De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve
voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming
van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten
opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
a.
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een bouwvergunning, voor bouwwerken met een
oppervlakte groter dan
b.
Een
rapport waarin de archeologische waarden van de gronden staan beschreven die
blijkens de aanvraag zullen verstoord, dient ook te worden overlegd bij werken
en/of werkzaamheden die worden verricht binnen een straal van
Indien uit het in lid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de
archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning
zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of
meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
a.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
c.
de
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
Indien uit het in lid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de
archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de
omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze
door de in lid 4.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de
vergunning geweigerd.
Het is verboden op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen
gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a.
het ophogen van de bodem, zulks indien de
oppervlakte
b.
het aanleggen, verbreden en/of verharden van
wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte
c.
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten,
vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte
d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e.
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-,
telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende
constructies, zulks indien de oppervlakte
f.
het bebossen van gronden die op het tijdstip van
het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de
oppervlakte
g.
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de
stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte
h.
het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien
de oppervlakte
i.
het scheuren van grasland, zulks indien de
oppervlakte
j.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een
grotere diepte dan
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden welke:
a.
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a.
de
omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 4.3.1
genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van
deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van
archeologisch materiaal;
b.
voor
zover de in lid 4.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of
indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een
verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend,
indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
resten in de bodem kunnen worden behouden;
2.
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
3.
de
verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
c.
de
vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft
overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de
aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders
in voldoende mate is vastgesteld.
a.
het
is verboden op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(omgevingsvergunning) de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte
groter is dan
b.
aan
de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de
sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige;
c.
indien
tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden
aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en
wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende
voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning;
d.
de
vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige
aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel
3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
a.
de
bestemming 'Waarde - Archeologie 4' als bedoeld in artikel 26.1 geheel of
gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig
zijn; of
b.
aan
gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen, indien uit
archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter
plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.