REGELS

 

INHOUDSOPGAVE

 

 

 

I.         INLEIDENDE REGELS                                                                                  85

 

Artikel 1        Begrippen                                                                85

          Artikel 2        Wijze van meten                                                      91

 

II.       BESTEMMINGSREGELS                                                                               92                   

Artikel 3        Agrarisch                                                                92

          Artikel 4        Wonen                                                                    94

          Artikel 5        Waarde – Archeologie (dubbelbestemming)          99

 

III.      ALGEMENE REGELS                                                                                     101

 

          Artikel 6        Anti-dubbeltelregel                                                    101

          Artikel 7        Algemene bouwregels                                                102

          Artikel 8        Algemene afwijkingsregels                                         103

            Artikel 9        Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening             104

 

IV.       OVERGANGS- EN SLOTREGELS                                                                 105

 

          Artikel 10       Overgangsrecht                                                        105

          Artikel 11       Titel                                                                       106

 

 

BIJLAGEN

 

1          Bedrijvenlijst                                                                                                107

 

 

I.       INLEIDENDE REGELS

 

 

1          BEGRIPPEN

 

            het plan

partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Herziening 1983 van de gemeente Waalwijk;

 

het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NI.IMRO.0867.bpwspbenedenkstr72-VO01;

 

A        a.1 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

          a.2 aanduidingsgrens

          de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

a.3 aangebouwd bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw dan wel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

          a.4 achtergevel

          gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorgevel;     

 

            a.5 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen geheel of overwegend door middel van handwerk;

 

            a.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden

 

B        b.1 bebouwing

          één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

          b.2 bebouwingspercentage

een op de plankaart dan wel in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

          b.3 bedrijfsmatige activiteiten (bij bestemming Wonen)

- het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

- uitoefening van ambachtelijke bedrijvigheid;

in of bij een woning waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de

activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud

van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend; 

         

          b.4 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;      

 

          b.5 beroepsmatige activiteiten (bij bestemming Wonen)

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

 

          b.6 bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan:

- bestaat of in uitvoering is;

- mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag

  vóór dat tijdstip is ingediend;

 

          b.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

          b.8 bestemmingsvlak

          een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

b.9 bijgebouw

gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, onderscheid wordt gemaakt in aangebouwde en vrijstaande gebouwen;

 

          b.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

          b.11 bouwgrens

          de grens van een bouwvlak;

 

          b.12 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

          b.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

          b.14 bouwperceelgrens

          de grens van een bouwperceel;

 

 

          b.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

          b.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

D         d.1 dak

          iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

d.2 dakopbouw

een toevoeging aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand van het dak die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;   

         

          d.3 denkbeeldige maximale contour (van het dak)

Maximale contour die niet op de plankaart is aangegeven maar (denkbeeldig) ontstaat door combinatie van een aantal in dit plan te bepalen voorschriften waarbij de maximale contour geheel of gedeeltelijk gebruikt kan worden voor het dak van een hoofdgebouw;

 

          d.4 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending ( anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit), daaronder mede begrepen ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat en essentieel onderdeel is van de verkoop van goederen, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen;

         

d.5 dienstverlening

- het verlenen van economisch-maatschappelijke diensten aan derden, onder dienstverlenende bedrijven of dienstverlenende instellingen zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

- de uitoefening van administratieve werkzaamheden zoals kantoren en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

 

E        e.1 eerste bouwlaag

          de bouwlaag op de begane grond;

 

          e.2 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;   

 

G       g.1 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

          g.2 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

 

H       h.1 halfvrijstaande woningen

          - woningen waarbij sprake is van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

- woningen waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens valt zonder dat sprake is van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

 

          h.2 hoekperceel

          Het perceel dat is gelegen op de hoek van twee openbare gebieden;

 

          h.3 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

 

          h.4 hoofdgebouw

Een gebouw, dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op het bouwperceel valt aan te merken;

 

          h.5 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig logies verstrekken, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, waarbij de volgende indeling in soorten horeca wordt gehanteerd:

4     lichte horeca:

2      aan de detailhandelsfunctie verwante horeca zoals: automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom, traiteur, bezorgen en/of afhaalservice;

3      overige lichte horeca zoals hotel, restaurant al dan niet met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, fastfood restaurants);

5     middelzware horeca:

bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken zoals: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, coffeeshop, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen);

6     zware horeca:

bedrijven die voor een goed functioneren ook ’s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen zoals: discotheek, nachtclub, partycentrum; regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;

 

M         m.1 maatschappelijke voorzieningen

sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs;

 

O       o.1 ondergronds bouwen    

          bouwen onder peil;

 

          o.2 open opslag

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen; tijdelijke opslag van goederen ten behoeve van bedrijfsvoering is wel toegestaan;

 

          o.3 overkapping met open constructie

een gebouw met maximaal twee wanden, die al dan niet tot de constructie zelf behoren;      

 

P        p.1 peil

a. voor een gebouw, gelegen op een afstand van maximaal 1 meter uit de wegkant: de hoogte van de kruin van de weg;

b. voor andere gebouwen en ‘bouwwerken, geen gebouwen zijnde’: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;

c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

 

          p.2 perceelsgrens

          grens van het bouwperceel;

 

S        s.1 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

         

V        v.1 variabel bouwvlak hoofdgebouwen

bouwvlak voor hoofdgebouwen dat niet op de plankaart is aangegeven maar dat (denkbeeldig) ontstaat door combinatie van een aantal in dit plan te bepalen voorschriften en in situering kan variëren binnen de voorschriften;

 

          v.2 voorgevel

de gevel aan de voorzijde van een hoofdgebouw gerelateerd aan de ligging van de voorgevellijn voor hoofdgebouwen zoals deze op de plankaart is aangegeven;

 

v.3 voorgevellijn hoofdgebouw

de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn waarin of waar achter de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd, behoudens krachtens de voorschriften toegelaten afwijkingen;

 

          v.4 vrijstaand bijgebouw

een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

          v.5 vrijstaande woning

woning waarbij sprake is van een hoofdgebouw dat vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat;

 

W       w.1 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

          w.2 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden;

 

          w.3 woningen in gesloten bebouwing

          woningen waarbij sprake is van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

 

Z        z.1 zadeldak

          een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrisch profiel;

 

          z.2 zijgevel

          een gevel van een gebouw, niet zijnde voor- of achtergevel;

 


2          Wijze van meten

           

a          de afstand tot de bestemmingsgrens

          de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens;

b          de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

          de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens (perceelscheiding van het bouwperceel);

c        de afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel

          de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

d          de breedte van bouwpercelen

tussen de zijdelingse perceelscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens;

e          het bruto-vloeroppervlak van een gebouw

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies;      

f           de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

g          de goothoogte van een bouwwerk

            vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het   boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

h          de (bouw)hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

i         de nokhoogte van een bouwwerk

vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil;

j           de hoogte bouwlaag

bovenkant vloer tot bovenkant vloer;

k          de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

l           de lengte, breedte en diepte bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

m         de oppervlakte van een bouwwerk

          tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;    

n          de diepte variabel bouwblok hoofdgebouwen

            loodrecht vanaf de voorgevellijn hoofdgebouwen

o          de breedte variabel bouwblok hoofdgebouw

evenwijdig aan de voorgevellijn, te meten vanaf het buitenwerkse gevelvlak en/of het hart van de scheidingsmuur van één van de zijgevels;

p          de verticale diepte

vanaf onderkant vloer van het ondergrondse bouwwerk tot aan het peil.

 


II.     BESTEMMINGSREGELS

 

 

3          AGRARISCH

 

3.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   de uitoefening van een agrarisch bedrijf dan wel het hobbymatig boeren met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

     met aan lid a ondergeschikte:

b    waterhuishoudkundige voorzieningen;

c   sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;

d    tuinen;

      met de bij lid a tot en met f behorende:

e   bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van schuilgelegenheden voor vee en tijdelijke lage ondersteunende voorzieningen.

 

3.2      Bouwregels

 

3.2.1  Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2  Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

a   schuilgelegenheden voor vee, mits

1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;

2. de maximale oppervlakte per schuilgelegenheid niet meer bedraagt dan 15 m², met dien verstande dat het aaneengesloten perceel waarop de schuilgelegenheid wordt geplaatst een minimale omvang van 0,5 hectare heeft.

b   tijdelijke lage ondersteunende voorzieningen, mits;

          1. de hoogte niet meer dan 1m bedraagt.

 

3.2.3  Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in artikel 3.2.1 tot en met 3.2.2 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.

 

3.3      Nadere eisen

 

         Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

a    een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;

b    de waarborging van de milieusituatie;

c    het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en privacy;

d   het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

 

3.4      Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1  Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

 

3.4.2    Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 3.4.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

        gronden en bouwwerken als veestal;

        gronden ten behoeve van open opslag;

        gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

        gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

3.5      Afwijken van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

3.6      Strafregel

 

Overtreding van het bepaalde in artikel 3.4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.

 


4          WONEN

 

4.1      Bestemmingsomschrijving

 

          De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   hoofdgebouwen ten behoeve van woonhuizen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van:

          – beroepsmatige activiteiten in het hoofdgebouw, op een maximum van 30 m² van het bruto-vloeroppervlak van het hoofdgebouw;

          – beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, door bij omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels onder de voorwaarden zoals gesteld in lid 4.5.1.

met de bij lid a behorende:

b    aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;

c    tuinen en erven;

d   bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

4.2      Bouwregels

 

4.2.1  Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende regels:

a   als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b   de hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding “vrijstaand” mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;

c    de hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding “twee-aaneen” mogen uitsluitend geschakeld of twee-aaneen worden gebouwd; 

d   per bestemmingsvlak mag maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal woningen worden gebouwd;

e    een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het variabel bouwvlak en binnen de maximale contour worden gebouwd;

f    de diepte van een hoofdgebouw is groter dan de breedte;

g    het variabel bouwvlak wordt bepaald door de leden h tot en met l;

h    het variabel bouwvlak ligt in de voorgevellijn hoofdgebouwen;

i     de afstand van het variabel bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel dient minimaal te zijn:

     1   bij vrijstaande woningen totaal tot beide perceelsgrenzen 6 meter, met een minimum van 1,5 meter;

     2   bij halfvrijstaande woningen aan één zijde 3 m;

j    de oppervlakte van het variabel bouwvlak bedraagt bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen maximaal 150 m²;

k    de diepte van het variabel bouwvlak bedraagt maximaal 22 m;

l     indien een hoofdgebouw aanwezig is of daarvoor een bouwvergunning is verleend, geldt in aanvulling op het bepaalde in lid k ook het volgende:

1    indien binnen 3 m van de voorgevellijn hoofdgebouwen sprake is van een bestaand aangebouwd bijgebouw wordt dit bijgebouw voor de

     toepassing van lid k en l, onder 2, 3 en 4 geacht onderdeel uit te maken van het hoofdgebouw; de breedte van het variabel bouwvlak kan daarbij niet groter worden als bepaald in lid k;

2    de breedte van het variabel bouwvlak wordt gemeten vanaf één van de zijgevels van het hoofdgebouw in de richting van het hoofdgebouw;

3    indien één van de zijgevels van het hoofdgebouw niet in de voorgevellijn hoofdgebouwen is geplaatst, dient de breedte van het variabel bouwvlak te worden gemeten vanaf de zijgevel die wel in de        voorgevellijn hoofdgebouwen is geplaatst;

4    indien beide zijgevels van het hoofdgebouw niet in de voorgevellijn hoofdgebouwen zijn geplaatst, dient de breedte van het variabel bouwvlak te worden gemeten vanaf de zijgevel die het dichtste      achter de voorgevellijn hoofdgebouwen is geplaatst.

m   de maximale contour wordt bepaald door de leden n tot en met o;

n   ter plaatse van de breedtelijnen of dieptelijnen van het variabel bouwvlak bedraagt de goothoogte van de maximale contour de op de plankaart aangegeven goothoogte;

o    vanaf de goothoogte zoals in lid n bepaald is, wordt het dakvlak van de ‘maximale contour’ bepaald door een hellingshoek van 45 graden tot aan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte;

p    indien een hoofdgebouw aanwezig is of daarvoor een bouwvergunning is verleend, geldt in aanvulling op het bepaalde in lid n en o ook het volgende:

1   de richting van de maximale contour wordt bepaald door de richting van het dakvlak van het gedeelte van het hoofdgebouw dat in de voorgevellijn hoofdgebouwen is gelegen;

2   op plaatsen waar in de bestaande situatie binnen het variabel bouwvlak de maximale contour zoals bedoeld in lid n, 0 en p1 overschreden wordt, geldt de bestaande situatie als maximale contour.

q    de voorgevel van het hoofdgebouw dient voor minimaal 75% te worden opgericht in de voorgevellijn hoofdgebouwen;

r   in het verlengde van de zijgevels achter het hoofdgebouw dient een minimale ruimte van 25 m² onoverdekt en onbebouwd aanwezig te blijven; deze oppervlakte mag al dan niet in het variabel bouwvlak zijn gelegen;

s    in afwijking van het bepaalde in lid e mag binnen het variabel bouwvlak de maximale contour worden overschreden indien het bestaande dak wordt verlengd en mits de bestaande dakvorm niet wordt veranderd;

t     indien binnen het bestemmingsvlak scheidingslijnen zijn opgenomen gelden de aanduidingen zoals bedoeld in de leden b, c, d voor het deelgebied tussen de grenzen van het bestemmingsvlak en/of de scheidingslijn(en).

 

4.2.2   Voor het bouwen van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende regels:

a   bijgebouwen dienen achter de voorgevellijn hoofdgebouwen te worden geplaatst;

b   de totale diepte van het hoofdgebouw met de daaraan aangebouwde bijgebouwen, te meten vanaf de voorgevellijn hoofdgebouwen, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;

c   in het verlengde van de zijgevels achter het hoofdgebouw moet per perceel een minimale ruimte van 25 m² onoverdekt en onbebouwd aanwezig blijven; deze oppervlakte mag al dan niet in het variabel bouwvlak zijn gelegen;

d    binnen het variabel bouwvlak zoals bedoeld in lid f van artikel 4.2.1 mogen bijgebouwen gebouwd worden mits de maximale contour niet wordt overschreden zoals bedoeld in lid l van artikel 4.2.1;

e    op het gedeelte van het perceel buiten het variabel bouwvlak mag de totale oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen maximaal 50% bedragen;

f     in aanvulling op het bepaalde in de leden a tot en met c en e mogen buiten het variabel bouwvlak bijgebouwen gebouwd worden mits:

1   de totale oppervlakte van bijgebouwen per perceel maximaal 70 m² is;

2   de afstand tot de voorgevellijn hoofdgebouwen minimaal 3 m is met dien verstande dat een overkapping met een open constructie tot in de voorgevellijn hoofdgebouwen mag worden gebouwd;

     3   op hetzelfde perceel de afstand minimaal 1 m bedraagt tussen:

          – hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen;

          – aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;

          – vrijstaande bijgebouwen onderling;

4   buiten het variabel bouwvlak bij vrijstaande woningen slechts aan één (verlengde van een) zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen aanwezig zijn;

5   de goothoogte maximaal 3,1 m bedraagt of ingeval van een aangebouwd bijgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;

6   de nokhoogte maximaal 5 m bedraagt;

7   in afwijking van het bepaalde in sub 5 de goothoogte van een overkapping met een open constructie voor zover deze is gelegen op een afstand van minder dan 3 m achter de voorgevellijn hoofdgebouwen maximaal 3,1 m is en voorzien van een plat dak;

8   de dakhelling van het aangebouwde bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de dakhelling van het dakvlak van het hoofdgebouw waaraan wordt bijgebouwd en de dakhelling van het vrijstaande bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de flauwste dakhelling van het hoofdgebouw;

g    in afwijking van het bepaalde in lid a mogen aangebouwde bijgebouwen vóór de voorgevellijn hoofdgebouwen worden gebouwd mits:

1   de diepte maximaal 1 m is;

2    de bouwhoogte maximaal 0,25 m hoger is dan de hoogte van de 1e bouwlaag van de woning, met een maximale bouwhoogte van 4 m;

3    de totale breedte maximaal 3/5 deel bedraagt van het gedeelte van de voorgevel dat in de voorgevellijn hoofdgebouwen valt, met een maximale breedte van 6 m;

4   de totale oppervlakte van de aangebouwde bijgebouwen maximaal 6 m² bedraagt.

 

4.2.3  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a   op de gronden achter de voorgevellijn hoofdgebouwen mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;

b   op de gronden vóór de voorgevellijn hoofdgebouwen mag de hoogte maximaal 1 m bedragen met uitzondering van vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen.

 

4.2.4   Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

a   ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de voorgevellijn hoofdgebouwen;

b    op plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden op basis van artikel 4.2.1 tot en met 4.2.3 mag ondergronds worden gebouwd, ook als boven het ondergrondse bouwwerk geen bovengrondse bouwwerk aanwezig is;

c    de verticale diepte van het ondergronds bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.

 

4.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:      

a   een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;

b    het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;

c   het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

 

4.4      Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1  Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

 

4.4.2  Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 4.4.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

a   het hoofdgebouw ten behoeve van beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m² van het bruto-vloeroppervlak;

b   vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van wonen;

c   gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

4.5      Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1  Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a en de artikelen 4.4.1 en 4.4.2 onder a voor de uitoefening van:

– beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m² bruto-vloeroppervlak in het

hoofdgebouw;

– beroepsmatige activiteiten in bijgebouw(en);

– bedrijfsmatige activiteiten in hoofdgebouw en/of bijgebouw, niet zijnde een overkapping met een open constructie;

mits:

a   de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

b   bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:

1   uitsluitend medewerking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijven en beroepen die genoemd zijn in bijlage 1 behorende bij deze voorschriften of indien zij niet voorkomen in deze bijlage, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in deze bijlage, mits:

          – het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;

– het geen inrichtingen betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van

het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI);

2   vast staat dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

3   het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming is;

4   het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijgebouwen uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is.

c   het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

d   op het bij de woning behorende perceel tenminste een parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd indien (een deel van) de bij de betrokken woning behorende garage niet meer als zodanig in gebruik is of gebruikt gaat worden ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

e   wordt voorzien in het parkeren op eigen terrein indien sprake is van bedrijvigheid die zich richt op de persoonlijke dienstverlening (zoals kapsalons, schoonheidssalons, pedicures en dergelijke);

f    het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

g   per perceel maximaal 100 m² van het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is;

 

4.5.2   Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1, indien strike toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

4.6      Strafregel

 

Overtreding van het bepaalde in artikel 4.4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.

 


5          WAARDE-ARCHEOLOGIE (dubbelbestemming)

 

5.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Waarde-Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden met een hoge verwachting.

 

5.2      Bouwregels

 

5.2.1  Het is verboden op of in de binnen de (dubbel)bestemming gelegen gronden te bouwen, met uitzondering van:

a    gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd;

b    het oprichten of uitbreiden van gebouwen met een oppervlakte van maximaal 100 m², waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 70 cm.

 

5.2.2  De bouwwerken, waarvoor het verbod van lid 5.2.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

5.3      Omgevingsvergunning uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

5.3.1  Het is verboden op of in de binnen de (dubbel)bestemming gelegen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a    grondwerkzaamheden dieper dan 70 cm en over een oppervlakte groter dan 100 m², waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het afgraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

b    het verlagen van het waterpeil;

c   het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij strobben worden verwijderd;

d   het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

e   het werken met opsporingsapparatuur (waaronder begrepen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.

 

5.3.2  De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 5.3.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

5.3.3  Het verbod, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien:

a    het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

b    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

c    de werken en werkzaamheden:

1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning;

d    het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

 

5.3.4  Aan een vergunning als onder lid 5.3.1 bedoeld kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

 

5.4      Wijzigingsbevoegdheid

 

          Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

a    deze dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

b    aan binnen de (dubbel)bestemming gelegen gronden (alsnog) een middelhoge verwachting toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van deze gronden, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

 

III.   ALGEMENE REGELS                                                             

 

 

6          ANTI-DUBBELTELREGEL

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waarvan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 


7          ALGEMENE BOUWREGELS

 

7.1      Overschrijding bouwgrenzen

 

De bouwgrenzen mogen in afwijking van aanduidinggrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels, worden overschreden door ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

 

8          ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS

 

8.1                Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor:

a    overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b    overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technische betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 


9          UITSLUITING AANVULLENDE WERKING BOUWVERORDENING

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a   de richtlijnen voor het verlenen van het bij omgevingsvergunning afwijken van de stedenbouwkundige bepalingen;

b    de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c    het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

d   de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

e    de ruimte tussen bouwwerken.

 


IV.    OVERGANGS- EN SLOTREGELS            

 

 

10        OVERGANGSRECHT

 

10.1    Overgangsrecht bouwwerken

         

10.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot

a   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b    na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet tenietgaan.

 

10.1.2 Eenmalig kan bij omgevingsvergunning afgeweken worden van het bepaalde in lid 10.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in lid 10.1.1 met maximaal 10%.

 

10.1.3 Lid 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

 

 

10.2    Overgangsrecht gebruik

 

10.2.1 Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

10.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

10.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2.1, na de inwerkingtreding van dit plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

10.2.4 Lid 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.

 

 


11        SLOTREGEL

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Benedenkerkstraat 72 van de Gemeente Waalwijk.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Waalwijk, gehouden op 12 september 2013.

 

 

          De voorzitter,                                       De griffier,