Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende
regels. 2
Artikel 1 Begrippen. 2
Artikel 2 Wijze van meten. 7
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels. 8
Artikel 3 Tuin. 8
Artikel 4 Wonen -1. 9
Artikel 5 Wonen-2. 12
Artikel 6 Hoofdstuk 3 Algemene regels. 16
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel 16
Artikel 8 Algemene bouwregels. 16
Artikel 9 Algemene gebruiksregels. 16
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels. 17
Artikel 11 Algemene procedureregels. 18
Artikel 12 Uitsluiting aanvullende werking
bouwverordening. 18
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. 19
Artikel 13 Overgangsrecht 19
Artikel 14 Slotregel 20
Hoofdstuk 1 Inleidende
regels
1.1
Plan
Het bestemmingsplan ’t Boemeltje en ‘t Mooriaantje van de
gemeente Wormerland
1.2
Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0880.BP2011002003-0401 met de bijbehorende regels
1.3
Aanbouw
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden
kan worden van en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
1.4
Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik
en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6
Aaneengebouwde woningen
Blokken van meer dan twee aan elkaar gebouwde woningen.
1.7
Aan huis verbonden beroep
Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk,
juridisch, (para)medisch, alternatief geneeskundig, verzorgend,
ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of
bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.8
Aan huis verbonden bedrijf
Een (ambachtelijk) productiebedrijf dat in een (gedeelte
van) een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, dat niet
krachtens een milieuwetvergunning- of meldingplichtig is, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.9
Atrium
Een overwegend transparante overkapping van een binnentuin,
met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken zoals entrees, loopbruggen en
liftschachten.
1.10
Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11
Bebouwingspercentage
Het percentage dat de grootte van het deel van het
bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
1.12
Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.13
Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14
Bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd, op zichzelf staand, al dan
niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.15
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16
Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke
of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd,
zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en
zolder.
1.17
Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels
een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18
Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.19
Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20
Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.21
Eerste bouwlaag
De bouwlaag op de begane grond.
1.22
Erf
Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct
is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste
van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet
verbiedt.
1.23
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24
Gestapelde woning
Een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is
gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen als
winkels en dienstverlening zijn gebouwd.
1.25
Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie,
afmeting of functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.26
Langzaamverkeersroute
Verkeersverbinding, die uitsluitend bedoeld is voor fietsers
en voetgangers en vergelijkbare verkeersdeelnemers.
1.27
Maaiveld
De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.
1.28
Maatschappelijke dienstverlening
Het verlenen van diensten op het gebied van overheids-,
educatieve, welzijns- (para-)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke,
sociaal-culturele recreatieve en sportvoorzieningen.
1.29
Peil
Onder het peil wordt verstaan voor een bouwwerk op
een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de
weg ter plaatse van de hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein
is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
1.30
Planregels
De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan ’t
Boemeltje en ’t Mooriaantje.
1.31
Platte afdekking
Een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een
gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.
1.32
Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.33
Prostitutiebedrijf
Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de
activiteiten vormt.
1.34
Seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard
plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een
prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met
elkaar.
1.35
Uitbouw
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in functioneel opzicht verbonden is,
en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte
aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.36
Verbeelding
De analoge en digitale voorstelling van de in het
bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.
1.37
Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het
een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die
kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.38
Weg
Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden
met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen
behorende paden en bermen of zijkanten;
1.39
Woning
Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden.
1.40
Woongebouw
Een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of
gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.41
Zakelijke dienstverlening
Het verlenen van economische of commerciële diensten aan
derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het
publiek, zoals banken, reisbureaus.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2
De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of
van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
2.3
De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4
Verticale bouwdiepte ondergrondse bouwwerken
Van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer
van het ondergrondse bouwwerk.
2.5
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het
bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en overstekende daken en daarmee naar
aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten,
mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De op de verbeelding ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
tuinen;
b
voorzieningen van openbaar nut.
Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mogen uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming,
met in achtneming van de volgende bepalingen:
3.2.1
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal:
a
bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van)
de voorgevel van het hoofdgebouw : 1m;
b
bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen
achter (het verlengde van) de voorgevel(s) van het hoofdgebouw: 2m;
c
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2m.
3.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een
omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2 voor uitbouwen in de vorm van erkers voor de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
a
de horizontale diepte maximaal 1m bedraagt met dien verstande, dat deze
maximaal 1,5m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende, niet met
gebouwen niet met gebouwen bebouwde gronden,
minimaal 2,5m bedraagt;
b
voor zover de erker wordt gebouwd
tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte
van die gevel(s) bedraagt;
c
de bouwhoogte maximaal 3m bedraagt,
dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het
hoofdgebouw plus 0,25m.
De voor 'Woongebied-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen
b
aaneengebouwde woningen;
c
erven.
met de daarbij behorende parkeervoorzieningen.
Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend
worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende
bepalingen:
4.2.1
Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden” is ten
hoogste het aangegeven aantal woningen toegestaan;
4.2.2
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b
de voorgevel van de gebouwen dient in de naar de weggekeerde grens van
het bouwvlak te worden gebouwd;
c
de voorgevel van de gebouwen in de naar de weggekeerde grens van het bouwvlak
mogen maximaal 2m verspringen ten opzichten van deze grens;
d
de diepte van de gebouwen mogen niet meer dan 10m bedragen;
e
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” is ten
hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan;
f
ter plaatse van de aanduiding “maximale bebouwingspercentage” is ten
hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan binnen het
bestemmingsvlak.
4.2.3
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen gelden de volgende bepalingen:
a
het gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak is
maximaal:
1. 50m² voor bouwpercelen met
een oppervlakte tot 750 m²;
2. 60m² voor bouwpercelen met
een oppervlakte tot 1.000 m²;
3. 70m² voor bouwpercelen met
een oppervlakte groter dan 1.000 m²;
mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
c
de bouwhoogte mag maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd
met 1m bedragen, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3m bedragen en
maximaal 6m;
d
een vrijstaand bijgebouw met kap dient dezelfde kapvorm te hebben als de
kapvorm van het hoofdgebouw;
e
de goothoogte mag maximaal 3m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag
van het hoofdgebouw +0,25m bedragen.
4.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden
de volgende bepalingen:
a
maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen
voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1m;
b
maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde
van) de
voorgevel(s) van het hoofdgebouw: 2m;
c
maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2m.
4.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een
omgevingsvergunning af te wijken van:
a
het bepaalde in artikel 4.2.3.a.1 ten behoeve van het vergroten van
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
tot maximaal 65m²;
d
het bepaalde in artikel 4.2.3b ten behoeve van het verkleinen van de
afstand van een aan- en of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot het verlengde
van de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of
uitbouw of bijgebouw voor het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
e
het bepaalde in de artikelen 4.2.3.a 1, 2 en 3 ten behoeve van vergroten
van de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde aan- en uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen tot de oppervlakten genoemd in de leden 4.2.3.a 1,2 en
3 vermeerderd met 20m² in verband met het gebruik als afhankelijke woonruimte
voor mantelzorg, mits vooraf een advies is verkregen van een onafhankelijk
deskundige.
4.4
Gebruiksregels
Voor de in lid 4.1 genoemde gronden gelden de volgende
gebruiksregels:
a
voor de categorie grondgebonden woningen in de vrije sector wordt een
parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning nagestreefd;
b
voor de categorie grondgebonden woningen sociaal wordt een parkeernorm
van 1,6 parkeerplaats per woning nagestreefd;
c
voor het bepaalde in artikel 4.4 lid a en b geldt voor het plangebied
een minimale parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning.
De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is
toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
b
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in
de omgeving;
c
het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis gebonden beroepen is niet
groter dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning inclusief aan-
en bijgebouwen, met een maximum van 30m²;
d
het gebruik heeft geen nadelige invloed op de bestaande parkeermogelijkheden
en op de normale afwikkeling van verkeer;
e
er mogen geen prostitutie-, horeca- en detailhandelsactiviteiten
plaatsvinden.
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1
Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een
omgevingsvergunning af te wijken van:
a
het bepaalde in artikel 4.4.2 ten behoeve van het uitoefenen van een aan
huis verbonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de
vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 45m², waarbij geldt dat:
1. Een directe relatie moet bestaan tussen het bedrijf en/of beroep en de
bewoner van de
woning;
2. Geen sprake mag zijn van een duurzame ontwrichting van de bestaande
detailhandel of
ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
3. Detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de
uitoefening van
en aan huis verbonden bedrijf;
4. Geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit mag
plaatshebben.
De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
gestapelde woningen;
c
erven;
met de daarbij behorende parkeervoorzieningen en
overkappingen.
Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend
worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende
bepalingen:
5.2.1
Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden” is ten
hoogste het aangegeven aantal woningen toegestaan;
5.2.2
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” is ten
hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan;
c
ter plaatse van de aanduiding “maximale bebouwingspercentage” is ten
hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan binnen het
bestemmingsvlak;
d
in afwijking van het gestelde onder a en c is ter plaatse van de
aanduiding "specifieke bouwaanduiding - atrium" een overkapping van
een binnentuin toegestaan, met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken zoals entrees,
vluchttrappen, bergingen, loopbruggen, technische ruimte en liftschachten;
e
in afwijking van het gestelde onder b mag de bebouwingshoogte van de
overkapping, ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - atrium"
niet meer dan 9m bedragen.
5.2.3
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen gelden de volgende bepalingen:
a
het gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak is
maximaal:
1. 50 m² voor bouwpercelen met een
oppervlakte tot 750 m²;
2. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²;
3. 70 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²;
mits het bebouwingspercentage
van het bouwperceel maximaal 50% is;
b
bijgebouwen en overkappingen worden minimaal 3m achter het verlengde van
de voorgevel op het zij- en achtererf gebouwd;
c
de bouwhoogte mag maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd
met 1m bedragen, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3m bedragen en
maximaal 6m.
d
een vrijstaand bijgebouw met kap dient dezelfde kapvorm te hebben als de
kapvorm van het hoofdgebouw;
e
de goothoogte mag maximaal 3m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag
van het hoofdgebouw +0,25m bedragen.
5.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden
de volgende bepalingen:
a
maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde
van)
de voorgevel van het hoofdgebouw: 1m;
b
maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde
van) de
voorgevel(s) van het hoofdgebouw: 2m;
c
maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2m.
5.3
Afwijken van de bouwregels
5.3.1
Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een
omgevingsvergunning af te wijken van:
a
het bepaalde in artikel 5.2.3.a.1 ten behoeve van het vergroten van de
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
tot maximaal 65m²;
b
het bepaalde in artikel 5.2.3.a.2 ten behoeve van het vergroten van de
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
tot maximaal 80m²;
c
het bepaalde in artikel 5.2.3.a.3 ten behoeve van het vergroten van de
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
tot maximaal 95m²;
d
het bepaalde in artikel 5.2.3.b ten behoeve van het verkleinen van de
afstand van een aan- en of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot het verlengde
van de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of
uitbouw of bijgebouw voor het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
e
het bepaalde in de artikelen 5.2.3.a 1,2 en 3 ten behoeve van vergroten
van de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde aan- en uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen tot de oppervlakten genoemd in de leden a, b, en c
vermeerderd met 20m² in verband met het gebruik als afhankelijke woonruimte
voor mantelzorg, mits vooraf een advies is verkregen van een onafhankelijk
deskundige.
f
het bepaalde in de artikelen 5.2.3.a 1,2 en 3 ten behoeve van het
toegestane bebouwingspercentage tot maximaal 70%, mits voldaan aan de volgende
voorwaarden:
1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden niet evenredig worden geschaad;
2. het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt
geschaad.
5.4
Gebruiksregels
Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende
gebruiksregels:
b
voor de categorie appartementen sociaal wordt een parkeernorm van 1,4
parkeerplaats per woning nagestreefd;
c
voor de categorie senioren appartementen sociaal wordt een parkeernorm
van 0,5 parkeerplaats per woning nagestreefd.
d
voor het bepaalde in artikel 5.4 lid a t/m c geldt voor het plangebied
een minimale parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning.
5.4.2
Toegestaan gebruik
De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is
toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
De woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
b
Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in
de omgeving;
c
Het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis gebonden beroepen is niet
groter dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning inclusief aan-
en bijgebouwen, met een maximum van 30m².
d
Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de bestaande
parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer;
e
Er mogen geen prostitutie-, horeca- en detailhandelsactiviteiten
plaatsvinden.
5.5
Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1
Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een
omgevingsvergunning af te wijken van:
a
het bepaalde in artikel 5.4a ten behoeve van het uitoefenen van een aan
huis verbonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de
vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 45m², waarbij geldt dat:
1. Een directe relatie moet bestaan tussen het bedrijf en/of beroep en de
bewoner van de
woning;
2. Geen sprake mag zijn van een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandel
of
ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
3. Detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de
uitoefening van
een aan huis verbonden bedrijf;
4. Geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit mag
plaatshebben.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan
van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
8.1
Ondergronds bouwen
Het is toegestaan om ondergrondse gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde te realiseren, onder de volgende voorwaarden:
a
de bouwwerken zijn gebouwd binnen de grenzen van het bestemmingsvlak;
b
de maximale verticale bouwdiepte van het bouwwerken is 3m.
9.1
Verboden gebruik
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste
lid Wro wordt in elk geval verstaan:
a
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of
andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is
voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het
onderhoud van watergangen;
b
het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen,
materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of
vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van
of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een
winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
c
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
d
het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve
van een seksinrichting en/of prostitutie.
Burgemeester en wethouders kunnen met een
omgevingsvergunning afwijken van:
a
in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en
inhoudsmaten,percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is
toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en
inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
b
de regels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden,
waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10m, en deze noodzakelijk
is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig
gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
c
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen
zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van
zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40m;
d
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen
zijnde wordt vergroot tot maximaal 10m.
10.2
Voorwaarden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken als
bedoeld in 10.1, mits:
1.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en
nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
2.
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet
onevenredig
11.1
Procedure bij wijziging
Burgemeester en wethouders geven in geval van wijziging van
het bestemmingsplan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke ordening, toepassing aan de uniforme openbare
voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht.
Op de voorbereiding van een besluit tot het afwijken als
bedoeld in deze regels is de volgende procedure van toepassing:
b
voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in één of meer dag-, nieuws-
of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze kennis gegeven van het
ontwerpbesluit;
c
in de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage
zullen liggen, wie in de gelegenheid gesteld wordt om een zienswijze in te
dienen en op welke wijze dit dient te gebeuren;
d
binnen de genoemde periode in lid 11.2 onder a, kunnen belanghebbenden
hun zienswijze over het ontwerpbesluit schriftelijk kenbaar maken.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van
onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in
artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van
de volgende onderwerpen:
a
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de
stedenbouwkundige bepalingen;
b
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse
hoofdtransportleidingen;
e
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f
de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotregels
1. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2. na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee
jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning
afwijken van lid 13.1 a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als
bedoeld in lid met 13.1 a met maximaal 10 %.
c. Lid
13.1 a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
b
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld
in lid 13.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
c
Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2 onder a, na de inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d
Lid 13.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in
strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het
bestemmingsplan ’t Boemeltje en ‘t Mooriaantje
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 6 maart 2012.