Lid A. Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ter plaatse reeds bestaande bedrijven;
- bedrijfsdoeleinden, tot ten hoogste categorie 2 zoals opgenomen in bijlage 1. bij de voorschriften: toegesneden lijst van bedrijfstypen en/of daarmee, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, vergelijkbare bedrijven, met de daarbij behorende voorzieningen;
- wonen,
en de daarbij behorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen:
- de op de plankaart aangeduide “leiding”,
zijn primair de desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen.
Ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 8, het volgende beleid gevoerd:
- het beleid is gericht op afbouw van bedrijfsactiviteiten in het buitengebied. Bestaande bedrijven en daarmee samenhangende, niet functioneel aan het buitengebied gebonden, activiteiten zullen gehandhaafd worden daar waar financiële overheidsmiddelen ontbreken om verplaatsing naar een bedrijventerrein te realiseren.
- bestaande bedrijven in de kernrand worden gehandhaafd en voorzien van een reële uitbreidingsmogelijkheid in relatie tot de huidige bedrijfsomvang en de benodigde ruimte voor het veiligstellen van de economische continuïteit ervan.
- na beëindiging van het gebruik voor bedrijfsdoeleinden, waaronder begrepen wordt dat gedurende twee jaar deze functie daadwerkelijk niet meer is uitgeoefend, gaat de bestemming onomkeerbaar uit van alleen woondoeleinden in één woning per bouwperceel, zijnde de bedrijfswoning.
Lid C. Gebruik van de grond voor bebouwing.
Op de tot "bedrijf" bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
- Voor gebouwen gelden daarbij de volgende bepalingen:
- op de plankaart is in het linkervak van de matrix het maximale bebouwingspercentage binnen de aangegeven bebouwingsgrenzen aangeeft;
- op de plankaart is in het rechtervak van de matrix de maximale goothoogte in meters aangeeft;
- de (voor)gevels van de gebouwen moeten geplaatst worden in de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens;
- één bedrijfswoning in maximaal 2 bouwlagen met een inhoud van ten minste 250 m3 en ten hoogste 750 m3 is toegestaan;
- bijgebouwen mogen worden opgericht overeenkomstig het bepaalde in artikel 25;
- de hoogte van andere bouwwerken maximaal 3,00 m. mag bedragen met uitzondering van:
- erfafscheidingen die voor de voorgevel van de woning maximaal 1,00 m. en achter de voorgevel maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn;
- antennes en antennemasten die maximaal 12,00 m. hoog mogen zijn.
Lid D. Vrijstellingsbevoegdheid.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor:
- detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als ondergeschikt, niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering tot een maximum van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak en nooit meer dan 500 m²,bedrijfsvloeroppervlak, mits de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed of kan worden beïnvloed en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de vrijstellingsbevoegdheid de in artikel 27 gegeven procedure in acht.
Lid E. Wijzigingsbevoegdheid:
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming:
- "wonen", ten behoeve van de omzetting in burgerwoningen, mits:
- de bedrijfsfunctie geheel is komen te vervallen;
- een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. Nieuwe bebouwing is niet toegestaan, overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
- geen onevenredige aantasting van of hinder voor omliggende waarden c.q. functies ontstaat;
- de woningen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
- de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de woningen gegarandeerd kan worden;
met dien verstande, dat:
- de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
- per bedrijfscomplex ten hoogste 2 woningen, met inbegrip van de bestaande bedrijfswoning, mogen worden gerealiseerd;
- bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 14 van deze voorschriften.
- "recreatie", ten behoeve van de realisering van recreatieve voorzieningen, mits:
- de bedrijfsfunctie geheel is komen te vervallen;
- het betreft cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de recreatieve functie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
- geen onevenredig aantasting van of hinder voor omliggende waarden c.q. functies ontstaat;
- geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
- geen detailhandel ontstaat, anders dan ondergeschikte verkoop inherent aan de betreffende recreatieve activiteit;
- de recreatieve voorziening functioneel aan het buitengebied is gebonden;
- vooraf is vastgesteld dat vanuit milieuhygiënisch en visueel-ruimtelijk oogpunt geen bezwaren bestaan tegen vestiging van de voorziening;
- de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van recreatieve voorzieningen,
met dien verstande, dat:
- bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in bijlage 3 (artikel recreatie) van deze voorschriften.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure in acht.
Lid F. Nadere eisen:
Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid B. en C. van dit artikel nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering en de afmetingen van de gebouwen;
- de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing in de bestaande omgeving;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van verkeersbelangen, uitzicht en privacy van derden.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van nadere eisen de in artikel 27 gegeven procedure in acht.