Lid A. Doel:
het doel van het differentiatievlak “erosie” is het bestrijden en voorkomen van:
- bodemerosie en wateroverlast;
- het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem;
- de aantasting van het grondwaterpakket.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
ter verwezenlijking van het onder lid A. beschreven doel wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 8, het volgende beleid gevoerd:
- de gebieden met een agrarische of natuurbestemming vervullen tevens een functie ten behoeve van de bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast. Indien de belangen van deze functie worden bedreigd door bepaald landbouwkundig gebruik of natuurbeheer, geniet de functie ten behoeve van de bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast prioriteit en dient het landbouwkundig gebruik en natuurbeheer te worden afgestemd op de bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast. Hierbij mogen de landbouwkundige functie en de natuurfunctie niet meer dan noodzakelijk worden beperkt.
- binnen het differentiatievlak "erosie" wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen, opgenomen in het convenant “versterking aanpak bodemerosie en wateroverlast 2000", of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader, alsmede aan de uit dit convenant voortvloeiende Erosieverordening van het Hoofdproductschap voor de akkerbouw (HPA), of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader, en de Keur van het Waterschap.
- gestreefd wordt naar handhaving of totstandkoming van een zodanige inrichting op de betreffende hellende terreinen, dat gebruik, beheer en exploitatie mede gericht zijn op het bestrijden en voorkomen van bodemerosie en wateroverlast. Daarbij genieten de meer brongerichte teelt- en natuurtechnische maatregelen voorzieningen de voorkeur; civieltechnische voorzieningen worden alleen aangelegd, wanneer teelt- en natuurtechnische voorzieningen niet toereikend zijn.
Lid C. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing:
onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond voor:
- het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van aanwezige graften;
- het in hun functioneren belemmeren of aantasten van aanwezige natuurlijke of kunstmatige waterbuffers (inclusief aan- en afvoervoorzieningen).
Lid D. Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is vereist:
Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden geldt:
- het is verboden op of in het differentiatievlak “erosie”, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het rooien van opgaande begroeiing op graften en landschapselementen (zoals groenstroken, grasbanen, bermen en hagen);
- het ophogen of egaliseren van in het landschap aanwezige laagten;
- het afgraven van grond, indien door de afgraving de kans op bodemerosie en/of wateroverlast toeneemt;
- het aanleggen van een waterbuffer groter dan 100 mē;
- het aanbrengen van verhardingen op gronden steiler dan 10%.
- het in dit lid, onder a. bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden in het kader van de erosiebestrijding.
- de werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid, onder a.. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de leden A. en B. genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid:
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid C. en D., ten behoeve van het uitoefenen van het beschreven gebruik en het uitvoeren van de beschreven werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, mits voor de desbetreffende percelen een bedrijfserosieplan conform de Erosieverordening HPA is opgesteld.
Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de vrijstellingsbevoegdheid de in artikel 27 gegeven procedure in acht.
Lid F. Wijzigingsbevoegdheid:
Burgemeester en Wethouders kunnen binnen het differentiatievlak “erosie” de onderliggende bestemmingen wijzigen in de bestemming:
- “natuur”, ten behoeve van de aanleg van waterremmende landschapselementen op gronden steiler dan 2%, mits:
- de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik;
- aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang, niet onevenredig worden geschaad,
met dien verstande, dat:
- bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 11 van deze voorschriften.
- Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht omschreven procedure.