Bestemmingsplanregels

 


INHOUD

 

Hoofdstuk 1  Inleidende regels  2

Artikel 1     Begrippen  2

Artikel 2     Wijze van meten  4

 

Hoofdstuk 2  Bestemmingsregels  5

Artikel 3     Wonen  5

 

Hoofdstuk 3  Algemene regels  6

Artikel 4     Anti-dubbeltelregel 6

Artikel 5     Algemene bouwregels  7

Artikel 6     Algemene gebruiksregels  8

Artikel 7     Algemene ontheffingsregels  9

 

Hoofdstuk 4  Overgangs- en slotregels  10

Artikel 8     Overgangsrecht 10

Artikel 9     Slotregel 11

 

 

 


 

 

Hoofdstuk 1  Inleidende regels

 

Artikel 1      Begrippen

 

1.1          plan

het bestemmingsplan ”Ettenseweg 30 Rijsbergen” van de gemeente Zundert.

 

1.2          bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0789.bpettenseweg30-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

 

1.3          aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4          aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5          bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.6          bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.7          bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.8          bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.9          bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.10       bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

 

1.11       bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.12       bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

 

1.13       bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.14       bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.15       dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

 

1.16       gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.17       gestapelde woning:

woning in een gebouw dat tenminste twee boven elkaar gelegen woningen bevat;

 

1.18       hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

1.19       nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

1.20       peil

a.              voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van die weg;

b.              in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 


Artikel 2      Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1          de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.2          de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.3          de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.4          de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.5          de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.6          oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 


 

Hoofdstuk 2  Bestemmingsregels

 

Artikel 3      Wonen

 

3.1     Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

 

3.2     Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

3.2.1     Hoofdgebouwen

a.       op deze gronden mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd;

b.       het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen de (bouw)aanduiding ‘vrijstaand’ [vrij] worden gebouwd;  

c.       de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 7 meter;

d.       de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 4 meter;

e.       de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 600 .

 

3.2.2.    Bijgebouwen

a.       bijgebouwen mogen uitsluitend binnen de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;

a.       de bouwhoogte van (aangebouwde) bijgebouwen en uitbouwen bedraagt ten hoogste 5 meter;

b.       de goothoogte van (aangebouwde) bijgebouwen en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;

c.       de gezamenlijke oppervlakte van (aangebouwde) bijgebouwen en uitbouwen bedraagt ten hoogste 80 .

 

3.2.3     Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

a.       de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen buiten de aanduiding ‘bouwvlak’ bedraagt ten hoogste 1 meter;

b.       de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 meter;

c.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.

 

3.3          Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van:

a.              het straat- en bebouwingsbeeld;

b.              de verkeersveiligheid;

c.              de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken.

 

3.4          Specifieke gebruiksregels

Op de gronden en bouwwerken zijn de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 6 van toepassing.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 


 

Hoofdstuk 3  Algemene regels

Artikel 4      Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 


Artikel 5      Algemene bouwregels

 

5.1          Bouwbepaling

Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden enig bouwwerk of complex van bouwwerken te bouwen, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven overeenstemmen, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.

 

5.2          Vergunningsvrij bouwen

Ongeacht het bepaalde in dit plan zijn vergunningsvrije bouwwerken, als bedoeld in de Woningwet, toegestaan.

 

5.3          Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden tot gebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen als stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, overstekende daken, putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen en hiermee vergelijkbare bouwdelen buiten beschouwing gelaten, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 


Artikel 6      Algemene gebruiksregels

 

6.1          Algemene gebruiksbepaling

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in dit plan gegeven bestemming(en).

 

6.2          Ontheffing

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in dit artikel onder lid 1, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

6.3          Procedure

Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in lid 2, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 


Artikel 7      Algemene ontheffingsregels

 

7.1          Afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de voorschriften van dit plan ten aanzien van:

a.              het in geringe mate afwijken van de plaats en de richting van de begrenzing der bestemmingen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

b.              het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten, voor zover daarvoor geen bijzondere vrijstellingsbevoegdheid in deze voorschriften is opgenomen, mits deze met niet meer dan 10% worden vergroot;

c.              de bouwhoogte van de bij de afzonderlijke artikelen toegelaten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die uitsluitend kunnen functioneren wanneer deze hoger zijn dan de bij de betreffende bestemmingen genoemde maximum bouwhoogte en dan wel tot een maximale bouwhoogte van 5 m.

 

7.2          Procedure

Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in lid 1, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 


Hoofdstuk 4  Overgangs- en slotregels

 

Artikel 8      Overgangsrecht

 

8.1          Overgangsrecht bouwwerken

a.              Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.              gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.              na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.              Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

c.              Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

8.2          Overgangsrecht gebruik

a.              Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.              Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.              Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.              Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 


Artikel 9      Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan “Ettenseweg 30 Rijsbergen”.

 

Terug naar inhoudsopgave