Artikel 21       Beschermd Dorpsgezicht BD

 

Lid A.   Doeleindenomschrijving
De op de plankaart als Beschermd Dorpsgezicht BD aangegeven gronden zijn primair bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande bebouwing, bouwwerken en bebouwde gronden, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang, die een beeld opleveren dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap, de cultuurhistorische waarde en de ruimtelijke structurele samenhang.

 

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met het beschermd dorpsgezicht van toepassing.

 

 

Lid B.   Beschrijving in hoofdlijnen         
Ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, het volgende beleid gevoerd:

1.         Uitgangspunt voor de omvang van het gebied, waarop in het bijzonder behoud en herstel van de afzonderlijke bebouwde en onbebouwde onderdelen, alsmede het stedenbouwkundige geheel wordt nagestreefd, is het in de zin van artikel 1, onder g. van de Monumentenwet 1988 aangewezen beschermd dorpsgezicht Lauradorp. Binnen dit als beschermd dorpsgezicht Lauradorp aangewezen gebied is het bepaalde in het Aanwijzingsbesluit, alsmede het dienaangaande bepaalde in de Monumentenwet van toepassing. Ingevolge artikel 36, eerste lid van die wet, moet een ter bescherming van het dorpsgezicht strekkend bestemmingsplan worden vastgesteld.

 

2.         De afzonderlijke gebouwen, bouwwerken en onbebouwde gronden zullen gedetailleerd worden geregeld per afzonderlijke bestemming. Bij toepassing van de voorschriften per afzonderlijke bestemming met betrekking tot bouwen en/of herstel dienen de aan de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht of beschermd monument ten grondslag liggende kwaliteiten gewaarborgd blijven. Nieuwbouw dient daarbij ondersteunend te zijn aan de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap, de cultuurhistorische waarde en de ruimtelijke structurele samenhang van het beschermd dorpsgezicht.

 

 

Lid C.   Gebruik van grond voor bebouwing        
Op de tot Beschermd Dorpsgezicht BD bestemde gronden, zoals aangeduid op de plankaart, mag slechts worden gebouwd indien en voor zover zulks verenigbaar is met het beheer, de ontwikkeling en het behoud van de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht, met dien verstande, dat:

1.         geen wezenlijke veranderingen worden gebracht in het stedenbouwkundige beeld;

2.         bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming.

 

 

Lid D.   Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is vereist 
1.         Het is verboden op en in de gronden bestemd voor bebouwing, voor zover gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht en voor zover bebouwd, om zonder of in afwijking van een schriftelijke          vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

a.         het slopen van gebouwen en andere bouwwerken of gedeelten daarvan anders dan voor de effectuering van een bouwvergunning;

b.         het verven in een andere kleur van gevels, ramen, deuren, luiken en/of sieronderdelen;

c.         het wijzigen en/of herstellen van gevels, ramen, deuren, luiken, dakbedekking, goten en/of sieronderdelen waarvoor een monumentenvergunning en/of een bouwvergunning is vereist;

d.         het verwijderen en/of aanbrengen van pleisterwerk aan gevels.

 

2.         Het is verboden op of in de gronden, voor zover gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht en voor zover deze niet zijn bebouwd, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

a.         het opslaan, deponeren, lozen of storten van al dan niet afgedankte of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, alsmede het aanleggen of inrichten van opslag-, stort- of bergplaatsen;

b.         het rooien van bomen en hagen anders dan voor de effectuering van een bouwvergunning;

c.         het wijzigen of aanleggen van bestrating van par-keergelegenheden, pleinen, straten, voet- en/of toegangspaden;

d.         het verlagen of afgraven, het ophogen of het egaliseren van de bodem plus of min 10 cm t.o.v. de toestand op het tijdstip van de ter inzage legging van dit ontwerpplan.

 

3.         Het in dit lid onder 1. en 2. bepaalde is niet van toepassing voor:

a.         werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden voor de instandhouding van de bestaande inrichting;

b.         werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale grondgebruik;

c.         werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.

 

4.         Een aanlegvergunning als bedoeld in lid D sub 1 en sub 2 wordt slechts verleend, wanneer de bedoelde werken geen afbreuk doen aan het karakter en de schoonheid van het beschermd dorpsgezicht.

 

5.         Bij het verlenen van de aanlegvergunning als bedoeld in lid D. sub 1 en sub 2 nemen Burgemeester en Wethouders de procedure in acht zoals vermeld  in afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht.