In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

 

 

 

 

Artikel 1

 

Begrippen

 

 

 

 

 

 

 

1.1

 

plan:

 

 

 

het bestemmingsplan “t Stokperdje” van de gemeente Zundert.

 

 

 

 

 

1.2

 

bestemmingsplan:

 

 

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.BPStokperdje-VS01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

 

 

 

 

 

1.3

 

aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten:

 

beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, consumentenverzorgend of hiermee gelijk te stellen terrein, met behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

 

 

bedrijf:

Het beroepsmatig verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk en het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor:

 

a.

geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt;

 

b.

waarvan de omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen past;

 

c.

de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft.

 

 

 

 

 

1.4

 

aanbouw:

 

een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw waarmee het al dan niet in verbinding staat en die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

 

 

 

 

1.5

 

aanduiding:

 

 

 

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

 

 

 

 

1.6

 

aanduidingsgrens:

 

 

 

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.7

 

achtererf:

 

 

 

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.

 

 

 

 

 

1.8

 

achtergevel:

 

 

 

de achterzijde of een denkbeeldige lijn van het hoofdgebouw.

 

 

 

 

 

1.9

 

bebouwing:

 

 

 

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

 

 

 

 

1.10

 

bebouwingsgrens:

 

 

 

de als zodanig aangegeven lijn, welke door een gebouw of een complex van gebouwen niet mag worden overschreden.

 

 

 

 

 

1.11

 

bebouwingspercentage:

 

 

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

 

 

 

1.12

 

bedrijf:

 

 

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten daaronder niet begrepen.

 

 

 

 

 

1.13

 

bestaande situatie:

 

 

 

ten aanzien van bouwwerken:

een bouwwerk, dat:

 

a.

op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;

 

b.

na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend.

 

ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

 

 

 

 

 

1.14

 

bestemmingsgrens:

 

 

 

de grens van een bestemmingsvlak.

 

 

 

 

 

1.15

 

bestemmingsvlak:

 

 

 

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

 

 

 

 

1.16

 

bouwen:

 

 

 

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

 

 

 

 

1.17

 

bouwgrens:

 

 

 

de grens van een bouwvlak.

 

 

 

 

 

1.18

 

 bouwlaag:

 

 

 

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, vliering en kelder.

 

 

 

 

 

1.19

 

bouwperceel:

 

 

 

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

 

 

 

 

1.20

 

bouwperceelgrens:

 

 

 

een grens van een bouwperceel.

 

 

 

 

 

1.21

 

bouwvlak:

 

 

 

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

 

 

 

 

1.22

 

bouwwerk:

 

 

 

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

 

 

 

 

1.23

 

bijgebouw:

 

 

 

een gebouw, al dan niet vrijstaand, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of afmetingen in visueel, functioneel en architectonisch opzicht onderscheidt en dat niet direct in verbinding staat met het hoofdgebouw.

 

 

 

 

 

1.24

 

coffeeshop:

 

 

 

een alcoholvrije horeca-inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt.

 

 

 

 

 

1.25

 

eerste bouwlaag:

 

 

 

de bouwlaag op de begane grond.

 

 

 

 

 

1.26

 

erf:

 

 

 

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

 

 

 

 

 

1.27

 

escortbedrijf:

 

 

 

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een ander plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

 

 

 

 

 

1.28

 

 erotisch getinte vermaaksfunctie

 

 

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

 

 

 

 

 

1.29

 

evenement

 

 

 

een voor het publiek toegankelijke en daarop gerichte activiteit op het gebied van sport, muziek of sociaal-cultureel dan wel maatschappelijk vlak met een beperkte duur. Onder de duur wordt niet begrepen de periode die benodigd is voor het opbouwen en afbreken van de voor de activiteit benodigde voorzieningen.

 

 

 

 

 

1.30

 

functie:

 

 

 

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

 

 

 

 

1.31

 

gebouw:

 

 

 

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

 

 

 

 

1.32

 

growshop:

 

 

 

een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

 

 

 

 

1.33

 

handel in softdrugs:

 

 

 

het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toegestaan dat de bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden.

 

 

 

 

 

1.34

 

hoofdgebouw:

 

 

 

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

 

 

 

 

1.35

 

kelder:

 

 

 

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 meter boven het peil.

 

 

 

 

 

1.36

 

kunstwerk:

 

 

 

een civieltechnisch dan wel beeldend kunstwerk.

 

 

 

 

 

 1.37

 

 luifel:

 

 

 

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund.

 

 

1.38

 

nutsvoorziening:

 

 

 

voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

 

 

 

 

 

1.39

 

omgevingsvergunning:

 

 

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

 

 

 

 

 

1.40

 

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

 

 

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

 

 

 

 

 

1.41

 

omgevingsvergunning voor het afwijken:

 

 

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

 

 

 

 

 

1.42

 

omgevingsvergunning voor het bouwen:

 

 

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

 

 

 

1.43

 

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:

 

 

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder g van de Wabo.

 

 

 

 

 

1.44

 

ondergronds:

 

 

 

beneden het peil.

 

 

 

 

 

1.45

 

overkapping:

 

 

 

een bouwwerk zonder eigen wanden, dat aan ten minste een deel van één zijde een gesloten wand kent.

 

 

 

 

 

1.46

 

perceelsgrens:

 

 

 

een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.

 

 

 

 

 

1.47

 

peil:

 

 

 

a.

voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

 

b.

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

 

 

 

 

1.48

 

prostitutie:

 

 

 

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

 

 

 

 

1.49

 

raamprostitutie:

 

 

 

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

 

 

 

 

 

1.50

 

seksinrichting:

 

 

 

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

 

 

 

 

1.51

 

smartshop:

 

 

 

een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling en verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

 

 

 

 

1.52

 

straatprostitutie:

 

 

 

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

 

 

 

 

1.53

 

tuin:

 

 

 

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, voor zover gelegen buiten het aangewezen bouwvlak.

 

 

 

 

 

1.54

 

weg:

 

 

 

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

 

 

 

 

 

1.55

 

woning:

 

 

 

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;

 

-

vrijstaande woning: een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen;

 

 -

 twee-aaneengebouwde woning:

 

 

a.

een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);

 

 

b.

een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen één of meer gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen (geschakeld);

 

-

aaneengebouwde woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;

 

-

gestapelde woning: een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

 

 

 

 

 

1.56

 

woongebouw:

 

 

 

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

 

 

 

 

 

1.57

 

zijerf:

 

 

 

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

 

 

 

 

 

1.58

 

zolder:

 

 

 

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.