan 50 m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 500m²;

c tot een gezamenlijk oppervlak van 130m² indien het bouwperceel groter is dan 750m²;

mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

- er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor bezonning en daglichttoetreding op aangrenzende percelen;

- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad.

- de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld worden niet onevenredig geschaad;

 

8.4.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.3, teneinde ten behoeve van bouwwerken ten dienste van het openbaar nut een groter(e) hoogte en/of oppervlak toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

c de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

 

8.4.4 Terreinafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.4, teneinde ten behoeve van terreinafscheidingen een grotere hoogte toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

 

8.4.5 Bouwwerken nabij monumentale bomen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.6, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken passend binnen de voor betreffend per-ceel geldende bestemming en passend binnen de overige bestemmingsregels, met dien verstande dat:

a het op te richten bouwwerk geen wezenlijk gevaar, hetzij direct hetzij indirect, mag opleveren voor het voortbestaan van betreffende monumentale boom;

b burgemeester en wethouders ter waarborging van dit voortbestaan aan de vergunning voorwaarden kunnen verbinden.

 

8.4.6 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

a Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de overige regels geldend voor deze bestemming, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.7 (bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen) voor het oprichten van bouwwerken met een groter bebouwingsoppervlak dan 35m² indien:

- is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

- is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

b Afwijken kan verder indien is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:

- het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

- het doen van opgravingen;

- de begeleiding van bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

8.4.7 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

 

8.5 Specifieke gebruiksregels

 

8.5.1 Gebruik

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebruikt conform de in 8.1 omschreven bestemming.

8.5.2 Horeca en kantoren

Horeca en kantoren zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze in directe relatie staan met c.q. ondersteunend en ondergeschikt zijn aan de onder 8.1 onder a genoemde bestemmingsomschrijving ‘maatschappelijke doeleinden’.

8.5.3 Niet door bebouwing gevormde ruimten

De niet door bebouwing gevormde ruimten zijn in te richten als verkeers- en parkeervoorzieningen, verblijfsgebied alsmede groenvoorzieningen.

 

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.6.1 Vergunningplicht beschermzone monumentale boom

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de aanduiding ‘beschermzone monumentale boom’, zijnde binnen een straal van 7,5m vanuit het hart van de stam van een dergelijke boom, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het amoveren van wegen, het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, graafwerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, het ophogen, egaliseren dieper c.q. hoger dan 0,2m;

c het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur;

d het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van de monumentale boom tot gevolg kunnen hebben.

 

8.6.2 Uitzonderingen

Het hierboven onder 8.6.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

a werkzaamheden normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins, mogen worden uitgevoerd.

 

8.6.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld hierboven onder 8.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien die werken of werkzaamheden, dan wel de daarvan, hetzij direct hetzij indirect, te verwachten gevolgen geen wezenlijk gevaar zullen opleveren voor het voortbestaan van betreffende monumentale boom.

 

 
 

 

Artikel 9 Natuur

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de van toepassing zijnde dubbelbestemming(en), bestemd voor:

a het behoud en/of het herstel en/of de uitbreiding van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen en/of ter plaatse gewenste natuurwetenschappelijke, landschapsecologische en/of landschappelijke waarden;

b water;

c voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater;

d extensief recreatief medegebruik.

 

9.2 Bouwregels

 

Behoudens kleinschalige voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik mag op of in de tot 'Natuur' bestemde gronden niet worden gebouwd.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1 Schuil- en schaftgelegenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 ten behoeve van een schuil- of schaftgelegenheid voor personen wier aanwezigheid noodzakelijk is in verband met in het gebied uit te voeren werkzaamheden, met dien verstande dat:

a deze hiertoe onontbeerlijk is;

b deze geen caravan, woon- of stacaravan, dan wel een ander voor verblijf geschikt

onderkomen betreft;

c het oppervlak van dit bouwwerk maximaal 20m² bedraagt;

d de hoogte van dit bouwwerk maximaal 3m bedraagt.

 

9.3.2 Bouwwerken ten dienste van het extensief recreatief medegebruik

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 ten behoeve van bouwwerken ten dienste van het extensief recreatief medegebruik, met dien verstande dat:

a het oppervlak van bouwwerken maximaal 20m² bedraagt;

b de hoogte van bouwwerken maximaal 3m bedraagt.

 

9.3.3 Geen vergunning

Indien door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van bouwwerken onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden, wordt geen vergunning verleend.

 

9.3.4 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval

gerekend het gebruik van de gronden:

a als staanplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in het gebied uit te voeren werken of werkzaamheden;

b voor sport- en wedstrijdterrein, kampeer- of caravanterreinen, campings, parkeerterreinen;

c voor het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport en modelvliegtuigsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen;

d voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen;

e als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;

f voor het scheuren van grasland;

g voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ten behoeve van doeleinden omschreven hierboven onder a t/m f.

 

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

a het amoveren van wegen, het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren dieper c.q. hoger dan 0,3m;

c het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;

d het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.

 

9.5.2 Uitzonderingen

Het hierboven onder 9.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

a werkzaamheden normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;

d werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning mogen worden uitgevoerd;

e het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan bestaande bodemgebruik.

 

9.5.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld hierboven onder 9.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect, te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel omschreven doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden verkleind.

 
 

Artikel 10 Verkeer

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de van toepassing zijnde dubbelbestemming(en), bestemd voor:

a wegen, bestaande uit maximaal twee rijstroken;

b voet- en fietspaden;

c verblijfsdoeleinden;

d parkeervoorzieningen;

e geluidwerende voorzieningen;

f groenvoorzieningen;

g openbare nutsvoorzieningen;

h voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater;

een en ander met de daarbij behorende kunstwerken, speel- en straatmeubilair en overige

voorzieningen ten behoeve van of ten dienste van het wegverkeer, zoals abri’s en stallingruimten

met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstof , met of zonder lpg en/of propaan.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

De hoogte en oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de bestemming mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen.

 

10.2.2 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

De hoogte en oppervlakte van bouwwerken ten dienste van het openbare nut mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen, met uitzondering van bouwwerken rechtstreeks ten behoeve van de verlichting alsmede van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer dienend, waarvan de hoogte maximaal 8m mag bedragen.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van antennes en vlaggenmasten die maximaal 8 m hoog mogen zijn.

 

10.2.4 Bouwwerken nabij monumentale bomen

Geen bouwwerken mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'beschermzone monumentale boom', zijnde binnen een straal van 7,5m vanuit het hart van de stam van een dergelijke boom.

 

10.2.5 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

Behoudens bouwwerken met een bebouwingsoppervlak tot maximaal 35m² mogen geen bouwwerken worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'beschermzone archeologische vindplaats', zijnde binnen een straal van 50m vanuit de feitelijke locatie van dergelijke archeologische vindplaats.

 

10.2.6 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten

Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 15 van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouw-werkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:

a het treffen van technische maatregelen waardoor de vondsten (monumenten) in de bodem kunnen worden behouden;

b het doen van opgravingen;

c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

10.2.7 Gebouwen nabij (riool)gemaal

Geen nieuwe gebouwen, daaronder mede begrepen uitbreiding van bestaande gebouwen, ten behoeve van geurgevoelige functies mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – geurzone’.

 

10.2.8 Bouwwerken binnen vrijwaringszone - straalpad

Voorzover niet reeds in het vorenstaande uitgesloten, mogen binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' geen bouwwerken hoger dan 20m worden opgericht.

 

10.3 Nadere eisen

 

10.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

a de situering en maatvoering van de bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, dan wel indien zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;

b de situering en maatvoering van de bebouwing ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.

 

10.3.2 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen, c.q ten aanzien van een voorgenomen nadere eis wordt de in

artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

10.4 Afwijken van de bouwregels

 

10.4.1 Groter(e) oppervlak en/of hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1, 10.2.2 en 10.2.3, teneinde ten behoeve van een gebouw en bouwwerken een groter(e) oppervlak en/of hoogte toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:  

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

c de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

 

10.4.2 Bouwwerken nabij monumentale bomen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.4, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken passend binnen de voor betreffend per-ceel geldende bestemming en passend binnen de overige bestemmingsregels, met dien verstande dat:

a het op te richten bouwwerk geen wezenlijk gevaar, hetzij direct hetzij indirect, mag opleveren voor het voortbestaan van betreffende monumentale boom;

b burgemeester en wethouders ter waarborging van dit voortbestaan aan de vergunning voorwaarden kunnen verbinden.

 

10.4.3 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

a Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de overige regels geldend voor deze bestemming, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.5 (bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen), voor het oprichten van bouwwerken met een groter bebouwingsoppervlak dan 35m² indien:

- is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

- is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

b Afwijken kan verder indien is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:

- het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

- het doen van opgravingen;

- de begeleiding van bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

10.4.4 Gebouwen nabij (riool)gemaal

a Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.7 (gebouwen nabij (riool)gemaal), ten behoeve van het oprichten van gebouwen passend binnen de voor betreffend perceel geldende bestemming en passend binnen de overige bestemmingsregels, voor zover deze gebouwen, c.q. de daarin functionerende functies, geen onacceptabele schade of hinder ondervinden of kunnen ondervinden van het (riool)gemaal.

b Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikellid wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van het (riool)gemaal; de beslissing met betrekking tot deze vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

 

10.4.5 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.5.1 Vergunningplicht beschermzone monumentale bomen

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de aanduiding ‘beschermzone monumentale boom’, zijnde binnen een straal van 7,5 m vanuit het hart van de stam van een dergelijke boom, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a het amoveren van wegen, het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, graafwerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, het ophogen, egaliseren dieper c.q. hoger dan 0,2m;

c het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur;

d het het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van de monumentale boom tot gevolg kunnen hebben.

 

10.5.2 Uitzonderingen

Het hierboven onder 10.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

a werkzaamheden normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning mogen worden uitgevoerd.

 

10.5.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld hierboven onder 10.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien die werken of werkzaamheden, dan wel de daarvan, hetzij direct hetzij indirect, te verwachten gevolgen geen wezenlijk gevaar zullen opleveren voor het voortbestaan van betreffende monumentale boom.

 
 

Artikel 11 Verkeer, Railverkeer

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer, railverkeer’ aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de van toepassing zijnde dubbelbestemming(en), bestemd voor:

a railverkeer;

b met spoorrail kruisende wegen, bestaande uit maximaal twee rijstroken, onderdoorgangen, viaducten;

c geluidwerende voorzieningen;

d groenvoorzieningen;

e voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater;

f openbare nutsvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende kunstwerken en voorzieningen alsmede voorzieningen ten behoeve van of ten dienste van het railverkeer, zoals halteplatforms, abri’s en stallingruimten.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Gebouwen

De hoogte en oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de bestemming mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen.

 

11.2.2 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

De hoogte en oppervlakte van bouwwerken ten dienste van het openbare nut mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen, met uitzondering van bouwwerken rechtstreeks ten behoeve van de verlichting alsmede van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer dienend, waarvan de hoogte maximaal 8m mag bedragen.

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a Een halteplatform is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation'.

b De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen, behoudens bouwwerken ten behoeve van een viaduct/brug in een met het spoorrail kruisende verkeersweg, waarvan de hoogte maximaal 10m mag bedragen, alsmede met uitzondering van antennes en reclamemasten die maximaal 8m hoog mogen zijn.

 

11.2.4 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten

Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 15 van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:

a het treffen van technische maatregelen waardoor de vondsten (monumenten) in de bodem kunnen worden behouden;

b het doen van opgravingen;

c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

11.2.5 Gebouwen nabij (riool)gemaal

Geen nieuwe gebouwen, daaronder mede begrepen uitbreiding van bestaande gebouwen, ten behoeve van geurgevoelige functies mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – geurzone’.

 

11.2.6 Bouwwerken binnen vrijwaringszone - straalpad

Voorzover niet reeds in het vorenstaande uitgesloten, mogen binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' geen bouwwerken hoger dan 20m worden opgericht.

 

 

 

11.3 Nadere eisen

 

11.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

a de situering en maatvoering van de bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, dan wel indien zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;

b de situering en maatvoering van de bebouwing ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.

 

11.3.2 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen, c.q ten aanzien van een voorgenomen nadere eis wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

 

11.4.1 Groter(e) oppervlak en/of hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1, 11.2.2 en 11.2.3 teneinde ten behoeve van een gebouw en bouwwerken een groter(e) oppervlak en/of hoogte toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

c de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

 

11.4.2 Gebouwen nabij (riool)gemaal

a Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.5 (gebouwen nabij (riool)gemaal), ten behoeve van het oprichten van gebouwen passend binnen de voor betreffend perceel geldende bestemming en passend binnen de overige bestemmingsregels, voor zover deze gebouwen, c.q. de daarin functionerende functies, geen onacceptabele schade of hinder ondervinden of kunnen ondervinden van het (riool)gemaal.

b Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikellid wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van het (riool)gemaal; de beslissing met betrekking tot deze vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

 

11.4.3 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.


 

Artikel 12 Wonen

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a wonen;

b detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

c bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';

d dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

e rijksmonumenten, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

f een prostitutiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bordeel';

g verkeers- en parkeervoorzieningen;

h clusters garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen -garageboxen’;

i groenvoorzieningen;

j voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater;

k openbare nutsvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen zoals tuinen, erven, speel-

en straatmeubilair.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Hoofdgebouwen

Met betrekking tot hoofdgebouwen geldt het volgende:

a hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Daarbij dient woningbouw binnen het bouwvlak georiënteerd te zijn richting straat of plein;

b woningbouwmogelijkheden:

 

Bouwlocatie

Bouwtitel

Voorwaarden: o.a.:

 

 

 

 

bouw woning (onbebouwd perceel)

rechtstreeks

binnen bouwvlak, met inachtneming geldende bouwregels (art. 12.2)

 

 

 

sloop met terugbouw woning ter plaatse van een perceel in een bouwvlak met maximaal 2 bouw- lagen

rechtstreeks

binnen bestaand bouwvlak, waarbij toevoeging aan woningvoorraad: kleiner of gelijk is aan 0, met inacht- neming geldende bouwregels (art. 12.2)

 

 

 

sloop met terugbouw meergezinswoningen; splitsen woning; bouw meergezinswoningen ter plaatse van een bouwperceel in een bouwvlak met 3 of meer bouwlagen

rechtstreeks

uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak met aanduiding drie of meer bouwlagen, waarbij maximum aantal wooneenheden/woningen gelijk is aan aangegeven maximum aantal bouwlagen, en met inacht- neming geldende bouwregels (art. 12.2)

 

 

 

bouw incidentele woning, ter plaats van 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' (gaten in/opvulling straatwand)

eventueel via wijzigingsbevoegd- heid (12.8)

binnen nieuw te creëren bouwvlak ten behoeve van uit maximaal twee bouwlagen bestaande grond- gebonden woning, waarbij toevoeging aan woningvoorraad: gelijk is aan 1, met inachtneming geldende bouwregels (art. 12.2)

 

 

 

herstructureringslocaties:

-Kommerveldln./Laurastr. [16];

-Gulikstr./Russelstr./Bongartsstr.[46

rechtstreeks

binnen aangeduid bouwvlak, waarbij toevoeging aan woningvoorraad: kleiner of gelijk is aan 0, met

inachtneming geldende bouwregels (art. 12.2)

 

 

 

 

 

 

Bouwlocatie

Bouwtitel

Voorwaarden o.a.:

 

 

 

 

herstructureringslocaties: ter plaatse van 'wro-zone - wijzigingsgebied 2':

-Burg. Dohmenplein [48];

-Holtskuilenstr. [20];

-Van Meertenstr. [20];

-Henckenstr/Terheidenstr. [8]

eventueel via wijzigingsbevoegd- heid (art. 12.8)

in het kader van herstructurering, binnen nieuw te creëren bouwvlak, waarbij toevoeging aan woningvoorraad: kleiner of gelijk is aan 0, met inachtneming geldende bouwregels (art. 12.2)

 

 

 

Bouw meerdere woningen, ter plaatse van 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' (oostzijde R.K kerk Johannes de Doper)

eventueel via wijzigingsbevoegd- heid (12.8)

binnen nieuw te creëren bouwvlak(ken), ten behoeve van uit maximaal twee bouwlagen bestaande grondgebonden woningen; maximaal 20 reguliere woningen dan wel maximaal 40 zorgwoningen; evenwel slechts indien een extra afname van woningen ter plaatse van de herstructureringslocaties in plangebied is dan wel wordt bewerkstelligd, of in kader van kwaliteitsverbetering, c.q. aantrekkende vraag naar –bijzondere- vormen van wonen; en mits met instemming Regio Parkstad Limburg, en met inachtneming geldende bouwregels (art. 12.2)

 

 

 

 

c de voorgevel van het hoofdgebouw dient in, dan wel evenwijdig, daarbij maximaal 1m achter de voor betreffend perceel aangegeven naar de weg gekeerde bouwvlakgrens, te worden aangezet

d voor het aantal bouwlagen van hoofdgebouwen geldt de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'; daar waar geen bouwlaag is aangeduid , kan maximaal in twee bouwlagen worden gebouwd. Tot een maximum aantal bouwlagen van twee kunnen uitsluitend grondgebonden woningen worden opgericht; vanaf drie bouwlagen zijn meergezinswoningen toegestaan;

e met betrekking tot de overige maatvoeringen gelden de in het navolgende schema opgenomen maten:

 

 

woningklasse

minimale breedte hoofdgebouw

minimale afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens

 

 

-

grondgebonden; vrijstaand:

6m

3m

 

 

grondgebonden; halfvrijstaand:

5,5m

3m (aan één zijde)

 

 

grondgebonden; aaneengesloten:

5,5m

-

 

 

meergezins; gestapeld:

5,5m

-

 

 

f de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de diepte van het voor betreffend bouwperceel opgenomen bouwvlak. Het bebouwingspercentage van een in voorgaande hoofdzin genoemd bouwvlak bedraagt maximaal 100.

 

12.2.2 Bijgebouwen

Bijgebouwen mogen worden opgericht, vrijstaand van dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw, daaronder mede begrepen de van het hoofdgebouw deel uitmakende aanbouw, met dien verstande dat:

a de goothoogte maximaal 3m mag bedragen;

b het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen niet meer dan 70m² per bouwperceel mag bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 50.

 

12.2.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

De hoogte en oppervlakte van bouwwerken ten dienste van het openbare nut mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen, met uitzondering van bouwwerken rechtstreeks ten behoeve van de verlichting alsmede van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer dienend, waarvan de hoogte maximaal 8m mag bedragen.

 

12.2.4 Rijksmonumenten

Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ geldt het behoud van de ter plaatse bestaande Rijksmonumenten; slechts mag worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is ten behoeve van de inrichting voor woondoeleinden en/of het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

- geen wezenlijke verandering wordt gebracht in het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;

- de gevels van de gebouwen in de op de plankaart aangegeven bouwvlak moeten worden gehandhaafd.

 

12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3m bedragen, met uitzondering van antennes en vlaggenmasten die maximaal 8m hoog mogen zijn;

b De hoogte van de terreinafscheidingen achter de naar de straatzijde gekeerde gevels, voor zover deze als bouwwerken, geen gebouw zijnde kunnen worden aangemerkt, mag niet meer dan 2m bedragen.

 

12.2.6 Garageboxen

Ten behoeve van het scheppen van overdekte parkeergelegenheid voor aan- en omwonenden kan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - garageboxen’ overdekte autostalling worden gerealiseerd. De goothoogte van de ten behoeve van de overdekte autostalling op te richten bebouwing mag maximaal 3m bedragen.

 

12.2.7 Bouwwerken nabij monumentale bomen

Geen bouwwerken mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding ‘beschermzone monumentale boom’, zijnde binnen een straal van 7,5m vanuit het hart van de stam van een dergelijke boom.

 

12.2.8 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

Behoudens bouwwerken met een bebouwingsoppervlak tot maximaal 35m² mogen geen bouwwerken worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'beschermzone archeologische vindplaats', zijnde binnen een straal van 50m vanuit de feitelijke locatie van dergelijke archeologische vindplaats.

 

12.2.9 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten

Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 15 van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:

a het treffen van technische maatregelen waardoor de vondsten (monumenten) in de bodem kunnen worden behouden;

b het doen van opgravingen;

c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

12.2.10 Gebouwen nabij (riool)gemaal

Geen nieuwe gebouwen, daaronder mede begrepen uitbreiding van bestaande gebouwen, ten behoeve van geurgevoelige functies mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – geurzone’.

 

12.2.11 Gebouwen met de aanduiding detailhandel, dienstverlening, bedrijf

Bestaande (hoofd)gebouwen aangeduid met de functies 'detailhandel', 'dienstverlening' of 'bedrijf' kunnen -in afwijking van het in 12.2.1 bepaalde- ten behoeve en ten dienste van deze functies uitbreiden tot ten hoogste 15% van het bestaande, door aanduidingsgrenzen gevormde aanduidingsvlak.

 

12.2.12 Bouwwerken binnen vrijwaringszone - straalpad

Voorzover niet reeds in het vorenstaande uitgesloten, mogen binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' geen bouwwerken hoger dan 20m worden opgericht.

 

12.3 Nadere eisen

 

12.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

a de situering en maatvoering van de bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, dan wel indien zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;

b de situering en maatvoering van de bebouwing ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.

 

12.3.2 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen, c.q ten aanzien van een voorgenomen nadere eis wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

12.4 Ontheffing van de bouwregels

 

12.4.1 Voorgevel, maatvoering, diepte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a 12.2.1 onder c, voor het op een grotere afstand dan 1m aanzetten van de voorgevel achter de voor betreffend perceel aangegeven naar de weg gekeerde bouwvlakgrens;

b 12.2.1 onder e, indien bij een strikte naleving van deze bepaling een concrete en stedenbouwkundig verantwoorde invulling van een bouwperceel niet mogelijk is, teneinde van de aldaar voorgeschreven maat af te wijken;

c 12.2.1 onder f, voor wonen bestemde hoofdgebouwen, daaronder mede begrepen aanbouwen, met een grotere diepte dan geldend voor het betreffend bouwperceel opgenomen bouwvlak, evenwel steeds tot maximaal 15m.

 

12.4.2 Groter bijgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2 voor het oprichten van bijgebouwen met een gezamenlijk oppervlak groter dan 70m²;

a tot een gezamenlijk oppervlak van 90m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, meer dan 30m diep is dan wel indien het bouw-perceel groter is dan 250m²;

b tot een gezamenlijk oppervlak van 120m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, meer dan 50m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 500m²;

c tot een gezamenlijk oppervlak van 130m² indien het bouwperceel groter is dan 750m²;

mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

- er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor bezonning en daglicht-toetreding p aangrenzende percelen;

- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad;

- de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld worden niet onevenredig geschaad.

 

12.4.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.3, teneinde ten behoeve van bouwwerken ten dienste van het openbaar nut, parkeren en het voetgangersgebied een groter(e) hoogte en/of oppervlak toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

c de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

 

12.4.4 Terreinafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.5, teneinde ten behoeve van terreinafscheidingen een grotere hoogte toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

 

12.4.5 Bouwwerken nabij monumentale boom

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.7, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken passend binnen de voor betreffend perceel geldende bestemming en passend binnen de overige bestemmingsregels, met dien verstande dat:

a het op te richten bouwwerk geen wezenlijk gevaar, hetzij direct hetzij indirect, mag opleveren voor het voortbestaan van betreffende monumentale boom;

b burgemeester en wethouders ter waarborging van dit voortbestaan aan de vergunning voorwaarden kunnen verbinden.

 

12.4.6 Bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen

a Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de overige regels geldend voor deze bestemming, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.8 (bouwwerken nabij archeologische vindplaatsen) voor het oprichten van bouwwerken met een groter bebouwingsoppervlak dan 35m² indien:

- is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

- is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

b Afwijken kan indien is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:

- het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

- het doen van opgravingen;

- de begeleiding van bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

12.4.7 Gebouwen nabij (riool)gemaal

a Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.10 (gebouwen nabij (riool)gemaal), ten behoeve van het oprichten van gebouwen passend binnen de voor betreffend perceel geldende bestemming en passend binnen de overige bestemmingsregels, voor zover deze gebouwen, c.q. de daarin functionerende functies, geen onacceptabele schade of hinder ondervinden of kunnen ondervinden van het (riool)gemaal.

b Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikellid wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van het (riool)gemaal; de beslissing met betrekking tot deze vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

 

12.4.8 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

12.5 Specifieke gebruiksregels

 

12.5.1 Wonen

Voorop staat het streven naar behoud van en, via vervangende nieuwbouw of herbouw, kwalitatieve versterking van de woonfunctie. De gronden en opstallen mogen uitsluitend voor dan wel ten dienste van het wonen worden gebruikt. Het wonen is alleen toegestaan in een hoofdgebouw en dient georiënteerd te zijn op één der straten of pleinen.

 

12.5.2 Overige functies

a In afwijking van het in 12.5.1. bepaalde, zijn detailhandel, dienstverlening alsmede bedrijven alleen toegestaan ter plaatse waar deze functies zijn aangeduid, evenwel uitsluitend op de beganegrondlaag.

b Nieuwe bedrijven in een aangeduid bedrijfspand zijn slechts toelaatbaar voor zover ze voorkomen onder milieucategorie A en B, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten in de bijlage bij deze regels, evenwel uitsluitend voor zover deze bedrijven niet zijn aan te merken als externe veiligheidsinrichtingen of geluidshinderlijke inrichtingen.

 

12.5.3 Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, parkeren en het voetgangersgebied zijn alleen toegestaan indien zij ter plaatse noodzakelijk zijn en geen onevenredige afbreuk doen aan een of meer functies van onderhavig gebied.

 

12.5.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval gerekend:

a zelfstandige bewoning, voor zover het betreft bijgebouwen;

b het in overwegende mate gebruiken van particuliere - althans niet openbare - gronden, gelegen vóór de voorgevel van de woningen, ten behoeve van het stallen van motorvoertuigen en de opslag van caravans.

 

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.6.1 Ambachtelijke, c.q. consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.5.1 voor het gebruik van een gedeelte van een voor wonen bestemd hoofdgebouw, met daarbij behorende bijgebouwen, voor ambachtelijke, c.q consument verzorgende bedrijfsactiviteiten, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en mits de te ontplooien activiteiten:

a een kleinschalig karakter heeft;

b geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het milieu oplevert;

c geen afbreuk doet aan het (woon)karakter van de buurt, in voorkomend geval geen afbreuk doet aan het monumentale karakter van de bebouwing en geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; alsmede waarbij:

d detailhandel in beperkte mate als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan uitsluitend voor zover deze detailhandel verband houdt met de betreffende (consument verzorgend) ambachtelijke bedrijfsactiviteit alsmede met goederen die ter plaatse in het kader van de betreffende bedrijfsactiviteit zijn vervaardigd.

 

12.6.2 Bed and breakfastvoorziening

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.5.1 voor het gebruik van een gedeelte van een voor wonen bestemd hoofdgebouw, met daarbij behorende bijgebouwen, voor een bed and breakfastvoorziening mits de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en mits:

a het pand waarin de voorziening wordt opgenomen heeft een minimale inhoud van 750 m³, met in acht name van een afwijking van 15%;

b de voorziening binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;

c de voorziening dient in functionele en (bedrijfs)economische zin een ondergeschikte activiteit te betreffen;

d de voorziening mag niet functioneren als een zelfstandige woning;

e het maximaal aantal personen dat per voorziening gebruikt maakt van bed and breakfast bedraagt 6; de voorziening mag maximaal op dit aantal zijn ingericht;

f er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad;

g het woon- en leefklimaat mag niet onaanvaardbaar worden aangetast; de voorziening heeft geen onevenredig nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer, het parkeren daaronder begrepen, noch op de verkeersveiligheid.

 

12.6.3 Bedrijfsactiviteiten in een bestaand bedrijfspand

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.5.2 onder b voor het toelaatbaar stellen van nieuwe, binnen de woonomgeving passende bedrijfsactiviteiten in een bestaand bedrijfspand, voor zover deze qua aard vergelijkbaar zijn met de categorieën A en B zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten in de bijlage van deze regels en mits de te ontplooien bedrijfsactiviteit:

a gelet op haar situering ten opzichte van de woonbebouwing, het woon- en leefklimaat niet onaanvaardbaar aantast; de te ontplooien activiteit mag, gelet op haar aard, omvang en uitstraling, geen wezenlijke afbreuk doen, hetzij direct hetzij indirect, aan het (woon)karakter van de buurt;

b geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het milieu oplevert;

c geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer noch op de verkeersveiligheid;

d niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden noch dat uit ruimtelijk ordeningsoogpunt de belangen van derden onevenredig worden geschaad;

e uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is.

 

12.6.4 Procedure

Bij het afwijken van de gebruiksregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

12.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.7.1 Vergunningplicht beschermzone monumentale bomen

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de aanduiding ‘beschermzone monumentale boom’, zijnde binnen een straal van 7,5m vanuit het hart van de stam van een dergelijke boom, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a het amoveren van wegen, het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, graafwerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, het ophogen, egaliseren dieper c.q. hoger dan 0,2m;

c het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur;

d het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van de monumentale boom tot gevolg kunnen hebben.

 

12.7.2 Uitzonderingen

Het hierboven onder 12.7.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

a werkzaamheden normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning mogen worden uitgevoerd;

 

12.7.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld hierboven onder 12.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien die werken of werkzaamheden, dan wel de daarvan, hetzij direct hetzij indirect, te verwachten gevolgen geen wezenlijk gevaar zullen opleveren voor het voortbestaan van betreffende monumentale boom.

 

12.8 Wijzigingsbevoegdheid

 

12.8.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’ het plan te wijzigen in die zin dat ter plaatse bouwvlakken kunnen worden gecreëerd dit uitsluitend ten behoeve van het realiseren van uit maximaal twee bouwlagen bestaande grondgebonden woningen, mits met inachtneming van de overige bouwregels genoemd in 12.2.

 

12.8.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 2’ de situering en maatvoering van de ter plaatse gelegen bouwvlakken te wijzigen, daaronder mede begrepen het verwijderen van de bouwvlakken, mits deze wijzigingsbevoegdheid alleen wordt toegepast in het kader van de uitvoering van de herstructurering, dit ten behoeve van de opwaardering van betreffende woongebieden, en mits met inachtneming van de overige bouwregels genoemd in 12.2.

 

12.8.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 3

a Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 3’ het plan te wijzigen in die zin dat ter plaatse bouwvlakken kunnen worden gecreëerd dit uitsluitend ten behoeve van het realiseren van uit maximaal twee bouwlagen bestaande grondgebonden woningen, tot een maximum van twintig woningen, dan wel voor het realiseren van zorgwoningen, tot een maximum van veertig woningen, en mits met inachtneming van de overige bouwregels genoemd in 12.2.

b Wijziging is alleen toegestaan indien de bouwplannen waarop de wijziging betrekking heeft, passen binnen de regionale afspraken over de verdeling van woningbouw, c.q. dat ter zake van de woningbouwinvulling regionale afstemming heeft plaatsgevonden.

 

12.8.4 Specifieke vorm van wonen - garageboxen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van grootschalige achterterreinen het plan te wijzigen in die zin dat ter plaatse de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – garageboxen’ wordt gecreëerd; dit uitsluitend ten behoeve van het realiseren van overdekte parkeergelegenheid (garageboxen) voor aan- en omwonenden tot een maximum aantal van 20 per te realiseren parkeercluster en mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad;

b het woon- en leefklimaat mag niet onaanvaardbaar worden aangetast;

c de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

 

12.8.5 Procedure

Bij het wijzigen van het plan op basis van het in dit artikellid bepaalde wordt de in artikel 22.1.2 opgenomen procedure gevolgd.

 
 

Artikel 13 Leiding - Gas

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, aanleg, instandhouding en onderhoud van de hogedruk aardgastransportleiding.

 

13.2 Bouwregels

Op en in de voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

13.3.1 Afwijken voor bebouwing toegestaan ingevolge andere bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse op de plankaart aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.

 

13.3.2 Inwinnen advies

Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikellid wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in 13.1 bedoelde leiding; de beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

 

13.3.3 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

a het aanbrengen van gesloten verhardingen;

b het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;

c het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk;

d het ophogen van gronden;

e het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

f het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

g het indrijven van voorwerpen in de bodem.

 

13.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 13.4.1 is niet van toepassing voor:

a werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;

c werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.

 

13.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.

 

13.4.4 Inwinnen advies

Een vergunning als bedoeld in 13.4.1 wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de in 13.1 bedoelde leiding; de beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

 

13.5 Voorrangsbepaling

 

13.5.1 Voorrang met betrekking tot enkelbestemmingen

Ingeval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen, niet zijnde de dubbelbestemmingen, op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

13.5.2 Voorrang met betrekking tot dubbelbestemmingen

Bij het overlappen van dubbelbestemmingen is ter zake van de voorrang de volgende volgorde van toepassing.

 

Dubbelbestemming

Artikel

Volgorde in voorrang

 

Leiding - Gas

13

5

Leiding - Riool

14

6

Waarde - Archeologie

15

1

Waarde - Cultuurhistorie

16

2

Waterstaat - Waterbergingsgebied

17

4

Waterstaat - Waterlopen

18

3

 

 
 

Artikel 14 Leiding - Riool

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming aanleg, instandhouding en onderhoud van een stamriooltransportleiding.

 

14.2 Bouwregels

Op en in de voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

14.3 Afwijken van de bouwregels

 

14.3.1 Afwijken voor bebouwing toegestaan ingevolge andere bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse op de plankaart aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.

 

14.3.2 Inwinnen advies

Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikellid wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in 14.1 bedoelde leiding; de beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

 

14.3.3 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

 

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

a het aanbrengen van gesloten verhardingen;

b het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;

c het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,3m;

d het bodemniveau te wijzigen;

e het heien of anderszins voorwerpen in de grond te brengen.

 

14.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 14.4.1 is niet van toepassing voor:

a werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;

c werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

d werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.

 

14.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.

 

14.4.4 Inwinnen advies

Een vergunning als bedoeld in 14.4.1 wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de in 14.1 bedoelde leiding; de beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

 

14.5 Voorrangsbepaling

 

14.5.1 Voorrang met betrekking tot enkelbestemmingen

Ingeval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen, niet zijnde de dubbelbestemmingen, op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

14.5.2 Voorrang met betrekking tot dubbelbestemmingen

Bij het overlappen van dubbelbestemmingen is ter zake van de voorrang de volgende volgorde van toepassing.

 

Dubbelbestemming

Artikel

Volgorde in voorrang

 

Leiding - Gas

13

5

Leiding - Riool

14

6

Waarde - Archeologie

15

1

Waarde - Cultuurhistorie

16

2

Waterstaat - Waterbergingsgebied

17

4

Waterstaat - Waterlopen

18

3

 

 
 

Artikel 15 Waarde - Archeologie

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden, c.q gelden als archeologisch verwachtingsgebied.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Vaststellen archeologische waarde

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken ten behoeve van andere krachtens dit plan voor deze gronden aangewezen bestemmingen, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.

 

15.2.2 Verlenen vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 15.2.1 genoegzaam blijkt dat:

a er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;

b schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

 

15.2.3 Voorschriften aan vergunning

In de situatie als bedoeld in 15.2.2 onder b kunnen burgemeester en wethouders voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:

a het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

b het doen van opgravingen;

c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

15.2.4 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in 15.2.3, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

 

15.2.5 Vaststellen archeologische waarde niet nodig

Het bepaalde in 15.2.1 tot en met 15.2.4 is niet van toepassing indien de aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op:

a bouwwerken binnen de aanduiding 'historische dorpskern' waarvan het te bebouwen oppervlak een omvang heeft van maximaal 100m².

b bouwwerken binnen onderhavige dubbelbestemming doch gelegen buiten de aanduiding 'historische dorpskern' waarvan het te bebouwen oppervlak een omvang heeft van maximaal 150m².

 

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

a grondwerkzaamheden dieper dan 0,4m, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

b het verlagen of verhogen van het waterpeil;

c het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

d het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

15.3.2 Vaststellen archeologische waarde

De aanvrager van een vergunning, als bedoeld in 15.3.1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.

 

15.3.3 Verlenen vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 15.3.2 genoegzaam blijkt dat:

a er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;

b schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften.

 

15.3.4 Voorschriften aan vergunning

In de situatie als bedoeld in 15.3.3, onder b, kunnen burgemeester en wethouders voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:

a het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

b het doen van opgravingen;

c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

15.3.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in 15.3.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

 

15.3.6 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 15.3.1 is niet van toepassing indien:

a op basis van eerder onderzoek is aangetoond dat de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b de werken en/of werkzaamheden:

- worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop 15.2.1 van toepassing is;

- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning of een ontgrondingsvergunning;

- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van dit plan;

- behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, water daaronder begrepen, alsmede van de daarin gelegen ondergrondse leidingen; onder normaal onderhoud wordt tevens verstaan het in hetzelfde leidingentracé vervangen van bestaande ondergrondse leidingen met daarbij behorende bouwwerken;

c de werken en/of werkzaamheden ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

d de werken en/of werkzaamheden betrekking hebben op een grondoppervlak tot ten hoogste 100m², of een lengte tot ten hoogste 50m, met een diepte tot 1,5m.

 

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

15.4.1 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

a de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

- op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

- wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;

b de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijk dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

15.4.2 Procedure

Bij het wijzigen van het plan op basis van het in dit artikellid bepaalde wordt de in artikel 22.1.2 opgenomen procedure gevolgd.

 

15.5 Voorrangsbepaling

 

15.5.1 Voorrang met betrekking tot enkelbestemmingen

Ingeval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

15.5.2 Voorrang met betrekking tot dubbelbestemmingen

Bij het overlappen van dubbelbestemmingen is ter zake van de voorrang de volgende volgorde van toepassing.

 

Dubbelbestemming

Artikel

Volgorde in voorrang

 

Leiding - Gas

13

5

Leiding - Riool

14

6

Waarde - Archeologie

15

1

Waarde - Cultuurhistorie

16

2

Waterstaat - Waterbergingsgebied

17

4

Waterstaat - Waterlopen

18

3

 

 
 

Artikel 16 Waarde - Cultuurhistorie

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor monumentale woningen [Monumentale woongroep Hopel] met specifieke bouwregels.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Bouwen

Met betrekking tot de onder 16.1 genoemde gronden geldt voor wat betreft de ter plaatse gelegen eengezinshuizen, dat slechts mag worden gebouwd indien en voorzover zulks nodig is ten behoeve van de inrichting voor woondoeleinden en/of het behoud en/of het herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

a geen wezenlijke verandering wordt gebracht in het stedenbouwkundig beeld zoals dit nader tot uitdrukking komt op de gevelschema’s respectievelijk kappenkaart, die zijn opgenomen in bijlage 2 van deze regels;

b de gevels van de gebouwen in de op de plankaart aangegeven bouwvlak moeten worden gehandhaafd.

 

16.2.2 Bergingen

Met betrekking tot de onder 16.1 genoemde gronden geldt ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - berging’ gelegen bergingen, behorende bij de hierboven onder 16.2.1 genoemde eengezinshuizen, dat slechts mag worden gebouwd indien en voorzover zulks nodig is voor het behoud en/of het herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

a de goothoogte van de bergingen maximaal 3m mag bedragen;

b de oppervlakte per berging maximaal 16m² mag bedragen;

c de dakinrichting van de bergingen, zoals nader aangegeven op de kappenkaart zoals deze is opgenomen in bijlage 2 van deze regels, niet mag worden gewijzigd.

 

16.2.3 Andere bouwwerken

Op de overige gronden mag niet worden gebouwd, behoudens andere bouwwerken welke naar aard en afmetingen passen bij een eengezinshuis behorende particuliere groenvoorziening.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

 

16.3.1 Bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.3 voor het oprichten van bijgebouwen, als bedoeld in artikel 12.2.2, ter plaatse van de bij de – monumentale - eengezinswoningen behorende particuliere groenvoorziening, met dien verstande dat in afwijking van het in artikel 12.2.2 bepaalde:

a het bijgebouw vrijstaand van de op het perceel gelegen eengezinswoning en berging dient te worden opgericht;

b de dakhelling van het bijgebouw maximaal 60° mag bedragen;

c de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen, daaronder mede begrepen de bergingen, per eengezinswoning niet meer dan 40 m² mag bedragen.

 

16.3.2 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

16.4 Voorrangsbepaling

 

16.4.1 Voorrang met betrekking tot enkelbestemmingen

Ingeval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

 

16.4.2 Voorrang met betrekking tot dubbelbestemmingen

Bij het overlappen van dubbelbestemmingen is ter zake van de voorrang de volgende volgorde van toepassing.

 

Dubbelbestemming

Artikel

Volgorde in voorrang

 

Leiding - Gas

13

5

Leiding - Riool

14

6

Waarde - Archeologie

15

1

Waarde - Cultuurhistorie

16

2

Waterstaat - Waterbergingsgebied

17

4

Waterstaat - Waterlopen

18

3

 

 
 

 

 

Artikel 17 Waterstaat - Waterbergingsgebied

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

a De voor ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het ontvangen, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

b Op de gronden van onderhavige bestemming zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

 

17.2 Bouwregels

Op de voor ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken van geringe omvang worden gebouwd, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterberging, c.q. bergingsvoorziening, met dien verstande dat de hoogte maximaal 3m mag bedragen.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

 

17.3.1 Afwijken voor bebouwing toegestaan ingevolge andere bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse op de plankaart aangewezen andere bestemming, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan (de functies van) de waterberging, c.q. bergingsvoorziening.

 

17.3.2 Inwinnen advies

Bij de besluitvorming omtrent het verlenen van de vergunning als bedoeld in 17.3.1 betrekken burgemeester en wethouders het advies van het Waterschap Roer en Overmaas. De beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan het Waterschap medegedeeld.

 

17.3.3 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

a het aanbrengen van gesloten verhardingen;

b het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;

c het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,3m;

d het ophogen van gronden.

 

17.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 17.4.1 is niet van toepassing voor:

a werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;

c werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

d werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.

 

17.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 17.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterhuishoudkundige functies als bedoeld in 17.1 onder a.

 

17.4.4 Inwinnen advies

Een vergunning als bedoeld in 17.4.1 wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van het Waterschap Roer en Overmaas. De beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan het Waterschap medegedeeld.

 

17.5 Voorrangsbepaling

 

17.5.1 Voorrang met betrekking tot enkelbestemmingen

Ingeval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen, niet zijnde de dubbelbestemmingen, op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

17.5.2 Voorrang met betrekking tot dubbelbestemmingen

Bij het overlappen van dubbelbestemmingen is ter zake van de voorrang de volgende volgorde van toepassing.

 

Dubbelbestemming

Artikel

Volgorde in voorrang

 

Leiding - Gas

13

5

Leiding - Riool

14

6

Waarde - Archeologie

15

1

Waarde - Cultuurhistorie

16

2

Waterstaat - Waterbergingsgebied

17

4

Waterstaat - Waterlopen

18

3

 
 

Artikel 18 Waterstaat - Waterlopen

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

a De voor ‘Waterstaat – Waterlopen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor permanent en semi-permanent watervoerende oppervlaktewateren, c.q. open dan wel overkluisde watergangen met de daarbij aanliggende beschermingsstroken, dit voor de bescherming, beheer en onderhoud van de watergang;

b Deze gronden zijn tevens bestemd voor het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

c Op de gronden van onderhavige bestemming zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

 

18.2 Bouwregels

Op de voor ‘Waterstaat – Waterlopen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht met een hoogte van maximaal 3m.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

 

18.3.1 Afwijken voor bebouwing toegestaan ingevolge andere bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse op de plankaart aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterhuishoudkundige doeleinden noch de functies van de hierboven in 18.1 onder a genoemde beschermingsstroken wordt of kan worden aangetast.

 

18.3.2 Inwinnen advies

Bij de besluitvorming omtrent het verlenen van de een vergunning als bedoeld in 18.3.1 betrekken burgemeester en wethouders het advies van het Waterschap Roer en Overmaas. De beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan het Waterschap medegedeeld.

 

18.3.3 Procedure

Bij het afwijken van de bouwregels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

a het aanbrengen van gesloten verhardingen;

b het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;

c het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,3m;

d het ophogen van gronden.

 

18.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 18.4.1 is niet van toepassing voor:

a werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;

c werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

d werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.

 

18.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 18.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterhuishoudkundige functies als bedoeld in 18.1 onder a en b, noch de functies van de in 18.1 onder a genoemde beschermingsstroken wordt of kan worden aangetast.

 

18.4.4 Inwinnen advies

Een vergunning als bedoeld in 18.4.1 wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van het Waterschap Roer en Overmaas. De beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan het Waterschap medegedeeld.

 

18.5 Voorrangsbepaling

 

18.5.1 Voorrang met betrekking tot enkelbestemmingen

Ingeval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen, niet zijnde de dubbelbestemmingen, op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

18.5.2 Voorrang met betrekking tot dubbelbestemmingen

Bij het overlappen van dubbelbestemmingen is ter zake van de voorrang de volgende volgorde van toepassing.

 

Dubbelbestemming

Artikel

Volgorde in voorrang

 

Leiding - Gas

13

5

Leiding - Riool

14

6

Waarde - Archeologie

15

1

Waarde - Cultuurhistorie

16

2

Waterstaat - Waterbergingsgebied

17

4

Waterstaat - Waterlopen

18

3

 
 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

 

20.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid

 

20.1.1 Overschrijden grenzen bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het in de regels bepaalde ten aanzien van het bouwen van hoofdgebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door aan de begane grondlaag aangebrachte erkers, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1m en de breedte van de erker maximaal 50% bedraagt van de gevel waarin de erker wordt gebouwd, met een maximumbreedte van 3,5m.

 

20.1.2 Beeldhouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het in de regels bepaalde voor het oprichten van beeldhouwwerken en andere objecten van beeldende kunst.

 

20.1.3 10%-regeling

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de in de regels genoemde maten, aantallen en percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% en uit ruimtelijk ordeningsoogpunt de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

20.1.4 Procedure

Bij het afwijken van de regels als in dit artikellid bedoeld, wordt de in artikel 22.1.1 opgenomen procedure gevolgd.

 

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

 

21.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

 

21.1.1 Begrenzing bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op gronden met de bestemming 'Bedrijf' (artikel 3), 'Centrum' (artikel 4), 'Gemengd' (artikel 5), 'Groen' (artikel 6), 'Horeca' (artikel 7), 'Maatschappelijk' (artikel 8) en 'Wonen' (artikel 12) het beloop van de begrenzing van de aangeduide bouwvlakken, beperkt te wijzigen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

c de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;

d het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;

e de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

 

 

21.1.2 Bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsgrenzen met maximaal 5m te verschuiven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

b er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

c de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;

d het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;

e de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

 

21.1.3 Procedure

Bij het wijzigen van het plan op basis van het in dit artikellid bepaalde wordt de in artikel 22.1.2 opgenomen procedure gevolgd.

 

Artikel 22 Algemene procedureregels

 

22.1 Procedures

 

22.1.1 Nadere eisen; afwijken

Met betrekking tot de toepassing van het stellen van nadere eisen en de bevoegdheid om van de regels af te wijken, is op de voorbereiding van besluiten als bedoeld in:

a artikel 3.3, 3.4, 3.6;

b artikel 4.3, 4.4, 4.6;

c artikel 5.3, 5.4;

d artikel 6.3, 6.4;

e artikel 7.3, 7.4;

f artikel 8.3, 8.4;

g artikel 9.3;

h artikel 10.3,10.4;

i artikel 11.3,11.4;

j artikel 12.3, 12.4, 12.6;

k artikel 18.3;

l artikel 20.1;

m artikel 24.1;

de in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.

 

22.1.2 Wijzigingsbevoegdheid

Met betrekking tot de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is op de voorbereiding van besluiten als bedoeld in:

a artikel 4.7;

b artikel 12.8;

c artikel 15.4;

d artikel 21.1;

de in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.

 

22.2 Voorwaarden

Alvorens tot afwijking of wijziging als bedoeld in artikel 22.1 te besluiten, dient in voorkomend geval aangetoond te zijn, dat de onderscheiden milieuaspecten, zoals geluid, bodem en lucht alsmede de watertoets geen belemmering opleveren, c.q. dat de voor de onderscheiden milieuaspecten geldende normen niet zullen worden overschreden; dat afwijking of wijziging uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is; dat in voorkomend geval grenswaarden- procedures succesvol zijn doorlopen en/of afschermende voorzieningen/mitigerende maat- regelen zullen worden getroffen.

 

 

Artikel 23 Overige regels

 

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 
 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 24 Overgangsrecht

 

24.1 Bouwwerken

 

a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het onder a bepaalde voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

d Bij het doen afwijken als bedoeld onder b wordt de in artikel 22.1.1. opgenomen procedure gevolgd.

 

24.2 Gebruik

 

a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c Indien het gebruik, bedoeld onder a, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

 

 

Artikel 25 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kerkrade Noord

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kerkrade,

d.d.15 december 2010, nr.10Rb062

 

De voorzitter, De griffier.