Voorschriften

 

INHOUD

 

1.         Inleidende voorschriften                                                                                  4

Artikel 1      Begripsbepalingen                                                                          4

Artikel 2      Wijze van meten                                                                              6

 

2.         Bestemmingsvoorschriften                                                                              8

Artikel 3      ‘Wonen’                                                                                          8

 

3.         Algemene voorschriften                                                                                   10

Artikel 4      Anti-dubbeltelvoorschrift                                                                  10

Artikel 5      Algemene bouwvoorschriften                                                           10

Artikel 6      Algemene ontheffingsvoorschriften                                                  10

Artikel 8      Algemene procedurevoorschriften                                                    10

 

4.         Overgans- en slotvoorschriften                                                                        12

Artikel 9      Overgangsvoorschrift                                                                      12

Artikel 10    Slotvoorschrift                                                                                14

 

1.   INLEIDENDE VOORSCHRIFTEN

 

Artikel 1   ‘Begrippen’

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

1.1     plan:

het projectbesluit “Woningbouw Boomkensstraat (ong.)” van de gemeente Eijsden.

 

1.2     aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften voorschriften worden gesteld ten aanzien van het gebruik  en/of  het bebouwen van deze gronden.

 

1.3     aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.4     ander bouwwerk:

bouwwerk geen gebouw zijnde.

 

1.5     bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.6     bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.7     bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.8     bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat een functionele eenheid vormt met, ondergeschikt en dienstbaar is, aan een hoofdgebouw.

 

1.9     bijgebouwgrens:

de grens van de aanduiding 'bijgebouwen'.

 

1.10   (bouw)aanduiding 'bijgebouwen':

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgede regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.11   bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of  veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.12      bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw (souterrain of kelder) en zolder.

 

1.13   bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.14   bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgede regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 


1.15   bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.16   consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan-huis-verbonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

 

1.17   peil

§         voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

§         in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

Artikel 2   Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

 

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de in deze bepalingen gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.

 

2.   BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN

 

Artikel 3  Wonen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en de daarbij behorende voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

 

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.   woningen;

b.   bijgebouwen;

 

en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

 

3.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

 

Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

a.   het hoofdgebouw moet en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen in het bouwvlak worden gebouwd;

b.   het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;

c.   per bouwvlak mag niet meer dan één woning worden worden opgericht;

d.   het hoofdgebouw bestaat uit maximaal twee bouwlagen, tenzij op de plankaart anders is aangegeven;

e.   de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m;

f.    de voorgevelbreedte van de woning bedraagt minimaal 5,00 m;

g.   gebouwen in het bouwvlak zullen plat of met een kap van ten minste 30° en

      ten hoogste 60° worden afgedekt.

 

3.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'

 

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende bepalingen:

a.   Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

b.   Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag het vlak per bouwperceel tot ten hoogste 40% worden bebouwd, met dien verstande dat het totaaloppervlak aan bijgebouwen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het oppervlak van het bouwvlak behorende bij het betreffende bouwperceel.

c.   Indien niet in de zijdelingse erfscheiding wordt gebouwd, zal minimaal 2,00 m uit de erfscheiding worden gebouwd.

d.   Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd, waarvan de goothoogte gelijk is aan de bouwhoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw.

e.   Gebouwen zullen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° worden af gedekt.

f.    In de perceelsgrens mag de bouwhoogte van een bijgebouw, niet hoger zijn dan de bouwhoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw.

g.   Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag geen afbreuk worden gedaan aan:

1. het oorspronkelijke karakter van de bebouwing;

2. de kwaliteit van het woongenot van de naastgelegen bebouwing;

3. de ruimtelijke dominantie van de bebouwing in het bouwvlak zelf.

 

3.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing

 

Voor het overige geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2,60 m mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,00 m mag bedragen of niet meer dan 2,00 m indien gelegen 1,00 m achter de voorgevelrooilijn

 

3.3 Gebruiksregels

 

3.3.1 Gebruik van de grond

 

Onder verboden gebruik wordt tenminste verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

a.   tuin;

b.   opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik.

 

3.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

 

Het verbod om de voor 'Wonen' bestemde gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijftaan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a.   ten minste 50% van het verblijfsgebied met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft alsmede bij woningen met een verblijfsgebied van minder dan 240 m² een verblijfsgebied met woonfunctie van 100 m² behouden blijft;

b.   degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning tezijn;

c.   dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

d.   de ruimtelijke uitstraling is in overeenstemming met de woonfunctie;

e.   de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed en geen extra verkeersmaatregelen noodzakelijk worden;

f.    er is geen sprake van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;

g.   er mag geen detailhandel plaatsvinden.

 

3.4 Ontheffing van de gebruiksregels

 

3.5.1 Ontheffing voor het uitoefenen van een consumentverzorgend ambachtelijk bedrijf

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het uitoefenen van een consumentverzorgend ambachtelijk bedrijf, met dien verstande dat:

a.   ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt en waarbij de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;

b.   de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed en geen extra verkeersmaatregelen noodzakelijk worden;

c.   geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

d.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, met uitzondering van beperkte verkoop van ondergeschikte betekenis en inherent aan de betreffende activiteit.

 

3.   ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

 

Artikel 5 Anti-dubbeltelvoorschrift

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 6  Algemene bouwvoorschriften

 

Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen enig bouwwerk dat overeenkomstig de bestemming wordt opgericht, waarbij de bebouwingsgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze voorschriften zijn toegestaan.

 

 

Artikel 7  Algemene ontheffingsvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in dit plan bepaalde:

a.      ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

b.      van enige bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en wachthuisjes, met dien verstande dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3,00 m zal bedragen.

c.      Bij het verlenen van ontheffing door burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 8.

 

Artikel 8  Algemene procedurevoorschriften

 

Bij de besluitvorming in het kader van de toepassing van de ontheffingsbevoegdheden als weergeven in de desbetreffende artikelen dienen de bepalingen van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1, 1994) in acht te worden genomen, met dien verstande dat in afwijking van het eerste lid van artikel 3.16 Awb de termijn voor het naar boren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen twee weken bedraagt.

 

4.   OVERGANGS- EN SLOTVOORSCHRIFTEN

 

Artikel 9 Overgangsvoorschrift

 

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

9.1.1

 

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en

afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

9.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 10.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

 

9.1.3

Het bepaalde in artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

9.2 Overgangsrecht gebruik

 

9.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

9.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze

verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

9.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te

hervatten of te laten hervatten.

 

9.2.4

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 10 Slotvoorschrift

 

Deze voorschriften worden aangehaald als: voorschriften van het projectbesluit “Woningbouw Boomkensstraat” van de gemeente Eijsden.