Lid A. Doeleindenomschrijving.
de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische bedrijven met de daarbij behorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen:
- de op de plankaart aangeduide “beschermingszone water”;
- de op de plankaart aangeduide “leiding”;
- het op de plankaart aangeduide differentiatievlak “cultuurhistorische waarden”,
zijn primair de desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen.
Ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 8, het volgende beleid gevoerd:
- gestreefd wordt naar continuering van de bestaande agrarische bedrijven, die daartoe worden voorzien van een bouwblok. De omvang van de toegekende bouwblokken en de daarop aanwezige bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de vigerende grootte van het bouwblok van de agrarische bedrijven met daarbinnen uitbreidingsmogelijkheden voor:
- het realiseren van concrete plannen;
- het veiligstellen van de bedrijfseconomische continuïteit;
- het omschakelen naar minder milieubelastende productietechnieken;
- het verplaatsen van bedrijfsonderdelen dien hinder veroorzaken, zoals stallen, mestopslag, brandstofopslag en machine berging;
- het vergroten van de afstand tot niet-agrarische bebouwing;
- schaalvergroting ten behoeve van extensivering;
- het verbeteren van het welzijn van dieren.
Uitbreiding van deze bouwblokken is pas mogelijk als aan de eisen, die zijn gesteld in de “POL-uitwerking BOM+”, is voldaan. Alsdan kan het bouwblok middels wijziging worden uitgebreid.
- bij omschakeling van productierichting wordt gestreefd naar actualisering van de ruimtelijke voorwaarden vanuit de milieuwetgeving, teneinde het aangrenzende woon- en leefmilieu alsmede de natuur in het algemeen te vrijwaren van een toename van ongewenste invloeden.
- nieuwvestiging van agrarische bedrijven met een (deels) niet-grondgebonden bedrijfsvoering wordt uitgesloten. Onder nieuwvestiging wordt in deze ook verstaan omschakeling naar een (deels) niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering op een reeds bestaande agrarische bouwkavel, waar nog geen niet-grondgebonden bedrijfsvoering is gevestigd.
- per volwaardig bedrijf wordt één bedrijfswoning toegestaan, mede te gebruiken ten behoeve van mantelzorg en huisvesting van de rustende boer. De bedrijfswoning mag pas worden gebouwd nadat bedrijfsbebouwing is gerealiseerd in een dusdanige omvang, dat sprake is van een volwaardige agrarische bedrijfsvoering. Een tweede agrarische bedrijfswoning wordt niet toegestaan.
- ten behoeve van het duurzaam agrarisch grondgebruik is het beleid gericht op een duurzame en flexibele agrarische structuur. Bedrijfsontwikkelingen worden toegestaan door maatwerk te leveren ten aanzien van de invulling van het bouwblok en deze gepaard te laten gaan met een verbetering van de gebiedskwaliteit. Het beleid dienaangaande is vastgelegd in de “POL-uitwerking BOM+”. Invulling van bedoeld beleid vindt plaats op basis van het verplichte basispakket en de tegenprestatie.
- concretisering van het beleid geschiedt in het kader van bouwaanvragen. Uitgangspunt daarbij vormt het verplicht basispakket; een nulniveau waaraan iedere aanvraag dient te voldoen. Dit basispakket maakt deel uit van de normale vereisten waaraan een bedrijf zich moet houden. Daarnaast zijn tegenprestaties verplicht bij uitbreidingen van de bebouwing of verharding en bij het aantasten van bijzondere omgevingskwaliteiten. De tegenprestaties dienen in redelijke verhouding te staan tot de aard en de omvang van de ingreep en gericht te zijn op verbetering van de omgevingskwaliteit. In een daartoe strekkend plan dient een en ander vast te zijn gelegd.
- bestaande niet-agrarische activiteiten in het kader van de dynamische ontwikkeling van het landelijk gebied en ter versterking van de recreatieve functie van het buitengebied mogen in hun huidige omvang gehandhaafd blijven. Ter plaatse van de aanduiding “kampeerplaatsen toegestaan” op de plankaart is de uitoefening van kamperen bij de boer tot maximaal het aangeduide aantal kampeerplaatsen toegestaan. Hierbij dient voldaan te worden aan de eisen, zoals die gesteld zijn in de “POL-uitwerking BOM+”. Het opstarten van nieuwe of uitbreiden van bestaande niet-agrarische activiteiten is alleen mogelijk na vrijstelling.
- een boerderijwinkel is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “boerderijwinkel toegestaan” onder de voorwaarden dat:
- boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarische bedrijf;
- uitsluitend boerderijverkoop plaats vindt in hoofdzaak op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte producten,
met dien verstande, dat:
- het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 200 m² mag bedragen.
Lid C. Gebruik van de grond voor bebouwing:
- Op de tot "agrarisch bedrijf" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
- teeltondersteunende voorzieningen, hagelnetten en mestopslagplaatsen;
- één bedrijfswoning per bouwperceel,
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
- gebouwen, teeltondersteunende voorzieningen, hagelnetten en mestopslagplaatsen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd;
- de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 4.50 m mag bedragen;
- de (nok)hoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 8.00 m mag bedragen;
- de goothoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 5.50 m mag bedragen;
- de (nok)hoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 8.50 m mag bedragen;
- de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen;
- gebouwen met een kap van ten minste 25° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
- de hoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van die, welke bedoeld zijn onder 9., ten hoogste 8.00 m mag bedragen;
- de hoogte van voedersilo's ten hoogste 12.00 m mag bedragen.
- bouwwerken, die een uitbreiding van het bebouwd oppervlak tot gevolg hebben, mogen uitsluitend worden gebouwd indien er is voldaan aan de eisen die gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+. In het geval het agrarisch bouwblok is gelegen in gebied met overwegend de bestemming “agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarde” dient de bouwaanvraag voorgelegd te worden aan de desbetreffende dienst van de provincie Limburg.
Lid D. Vrijstellingsbevoegdheid.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:
- lid A., ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische activiteiten naast agrarische bedrijfsdoeleinden, in het kader van de dynamische ontwikkeling van het landelijk gebied en ter versterking van de recreatieve functie van het buitengebied. Vrijstelling voor bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten, het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen en appartementen op de boerderij, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursie alsmede (sier)tuinen, kleinschalige horeca, zoals theeschenkerijen, en culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen activiteiten, wordt alleen verleend, mits:
algemeen:
- de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
- de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
- de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig schaden;
- de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- middels bodemonderzoek is aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik;
specifiek voor boerderijverkoop:
- boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
- uitsluitend boerderijverkoop plaats vindt van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;
met dien verstande, dat:
- het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 200 m² mag bedragen;
specifiek voor bewerking van agrarische producten:
- bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;
- specifiek voor kamperen op de boerderij:
- de activiteit geen verstoring van de lokale reguliere verblijfsrecreatieve structuur tot gevolg heeft;
- het agrarisch bouwblok niet is gelegen binnen of grenzend aan het op de plankaart aangeduide differentiatievlak “ecologische structuur”;
- het agrarisch bouwblok niet direct grenst aan reeds bestaande kampeerterreinen;
- het terrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving;
met dien verstande, dat:
- maximaal 15 kampeerplaatsen per boerderij zijn toegestaan;
specifiek voor vakantieappartementen op de boerderij:
- de vakantieappartementen kunnen worden ingepast binnen de bestaande monumentale en/of karakteristieke bebouwing;
met dien verstande, dat
- het vloeroppervlak van een vakantieappartement, inclusief daartoe behorende bijgebouwen, ten hoogste 100 m² mag bedragen;
- ten hoogste 5 vakantieappartementen per agrarisch bouwblok binnen de bestaande bebouwing mogen worden gerealiseerd;
specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:
- de activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.
- lid A., ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen en boten, mits:
- de stalling plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het complex;
- de stalling geen hinder of belemmeringen veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
- de omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad.
- lid C., sub a, onder 1. ten behoeve van het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits:
- vooraf advies is verkregen van de adviescommissie BOM+;
- omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
- de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
- de vrijstelling niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen”;
- de vrijstelling geen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen” behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen,
met dien verstande, dat:
- de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen alleen aanwezig mogen zijn, als deze daadwerkelijk in gebruik zijn, met een maximum van 6 maanden per jaar. Op momenten dat de teeltondersteunende voorzieningen niet in gebruik zijn, dienen deze te worden verwijderd;
- bij een negatief advies van de adviescommissie BOM+ slechts vrijstelling mag worden verleend, nadat Gedeputeerde Staten hiervoor een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven.
- lid C., sub a, onder 2. ten behoeve van de bouw van fruitopslag-, aardappelopslag- en machineloodsen met een goothoogte groter dan 4.50 m, mits:
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
- de goothoogte ten hoogste 6.50 m mag bedragen.
- lid C., sub a, onder 7. ten behoeve van de bouw van gebouwen met een kap met een dakhelling minder dan 25°, mits:
- landschappelijke, cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
- de dakhelling ten minste 15° zal bedragen.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de vrijstellingsbevoegdheid de in artikel 27 gegeven procedure in acht.
Lid E. Wijzigingsbevoegdheid.
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming:
- "wonen", ten behoeve van de realisering van woningen, mits:
- er sprake is van een agrarisch bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) voor een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering;
- de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
- het betreft cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woonfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
- de woningen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte) c.q. sprake is van inpandig bouwen;
- de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
- de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van de woningen;
- de geluidbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een in het kader van de Wet geluidhinder verleende hogere grenswaarde. In het laatste geval moeten de verblijfsruimten van de woningen in overwegende mate aan de geluidluwe zijde worden gesitueerd,
met dien verstande, dat:
- de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
- per agrarisch bedrijfscomplex ten hoogste 2 woningen, inclusief een bestaande bedrijfswoning, mogen worden gerealiseerd, uitgezonderd in monumenten, cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing, waar binnen de hoofdbebouwing meerdere woningen mogen worden gerealiseerd;
- de inhoud van een woning ten minste 300 m3 zal bedragen;
- indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 70 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
- bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 14 van deze voorschriften.
- "recreatie", ten behoeve van de realisering van recreatieve voorzieningen, mits:
- er sprake is van een agrarisch bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) voor een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering;
- de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
- het betreft cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de recreatieve functie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
- geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
- geen detailhandel ontstaat, anders dan ondergeschikte verkoop inherent aan de betreffende recreatieve activiteit;
- de recreatieve voorziening functioneel aan het buitengebied is gebonden;
- vooraf is vastgesteld dat vanuit milieuhygiënisch en visueel-ruimtelijk oogpunt geen bezwaren bestaan tegen vestiging van de voorziening;
- de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van recreatieve voorzieningen,
met dien verstande, dat:
- bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in bijlage 3 (artikel recreatie) van deze voorschriften.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure in acht.
Lid F. Nadere eisen.
- Burgemeester en Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelde in de beschrijving in hoofdlijnen, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+. Uitgangspunt daarbij vormt het verplicht basispakket; een nulniveau waaraan iedere bouwaanvraag dient te voldoen. Dit basispakket maakt deel uit van de normale vereisten waaraan een bedrijf zich moet houden.
- de onder a. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
- in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van nadere eisen de in artikel 27 gegeven procedure in acht.