Artikel 16       Agrarisch - Bedrijf A-B

 

Lid A.   Doeleindenomschrijving
De op de plankaart als Agrarisch - Bedrijf A-B aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

            Deze gronden zijn tevens bestemd voor instandhouding en bescherming van archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen.

 

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangegeven “Leidingen L” zijn primair de desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.

 

 

Lid B.   Beschrijving in hoofdlijnen         
Ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, het volgende beleid gevoerd:

1.         gestreefd wordt naar continuering van de bestaande agrarische bedrijven, die daartoe worden voorzien van een bouwblok. De omvang van de toegekende bouwblokken en de daarop aanwezige bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de huidige grootte van de agrarische bedrijven. Uitbreiding van deze bouwblokken is pas mogelijk als aan de eisen, die zijn gesteld in de “POL-uitwerking BOM+” is voldaan. Alsdan kan het bouwblok middels wijziging worden uitgebreid.

 

2.         Bij omschakeling van productierichting wordt gestreefd naar actualisering van de ruimtelijke voorwaarden vanuit de milieuwetgeving, teneinde het aangrenzende woon- en leefklimaat alsmede de natuur in het algemeen te vrijwaren van een toename van ongewenste invloeden.

 

3.         Nieuwvestiging van agrarische bedrijven met een (deels) niet-grondgebonden bedrijfsvoering wordt uitgesloten. Onder nieuwvestiging wordt in deze ook verstaan omschakeling naar een (deels) niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering op een reeds bestaande agrarische bouwkavel, waar nog geen niet-grondgebonden bedrijfsvoering is gevestigd.

 

4.         Per volwaardig bedrijf wordt één bedrijfswoning toegestaan, mede te gebruiken ten behoeve van mantelzorg en huisvesting van de rustende boer. De bedrijfswoning mag pas worden gerealiseerd in een dusdanige omvang, dat sprake is van een volwaardige agrarische bedrijfsvoering. Een tweede agrarische bedrijfswoning wordt niet toegestaan.

 

5.         Ten behoeve van het duurzaam agrarisch grondgebruik is het beleid gericht op een duurzame en flexibele agrarische structuur. Bedrijfsontwikkelingen worden toegestaan door maatwerk te leveren ten aanzien van de invulling van het bouwblok en deze gepaard gaan met een verbetering van de gebiedskwaliteit. Het beleid dienaangaande is vastgelegd in de “POL-uitwerking BOM”. Invulling van bedoeld beleid vindt plaats op basis van het verplichte basispakket en de tegenprestatie.

 

6.         Concretisering van het beleid geschiedt in het kader van bouwaanvragen. Uitgangspunt daarbij vormt het verplicht basispakket; een nulniveau waaraan iedere aanvraag dient te voldoen. Dit basispakket maakt deel uit van de normale vereisten waaraan een bedrijf zich moet houden. Daarnaast zijn tegenprestaties verplicht bij uitbreidingen van de bebouwing of verharding, die leiden tot een maat van het in gebruik zijnde deel van het bouwblok die groter is dan 1,5 ha, en bij het aantasten van bijzondere omgevingskwaliteiten. De tegenprestaties dienen in redelijke verhouding te staan tot de aard en de omvang van de ingreep en gericht te zijn op verbetering van de omgevingskwaliteit. In een daartoe strekkend plan dient een en ander vast te zijn gelegd.

 

 

Lid C.   Gebruik van de grond voor bebouwing   
Op en in de tot Agrarisch – Bedrijf A-B aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

-           gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;

-           teeltondersteunende voorzieningen, hagelnetten en mestopslagplaatsen;

-           één bedrijfswoning per bouwperceel,

en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:

                                    1.         gebouwen, teeltondersteunende voorzieningen, hagelnetten en mestopslagplaatsen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd;

                                    2.         de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 4,50 m mag bedragen;

                                    3.         de (nok)hoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 8 m mag bedragen;

                                    4.         de goothoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 5,50 m mag bedragen;

                                    5.         de (nok)hoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 8,50 m mag bedragen;

                                    6.         de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen;

                                    7.         gebouwen met een kap van ten minste 25° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;

                                    8.         de hoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van die, welke bedoeld zijn onder 9, ten hoogste 8 m mag bedragen;

                                    9.         de hoogte van voedersilo’s ten hoogste 12 m mag bedragen.

 

 

Lid D.   Vrijstellingsbevoegdheid
            1.         Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen:

1.1.       het bepaalde in lid A. ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische activiteiten naast agrarische bedrijfsdoeleinden, in het kader van de dynamische ontwikkeling van het landelijk gebied en ter versterking van de recreatieve functie van het buitengebied. Vrijstelling voor bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten, het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen en appartementen op de boerderij, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursie alsmede (sier)tuinen, kleinschalige horeca zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen activiteiten, wordt alleen verleend, mits:

-           de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;

-           de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;

-           de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;

-           de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;

specifiek voor boerderijverkoop:

-           boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;

-           uitsluitend boerderijverkoop plaats vindt van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;

met dien verstande dat:

1.         het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 200 m2 mag bedragen;

specifiek voor bewerking van agrarische producten:

-           bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;

                        specifiek voor kamperen op de boerderij:

-           voldaan wordt aan de regelgeving in de Wet op de Openluchtrecreatie, artikel 8, lid 2 en 3, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;

-           de activiteit geen verstoring van de lokale reguliere verblijfsrecreatieve structuur tot gevolg heeft;

-           het terrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving.

met dien verstande dat:

1.         maximaal 15 kampeerplaatsen per boerderij zijn toegestaan;

specifiek voor vakantieappartementen op de boerderij:

-           de vakantieappartementen kunnen worden ingepast binnen de bestaande monumentale en/of karakteristieke bebouwing;

met dien verstande dat:

1.         het vloeroppervlak van een vakantieappartement, inclusief daartoe behorende bijgebouwen, ten hoogste 100 m2 mag bedragen;

2.         ten hoogste 5 vakantieappartementen per agrarisch bouwblok binnen de bestaande bebouwing mogen worden gerealiseerd.

specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:

-           de activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.

 

1.2.       het bepaalde in lid A. ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen en boten, mits:

-           de stalling plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het complex;

-           de stalling geen hinder of belemmeringen veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;

-           de omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad.

 

1.3.       het bepaalde in lid C., onder 1  ten behoeve van het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits:

-           vooraf advies is verkregen van de adviescommissie BOM+;

-           omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;

-           de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;

-           de vrijstelling niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de herziening “Bedrijfsregel teeltondersteunende voorzieningen”;

-           de vrijstelling geen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen”  behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen,

met dien verstande, dat:

1.         de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen alleen aanwezig mogen zijn, als deze daadwerkelijk in gebruik zijn, met een maximum van 6 maanden per jaar. Op momenten dat de teeltondersteunende voorzieningen niet in gebruik zijn, dienen deze te worden verwijderd;

2.         bij een negatief advies van de adviescommissie BOM+ slechts vrijstelling mag worden verleend, nadat Gedeputeerde Staten hiervoor ene verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven.

 

1.4.       het bepaalde in lid C., onder 2  ten behoeve van de bouw van fruitopslag-, aardappelopslag- en machineloodsen met een goothoogte groter dan 4,50 m., mits:

-           de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;

-           landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,

met dien verstande, dat:

1.         de goothoogte ten hoogste 6,50 m. mag bedragen.

 

1.5.       het bepaalde in lid C., onder 7  ten behoeve van de bouw van gebouwen met een kap met een dakhelling minder dan 25°, mits:

-           landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,

met dien verstande, dat:

1.         de dakhelling ten minste 15° zal bedragen.

 

2.         Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de vrijstellingsbevoegdheid de in artikel 24 gegeven procedure in acht.

 

 

Lid E.   Wijzigingsbevoegdheid  
1.         Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Bedrijf A-B te wijzigen in:

1.1.       “Wonen W”, ten behoeve van de realisering van woningen, mits:

-           er sprake is van een agrarisch bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) voor een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering;

-           de agrarische functie geheel is komen te vervallen;

-           het betreft cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woonfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;

-           de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;

-           de woningen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte) c.q. sprake is van inpandig bouwen;

-           de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;

-           de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zondanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van de woningen;

-           de geluidbelasting, blijkens ene geluidsniveaukaart dan wel akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een in het kader van de Wet geluidhinder verleende hogere grenswaarde. In het laatste geval moeten de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidluwe zijde worden gesitueerd;

met dien verstande dat:

1.         de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;

2.         per agrarisch bedrijfscomplex ten hoogste 2 woningen, inclusief een bestaande bedrijfswoning, mogen worden gerealiseerd, uitgezonderd in monumenten, cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing, waar binnen de hoofdbebouwing meerder woningen mogen worden gerealiseerd;

3.         de inhoud van een woning ten minste 300 m3 zal bedragen;

4.         indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen  teruggebracht tot ten hoogste 70 m2 per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak , welke geheel behouden mogen worden.

 

1.2.       “Recreatie R”, ten behoeve van de realisering van recreatieve voorzieningen, mits:

-           er sprake is van een agrarisch bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) voor een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering;

-           de agrarische functie geheel is komen te vervallen;

-           het betreft cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de recreatieve functie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;

-           de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;

-           geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;

-           geen detailhandel ontstaat, anders dan ondergeschikte verkoop inherent aan de betreffende recreatieve activiteit;

-           de recreatieve voorziening functioneel aan het buitengebied is gebonden;

-           vooraf is vastgesteld dat vanuit milieuhygiënisch en visueel-ruimtelijk oogpunt geen bezwaren bestaan tegen vestiging van de voorziening;

-           de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van recreatieve voorzieningen.

 

2.         Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid van Burgemeester en Wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht.

 

 

Lid F.   Nadere eisen    
1.         Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid B. en C. van dit artikel nadere eisen stellen ten aanzien van:

1.1.       de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;

1.2.       de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;

1.3.       voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+. Uitgangspunt daarbij vormt het verplicht basispakket; een nulniveau waaraan ieder bouwaanvraag dient te voldoen. Dit basispakket maakt deel uit van de normale vereisten waaraan een bedrijf zich moet houden.

2.         De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

-           indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, en

-           ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en

-           in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.