Lid A. Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ontwikkeling en instandhouding van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
- bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
- infiltratievoorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het op de plankaart aangeduide differentiatievlak “erosie”,
zijn primair de desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen.
Ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 8, het volgende beleid gevoerd:
- ter zake de natuurlijke, landschappelijk, cultuurhistorische en archeologische waarden wordt primair gestreefd naar behoud, herstel, ontwikkeling en versterking van de betreffende waarden in het bosgebied. Uitvoering van beleid in deze wordt met name afgestemd op het ter beschikking staande instrumentarium in het kader van bos- en natuurontwikkeling en de ecologische hoofdstructuur van het rijk (EHS) en de ecologische structuur van de provincie Limburg.
- ter zake het extensief recreatief medegebruik wordt gestreefd naar handhaving van de bestaande recreatieve voorzieningen en routes. Kleinschalige nieuwe recreatieve routes en routegebonden voorzieningen zijn toegestaan. Het gebruik van de gronden als kampeerterrein (natuurkamperen) wordt niet toegelaten.
- indien de belangen van bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast wezenlijk worden bedreigd door bepaald natuurbeheer, geniet de functie ten behoeve van het bestrijden en voorkomen van erosie en wateroverlast prioriteit en dient het natuurbeheer te worden afgestemd op de bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast. Hierbij mag de natuurfunctie niet meer dan noodzakelijk worden beperkt.
Lid C. Gebruik van de grond voor bebouwing.
Op de tot "bos" aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
De toepassing van artikel 17 Wet Ruimtelijke Ordening is uitgesloten.
Lid D. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond:
- als staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- als sport- en wedstrijdterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
- voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountain-bikes;
- voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountain-bikes;
- voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- voor het winnen van bosstrooisel en mos;
- als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- voor het scheuren van grasland;
- voor het opslaan van mest(stoffen);
- voor opslagdoeleinden, zoals onder ander het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval.
Lid E. Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is vereist.
Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden geldt:
- het is verboden op of in de tot “bos” aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
- het vellen en/of rooien van houtgewas, met name hoogstamboomgaarden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
- het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
- het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken, groenstroken en/of grasbanen.
- het in dit lid, onder a. bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
- de werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid, onder a.. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de leden A. en B. genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
Lid F. Vrijstellingsbevoegdheid.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:
- lid C., ten behoeve van het oprichten van bouwwerken noodzakelijk met het oog op natuurbeheer, zoals een wildhut of observatiepost, en andere bouwwerken ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik, mits de te beschermen natuurlijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad.
- lid D., onder 5. voor het houden van militaire oefeningen, mits de te beschermen natuurlijke waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de vrijstellingsbevoegdheid de in artikel 27 gegeven procedure in acht.
Lid G. Wijzigingsbevoegdheid.
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming:
- "water", gehoord het Waterschap, ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, mits:
- de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- de bodem, blijkens een bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de aanleg van watergangen,
met dien verstande, dat:
- bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19 en 20 van deze voorschriften.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure in acht.