De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met middelhoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden
zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische
waarden.
Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
Het bepaalde in lid 9.2.1 is niet van toepassing op:
a
indien de bodemverstorende ingreep een gebied
beslaat kleiner dan
b gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
c bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
d gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag negatief selectiebesluit.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming.
Een in 9.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Het is
binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a
het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen
en diepwoelen van de bodem tot meer dan
b het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
c het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
d het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
Het in 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
a
waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied
beslaat kleiner dan
b die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
c die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
d waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;
e die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
Een in 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.