Lid A. Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- duurzaam agrarisch gebruik;
- bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
- instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
- bescherming van aangrenzend natuurgebied, de zogenaamde buffering;
- ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
- infiltratievoorzieningen;
- recreatief medegebruik.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen:
- de op de plankaart aangeduide "beschermingszone water";
- de op de plankaart aangeduide "leiding";
- het op de plankaart aangeduide differentiatievlak “erosie” of “ecologische structuur”,
zijn primair de desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen.
Ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 8, het volgende beleid gevoerd:
- ten behoeve van het duurzaam agrarisch grondgebruik is het beleid gericht op een meer duurzame en grondgebonden agrarische structuur, waarbij nieuwe bedrijfsontwikkelingen worden toegestaan, mits deze gepaard gaan met een verbetering van de gebiedskwaliteit. Het beleid dienaangaande is overeenkomstig de POL-uitwerking BOM+. Bij uitbreiding en/of verplaatsing van bouwkavels is een tegenprestatie gericht op verbetering van de gebiedskwaliteit verplicht. Daarnaast zijn tegenprestaties verplicht bij overschrijding van de maximale bouwkavelmaat en bij het aantasten van bijzondere omgevingskwaliteiten. Zij dienen in redelijke verhouding te staan tot de aard en de omvang van de ingreep en gericht te zijn op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- ter zake de natuurlijke, landschappelijk, cultuurhistorische en archeologische waarden wordt gestreefd naar behoud en herstel van het historisch patroon van verkaveling, ontsluiting en kleinschalige landschapselementen. Herstel van kleinschalige landschapselementen wordt mogelijk gemaakt middels de differentiatievlakken "ecologische structuur" en "erosie".
- ter zake de buffering ter bescherming van aangrenzende natuurlijke en landschappelijke waarden wordt gestreefd naar:
- terugdringing van de milieueffecten van het agrarische gebruik binnen het kader van de milieuwetgeving, met name door middel van het streven naar extensivering van het gebruik binnen de bestaande agrarische productierichtingen, dan wel omschakeling naar minder milieu belastende agrarische productierichtingen, zoals melkveehouderij, fruitteelt, vollegrondsgroenteteelt en akkerbouw. De mogelijkheden om dit streven gestalte te geven zijn binnen het kader van dit bestemmingsplan beperkt;
- het in beginsel weren van verdere bebouwing op gronden, gelegen binnen het differentiatievlak “ecologische structuur”.
- ter zake de ontsluiting van de afzonderlijke percelen wordt gestreefd naar handhaving van de bestaande wegen. Deze worden qua maatvoering afgestemd op de agrarische functie dan wel de functie van aangrenzende bestemmingen.
- ter zake het recreatief medegebruik wordt gestreefd naar uitbreiding van de padenstructuur ten behoeve van het langzaam verkeer, door hernieuwd gebruik van paden/wegen die oorspronkelijk kadastraal bekend waren, en realisering van aanvullende eenvoudige recreatieve voorzieningen, zoals zitgelegenheden, picknickplaatsen en bewegwijzering.
- het gebruik van de gronden als kampeerterrein wordt niet toegelaten, uitgezonderd ter plaats van de aanduiding “kampeerplaatsen toegestaan” op de plankaart. Hier is de uitoefening van kamperen bij de boer tot maximaal het aangeduide aantal kampeerplaatsen toegestaan, in combinatie met het aangrenzende agrarische bedrijf. Hierbij dient voldaan te worden aan de eisen, zoals die gesteld zijn in de “POL-uitwerking BOM+”.
- indien de belangen van bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast wezenlijk worden bedreigd door bepaald landbouwkundig gebruik of natuurbeheer, geniet de functie ten behoeve van het bestrijden en voorkomen van erosie en wateroverlast prioriteit en dient het landbouwkundig gebruik en natuurbeheer te worden afgestemd op de bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast. Hierbij mag de landbouwkundige functie en de natuurfunctie niet meer dan noodzakelijk worden beperkt.
Lid C. Gebruik van de grond voor bebouwing.
Op de tot "agrarisch landschappelijke en natuurlijke waarden" aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
Lid D. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond:
- als staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- als sport- en wedstrijdterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
- voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountain-bikes;
- voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountain-bikes;
- voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- voor het opslaan van mest(stoffen);
- voor opslagdoeleinden, zoals onder ander het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval.
Lid E. Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning vereist is.
Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden geldt:
- het is verboden op of in de tot “agrarisch landschappelijke en natuurlijke waarden” aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
- het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
- het vellen en/of rooien van houtgewas, met name hoogstamboomgaarden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken, groenstroken en/of grasbanen.
- het in dit lid, onder a. bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden binnen het differentiatievlak “erosie” in het kader van de erosiebestrijding;
- de werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid, onder a.:
- zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de leden A. en B. genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
- met betrekking tot de aanduiding “terrein van zeer hoge archeologische waarde” op de plankaart, zijn slechts toegestaan, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de in bedoelde gronden aanwezige oudheidkundige sporen niet dan in geringe mate worden aangetast of als de mogelijkheid bestaat tot het doen van voorafgaand wetenschappelijk onderzoek of het doen van oudheidkundige waarnemingen. Omtrent het toelaatbaar zijn van betreffende werken of werkzaamheden wordt vooraf advies bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek ingewonnen.
Lid F. Vrijstellingsbevoegdheid:
Burgemeester en Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelde in de beschrijving in hoofdlijnen, vrijstelling verlenen van het bepaalde in:
- lid C, ten behoeve van de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen), mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande, dat:
- het oppervlak van recreatieve bouwwerken ten hoogste 20 m² mag bedragen, waarbij per hectare ten hoogste 1 recreatief bouwwerk mag worden aangelegd;
- de goothoogte ten hoogste 2.60 m mag bedragen;
- bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap van ten minste 30° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt.
- lid C., ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, mits:
- vooraf advies is verkregen van de adviescommissie BOM+;
- omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
- de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
- de vrijstelling niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen”;
- de vrijstelling geen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen” behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen,
met dien verstande, dat:
- containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen), voor zover deze niet binnen het bouwvlak van een agrarische bouwkavel opgericht kunnen worden, enkel mogen worden opgericht op aan de agrarische bouwkavel aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen binnen het differentiatievlak beekdal;
- indien vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen) ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij echter geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
- de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen alleen aanwezig mogen zijn, als deze daadwerkelijk in gebruik zijn, met een maximum van 6 maanden per jaar. Op momenten dat de teeltondersteunende voorzieningen niet in gebruik zijn, dienen deze te worden verwijderd;
- bij een negatief advies van de adviescommissie BOM+ slechts vrijstelling mag worden verleend, nadat Gedeputeerde Staten hiervoor een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven.
- lid C., ten behoeve van het oprichten van hagelnetten, mits:
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- voldaan wordt aan de “Beleidsregel hagelnetten”, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 9 maart 2004.
- lid D., onder 2. ten behoeve van het aanleggen van een buitenmanege, mits:
- de noodzaak daartoe voor de (agrarische) bedrijfsvoering ter plaatse is aangetoond;
- natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- de buitenmanege gesitueerd wordt aansluitend aan het agrarisch bouwblok, een sportcomplex of de rand van een kern/buurtschap, teneinde de landschappelijke openheid zoveel mogelijk te beschermen;
- de buitenmanege landschappelijk wordt ingepast;
- de bodem, blijkens een bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van de buitenmanege;
- aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad.
- lid D., onder 5. ten behoeve van het houden van militaire oefeningen, mits de agrarische en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de vrijstellingsbevoegdheid de in artikel 27 gegeven procedure in acht.
Lid G. Wijzigingsbevoegdheid:
Burgemeester en Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelde in de beschrijving in hoofdlijnen, de bestemming wijzigen in de bestemming:
- "bos", ter plaatse van de aanduiding “wijzigingsbevoegdheid bos” ten behoeve van de aanleg van multifunctioneel bos, mits:
- de betreffende gronden in eigendom zijn gekomen van de gemeente en/of een terrein beherende natuurbeschermingsorganisatie, dan wel de bestaande eigenaar heeft ingestemd met de aanleg van natuurgebied en/of multifunctioneel bos;
- de financiële middelen voor de aanleg van natuurgebied en/of multifunctioneel bos zeker zijn gesteld;
- de bodem, blijkens een bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van bos;
- aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang, niet onevenredig worden geschaad,
met dien verstande, dat:
- bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 10 van deze voorschriften.
- "agrarisch bedrijf", ten behoeve van vergroting van het bouwblok van een bestaand agrarisch bedrijf,
mits:
- de desbetreffende dienst van de Provincie Limburg is gehoord;
- het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt; indicaties voor de volwaardigheid zijn economische- en arbeidsomvang en de continuïteit van het bedrijf;
- de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden. In voorkomende gevallen dient compensatie conform de Provinciale Natuurcompensatieregeling plaats te vinden;
- uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
- er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de POL-uitwerking BOM+. Uitgangspunt daarbij vormt het verplichte basispakket; een nulniveau waaraan iedere bouwaanvraag dient te voldoen. Dit basispakket maakt deel uit van de normale vereisten waaraan een bedrijf zich moet houden. Daarnaast zijn tegenprestaties verplicht bij vestiging, bij overschrijding van de maximaal toegestane bouwkavelmaat en bij het aantasten van bijzondere omgevingskwaliteiten. Zij dienen in redelijke verhouding te staan tot de aard en de omvang van de ingreep en gericht te zijn op verbetering van de omgevingskwaliteit;
met dien verstande, dat:
- de maximale oppervlakte van de nieuwe bouwkavel in beginsel 1,5 ha mag bedragen. Van deze maat kan, gehoord de desbetreffende dienst van de Provincie Limburg, worden afgeweken indien door toepassing van de POL-uitwerking BOM+ de omgevingskwaliteit ten minste evenredig wordt vergroot;
- bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 12 van deze voorschriften.
- "water", ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers en bergingsbassins, mits:
- de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- de bodem, blijkens een bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de aanleg van watergangen,
met dien verstande, dat:
- bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19 en 20 van deze voorschriften.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure in acht.